Válassza ki azokat a kísérleti funkciókat, amelyeket ki szeretne próbálni

Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.

Dokumentum 32001D0246

    2001/246/EG: Beschikking van de Commissie van 27 maart 2001 houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1018)

    PB L 88 van 28.3.2001., 21—23. o. (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    A dokumentum hatályossági állapota Hatályos: Ez a jogi aktus módosult. Jelenlegi egységes szerkezetbe foglalt változat: 06/04/2001

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2001/246/oj

    32001D0246

    2001/246/EG: Beschikking van de Commissie van 27 maart 2001 houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1018)

    Publicatieblad Nr. L 088 van 28/03/2001 blz. 0021 - 0023


    Beschikking van de Commissie

    van 27 maart 2001

    houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1018)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2001/246/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG(2), en met name op artikel 10,

    Gelet op Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer(3), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 13, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 13, lid 3, van Richtlijn 85/511/EEG zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot noodvaccinatie.

    (2) Krachtens de in dat artikel vastgelegde beginselen moet het besluit om tot noodvaccinatie over te gaan, worden afgewogen tegen de wezenlijke belangen van de Gemeenschap, die niet in gevaar mogen worden gebracht.

    (3) Op grond van de melding van uitbraken van mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Ierland heeft de Commissie de Beschikkingen 2001/172/EG(4), 2001/208/EG(5), 2001/223/EG(6) en 2001/234/EG(7) tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in de respectievelijke lidstaten vastgesteld.

    (4) Afgezien van de maatregelen in het kader van Richtlijn 85/511/EEG wordt in Nederland als voorzorgsmaatregel ook gebruik gemaakt van het preventief doden van gevoelige dieren op de bedrijven in de onmiddellijke nabijheid van besmette of verdachte bedrijven, waarbij rekening wordt gehouden met de epizoötiologische situatie en met de hoge dichtheid van gevoelige dieren in bepaalde delen van het grondgebied.

    (5) Het doden van dieren in verband met een ziekte moet plaatsvinden overeenkomstig Richtlijn 93/119/EEG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden(8).

    (6) Het op grote schaal doden van dieren op besmette of verontreinigde bedrijven kan er al snel toe leiden dat de capaciteit voor het veilig vernietigen van karkassen is opgebruikt waardoor onvermijdelijk vertraging ontstaat bij het preventief doden, wat dan weer kan leiden tot verdere verspreiding van het virus.

    (7) De bevoegde autoriteiten van Nederland hebben bij de Commissie een programma ingediend inzake de toepassing van vaccinatie als aanvullend instrument bij de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer in combinatie met het preventief doden van dieren van gevoelige soorten. Hoewel het gebruik van vaccin in het kader van preventieve doding alleen nut heeft wanneer de periode waarmee het doden naar verwachting moet worden uitgesteld, langer is dan de periode die nodig is om voldoende immuniteit op te bouwen om virusverspreiding effectief tegen te gaan, mag vaccinatie er in geen enkel geval leiden tot een vertraging van het tempo waarin het aantal dieren van gevoelige soorten rond een uitbraak wordt gereduceerd.

    (8) In zijn verslag van 10 maart 1999 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren aanbevelingen gedaan inzake de ingeval van noodvaccinatie tegen mond- en klauwzeer te volgen strategie; met die aanbevelingen moet rekening worden gehouden(9).

    (9) Toepassing van vaccinatie zal onvermijdelijk de status ten aanzien van mond- en klauwzeer in het internationale handelsverkeer in het gedrang brengen, niet alleen voor de lidstaat of het deel van het grondgebied van de lidstaat waar vaccinatie wordt uitgevoerd.

    (10) Voordat een besluit inzake noodvaccinatie wordt genomen, moet de Commissie ervoor zorgen dat de te nemen maatregelen ten minste de maatregelen omvatten die zijn vermeld in artikel 13, lid 3, eerste tot en met zesde streepje, van Richtlijn 85/511/EEG.

    (11) Deze beschikking heeft ten doel vast te stellen onder welke voorwaarden Nederland noodvaccinatie mag toepassen.

    (12) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Voor de toepassing van deze beschikking gelden de onderstaande definities:

    1. Preventieve doding: het doden van gevoelige dieren op bedrijven in een gebied met een bepaalde straal rond een bedrijf waarvoor de in artikel 4 of artikel 5 van Richtlijn 85/511/EEG vastgestelde beperkende maatregelen van toepassing zijn.

    Deze doding heeft ten doel het aantal dieren van gevoelige soorten in een besmet gebied snel te doen dalen.

    2. Suppressievaccinatie: noodvaccinatie van dieren van gevoelige soorten op geïdentificeerde bedrijven in een bepaald gebied, het vaccinatiegebied, die uitsluitend wordt uitgevoerd in combinatie met preventieve doding als omschreven in punt 1.

    Deze vaccinatie heeft ten doel de hoeveelheid circulerend virus en het risico van virusverspreiding buiten het omschreven gebied dringend te verminderen, zonder evenwel vertraging bij het preventief doden te veroorzaken.

    Deze vaccinatie mag uitsluitend worden uitgevoerd wanneer het preventief doden van dieren van gevoelige soorten om een van de onderstaande redenen moet worden uitgesteld voor een periode die waarschijnlijk langer is dan de periode die nodig is om virusverspreiding effectief tegen te gaan door immunisatie:

    - beperkingen inzake de capaciteit om dieren van gevoelige soorten te doden overeenkomstig Richtlijn 93/119/EEG,

    - beperkingen inzake de beschikbare capaciteit om de gedode dieren te vernietigen overeenkomstig artikel 5, lid 2, tweede streepje, van Richtlijn 85/511/EEG.

    Artikel 2

    1. Onverminderd Richtlijn 85/511/EEG, en met name de artikelen 4, 5 en 9, mag Nederland besluiten gebruik te maken van suppressievaccinatie onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden.

    2. Voordat met de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt begonnen, ziet Nederland erop toe dat de lidstaten en de Commissie officieel in kennis worden gesteld van alle gegevens betreffende de geografische en administratieve omschrijving van het vaccinatiegebied, het aantal betrokken bedrijven, het tijdstip waarop met vaccineren wordt begonnen en dat waarop het vaccineren wordt voltooid, en de redenen voor deze maatregel.

    Vervolgens ziet Nederland erop dat de op grond van de eerste alinea verstrekte informatie onverwijld wordt aangevuld met de nodige gegevens inzake het doden van de gevaccineerde dieren, met name het aantal gedode dieren, het aantal betrokken bedrijven, het tijdstip waarop het doden is voltooid, en de wijzigingen in de voor het betrokken gebied geldende beperkende maatregelen.

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 27 maart 2001.

    Voor de Commissie

    David Byrne

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

    (2) PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

    (3) PB L 315 van 26.11.1985, blz. 11.

    (4) PB L 62 van 2.3.2001, blz. 22.

    (5) PB L 73 van 15.3.2001, blz. 38.

    (6) PB L 82 van 22.3.2001, blz. 29.

    (7) PB L 84 van 23.3.2001, blz. 62.

    (8) PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21.

    (9) http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scah/outcome_en.html

    BIJLAGE

    Voorwaarden voor de toepassing van suppressievaccinatie bij de bestrijding en uitroeiing van mond- en klauwzeer op grond van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 85/511/EEG

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Az oldal tetejére