Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0513

    2000/513/EG: Beschikking van de Commissie van 8 september 1999 betreffende de door Frankrijk toegekende staatssteun ten gunste van de onderneming Stardust Marine (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3148) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    PB L 206 van 15.8.2000, p. 6–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/08/2000

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/513/oj

    32000D0513

    2000/513/EG: Beschikking van de Commissie van 8 september 1999 betreffende de door Frankrijk toegekende staatssteun ten gunste van de onderneming Stardust Marine (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3148) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 206 van 15/08/2000 blz. 0006 - 0030


    Beschikking van de Commissie

    van 8 september 1999

    betreffende de door Frankrijk toegekende staatssteun ten gunste van de onderneming Stardust Marine

    (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3148)

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2000/513/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I

    PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2, VAN HET VERDRAG

    (1) De onderneming voor de verhuur en exploitatie van jachten, Stardust Marine (hierna "Stardust") is een vroegere dochteronderneming van Crédit Lyonnais die in 1995 werd ingebracht in het Consortium de Réalisations (CDR), de afsplitsingsstructuur waarin de verlieslatende activa van het Crédit Lyonnais waren ondergebracht. In juni 1997 heeft de Commissie via een klacht van een concurrent vernomen dat de onderneming door CDR was geherkapitaliseerd en vervolgens verkocht aan de onderneming FG Marine via een procedure die wordt aangevochten door de klager, die een veel hoger bod had uitgebracht. Na een briefwisseling met de autoriteiten en een bijeenkomst tussen de betrokken diensten van de Commissie en van het Franse ministerie van Financiën op 10 oktober 1997, heeft de Commissie bij schrijven van 8 december 1997 de autoriteiten in kennis gesteld van de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag. Op 9 februari 1998 hebben de autoriteiten hun antwoord, alsmede de door de Commissie in haar brief inzake de inleiding van de procedure gevraagde bescheiden, verstrekt. Na de publicatie van de mededeling van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(1), heeft de Commissie op 7 mei 1998 een schrijven ontvangen van J.M.T en vennoten, welke de onderneming is van de voormalige bestuurder van Stardust. Op 8 december 1998 heeft de klager in deze zaak de Commissie vervolgens een aanvullend dossier doen toekomen. De Commissie heeft deze informatie doorgezonden aan de autoriteiten, die haar hun opmerkingen hebben medegedeeld bijschrijven van 14 oktober 1998 en 17 februari 1999. Na de twee bijeenkomsten tussen de diensten van de Commissie, het Franse ministerie van Financiën en CDR op 5 mei en 28 mei 1999, hebben de Franse autoriteiten op 1 en 8 juni 1999 de Commissie twee aanvullende brieven doen toekomen.

    (2) In de brief inzake de inleiding van de huidige procedure heeft de Commissie aangegeven dat de volgende operaties steunelementen kunnen bevatten:

    - twee kapitaalinjecties ten gunste van Stardust door Altus Finance, de houdstermaatschappij van Crédit Lyonnais die Stardust in handen had, in 1994 en 1995, voor een totaal bedrag van 153,6 miljoen FRF;

    - twee kapitaalinjecties voor dezelfde begunstigde, door CDR, voor een totaal bedrag van 348,5 miljoen FRF, in 1996 en 1997;

    - de voorwaarden waaronder de onderneming werd geprivatiseerd, die eventueel hebben geleid tot de verstrekking van steun aan de overnemer FG Marine.

    (3) De Commissie heeft overigens bij de inleiding van de huidige procedure benadrukt dat andere transacties, zoals de leningen of de voorschotten in rekening courant die tot 1995 aan Crédit Lyonnais werden toegekend, eveneens steunelementen kunnen bevatten en in voorkomend geval onderzocht zullen worden in het kader van de huidige procedure.

    II

    STEUNMAATREGELEN TEN GUNSTE VAN STARDUST EN DE PRIVATISERING VAN DE ONDERNEMING

    (4) De onderneming Stardust is gespecialiseerd in de exploitatie van boten, meer bepaald jachten en jachthavens, alsook in makelaarsactiviteiten en handelsagentactiviteiten met betrekking tot nieuwe of tweedehandse zeilboten. De hoofdactiviteit van Stardust is de verkoop van cruisereizen op "bare boats" (boten zonder bemanning) die zij beheert en die in het bezit zijn van mede-eigenaars, de zogenaamde "medereders". Deze laatste bezitten "scheepsaandelen" van deze boten, dat wil zeggen delen van mede-eigendom. De onderneming werd in 1989 met het oog op de exploitatie en het beheer van grote cruisejachten opgericht en heeft kunnen profiteren van de mogelijkheden van de wet-"Pons" van 1986 op grond waarvan het toegelaten is belastingvrije investeringen te doen in de Franse gebieden en departementen overzee, waar een groot deel van haar vloot ingeschreven is.

    (5) De verbintenissen van Crédit Lyonnais hadden oorspronkelijk de vorm van leningen en garanties die door de bank SBT-Batif (dochteronderneming van Crédit Lyonnais) waren toegekend. De zeggenschap over Stardust wordt sinds 1994 uitgeoefend door Crédit Lyonnais via haar dochteronderneming Altus Finance. Aldus maakt Stardust deel uit van de activa van Crédit Lyonnais welke zijn ingebracht in CDR in het kader van het afstotingsplan van 1995 wegens de slechte kwaliteit van de activa en de verliezen die zij naar verwachting zouden genereren. Er zij op gewezen dat Stardust, als dochteronderneming van CDR, nog na 1995 en tot de privatisering ervan behoorde tot de groep Crédit Lyonnais, aangezien CDR tot eind 1998 een volle dochteronderneming van Crédit Lyonnais is gebleven, weliswaar niet geconsolideerd omdat de schulden van Crédit Lyonnais werden kwijtgescholden en overgenomen door de staat. Het management van Crédit Lyonnais heeft echter in geen enkel opzicht nog een rechtstreekse rol gespeeld bij het beheer van Stardust nadat deze was overgedragen aan CDR, omdat het beheer van CDR en Crédit Lyonnais volledig gescheiden werd, overeenkomstig Beschikking 95/547/EG van de Commissie van 26 juli 1995 betreffende de voorwaardelijke goedkeuring van de steun die door Frankrijk aan Crédit Lyonnais werd verleend(2).

    (6) Stardust bood in 1996 werkgelegenheid aan ongeveer 160 personen en beschikte over een op de balans ingeschreven totaal nettoactief van 360 miljoen FRF(3). De omzet bedroeg 178 miljoen FRF in 1995/1996 (het boekjaar 1995/1996 werd afgesloten op 30 juni 1996), hetgeen leidde tot een aanzienlijk verlies van 147 miljoen FRF waarvan 72 miljoen te wijten waren aan uitzonderlijke omstandigheden. Dit verlies, dat hoger was dan de omzet, volgde op een zeer aanzienlijk verlies in het vorige boekjaar (362 miljoen FRF) en heeft geleid tot een uiterst kritieke toestand welke uitmondde in een negatief eigen vermogen van de vennootschap (-350 miljoen FRF op 30 juni 1996), alsook tot een negatieve nettopositie waarvan nog zeer aanzienlijke verbintenissen buiten balans ten aanzien van de eigenaars van de in beheer gegeven boten moesten worden afgetrokken. Een particuliere onderneming in een dergelijke situatie had moeten worden geliquideerd, of, indien op dat moment sprake was geweest van een geloofwaardig vooruitzicht op herstel van de rendabiliteit, had kapitaal moeten worden ingebracht indien een dergelijke herkapitalisatie daadwerkelijk een voldoende grote vergoeding kon bieden aan de aandeelhouders.

    (7) Volgens de gegevens welke door de autoriteiten voorafgaand aan de inleiding van de huidige procedure zijn medegedeeld, heeft CDR, sinds de goedkeuring van de steunmaatregelen ten behoeve van Crédit Lyonnais door Beschikking 95/547/EG, het kapitaal van Stardust in twee fasen verhoogd. De eerste kapitaalverhoging vond plaats ingevolge een buitengewone algemene vergadering van 26 juni 1996. Op die vergadering werd besloten het kapitaal met 259,5 miljoen FRF te verhogen. De verhoging werd respectievelijk in juni 1996 (tweederde) en maart 1997 (het resterende derde) ten uitvoer gelegd. Een tweede kapitaalverhoging vond plaats ingevolge een buitengewone algemene vergadering van 5 juni 1997 en bedroeg 89 miljoen FRF. CDR was de enige inschrijver op beide kapitaalverhogingen voor een totaal bedrag van 348,5 miljoen FRF. Er dient te worden opgemerkt dat geen van beide operaties bij de Commissie is aangemeld. Zij is toen evenmin op de hoogte gesteld van de bijeenroeping en de resultaten van de twee buitengewone algemene vergaderingen.

    (8) Beide operaties kwamen volgens de autoriteiten bovenop de twee kapitaalverhogingen waarop in oktober 1994 en april 1995 was ingeschreven door Altus Finance via schuldvergelijking voor een totaal bedrag van 156,3 miljoen FRF. Deze verhogingen vonden plaats vóór de inbreng van Stardust in CDR en vóór Beschikking 95/547/EG. Beide verrichtingen werden destijds evenmin aangemeld bij de Commissie. Bovendien blijkt uit de door de autoriteiten aan de Commissie verstrekte gegevens dat andere financiële steunmaatregelen ten behoeve van Stardust eventuele elementen van steun konden bevatten zoals leningen van ondernemingen van het Crédit Lyonnais-concern en een renteloos aandeelhoudersvoorschot in rekening courant van juni 1995.

    (9) Na de laatste herkapitalisatie van juni 1997 heeft CDR haar participatie in Stardust ten bedrage van 99,99 % van het kapitaal, of 2 miljoen FRF, verkocht aan FG Marine. Deze overdracht geschiedde zonder onvoorwaardelijke offerteaanvraag. Volgens de Franse autoriteiten bestond de procedure erin dat met een twintigtal potentiële overnemers contact is opgenomen. Zeven ervan achtten inzage van het dossier nuttig. Drie ervan hebben blijk gegeven van hun voornemen om afzonderlijke activa te kopen. Drie andere ondernemingen hebben tenslotte een reële en uitvoerige aanbieding gedaan met het oog op de verwerving van het kapitaal van Stardust. De onderneming zou volgens de autoriteiten zijn verkocht aan de hoogst biedende, met name FG Marine, waarvan het bod ongeveer 40 miljoen FRF hoger was dan het tweede beste bod dat door de adviserende bank was gevraagd.

    (10) Bij de inleiding van de huidige procedure was de Commissie van mening dat de overdracht van Stardust niet gebeurd is op grond van de beginselen die een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure garanderen, zoals de Commissie deze heeft omschreven in haar XXIIIe Verslag over het mededingingsbeleid(4), waardoor alle steunvermoedens worden teniet gedaan. Tevens moet worden onderzocht waarom de autoriteiten het niet-gevraagde overnamebod van de klager voor een bedrag van 15 miljoen FRF hebben verworpen, hoewel dit veel hoger was dan het bod van FG Marine dat werd aanvaard. Wegens deze redenen heeft de Commissie het onderzoek naar de privatiseringsomstandigheden van Stardust in het toepassingsgebied van de huidige procedure opgenomen.

