Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1642

    Verordening (EG) nr. 1642/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1998/1999, van de werkelijke olijfolieproductie en van het bedrag van de productiesteun per eenheid

    PB L 187 van 26.7.2000, p. 43–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/1999

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1642/oj

    32000R1642

    Verordening (EG) nr. 1642/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1998/1999, van de werkelijke olijfolieproductie en van het bedrag van de productiesteun per eenheid

    Publicatieblad Nr. L 187 van 26/07/2000 blz. 0043 - 0044


    Verordening (EG) nr. 1642/2000 van de Commissie

    van 25 juli 2000

    tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1998/1999, van de werkelijke olijfolieproductie en van het bedrag van de productiesteun per eenheid

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2702/1999(2),

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2261/84 van de Raad van 17 juli 1984 houdende algemene voorschriften inzake de toekenning van de productiesteun voor olijfolie en de steun aan de producentenorganisaties(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1639/98(4), en met name op artikel 17 bis, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 5 van Verordening nr. 136/66/EEG is bepaald dat de productiesteun per eenheid moet worden verlaagd in elke lidstaat waar de werkelijke productie de in lid 3 van dat artikel bedoelde overeenkomstige gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt. Om de omvang van deze overschrijding te bepalen, moet, voor Spanje, Griekenland en Portugal, rekening worden gehouden met de ramingen van de productie van tafelolijven die tot olijfolie zijn verwerkt en die in olijfolie-equivalent zijn omgerekend aan de hand van de desbetreffende coëfficiënten als bedoeld in, respectievelijk, de Beschikkingen 98/605/EG(5), 98/619/EG(6) en 98/620/EG(7) van de Commissie.

    (2) In artikel 17 bis van Verordening (EEG) nr. 2261/84 is bepaald dat, met het oog op de vaststelling van het bedrag van de productiesteun per eenheid dat mag worden voorgeschoten, voor het betrokken verkoopseizoen een raming van de olijfolieproductie moet worden opgesteld. Dit bedrag moet op een zodanig niveau worden vastgesteld dat onverschuldigde betaling aan olijventelers wordt uitgesloten. Dit bedrag geldt eveneens voor in olijfolie-equivalent uitgedrukte hoeveelheden tafelolijven. Voor het verkoopseizoen 1998/1999 zijn de geraamde productie en het bedrag van de productiesteun dat kan worden voorgeschoten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2181/1999 van de Commissie(8).

    (3) Krachtens artikel 17 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2261/84 moet uiterlijk acht maanden na het einde van het verkoopseizoen de werkelijke productie worden vastgesteld waarvoor het recht op steun is erkend. Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2366/98 van de Commissie(9), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1273/1999(10), moeten de betrokken lidstaten de Commissie na elk verkoopseizoen, uiterlijk op 1 april, de hoeveelheid meedelen die voor steun in aanmerking wordt genomen. Uit deze mededelingen blijkt dat de voor steun in aanmerking genomen hoeveelheid voor het verkoopseizoen 1998/1999 voor Italië 452286 ton bedraagt, voor Frankrijk 2364 ton, voor Griekenland 562493 ton, voor Spanje 899991 ton en voor Portugal 33936 ton.

    (4) Het accepteren van deze hoeveelheden voor steun door de lidstaten impliceert dat de in de Verordeningen (EEG) nr. 2261/84 en (EG) nr. 2366/98 bedoelde controles zijn verricht. Met de vaststelling van de werkelijke productie aan de hand van de door de lidstaten meegedeelde gegevens betreffende de hoeveelheden die voor steun zijn geaccepteerd, wordt echter niet vooruitgelopen op de conclusies die kunnen worden getrokken bij verificatie van deze gegevens in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen.

    (5) Rekening houdende met de werkelijke productie moet ook het bedrag worden vastgesteld van de productiesteun per eenheid als bedoeld in artikel 17 bis, lid 2, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2261/84 die voor de in aanmerking komende hoeveelheden van de werkelijke productie moet worden betaald.

    (6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor het verkoopseizoen 1998/1999 bedraagt de werkelijke productie die voor de steun voor olijfolie, als bedoeld in artikel 17 bis, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2261/84 in aanmerking moet worden genomen:

    - 899991 ton voor Spanje,

    - 2364 ton voor Frankrijk,

    - 562493 ton voor Griekenland,

    - 452286 ton voor Italië,

    - 33936 ton voor Portugal.

    2. Voor het verkoopseizoen 1998/1999 bedraagt het bedrag van de productiesteun per eenheid product, als bedoeld in artikel 17 bis, lid 2, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2261/84, die wordt betaald voor de in aanmerking komende hoeveelheden van de werkelijke productie:

    - 112,16 EUR/100 kg voor Spanje,

    - 130,40 EUR/100 kg voor Frankrijk,

    - 99,05 EUR/100 kg voor Griekenland,

    - 130,40 EUR/100 kg voor Italië,

    - 130,40 EUR/100 kg voor Portugal.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 juli 2000.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66.

    (2) PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7.

    (3) PB L 208 van 3.8.1984, blz. 3.

    (4) PB L 210 van 28.7.1998, blz. 38.

    (5) PB L 289 van 28.10.1998, blz. 39.

    (6) PB L 295 van 4.11.1998, blz. 50.

    (7) PB L 295 van 4.11.1998, blz. 54.

    (8) PB L 267 van 15.10.1999, blz. 19.

    (9) PB L 293 van 31.10.1998, blz. 50.

    (10) PB L 151 van 18.6.1999, blz. 12.

    Top