    III

    ANTWOORD VAN DE AUTORITEITEN

    (11) In hun schriftelijk antwoord van 8 februari 1999 hebben de autoriteiten betoogd dat de door Altus Finance uitgevoerde transacties met betrekking tot Stardust, alvorens de participatie aan CDR werd overgedragen, overeenkwamen met de normale beginselen van een investeerder in een markteconomie en, aangezien zij onder Beschikking 95/547/EG betreffende Crédit Lyonnais vallen, derhalve geen enkel steunelement bevatten. De autoriteiten waren van mening dat de door CDR uitgevoerde herkapitalisaties, na de afsplitsing van Stardust, in overeenstemming waren met Beschikking 95/547/EG.

    (12) Zij hebben bovendien benadrukt dat de herkapitalisaties van Stardust door CDR, die bestonden in de omzetting van schuldvorderingen in kapitaal, niet door de inbreng van aanvullende middelen werd voltrokken en dat CDR deze transactie onder identieke voorwaarden als die van een particuliere investeerder heeft uitgevoerd. Volgens de autoriteiten heeft CDR geprobeerd de kosten van dit dossier voor de staat zo laag mogelijk te houden.

    (13) Zoals de autoriteiten reeds voorafgaand aan de inleiding van de lopende procedure hebben betoogd, waren de door CDR uitgevoerde herkapitalisaties gerechtvaardigd omdat de kosten voor liquidatie van Stardust veel hoger zouden zijn geweest. Ter staving van dit argument hebben zij de volgende berekening van de liquidatiekosten ten laste van CDR voorgelegd:

    - vorderingen van CDR op de onderneming: verlies van 228 miljoen FRF;

    - vorderingen van CDR op de investeerders in scheepsaandelen: verlies van 180 miljoen FRF en vorderingen op de mede-eigenaars van de door Stardust beheerde boten: verlies van 60 miljoen FRF;

    - garanties voor de contracten met de medereders waarvan de verplichtingen werden overgedragen aan CDR: verlies van 172,2 miljoen FRF.

    (14) Zij meenden eveneens dat CDR door de liquidatie de facto dan wel de jure in de praktijk de mogelijkheid zou hebben verloren haar vorderingen te innen in zo'n 15 gerechtelijke procedures die direct of indirect tegen de voormalige bestuurder en medeaandeelhouder van Stardust, de heer Tissier, lopen. Ter ondersteuning van deze overweging hebben zij benadrukt dat het noodzakelijk was om de herinnering aan de onderneming levendig te houden om deze lopende rechtszaken met succes tot een goed einde te brengen.

    (15) Volgens de autoriteiten waren de herkapitalisaties van Stardust economisch gerechtvaardigd in het licht van het beginnend herstel van de onderneming. Subsidiair merkten zij op dat, zelfs indien de Commissie deze kapitaalinjecties als steun zou beschouwen, deze steun voldeed aan de voorwaarden inzake verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt zoals uiteengezet in de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(5). Zij betoogden onder meer dat de genomen maatregelen gekoppeld waren aan een herstructureringsplan dat de duurzame levensvatbaarheid van de onderneming garandeert, dat de transactie niet leidde tot de verstoring van de concurrentie waardoor het gemeenschappelijk belang kon worden geschaad en dat de eventueel geconstateerde steun in verhouding was met de kosten en de voordelen van de herstructurering.

    (16) De autoriteiten hebben bovendien nogmaals de voorwaarden gepreciseerd waaronder Stardust aan FG Marine werd verkocht, en geconcludeerd dat deze overdracht is verricht met inachtneming van de normale aanbestedingsprocedures, waaraan iedere marktdeelnemer van deze bedrijfstak kon deelnemen. Zij hebben eraan herinnerd dat CDR de potentiële kandidaten rechtstreeks heeft benaderd, wat zij voorheen reeds had vermeld en wat de Commissie heeft beschreven in haar mededeling betreffende de inleiding van de huidige procedure. In het licht daarvan had de adviserende bank van CDR contact opgenomen met 20 kandidaten, waarvan ongeveer tien buitenlandse ondernemingen of Franse dochterondernemingen van buitenlandse concerns. De autoriteiten hielden staande dat de verkoopcriteria overeenkwamen met een normale marktpraktijk en dat de overdrachtsprijs niet het enige criterium was toen de elementen buiten balans zoals de borgtochten of de gerechtelijke risico's in het spel kwamen. Volgens de autoriteiten bestaat er een constitutief verband, zo niet een collusie, of toch ten minste een objectieve belangenalliantie tussen de concurrent van Stardust die bij de Commissie een klacht heeft ingediend en de voormalige bestuurder van de onderneming, de heer Tissier. Zij waren van mening dat deze belangen niet die van Stardust waren maar er integendeel op gericht waren de onderneming uit de markt te stoten.

    (17) De autoriteiten hebben nadere gegevens verstrekt over het tijdschema voor de verkoop van de onderneming: de door de adviserende bank van CDR meegedeelde uiterste datum om een bod in te dienen was 19 februari 1997; op 6 maart 1997 werd een protocol van overdracht (met als opschortende voorwaarde een ministeriële goedkeuring) met de overnemer ondertekend; op 12 maart heeft CDR aan het ministerie van Economie en Financiën een goedkeuringsverzoek gericht. De klager heeft slechts op 2 april een schrijven gestuurd om contact op te nemen met het oog op een aanbieding. Op 4 april richtte de raadsman van de klager een schrijven aan het ministerie van Economie en Financiën waarin stond dat hij gemachtigd was om de te nemen maatregelen in het licht van de commerciële praktijken van Stardust te onderzoeken, wat volgens de autoriteiten wijst op de vijandige bedoelingen van de klager. Op 14 april heeft het ministerie van Economie en Financiën haar goedkeuring gegeven en het becijferde bod van de klager werd slechts op 16 april 1997 naar CDR gestuurd en was verbonden met voorwaarden die thans door de klager worden betwist (herkapitalisatie van de onderneming).

    (18) Bovendien betwistten de autoriteiten dat de bewoordingen van een op 14 juli 1993 door de directeur-generaal van Concurrentie van de Commissie geschreven brief nieuwe verplichtingen kunnen vormen. Zij waren derhalve van mening dat de verwijzing naar deze brief in de mededeling inzake de inleiding van de huidige procedure(6) niet relevant is om de privatiseringstransacties te onderzoeken. Zij zijn van oordeel dat het vermoeden van onwettigheid dat volgens de Commissie bestaat ten aanzien van de transacties die overigens conform zijn aan de normale commerciële praktijk, in strijd is met artikel 295 van het Verdrag.

    (19) De autoriteiten kwamen tot de slotsom dat de verschillende, onder de huidige procedure vallende transacties geenszins staatssteun inhielden en dat zij derhalve, in tegenstelling tot wat de Commissie in haar mededeling inzake de inleiding van de huidige procedure heeft beweerd, niet onderworpen zijn aan de verplichting tot aanmelding krachtens artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

    IV

    OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

    (20) In het kader van de huidige procedure heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de onderneming J.M.T. en vennoten, die door de voormalige bestuurder van Stardust, de heer Tissier, werd opgericht. De heer Tissier werd in 1995 door CDR uit het bestuur van Stardust verwijderd en is partij in verschillende rechtszaken met CDR en met Stardust. Hij heeft in het bijzonder de procedurevoorwaarden voor de privatisering van Stardust betwist omdat hij deze discriminerend achtte, en heeft de Commissie verschillende documenten doen toekomen om deze bewering te staven (zie deel V, onder iii).

    (21) Op 8 december 1998 heeft de Commissie aanvullende opmerkingen van de klager ontvangen, die zij de Franse autoriteiten heeft toegestuurd en waarop deze laatste bij schrijven van februari 1999 hebben geantwoord. Deze opmerkingen bevatten eveneens bijkomende aanwijzingen over de voorwaarden betreffende de privatisering van de onderneming, die hieronder worden uiteengezet.

    V

    EVALUATIE VAN HET STEUNKARAKTER VAN DE BETROKKEN MAATREGELEN

    i) Financiering van de onderneming door de groep Crédit Lyonnais vóór de afsplitsing ervan naar CDR.

    (22) Op de eerste plaats dient erop te worden gewezen dat de steun die eventueel was vervat in de door de groep Crédit Lyonnais, via haar participatiemaatschappij Altus, vóór 1995 aan Stardust toegekende financieringen niet toegestaan is krachtens de Beschikkingen 95/547/EG van 26 juli 1995 en 98/490/EG van 20 mei 1998 van de Commissie betreffende de door Frankrijk verleende steun aan de groep Crédit Lyonnais: de begunstigde ervan is Stardust en niet de bank. Het feit dat deze steun vervolgens mogelijk verliezen voor Crédit Lyonnais heeft gegenereerd, die door de staat werden gedekt in het kader van het reddings- en herstructureringsplan voor de bank, betekent niet dat zij niet het karakter van steun hebben voor de onderneming Stardust. Crédit Lyonnais was immers niet de onderneming die geprofiteerd heeft van de voor Stardust bestemde steun, maar die via welke de steun werd toegekend(7). De Commissie kan niet geacht worden steun goedgekeurd te hebben waarvan zij geen kennis had: de procedures tegen Crédit Lyonnais die geleid hebben tot de beschikkingen van juli 1995 en mei 1998 hadden betrekking op de aan de bank toegekende steun en de concurrentieverstoring die ten gevolge daarvan in de banksector werd geconstateerd. Bovendien moeten de betrokken maatregelen worden geanalyseerd in de context waarin zij werden toegekend, en niet achteraf: indien Crédit Lyonnais niet de moeilijkheden had gekend die ten grondslag lagen aan de beide beschikkingen van de Commissie, zouden de steunmaatregelen die zij voorheen aan ondernemingen zoals Stardust had toegekend, daarom nog niet hun steunkarakter verliezen.

    (23) De eventueel door deze steun ontstane verstoringen, die dienovereenkomstig moeten worden onderzocht, zijn verstoringen op het niveau van Stardust die gevolgen hebben voor de sector van de plezierscheepvaart. Er moet dus een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de steun die vóór 1995 aan Stardust werd verstrekt en de ten gunste van Crédit Lyonnais goedgekeurde steun. Wegens die redenen heeft de Commissie bij de inleiding van de huidige procedure rekening gehouden met het onderzoek naar de vóór 1995 door Altus Finance (de houdstermaatschappij van Crédit Lyonnais) uitgevoerde herkapitalisaties, en heeft zij er daarbij aan herinnerd dat deze steun volgens de vaste rechtspraak van het Hof op grond van de gevolgen ervan moet worden beoordeeld.

    (24) De Commissie kan dus het argument van de autoriteiten niet accepteren volgens hetwelke de bewuste maatregelen die vóór 1995 werden genomen, onder Beschikking 95/547/EG betreffende Crédit Lyonnais vielen.

    (25) Om te beoordelen of de financieringsmaatregelen ten gunste van Stardust steunelementen bevatten, plaatst de Commissie zich niet in de huidige situatie, daar het zeer negatieve resultaat van deze financieringen bekend is, maar in de situatie van vóór 1995, toen deze maatregelen door Crédit Lyonnais werden toegekend. Sinds het begin van het partnerschap tussen de dochteronderneming van Crédit Lyonnais, SBT (die na haar overdracht aan de afsplitsingsconstructie CDR-vorderingen werd), en Stardust, was de bank de enige bankier van de onderneming. Dit partnerschap heeft verschillende vormen, waaronder directe en indirecte leningen, aangenomen onder meer in de vorm van door SBT toegekende financieringen aan investeerders die scheepsaandelen in de door Altus beheerde boten wilden kopen, of in de vorm van borgen voor de financiering van deze investeringen. Deze praktijk was zeer riskant omdat SBT alle bankrisico's en een groot deel van de risico's buiten balans van de onderneming droeg. Deze praktijk heeft de risico's van SBT niet alleen ten aanzien van Stardust, maar tevens ten aanzien van de mede-eigenaars van de beheerde boten verhoogd. Het nemen van zoveel risico's zou tot een belangenconflict hebben geleid indien het tot een verbreking van de beheercontracten zou komen in samenhang met een liquidatie: in geval van een geschil tussen de aandeelhouders, de schuldeisers en de mede-eigenaars zou SBT, als schuldeiser van de onderneming en borg van de mede-eigenaars, tweemaal verliezen. Deze omstandigheden hebben haar ertoe aangezet een beleid te voeren dat gesteund was op een vlucht naar voren en permanente bijstand om een dergelijke situatie te vermijden indien het tot een faillissement van de onderneming zou komen. Dit wordt bevestigd door het feit dat, volgens de Franse autoriteiten zelf, een dergelijke positie als exclusieve financier, die door CDR werd overgeërfd, volgens de Franse wet de verplichting inhield om de schulden van Crédit Lyonnais en haar opvolger CDR aan te zuiveren in het geval van een liquidatie van de onderneming.

    (26) Een dergelijk gedrag strookt niet met de normale voorzichtige praktijk van een bankier. Op grond daarvan had Crédit Lyonnais haar risico's ten aanzien van de onderneming moeten inperken en bij de eerste alarmsignalen voorzieningen moeten aanleggen voor deze risico's en haar positie afbouwen of zelfs beëindigen. Uit de analyse van haar gedrag blijkt dat het omgekeerde zich heeft voorgedaan, en dat de moeilijkheden van Stardust, Crédit Lyonnais ertoe hebben gebracht haar risico's ten aanzien van Stardust te vergroten onder meer wegens het belangenconflict waarin zij zich bevond. Uit het permanent karakter van deze steun kan worden afgeleid dat het niet om een eenmalige managementfout van de bank gaat maar om voortdurende en opzettelijke maatregelen ter bevordering van de groei van de onderneming, waardoor Stardust werd bevoordeeld in vergelijking met de financieringsvoorwaarden die zij bij particuliere banken op de markt had kunnen krijgen. Tot eind 1994 heeft de bank door deze constante steun uiting gegeven aan haar vertrouwen in de onderneming en haar bestuur.

    (27) Hieruit kan worden geconcludeerd dat de door de groep Crédit Lyonnais nog vóór de herkapitalisatie van 1994 aan de onderneming verleende permanente steun niet het karakter had van de financiële bijstand die een particuliere bank in een markteconomie zou hebben toegekend. Om het steunkarakter van een financiële transactie met openbare middelen zoals deze te beoordelen, baseert de Commissie zich op het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie(8) en besluit zij dat er sprake is van staatssteun indien niet is voldaan aan dit beginsel, d.w.z. indien een particuliere investeerder onder dezelfde omstandigheden een dergelijke financiering niet zou hebben verricht. Deze steunmaatregelen, die de normale voorzichtigheid van een bankier te buiten gaan, hadden het karakter van steun, aangezien de openbare middelen die via Crédit Lyonnais in het kader daarvan werden toegekend, overheidsmiddelen waren in de zin van artikel 87 van het Verdrag.

    (28)

    TABEL 1

    VERLOOP VAN DE VERPLICHTINGEN VAN DE GROEP CRÉDIT LYONNAIS (MET INBEGRIP VAN CDR NA DE AFSPLITSING VAN DE ONDERNEMING IN 1995)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (29) Overigens hebben de Franse autoriteiten de Commissie een uittreksel van het register van "de grote risico's" van de groep Altus Finance in verband met het geval Stardust doen toekomen. Volgens het uittreksel was het risico van Altus Finance ten aanzien van de onderneming nog groter dan het in tabel 1 aangegeven bedrag, met name 775: miljoen FRF op 31 december 1994, omdat er behalve de in tabel 1 aangegeven vorderingen en schulden, aanzienlijke risico's buiten balans in verband met deze klant bestonden. Het balanstotaal op 31 december 1994 is niet bekend, aangezien het boekjaar op 30 juni 1995 werd afgesloten. Op dat tijdstip bedroeg het balanstotaal 359 miljoen FRF, tegen 334 miljoen FRF op 31 december 1993. Het lijkt er dus in ieder geval op dat de door Crédit Lyonnais genomen risico's in verband met deze onderneming minstens het dubbele van het balanstotaal bedroegen.

    (30) Volgens de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie stamde het geheel van de op 30 juni 1995 vastgestelde vorderingen van CDR, ten bedrage van 348 miljoen FRF (of circa het bedrag van 352 miljoen FRF op 31 december 1995 - zie tabel 1), uit de periode vóór de overheveling van Stardust naar de afstotingsconstructie. De eerste kapitaalinjectie door Crédit Lyonnais via de houdstermaatschappij Altus werd in oktober 1994 verricht en bestond erin in het kapitaal van de onderneming vorderingen ten belope van 37 miljoen FRF in te brengen, welke vorderingen Crédit Lyonnais had op de onderneming via SBT. Deze kapitaalverhoging vond plaats nadat het boekjaar 1993 met verlies werd afgesloten. Wegens de ernst van de situatie werden de rekeningen niet op 31 december 1994 afgesloten en werd het boekjaar met zes maanden verlengd tot een verlies van 300 miljoen FRF, waarvan 200 miljoen als buitengewoon resultaat, werd geconstateerd.

    (31) Volgens de autoriteiten werd de kapitaalverhoging aan Stardust toegekend in het kader van de plannen van de voormalige directie van de onderneming met de onderneming Swedish American Lines (SAL): op basis van zakenplannen die door een adviesbureau, ASA, bij de overname van Jet Sea en ATM werden opgesteld (welke de Commissie werden toegestuurd), waren de rendabiliteitsvooruitzichten van de onderneming goed. Volgens de Franse autoriteiten is de situatie van de onderneming echter in 1994 verslechterd, toen de heer Tissier riskante diversificatieoperaties heeft uitgevoerd. Bovendien had, nog steeds volgens de Franse autoriteiten, het voormalige bestuur (d.w.z. vóór de aanstelling van een nieuw bestuur door CDR in 1995) geen degelijke commerciële strategie ontwikkeld en de structuren niet gerationaliseerd teneinde een rendabele exploitatie van de boten te waarborgen. Bovendien liet een audit op het moment dat Altus de zeggenschap over de onderneming eind 1994 overnam, reeds zien dat er een voorzieningsbehoefte van ongeveer 203 miljoen FRF bestond, die vervolgens werd afgeboekt op de rekeningen van het op 30 juni 1995 afgesloten boekjaar, waardoor de verliezen van de onderneming nog groter werden. In een schrijven aan de Commissie van 17 februari 1999 hebben zij concluderend gesteld dat de verliezen van de onderneming, waardoor de herkapitalisaties noodzakelijk waren geworden, wel degelijk door de vroegere directie van Stardust waren veroorzaakt.

    (32) Volgens de autoriteiten werd de onderneming dus kennelijk slecht beheerd vóór 1995, ondanks de toenmalige optimistische vooruitzichten. Bovendien stelt de Commissie vast dat Stardust zich reeds in 1994 in een kritieke toestand bevond (zie tabel 2), zoals bleek uit de eind 1994 verrichte audit, dat de aanvullende bijstand van de bank en de kapitaalinjecties gezien de kritieke situatie van de onderneming geen enkel uitzicht boden op een vergoeding waarmee een particuliere investeerder tevreden kon zijn en dat de transacties zelfs waarschijnlijk voor een groot deel verlieslatend zouden zijn. Op grond daarvan kan er derhalve niet van worden uitgegaan dat het aangaan van bijkomende risico's ten aanzien van de onderneming in de vorm van een vermeerdering van de leningen (met meer dan 100 miljoen FRF, zie tabel 1 ) en een kapitaalinjectie in 1994, in overeenstemming was met het normale gedrag van een particuliere investeerder.

    (33) Op de bijeenkomsten in Brussel op 5 en 28 mei 1999 en in een schrijven van 1 juni 1999 hebben de Franse autoriteiten opnieuw het bestaan van enige steun bij deze operatie betwist. Volgens hen was de transactie ten aanzien van het criterium van de particuliere investeerder in een markteconomie volkomen verdedigbaar in de toenmalige context, op basis van een ambitieus bedrijfsplan van Stardust en de goede vooruitzichten voor de pleziervaartmarkt. De Commissie kan dit argument echter niet aanvaarden; zij heeft op deze bijeenkomsten benadrukt dat volgens haar weten geen enkele voorzichtige particuliere bank of onderneming met risicokapitaal risico's ter grootte van meer dan tweemaal haar balanstotaal zou hebben aangegaan ten aanzien van één en dezelfde onderneming, zelfs indien het om een rendabele en goed beheerde onderneming zou gaan. De Franse autoriteiten, aan wie de Commissie had gevraagd ter staving van hun argument, voorbeelden te geven van vergelijkbare risico's die door een particuliere investeerder zouden zijn genomen, waren niet in staat dit te doen.

    (34) De autoriteiten hebben in hun schrijven van 1 juni 1999 met name benadrukt dat de financiële ramp ten gevolge van de door de groep Crédit Lyonnais aangegane financiële verplichtingen te wijten was aan misleiding:

    - inzake de overname van de onderneming Jet Sea in 1993, die geen 170 maar slechts 30 schepen bezat, waarvoor een zaak werd aangespannen bij het Hof van Beroep van Florida;

    - inzake een overeenkomst met de Amerikaans-Zweedse onderneming SAL, die geen dochteronderneming meer bleek te zijn van de hotelketen Carlson Radisson zoals was bepaald in de partnerschapsovereenkomst met Stardust, waardoor deze overeenkomst nooit kon worden uitgevoerd;

    - [...](9).

    Op basis hiervan concluderen de autoriteiten dat de bank ernstig werd misleid, onder meer door het opstellen van valse balansen, en dat Stardust niet de werkelijke begunstigde was van de toegekende steun.

    (35) Hoewel de Commissie de mogelijkheid van een dergelijk bedrog niet betwist, is zij niet in staat zich uit te spreken over de daadwerkelijk door Stardust geleden schade, die in voorkomend geval door de nationale rechtbanken moet worden vastgesteld. In dit eventuele geval wijzigt dit bedrog evenwel niets aan het standpunt van de Commissie over het steungehalte van de onderzochte transacties: het feit dat de verliezen van Crédit Lyonnais en later die van CDR groter geworden zijn ten gevolge van deze misleidende handelingen doet dit niets af aan het onvoorzichtig karakter van de door Crédit Lyonnais aan de onderneming verstrekte financiering: doordat Crédit Lyonnais in de vorm van leningen en garanties risico's is aangegaan die meer dan tweemaal zo hoog waren dan het balanstotaal van Stardust, stelde zij zich niet alleen bloot aan risico's in geval van normale economische moeilijkheden van de onderneming, bijvoorbeeld door een inkrimping van de markt, maar ook in geval van buitengewone gebeurtenissen, zoals dit soort bedrog.

    (36) Het feit dat het optreden van de staat eventueel de met deze misleidende handelingen verbonden verliezen heeft kunnen dekken verandert evenmin iets aan het steunkarakter van dit optreden: in het normale bedrijfsleven moeten de ondernemingen zelf de financiële gevolgen van dergelijke gebeurtenissen uit hun eigen middelen kunnen dragen en kunnen zij slechts een beroep doen op de rechtbanken om schadeloosstelling te bekomen voor de gevolgen van een dergelijk bedrog. Iedere steunmaatregel van de staat zonder uitzicht op terugbetaling waardoor dergelijke gevolgen kunnen worden tenietgedaan, vormt staatssteun waarmee de lasten, zelfs indien zij uitzonderlijk zijn wegens bovenvermelde redenen, die normaal op het resultaat van een onderneming wegen, worden verlicht.

    (37) De middelen die het overheidsbedrijf Crédit Lyonnais via haar dochterondernemingen SBT en Altus voor deze transactie heeft vrijgegeven, zijn staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. De Commissie heeft normaal geen redenen om ervan uit te gaan dat een door Crédit Lyonnais toegekende financiering steun vormt. De meeste maatregelen die de bank vóór en na 1995 ondanks haar ernstige moeilijkheden heeft genomen, worden niet geacht steun te vormen en vallen in principe onder de commerciële logica van de markt, met het oog op het bereiken van een marge die tot het resultaat van de bank bijdraagt, zelfs indien is gebleken dat deze investeringen nadien tot verliezen hebben geleid. Slechts wanneer, zoals in dit geval, op basis van nauwkeurige feiten kan worden vastgesteld dat haar handelingen, in de juiste context geplaatst, niet voldeden aan de criteria van een particuliere investeerder in een markteconomie, merkt de Commissie deze maatregelen als steun aan.

    (38) Rekening houdend met de voorgaande elementen dienen derhalve, in het huidige geval, naast de in de vorm van een omzetting van schuldvorderingen in kapitaal toegekende steun, de financieringen in de vorm van garanties (voor de onderneming en haar klanten) en de leningen ten gevolge waarvan het financiële risico van Crédit Lyonnais ten aanzien van Stardust aanzienlijk hoger lag dan haar balanstotaal, te worden beschouwd als maatregelen die steunelementen bevatten. De kapitaalinjectie van oktober 1994 voor een bedrag van 44,3 miljoen FRF vormt slechts een klein onderdeel van de steun die was vervat in de financieringen van Crédit Lyonnais ten behoeve van de onderneming, waarvan het uitgestelde saldo naar CDR werd overgedragen (dat wil zeggen naar de staat, aangezien de verliezen van CDR door het mechanisme van de participatielening van het Etablissement Public de Restructuration et de Financement worden toegerekend aan de staat) nadat Stardust in 1995 in de afsplitsingstructuur CDR werd ondergebracht. Gezien de financiële situatie van de onderneming eind 1994, de door de groep Crédit Lyonnais genomen financiële risico's en de te verwachten verliezen die bij de audit van eind 1994 werden vastgesteld, waardoor voor meer dan 200 miljoen FRF nieuwe voorzieningen waren gerechtvaardigd, kon reeds sinds eind 1994 worden voorzien dat de uitgestelde lasten van deze steun honderden miljoen FRF zouden belopen.

    ii) Door Crédit Lyonnais aan Stardust toegekende steun die vervolgens ten laste kwam van CDR en werd geconstateerd tijdens de afsplitsing van Stardus van 1995 tot 1997

    (39) In haar Beschikking 98/490/EG betreffende de steun ten gunste van Crédit Lyonnais verklaart de Commissie dat "de middelen van CDR staatsmiddelen in de zin van artikel 92 van het Verdrag(10) zijn, niet alleen omdat CDR een 100 % dochteronderneming van een openbaar bedrijf is, maar ook omdat haar een door de staat gegarandeerde participatielening is verstrekt en de staat haar verliezen op zich neemt. De Commissie wijst erop dat voor de betrokken transacties geen afwijking van de verplichtingen van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag geldt en met name dat de Franse autoriteiten en CDR noch op grond van Beschikking 95/547/EG, noch op grond van de huidige beschikking van deze verplichtingen worden ontheven. Er zij inzonderheid op gewezen dat er slechts van kan worden uitgegaan dat in de transacties van CDR met haar dochterondernemingen geen steun besloten ligt, indien deze transacties en elke inbreng van middelen (of afstand van vorderingen) in overeenstemming zijn met het beginsel van de 'particuliere investeerder in een markteconomie'. De Commissie heeft in haar mededeling aan de lidstaten(11) betreffende de beginselen aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of een overheidsinterventie als steun moet worden beschouwd, gesteld dat in een kapitaalinjectie in een openbaar bedrijf staatssteun besloten ligt, indien een particuliere investeerder onder deze omstandigheden, rekening gehouden met de verwachte vergoeding voor de inbreng van middelen, niet tot die kapitaalinjectie zou zijn overgegaan. In een brief van 16 oktober 1997 aan de minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie heeft Commissielid Van Miert eraan herinnerd dat in de transacties van CDR waarbij er sprake was van een herkapitalisatie van haar activa, verkoop met verlies of kwijtschelding van schulden, staatssteun besloten kon liggen en dat ze bij de Commissie moesten worden aangemeld. Ook de verkopen van activa door CDR die niet volgens de procedure van de open aanbesteding verlopen, moeten bij de Commissie worden aangemeld. Slechts voor de transacties waarvan vaststaat dat ze de 'de minimis'-drempel van 100000 ECU aan steun niet overschrijden, geldt deze verplichting niet(12).".

    (40) De herkapitalisatiemaatregelen van CDR ten gunste van Stardust moeten wegens de hieronder vermelde redenen als dusdanig worden onderzocht en kunnen niet worden geacht goedgekeurd te zijn in het kader van het reddings- en herstructureringsplan van de bank, dat alleen de aan Crédit Lyonnais toegekende steun als dusdanig betreft.

    (41) In de mededeling betreffende de inleiding van de huidige procedure had de Commissie, op basis van de informatie waarover zij beschikte, aangegeven dat de houdstermaatschappij Altus had ingeschreven op de kapitaalinjectie van 112 miljoen FRF van begin 1995. De autoriteiten hebben echter, in hun antwoord van 8 april 1998 dat zij de Commissie in het kader van de procedure hebben doen toekomen, verklaard dat niet Altus maar CDR had ingeschreven op deze tweede kapitaalverhoging. Deze tweede herkapitalisering werd verricht in april 1995, na de overdracht van de onderneming aan CDR en de afzetting van de voormalige bestuurder van de onderneming door de raad van beheer. De herkapitalisatie van 112 miljoen FRF kwam volledig voor rekening van CDR en de middelen werden volledig gebruikt voor de terugbetaling van de bankvorderingen die SBT Batif (groep Crédit Lyonnais) had op Stardust. Volgens de autoriteiten werd deze tweede herkapitalisatie verricht in het kader van een plan ter vermindering van de algemene kosten en voor de heroriëntatie van de onderneming op haar kernactiviteiten, dat wil zeggen de verkoop en het beheer van boten, tezamen met de ontwikkeling van efficiënte beheersinstrumenten. Volgens dit plan was binnen een termijn van twee jaar een terugkeer naar winstgevendheid te verwachten. De autoriteiten hebben de Commissie echter alleen een plan met een latere datum (februari 1996) overgelegd, dat wil zeggen een plan dat bijna een jaar na deze herkapitalisatie werd opgesteld.

    (42) Bovendien heeft CDR in juli 1995 de schulden van de onderneming ten aanzien van CDR ten belope van 127,5 miljoen FRF op een renteloze rekening courant geblokkeerd. Deze omzetting van een vordering in een tegoed op rekening courant maakt een vermindering mogelijk van de financiële lasten voor de exploitatie van de onderneming, welke op deze wijze bevrijd wordt van de financieringskosten in verband met deze vordering. Deze maatregel, gezien de context waarin hij werd toegekend en de kritieke financiële situatie van de onderneming, bevatte bijkomende steunelementen ten belope van de financiële opbrengst waarvan CDR op deze wijze afzag. Daar er geen herstructureringsplan bestaat, heeft hij alle eigenschappen van exploitatiesteun. Aangezien de vordering het jaar daarop in kapitaal werd omgezet (zie verder), meent de Commissie dat het steunelement in verband met dit tijdelijk voorschot gelijk is aan de vermindering van de financiële lasten welke samenhangen met dit voorschot, gedurende de periode waarin dit voorschot werd verstrekt.

    (43) De derde herkapitalisatie van de onderneming werd op de algemene vergadering van 25 juni 1996 goedgekeurd met het oog op het einde van het boekjaar op 30 juni 1996. Bij de afsluiting van de rekeningen van het boekjaar 1995/1996 werd een aanzienlijk verlies van 147 miljoen FRF vastgesteld (nadat de verliezen in 1994/1995 een recordniveau hadden bereikt van 360 miljoen FRF), dat wil zeggen meer dan drievierde van de omzet tijdens het boekjaar 1995/1996 (178 miljoen FRF - zie tabel 2). CDR heeft voor 250,5 miljoen FRF ingeschreven, waarvan tweederde, of 167,8 miljoen FRF, onmiddellijk werd vrijgemaakt door plaatsing van 127,5 miljoen FRF op de in juli 1995 geopende rekening courant en door omzetting van de 40,3 miljoen FRF belopende bankschuld van de onderneming bij SBT Batif, die bij de afsplitsing van Stardust eveneens in CDR was ingebracht. Volgens de autoriteiten was deze derde herkapitalisering gebaseerd op een nieuw bedrijfsplan dat door de directie van de onderneming in februari 1996 was opgesteld en aan de Commissie werd voorgelegd (zie deel VII, onder ii)).

    (44) De vierde herkapitalisatie van de onderneming vond vóór de overdracht plaats en werd goedgekeurd op 5 juni 1997, op welke datum de buitengewone aandeelhoudersvergadering tevens de verkoop van de onderneming FG Marine heeft goedgekeurd. Deze kapitaalverhoging ten belope van 89,5 miljoen FRF gebeurde eveneens in de vorm van een compensatie van de vorderingen van CDR op de onderneming en vereiste evenmin nieuwe investeringen vanwege CDR. Zoals de Franse autoriteiten de Commissie hebben meegedeeld, was het bedrag van deze kapitaalinjectie gerechtvaardigd door de negatieve waarde van de onderneming, wat werd bevestigd door de door de overnemer voorgestelde negatieve overnameprijs vóór de herkapitalisatie.

    (45) In dit geval is het moeilijk te beoordelen of het gedrag van CDR economisch rationeel was, overeenkomstig het beginsel van de particuliere investeerder dat de Commissie toepast bij kapitaalinjecties in openbare ondernemingen. In het verslag dat door een onafhankelijke deskundige in het kader van de privatisering van de onderneming werd opgesteld, staat te lezen dat, "aangezien de onderneming reeds sinds drie boekjaren verlieslatend was, alle methoden voor de berekening van de toekomstige rentabiliteit van een bepaalde investering in kapitaal, in dit geval niet toepasbaar zijn. De deskundige verklaart verder dat, aangezien het te investeren kapitaal slechts ten vroegste na twee boekjaren een evenwichtig bedrijfsresultaat kan genereren rekening moet worden gehouden met deze winstderving bij de geraamde twee jaren van theoretische verliezen, dit wil zeggen 40 miljoen FRF.". De deskundige, die zijn verslag op 11 maart 1997 heeft ingediend, te weten drie maanden vóór de laatste herkapitalisatie, kwam onder meer tot de conclusie dat de netto negatieve situatie van de onderneming een herkapitalisatie noodzakelijk maakte. De deskundige heeft voorgerekend dat de onderneming op 31 december 1996 een negatieve waarde van 182 miljoen FRF had.

    (46) De Commissie neemt nota van de door de Franse autoriteiten in het kader van de huidige procedure aangevoerde argumenten waaruit blijkt dat het risico van CDR ten aanzien van deze transactie aanzienlijk groter was dan haar risico als aandeelhouder, en op 31 december 1996 bovendien de volgende elementen bevatte:

    - een risico als bankier van Stardust ten aanzien van vorderingen ten bedrage van 228 miljoen FRF, die door Crédit Lyonnais terzelfder tijd met haar aandelen in Stardust aan CDR zijn overgedragen;

    - een risico ten aanzien van de vorderingen op de scheepsaandeelhouders, voor een bedrag van 180 miljoen FRF en de leningen ten belope van 60 miljoen FRF in verband met de mede-eigendom van door Stardust beheerde boten;

    - een risico ten aanzien van de garanties die werden verstrekt voor contracten van de onderneming met de medereders, voor een bedrag van 172,2 miljoen FRF.

    (47) Samengerekend komt het geheel van de door de Franse autoriteiten aangegeven directe en indirecte verplichtingen van CDR ten aanzien van Stardust op 31 december 1996 aldus op het zeer aanzienlijke bedrag van 1048 miljoen FRF. Het gaat daarbij om 816 miljoen FRF directe verbintenissen (waarvan effecten en leningen: 552 miljoen FRF, borgen: 181 miljoen FRF) en 232 miljoen FRF indirecte verbintenissen in verband met de commerciële relaties van de onderneming. Deze buitensporige bedragen, in vergelijking met een balanstotaal van slechts 273 miljoen FRF op 30 juni 1996, laten zien hoe hoog het risico is dat Crédit Lyonnais heeft genomen ten aanzien van deze onderneming vóór de inbreng ervan in CDR, zonder dat er enige sprake is van de voorzichtigheid die een bankier normaal ten aanzien van de risicobegrenzing in acht houdt.

    (48) De Franse autoriteiten hebben de verdere exploitatie van de onderneming, waaraan ondanks haar verliezen de voorkeur werd gegeven boven een liquidatie, gerechtvaardigd op grond van deze zeer uitzonderlijke situatie ten gevolge waarvan CDR tegelijk aandeelhouder (voor 99,9 %), de enige bankier en de borg voor de aan de medereders gegeven contragaranties was. In geval van liquidatie had CDR niet alleen alle schulden moeten aanzuiveren maar ook alle door de bank aan de medereders verleende garanties moeten overnemen. De autoriteiten hebben benadrukt dat de directe en indirecte verbintenissen, die de oorzaak zijn van de door CDR geleden verliezen, reeds bestonden op het moment dat de onderneming werd overgedragen aan de afsplitsingsstructuur van Crédit Lyonnais en dat met de herkapitalisaties van Stardust geen nieuw geld beschikbaar is geworden. Zij kwamen tot de slotsom dat door het gedrag van CDR in deze zaak de verliezen binnen de perken konden worden gehouden, in vergelijking met de totale liquidatiekosten die door de in het kader van de privatisering van Stardust aangestelde deskundige op 915 miljoen FRF waren geraamd (zonder kosten voor afdankingen).

    (49) De Commissie geeft toe dat het argument inzake het in acht nemen van de bankrisico's buiten balans bij de berekening van de economische rationaliteit van CDR als aandeelhouder gerechtvaardigd is. Zij merkt tevens op dat de in het kader de privatisering van de onderneming aangestelde deskundige heeft gesteld "dat het alternatief om de boeken neer te leggen moeilijk haalbaar lijkt, rekening houdend met de verplichtingen om de contracten met de medereders tot een goed einde te brengen", waarvan er meer dan 1000 zijn, ten aanzien waarvan de door Stardust aangegane verplichtingen door CDR worden zeker gesteld. Bovendien had CDR rechtstreekse vorderingen op de medereders welke door Crédit Lyonnais waren aangegaan maar door Stardust werden beheerd, en in het verslag van de deskundige op 180 miljoen FRF werden geraamd.

    (50) De Commissie erkent dat, geïsoleerd in de tijd beschouwd, de maatregelen van de staat via CDR, vanaf het moment dat de onderneming in 1995 werd afgesplitst, gedeeltelijk kunnen worden geacht te voldoen aan de doelstellingen inzake een gezond beheer, het minimaliseren van de verliezen en de instandhouding van de vermogensbelangen van de staat. Opdat het bewijs dat CDR en de Franse autoriteiten daarvan willen geven, overtuigend zou zijn, had moeten worden aangetoond dat de staat heeft geprobeerd de opbrengst van de verkoop te maximaliseren en dat de verkoopprocedure open, doorzichtig en niet-discriminerend (zie deel Viii) is geweest. Slechts dan zou het bedrag van de laatste herkapitalisatie, dat samenhing met de verkoopprijs, rekening houdend met de negatieve waarde van de onderneming vóór de herkapitalisatie die voortvloeide uit de offertes, volledig gerechtvaardigd zijn en met zekerheid geen elementen van steun aan de overnemer bevatten. Echter, zelfs in het geval van deze - niet-onderzochte - hypothese, zou een gezond beheer van dit dossier door CDR als voorzichtige investeerder, niets afdoen aan het steunkarakter van de betrokken maatregelen ten gunste van Stardust.

    (51) Bij de beoordeling van deze transactie houdt de Commissie immers de permanente aard van de maatregelen van de staat ten gunste van Stardust voor ogen (waarvan de laatste vijf jaar zijn samengevat in tabel 1), welke niet wordt onderbroken door de afsplitsing van de onderneming naar CDR, alsof niets was gebeurd vóór 1995. Indien het, om een transactie vrij van steun te verklaren, voldoende zou zijn dat de staat (in het huidige geval via Crédit Lyonnais vóór 1995) - niet-aangemelde en onrechtmatige - steun in de vorm van verschillende risicodragende leningen of garanties, onder meer ten aanzien van derden (de medereders en investeerders), verstrekt aan een niet-rendabele onderneming, en na de overdracht van de eigendom van deze onderneming aan een afsplitsingsstructuur zoals CDR of enige andere structuur, instemt met een kwijtschelding van de schulden van de onderneming door een omzetting in kapitaal, terwijl het duidelijk is dat deze omzetting geen uitzicht op terugbetaling inhoudt aangezien zij bestemd is om een netto negatieve situatie aan te zuiveren, dan zouden de lidstaten gemakkelijk steun kunnen verstrekken en zich onttrekken aan de gevolgen van artikel 87 van het Verdrag en aan de controle door de Commissie zoals voorzien in het Verdrag.

    (52) Zonder de constante steun van Crédit Lyonnais en vervolgens van CDR - er zij aan herinnerd dat CDR tot eind 1998 een niet-geconsolideerde volle dochteronderneming van Crédit Lyonnais is gebleven - zou de onderneming failliet zijn gegaan, en hadden haar activa en marktaandelen door haar concurrenten kunnen worden overgenomen. In het bovengenoemde verslag van de deskundigen dat door de autoriteiten aan de Commissie werd verstrekt, staat in dit verband te lezen dat "de steun van de hoofdaandeelhouder het voortbestaan van de onderneming heef mogelijk gemaakt, ondanks een moeilijke financiële situatie". Deze steun werd constant en zonder onderbrekingen verstrekt, vóór en tijdens de overdracht van de onderneming aan CDR.

    (53) Zelfs indien de omzetting van de CDR-vorderingen op Stardust in kapitaal, ten volle gerechtvaardigd geweest zou zijn op het tijdstip van de transactie, vormt dit in werkelijkheid de uiteindelijke materialisatie van steun die werd toegekend in het kader van een lange periode van ondersteuning van de onderneming, waarmee reeds geruime tijd vóór de afstoting van de onderneming naar CDR was begonnen. De Commissie heeft bij de inleiding van de huidige procedure benadrukt dat, volgens de door de autoriteiten aan haar verstrekte gegevens, andere financiële steunmaatregelen ten behoeve van Stardust eventuele elementen van steun kunnen bevatten, zoals leningen van ondernemingen van de groep Crédit Lyonnais, en dat zij deze derhalve heeft opgenomen in het toepassingsgebied van de huidige procedure.

    (54) Zoals hierboven werd aangetoond (deel V, onder i)), voldeed de door Crédit Lyonnais aan Stardust vóór de afstoting ervan naar CDR in 1995 verstrekte financiële bijstand evenwel niet aan de criteria die een particuliere investeerder in een markteconomie zou hebben toegepast, en houdt deze operatie dus steun in. Dergelijke bijstand vanwege Crédit Lyonnais maakt deel uit van een groot aantal zeer riskante transacties die de ernstige crisis hebben veroorzaakt en de staat ertoe hebben aangezet de reddings- en herstructureringsoperatie ten gunste van Crédit Lyonnais uit te voeren, welke door de Commissie werd goedgekeurd in haar Beschikkingen 95/547/EG van 26 juli 1995, van 25 september 1996 en 98/490/EG van 20 mei 1998. In haar Beschikking 98/490/EG heeft de Commissie gesteld dat "indien CL niet voortdurend over de impliciete of expliciete steun van de staat had beschikt, zij niet dit riskante beleid zou hebben gevoerd ". Het feit dat een bank zoals Crédit Lyonnais, via haar dochterondernemingen SBT Batif en Altus, dergelijke financiële bijstand aan Stardust heeft verstrekt, is derhalve geen teken dat deze bijstand, in de vorm van leningen en garanties, in overeenstemming is met het normale gedrag van een bank in een markteconomie. Op basis van de voorgaande elementen heeft de Commissie integendeel goede redenen om aan te nemen dat deze leningen en garanties niet met de nodige voorzichtigheid werden toegekend. Dit was de reden waarom Crédit Lyonnais als enige bank risico's ten aanzien van een slecht beheerde onderneming met dergelijke risico's is aangegaan, terwijl de particuliere banken zich niet met deze zaak hebben ingelaten.

    (55) Hieruit moet dus worden besloten dat in de omzetting van de CDR-vorderingen op Stardust in kapitaal, steun ligt besloten, hoewel zij niet heeft geleid, zoals de autoriteiten benadrukken, tot de uitkering van nieuwe middelen of tot een verhoging van het nominale risico van CDR ten aanzien van de onderneming in termen van activa. In werkelijkheid gaat het om uitgestelde betalingen van steunelementen die waren vervat in de vroegere steun van Crédit Lyonnais voor de uitbreiding van de onderneming.

    (56) Bovendien werden volgens de autoriteiten de,"abnormale" elementen binnen de activiteiten van Stardust, die voortvloeiden uit vroegere diversificaties, door CDR overgenomen, zodat Stardust vóór haar privatisering van haar minst rendabele en meest riskante activa was bevrijd. Het ging inzonderheid over de twee boten "Class America" en "Friday Star", alsmede over de geschillen uit het verleden met de voormalige eigenaars van de onderneming Jet Sea en het geschil met de voormalige directeur en de ondernemingen die met hem verbonden zijn. [...]

    (57) Op grond van al deze elementen becijferen de autoriteiten de totale kosten van dit dossier op 557,9 miljoen FRF, waarvan slechts 2 miljoen FRF moet worden afgetrokken als opbrengst van de privatisering van de onderneming. Deze kosten omvatten de minwaarde van de effecten en kapitaalinjecties, alsook de risico's die inherent verbonden zijn met de door CDR van Stardust gekochte activa, welke op 61,1 miljoen FRF worden geraamd.

    (58) De Commissie concludeert dat het door CDR na de afsplitsing ingebrachte kapitaal, zonder uitzicht op terugbetaling, de uitgestelde kosten vormen van de steun die reeds sinds verschillende jaren aan de onderneming door de staat werd toegekend in de vorm van steun vanwege Crédit Lyonnais.

    iii) Mogelijk bestaan van steun bij de privatiseringsprocedure van de onderneming

    (59) De autoriteiten hebben met klem verklaard dat zij voldoende garanties aan de Commissie hebben verstrekt, aangezien de betrokken transacties werden gecontroleerd door de privatiseringscommissie, het Franse ministerie van Financiën en het raadgevend controlecomité van CDR. Een dergelijke conclusie is evenwel niet gerechtvaardigd volgens het standpunt van de inspectie der financiën, in een verslag dat in november 1997 in Le Monde werd geciteerd en dat de autoriteiten geweigerd hebben aan de Commissie te verstrekken. Volgens in de krant geciteerde passages, die de autoriteiten niet hebben ontkend, heeft het onderzoek van de overdrachtprocedures verschillende anomalieën aan het licht gebracht die door CDR vermeden hadden moeten worden en twijfels oproepen wat de gelijke behandeling van concurrenten betreft.

    (60) Wat ook de waarde mag zijn van de wettelijke voorschriften inzake de controle op privatiseringstransacties in Frankrijk, en van de eigen controlevoorschriften van CDR, waarover de Commissie in het kader van deze beschikking geen oordeel velt, deze operatie moet, zoals iedere andere transactie, als dusdanig worden onderzocht en op basis van bewijsstukken worden beoordeeld om te verifiëren of de privatiseringsprocedure open, doorzichtig en niet-discriminerend is geweest en zij niet tot bijkomende steun ten faveure van de onderneming of haar overnemer heeft geleid. Om de voorwaarden waaronder Stardust werd geprivatiseerd, te onderzoeken, heeft de Commissie zich dus gebaseerd op de feiten die strikt beperkt waren tot het betrokken geval.

    (61) Zoals de Commissie in haar mededeling inzake de inleiding van de huidige procedure heeft gesteld, past zij, teneinde vast te stellen of een privatiseringsoperatie steunelementen bevat, de algemene beginselen toe welke in de loop der jaren zijn vastgesteld op grond van individuele zaken en welke zijn neergelegd in het XXIIIe Verslag over het mededingingsbeleid van 1993(13). Zij heeft de Franse autoriteiten uitdrukkelijk gewezen op deze beginselen in een brief van de directeur-generaal Concurrentie van 14 juli 1993. Volgens dit schrijven kan de verkoop van bepaalde overheidsbedrijven elementen van staatssteun bevatten welke voorafgaandelijk moeten worden aangemeld overeenkomstig artikel 88 van het Verdrag.

    (62) De in deze brief uiteengezette criteria zijn de volgende:

    a) er is geen sprake van steun en aanmelding is niet noodzakelijk indien aan de onderstaande voorwaarden is voldaan:

    - de verkoop geschiedt via een aanbesteding die openstaat voor iedereen, die doorzichtig is en onvoorwaardelijk;

    - de onderneming wordt verkocht aan de hoogste inschrijver, en

    - de gegadigden beschikken over voldoende tijd om hun bod voor te bereiden en ontvangen alle noodzakelijke inlichtingen om een concrete waardebepaling te kunnen verrichten;

    b) de onderstaande overdrachten dienen daarentegen voorafgaandelijk te worden aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag omdat zij elementen van steun kunnen bevatten:

    - elke verkoop via een beperkte of onderhandse procedure;

    - elke verkoop die is voorafgegaan door een afschrijving van schulden door de staat, door overheidsbedrijven of door een openbaar lichaam;

    - elke verkoop die is voorafgegaan door een omzetting van schuld in kapitaal of door een kapitaalverhoging;

    - elke verkoop onder voorwaarden die niet aanvaardbaar zouden zijn voor een transactie tussen investeerders in een markteconomie.

    (63) De Commissie stelt evenwel vast dat bij de huidige overdracht:

    - er geen sprake is geweest van een open, doorzichtige en onvoorwaardelijke uitnodiging tot inschrijving of onderzoek van de offertes, wat onder andere veronderstelt dat een bekendmaking over de verkoop van de onderneming wordt gepubliceerd met een tijdschema dat voor alle belanghebbenden gelijk is;

    - de onderneming niet aan de hoogste inschrijver is verkocht, aangezien de klager 15 miljoen FRF heeft geboden, wat 13 miljoen FRF meer is dan het bod van FG Marine dat werd aangenomen;

    - CDR een onderhandse procedure heeft gevolgd door rechtstreekse contacten via haar raadgevende bank, zonder dat een openbare aanbesteding werd georganiseerd;

    - de verkoop is voorafgegaan door een omzetting van schuld in kapitaal.

    (64) Deze elementen vormen niet ex-ante een bewijs maar veeleer een vermoeden van steun, waardoor dus aanmelding noodzakelijk was zoals in voornoemde brief was gesteld. De door de Franse autoriteiten betwiste brief van de directeur-generaal Concurrentie van 14 juli 1993 schept immers geen nieuwe verplichtingen voor de autoriteiten, maar houdt eenvoudigweg in, zoals de algemene regels inzake staatssteun bepalen, dat een transactie bij de Commissie moet worden aangemeld indien twijfel bestaat over het steunkarakter ervan. De autoriteiten, die het standpunt van de Commissie sinds deze brief van de directeur-generaal Concurrentie kenden, konden niet onwetend geweest zijn omtrent het feit dat twijfel bestond over het steungehalte van deze transactie en hadden deze dus bij de Commissie moeten aanmelden. Dit is niet gebeurd, hoewel de twijfels zich opstapelden. De Commissie wijst erop dat de door haar toegepaste, hierboven beschreven criteria, geen discriminatie van de openbare bedrijven inhoudt welke in strijd is met artikel 295 van het Verdrag, zoals de Franse autoriteiten beweren, maar integendeel ten doel hebben discriminatie te voorkomen ten gunste van verkochte openbare bedrijven of ten gunste van de overnemers van deze bedrijven, die na de privatisering ervan, particuliere ondernemingen zijn.

    (65) Teneinde vast te stellen of het vermoeden van steun ten gunste van de overnemer, zoals vastgesteld in de mededeling inzake de inleiding van de huidige procedure, bevestigd wordt door de feiten, neemt de Commissie nota van de volgende elementen.

    (66) Ten eerste kunnen de redenen voor de weigering van CDR om de offerte van de klager te onderzoeken - de laattijdige indiening - niet worden aanvaard: de door de raadgevende bank van CDR aan de gekozen kandidaten meegedeelde uiterste datum van 19 februari kon hoogstens alleen voor hen bindend zijn. Aangezien zich minstens één andere kandidaat dan die welke reeds waren gekozen, heeft aangeboden, lijkt het duidelijk dat de onderhandse beperkte procedure niet adequaat was en dat de preselectie van de kandidaten niet de gehele lading heeft gedekt van de potentiële kopers. De inschrijving had dus moeten worden uitgebreid en openbaar moeten worden gemaakt, en de uiterste datum voor inschrijving had moeten worden gepreciseerd, zodat alle aangesproken of niet aangesproken belanghebbenden over dezelfde informatiemogelijkheden en termijnen konden beschikken. Er zij bovendien op gewezen dat zelfs indien, zoals de autoriteiten hebben beweerd, deze verkoop daadwerkelijk bekend was in het milieu van de pleziervaart in Frankrijk, de bekendheid ervan in de andere landen van de Gemeenschap, alsook buiten het milieu van de pleziervaart, kan worden betwijfeld.

    (67) Zoals de Commissie in haar bekendmaking inzake de inleiding van de huidige procedure heeft benadrukt, komt het bij dergelijke privatiseringsmaatregelen de publieke verkoper of zijn gevolmachtigden niet toe om a priori de markt van de potentiële overnemers vast te stellen en af te bakenen, waarbij bepaalde potentiële kandidaten geëlimineerd worden. Het feit dat het door CDR aangenomen overnamebod in werkelijkheid uitging van een financiële groep die een ad-hoconderneming - FG Marine - heeft opgericht, om Stardust over te nemen, bewijst dat de prospectie voor potentiële kopers veel verder moest gaan dan de sector van de pleziervaart, en dat door de beperking van de prospectie tot zeven financiële investeerders buiten de sector van de pleziervaart, CDR en haar adviserende bank meteen al andere mogelijke kandidaten hebben uitgesloten.

    (68) Ten tweede behoorden bepaalde aandeelhouders van de overnemer tot het management van Stardust, onder meer de voormalige verantwoordelijke voor het Stardust-dossier bij de houdstermaatschappij Altus, die in 1995 voorzitter van de onderneming is geworden onder leiding van haar nieuwe aandeelhouder, CDR. De leiding van de onderneming heeft klaarblijkelijk een overeenkomst gesloten met een investeerder (de groep "Christian Paillot") voor de overname van Stardust. Met het oog daarop werd een nieuwe onderneming, FG Marine, opgericht, waarbij het meerderheidsbelang van de groep Christian Paillot werd samengevoegd met een aantal minderheidsaandelen zoals die van de directie van Stardust. De onderneming werd aldus overgenomen op grond van een offerte die tegelijk uitging van de financiële groep die de meerderheid had binnen de overnemer, en het Stardust-management als minderheidsaandeelhouder van de nieuwe eenheid FG Marine.

    (69) De Commissie stelt vast dat CDR in deze situatie geen aanleiding tot een belangenconflict heeft gezien waardoor de keuze van de overnemer beïnvloed zou kunnen geweest zijn. Integendeel, in een interne nota van 14 mei 1997, die de voormalige leider van de onderneming in het kader van de huidige procedure aan de Commissie heeft doen toekomen, had CDR niet alleen vermeld dat het aandeel van de directie in het kapitaal van de beoogde overnemer reeds sinds december 1996 bekend was, maar ook dat zij dit als perfect normaal beschouwde. De vraag rijst echter welke mogelijkheden de overnemer heeft gehad om te profiteren van de grondige kennis die de directie van Stardust had over de onderneming waarmee hij is samengegaan, om een prijsofferte in te dienen, zodat kan worden aangenomen dat hij objectief gezien niet op dezelfde manier is behandeld als de andere kandidaten.

    (70) Op een bijeenkomst tussen de Franse autoriteiten en CDR heeft deze laatste opgemerkt dat de participatie van het management van de verkochte onderneming in de overnemer in dergelijke situaties een gangbare praktijk is. Om deze bewering te staven hebben de autoriteiten de Commissie op 1 juni 1999 brieven verstrekt van potentiële overnemers die een overnamebod hadden gedaan, waarin zij hun voornemen hadden aangekondigd om het management van de onderneming te koppelen aan het kapitaal van de koper. De Commissie merkt evenwel op dat, volgens de door de autoriteiten verstrekte informatie, FG Marine de enige kandidaatovernemer van Stardust was waarin het management van de onderneming reeds een aandeel had op het moment dat de offertes werden ingediend. In dat stadium hielden de andere offertes slechts een voornemen in om het management een aandeel te geven in het kapitaal van de overnemer.

    (71) Een dergelijk belangenconflict had door CDR vermeden moeten worden. Bij dergelijke transacties is de participatie van het management in het kapitaal van de verkochte onderneming denkbaar, en zelfs gangbaar, omdat dit een bewezen methode is voor de instandhouding van de aanwezigheid, motivatie en samenhang van het leidinggevende team; het vertrek ervan zou immers een aanzienlijk waardeverlies kunnen veroorzaken, in het bijzonder in het geval van een kleine of middelgrote onderneming. Daarentegen zou iedere vorm van participatie van het management in het kapitaal van de overnemer in de periode voorafgaand aan de privatisering echter uitgesloten moeten worden aangezien dit tot een ongelijke behandeling van de kandidaten leidt (wat het nemen van een participatie op een later tijdstip evenwel niet uitsluit). Een aantal ondernemingen die in deze zaak geen klacht hebben ingediend, hebben evenwel hun irritatie ten aanzien van CDR uitgedrukt, vooral met betrekking tot het gehaaste karakter van de procedure en de onvolledige informatie die zij hebben gekregen ten gevolge van deze betwistbare omstandigheden.

    (72) Ten derde heeft de in het kader van de privatisering aangestelde onafhankelijke deskundige zich alleen uitgesproken over het voorstel van FG Marine. Hij heeft verklaard dat geen enkele van de andere voorstellen werd onderzocht. Hij heeft dus met andere woorden geen elementen van de andere voorstellen onderzocht, zelfs die welke volgens CDR en de autoriteiten van beslissende aard waren, zoals de risico's buiten balans en de met de transactie samenhangende garanties. Indien, zoals de autoriteiten staande houden, andere elementen dan de prijs van essentieel belang zijn om een transactie te beoordelen en een overnemer te kiezen, welk het argument was dat zij ten aanzien van de Commissie hebben gehanteerd om het door de klager bij CDR ingediende voordeliger bod in termen van prijs af te wijzen, ziet de Commissie niet in waarom het onderzoek van de onafhankelijke deskundige zich heeft beperkt tot het bod van de overnemer. De Commissie merkt op dat het door de deskundige uitgevoerde onderzoek werd afgesloten op 11 maart, vóór de klager zijn offerte had ingediend, maar dit rechtvaardigt niet dat de drie andere offertes die voorafgaand aan het onderzoek van de deskundige werden ontvangen, niet door hem werden onderzocht.

    (73) Ten vierde is, volgens een op 24 april 1997 gedateerde interne nota van CDR die de klager aan de Commissie heeft verstrekt en welke de autoriteiten werd toegestuurd, door het feit dat de ontwikkeling van Stardust werd gebaseerd op de bepalingen inzake belastingvrijstelling van de wet-Pons een procedure gerechtvaardigd waarbij de Franse concurrenten worden bevoordeeld. In de desbetreffende nota staat in verband daarmee immers te lezen dat in deze omstandigheden voorkeur moet worden gegeven aan een Franse oplossing in plaats van een buitenlandse oplossing. Dit is een van de redenen die CDR in deze nota aanhaalt om te verklaren waarom de twee concurrerende ondernemingen Moorings en Sunsail met opzet niet werden benaderd. Deze nota bewijst dus duidelijk dat deze transactie in strijd was met bepaalde wezenlijke bepalingen van het Verdrag. Bij schrijven van 1 juni 1999 hebben de Franse autoriteiten betwist dat de onderneming Moorings van de aanbesteding werd uitgesloten, en zij hebben de Commissie een schrijven van 8 december 1997 van een kaderlid van Moorings doen toekomen waaruit duidelijk bleek dat de overname van Stardust door Moorings was onderzocht en vervolgens verworpen, wegens onvoldoende interesse voor de onderneming. De Commissie neemt kennis van dit schrijven maar benadrukt dat de autoriteiten de echtheid van de betrokken nota van CDR niet hebben betwist.

    (74) Gezien het bovengenoemde vermoeden van steun en rekening houdend met deze elementen, komt de Commissie tot de slotsom dat bij de gevolgde procedure de vereiste openheid, doorzichtigheid en niet-discriminatie niet in acht werd gehouden. Het aanbod van FG Marine werd op basis van de voorgaande elementen, op discriminerende wijze bevoordeeld.

    (75) De Commissie heeft overigens nota genomen van het argument van de klager volgens hetwelk de verkoop wettelijk ongeldig is. De onderneming FG Marine die met het oog op de overname van Stardust werd opgericht, bevond zich immers op het moment dat het overnameprotocol op 6 maart 1997 werd ondertekend, en op het tijdstip dat het ministerie van Financiën op 14 april zijn toestemming heeft gegeven, nog in de oprichtingsfase. Er moest worden gewacht op de wettelijke inschrijving in het handelsregister - wat pas op 26 mei 1997 is gebeurd - om in juni 1997 de buitengewone algemene vergadering van Stardust te kunnen houden waarop de verkoop aan FG Marine en de daaraan voorafgaande herkapitalisatie van 89 miljoen FRF werd goedgekeurd. Op het uittreksel over de onderneming uit het handelsregister is bovendien vermeld dat FG Marine op 15 april 1997 met haar bedrijfsactiviteiten is gestart. Derhalve wordt de juridische geldigheid van het op 6 maart gesloten overnameprotocol met een onderneming die zich in de oprichtingsfase bevond en nog niet wettelijk was geregistreerd, op dit moment door de klager aangevochten.

    (76) De Franse autoriteiten hebben in hun schrijven van 1 juni 1999 onderstreept dat, naar Frans recht, een onderneming in de oprichtingsfase rechtsgeldig kan optreden zodra de middelen die het startkapitaal vertegenwoordigen samen met een ontwerp van statuten bij de bank zijn gedeponeerd, wat op het tijdstip van de ondertekening van het overnameprotocol op 6 maart 1997 het geval was. Ter staving van deze bewering hebben zij de Commissie bovendien een bewijsstuk doen toekomen. In dit stadium kan de Commissie geen conclusies trekken op grond van dit argument van de klager: zij kan zich in het kader van de controle op steun zoals voorzien in het Verdrag niet uitspreken over de rechtmatigheid van de overname, hetgeen onder de bevoegdheid van de Franse rechtbanken valt.

    (77) De Commissie kan evenwel niet bevestigen dat deze procedure, ondanks het discriminerende en weinig doorzichtige karakter ervan, in fine tot steun heeft geleid. Het feit dat de klager een bod van 15 miljoen FRF, of 13 miljoen FRF meer dan de overnemer, heeft ingediend, is immers niet voldoende om met stelligheid het bestaan van steun vast te stellen die gelijk is aan het prijsverschil tussen beide offertes.

    (78) De Commissie betwist niet, zoals de autoriteiten hebben onderstreept, dat andere elementen dan de prijs, zoals garanties of risico's buiten balans, voor particuliere aandeelhouders van belang zijn bij de overname van een onderneming. Het feit dat het bod van de meest biedende niet werd weerhouden, is immers op zich geen onweerlegbaar bewijs van steun, aangezien het begrip van de meest biedende ruimer kan worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de verschillen tussen de offertes op het vlak van de risico's buiten balans. Bovendien kwam de in het kader van de privatisering van de onderneming aangestelde onafhankelijke deskundige tot de slotsom dat de waarde van de onderneming na een kapitaalverhoging van 90 miljoen FRF nog op het negatieve bedrag van - 29 miljoen FRF zou uitkomen, terwijl de uiteindelijke verkoopprijs positief was (2 miljoen FRF). In het licht van de door de Franse autoriteiten gepresenteerde elementen was het effect van deze verkoop op de ten laste van de verkoper vallende risico's buiten balans, die weliswaar moeilijk te becijferen zijn, evenwel mogelijk veel groter dan het verschil van 13 miljoen FRF tussen beide offertes, onder meer omdat CDR ook na de verkoop als garant is blijven optreden voor de medereders.

    (79) Volgens de autoriteiten immers zouden, in het geval van een overname door de klager, verschillende juridische risico's in verband met de talrijke rechtszaken die CDR en Stardust hadden ingeleid tegen de voormalige bestuurder van de onderneming, de heer Tissier, hebben bestaan. Op grond van bepaalde elementen geloofde CDR bovendien dat, indien de klager Stardust zou hebben overgenomen, na de verkoop een herwaardering van deze juridische risico's en hun financiële gevolgen voor CDR als verkoper noodzakelijk zou zijn geweest. De Commissie merkt op dat in artikel 5, punt 3, van het op 6 maart 1997 ondertekende overnameprotocol is bepaald dat de voordelen uit alle rechtsgeschillen tussen de onderneming en haar voormalige bestuurder (en de met hem verbonden natuurlijke personen en offshore-ondernemingen) de verkoper (CDR) zullen toekomen, zodat het voor deze laatste gerechtvaardigd was om bij haar keuze van het voordeligste aanbod rekening te houden met de elementen buiten balans in samenhang met deze risico's en de uit de rechtsgeschillen voortvloeiende voordelen.

    (80) De Commissie heeft de overige garanties die de verkoper in het kader van de overname aan de koper heeft verstrekt, waaronder de garanties voor de rekeningen van de onderneming, onderzocht en zij is tot de slotsom gekomen dat deze niet afwijken van de normale voorwaarden die gelden bij de verkoop van een onderneming door een particuliere marktdeelnemer en dat zij erop gericht zijn de onzekerheid voor de koper binnen de perken te houden.

    (81) De Commissie spreekt zich niet uit over de relevantie op zich van het feit dat CDR het overnamebod van de klager voor Stardust heeft verworpen. De redenen die CDR aan de klager heeft gegeven om het bod van deze laatste te verwerpen, hielden echter geen verband met de - mogelijk gerechtvaardigde - risico's, maar veeleer met het feit dat de termijn was verstreken, hetgeen niet gegrond was aangezien deze termijnen niet voorafgaandelijk openbaar waren gemaakt. De Commissie kan evenmin het argument van de autoriteiten aanvaarden volgens hetwelk de klager vijandelijke bedoelingen zou gehad hebben en Stardust wilde doen verdwijnen: het feit dat een koper een onderneming en haar activa overneemt, doet niets af aan de wettelijke vorm waarin deze activa in de toekomst zullen worden gebruikt of verkocht. De vereiste dat een onderneming moet worden geëxploiteerd in haar huidige vorm vormt derhalve een voorwaarde die discriminerend kan zijn.

    (82) Het discriminerend karakter van deze privatiseringsprocedure wijst erop dat de staat niet heeft geprobeerd de verkoopprijs van de onderneming te maximaliseren. Gezien de bovenvermelde procedurefouten kan de Commissie niet besluiten dat de prijs tegen dewelke Stardust werd verkocht de marktprijs was, welke prijs de volledige waarde van de onderneming vertegenwoordigt en met stelligheid geen enkel element van steun aan de overnemer inhoudt. De Commissie merkt evenwel op dat de overnamekandidaten eventueel zelf de waarde kunnen bepalen van de factoren die aan een hoge graad van onzekerheid zijn onderworpen, zoals de risico's buiten balans of de waarde van immateriële elementen zoals goodwill, en dat zij hun eigen waardebepalingscriteria aanhouden, zoals bijvoorbeeld de commerciële synergie met hun eigen activiteiten. Bij een ex-ante-berekening kunnen deze elementen in aanmerking worden genomen. Gezien de onzekerheid met betrekking tot de marktprijs die tot stand zou zijn gekomen door een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure, en bij ontstentenis van een dergelijke procedure waarmee die prijs had kunnen worden vastgesteld, kan de Commissie ondanks de vastgestelde procedurefouten niet concluderen dat de koper steun heeft ontvangen uit hoofde van de overnameprijs.

    iv) Conclusies inzake het karakter en het bedrag van de onderzochte steunmaatregelen

    (83) De constante bijstand die de staat, via de Crédit Lyonnais-groep en vervolgens CDR aan Stardust heeft verstrekt, behelst steun uit hoofde van de financiële voorwaarden welke niet in overeenstemming zijn met het normale gedrag van een particuliere investeerder in een markteconomie, omdat zij door Crédit Lyonnais en CDR aan de onderneming werd toegekend tijdens haar ontwikkelingsfase en vervolgens werd voortgezet tijdens de zeer ernstige crisis die de onderneming van 1993 tot 1996 heeft gekend. Dat deze vóór de afsplitsing verstrekte financiële steunmaatregelen niet overeenkomen met het normale gedrag van een investeerder in een markteconomie blijkt uit het buitengewoon hoge niveau van de door Crédit Lyonnais aangegane risico's, die door CDR werden overgenomen, ten aanzien van de onderneming, in de vorm van vorderingen en verplichtingen buiten balans welke meer dan 1 miljard FRF bedragen, rekening houdend met de aan de klanten van Stardust verleende financieringen, d.w.z. ongeveer drie keer zo hoog als de activa van de onderneming eind 1996. De aan Stardust verstrekte steun werd uiteindelijk gematerialiseerd door de herkapitalisatiemaatregelen van Crédit Lyonnais en CDR. Deze steun omvat (niet-geactualiseerde waarde op de datum waarop hij werd verleend):

    - 44,3 miljoen FRF uit hoofde van de eerste herkapitalisatie van Stardust door Altus Finance in oktober 1994;

    - een verlichting van de financiële lasten van juli 1995 tot juni 1996 in verband met het door CDR aan Stardust verstrekte voorschot in rekening courant van 127,5 miljoen FRF. Dit voorschot werd vervolgens omgezet in kapitaal, zodat ervan moet worden uitgegaan dat het tijdstip van het voorschot in rekening courant geldt als datum van de herkapitalisatie, daar het gezien de situatie van de onderneming reeds in juli 1995 duidelijk was dat CDR dit voorschot niet zou kunnen terugbetalen;

    - 451,8 miljoen FRF(14) uit hoofde van de drie herkapitalisaties van de onderneming door CDR tussen 1995 en 1997, sinds de afsplitsing van de onderneming tot aan haar privatisering.

    (84) Zo komt de som van deze steunbedragen naar schatting op 496,3 miljoen FRF (niet-geactualiseerde waarde op de datum van de verstrekking). De geactualiseerde waarde in oktober 1994, toen de in het kader van de huidige beschikking onderzochte eerste herkapitalisatie werd verricht als gevolg van de vroegere door de groep Crédit Lyonnais toegekende steun(15), beloopt 450,4 miljoen FRF. Deze transacties hebben de staat de mogelijkheid gegeven de kosten van haar steun voor de onderneming af te schrijven, weliswaar met verlies aangezien de privatisering van Stardust slechts 2 miljoen FRF heeft opgebracht; zij vormen derhalve het steunelement van de financiële steunmaatregelen ten gunste van Stardust.

    VI

    VERSTORING VAN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE LIDSTATEN

    (85) Zoals de Commissie in haar bekendmaking inzake de inleiding van de huidige procedure heeft gesteld, is de markt van de verhuur van jachten, welke de voornaamste activiteit van Stardust is, een markt waarop ondernemingen uit de gehele Europese Gemeenschap elkaar beconcurreren en die ingevolge de ontwikkeling van de internationale toerismestromen gestaag internationaler wordt. Een aantal ondernemingen is aanwezig in talrijke gebieden van de Gemeenschap, voornamelijk in het Middellandse-Zeegebied en op de Franse Antillen. De huurders van boten zijn een clientèle van zeer uiteenlopende geografische herkomst. Volgens het schrijven van de Franse autoriteiten van 8 juni 1999 is de clientèle van Stardust slechts voor 14 % uit Frankrijk afkomstig en voor 44 % uit de rest van Europa (de overblijvende 41 % komt uit de rest van de wereld), wat de omvang van het communautaire handelsverkeer aantoont in verhouding met het omzetcijfer van een dergelijke onderneming. Er zij voorts op gewezen dat Stardust, zonder de steunmaatregelen van Crédit Lyonnais en CDR, geliquideerd had moeten worden en dat een aantal communautaire concurrenten van Stardust hadden kunnen profiteren van de aldus vrijgekomen marktaandelen en zich kandidaat hadden kunnen stellen om de activa over te nemen om aldus hun aanwezigheid op de Franse en de Europese markt van de verhuur van jachten te versterken.

    (86) Uit het voorgaande volgt dat de betrokken maatregelen het handelsverkeer in de Gemeenschap hebben belemmerd of hebben kunnen belemmeren. Rekening houdend met de steunelementen welke vervat kunnen zijn in deze maatregelen, moet derhalve worden geconcludeerd dat de betrokken maatregelen in de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen aangezien zij staatssteun kunnen bevatten die de mededinging kan vervalsen op een dusdanige manier dat het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Al deze maatregelen hadden overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie moeten worden aangemeld en zijn dus, aangezien dit niet is gebeurd, onwettig.

    VII

    BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET HET VERDRAG

    (87) Zoals de Commissie in haar mededeling inzake de inleiding van de huidige procedure heeft gesteld, is er in deze zaak geen sprake van steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers noch van steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen. De steunmaatregelen zijn evenmin bedoeld om een ernstige verstoring in de economie op te heffen.

    (88) Aangezien er evenmin sprake is van steun die van aard is en verleend is om de ontwikkeling van bepaalde Franse streken te vergemakkelijken, noch van steun die bestemd is om de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst te bevorderen, zijn de uitzonderingen onder a) en c) van het tweede deel van de eerste volzin van artikel 87, lid 3, niet van toepassing.

    (89) Op grond van de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie kan alleen de uitzondering van het eerste deel van de tweede volzin van artikel 87, lid 3, onder c), eventueel worden toegepast met betrekking tot de steunmaatregelen die vóór 1995 door Crédit Lyonnais en sinds de afsplitsing van de onderneming tot de privatisering ervan, door CDR zijn verleend.

    i) Verenigbaarheid van de steun die werd toegekend in het kader van de herkapitalisaties van de onderneming voordat deze naar CDR werd afgesplitst

    (90) De door Crédit Lyonnais aan de onderneming tot 1995 toegekende steun moet worden onderzocht in het kader van de snelle uitbreiding van de onderneming in het begin van de jaren negentig. Dankzij de steun van Crédit Lyonnais is het omzetcijfer van Stardust tussen 1992 en 1993 verdubbeld, en vervolgens tussen 1993 en 1994 nogmaals verdubbeld (het beliep ongeveer 190 miljoen FRF in 1994, maar het boekjaar van 18 maand laat een cijfer van 292 miljoen FRF tot juni 1995 zien). Deze verviervoudiging in twee jaar tijd werd niet bereikt door een financiering uit eigen middelen, gezien de zwakke resultaten in 1992 en de negatieve resultaten in 1993 en 1994, maar uitsluitend dankzij de bijstand van de enige financier van de groep, Crédit Lyonnais, die steeds meer verbintenissen en risico's aanging. De uitzonderlijk gunstige financieringsvoorwaarden van Crédit Lyonnais, die zelfs zover gingen dat garanties en kredieten werden toegekend aan de klanten van Stardust, waarvan het beheer aan de onderneming werd toevertrouwd, hebben deze ontwikkeling nog versneld. De financiële steun van Crédit Lyonnais heeft de onderneming in staat gesteld concurrerende ondernemingen over te nemen en haar marktaandelen te vergroten. Op die manier kon Stardust, die aan het begin van de jaren negentig nog een kleine onderneming was met een marginale rol - zij werd opgericht in 1989 - ondanks de slechte resultaten, één van de leiders van de sector worden, niet alleen op Europees niveau maar tevens op wereldschaal.

    (91) Deze uitbreiding ging hand in hand met externe groeimaatregelen. In 1992 nam Stardust de handelsactiviteiten van de onderneming ATM over, die zich bezighield met het beheer en de verkoop van een vloot van 150 schepen zonder bemanning. In 1993 werd het failliete ATM overgenomen, alsmede de onderneming Jet Sea, die eveneens in faillissement verkeerde. Ten gevolge van deze twee transacties werd Stardust de beheerder van 180 boten en zeven jachthavens. Deze uitbreiding ging gepaard met een prestigecampagne in het kader waarvan de onderneming twee Franse schepen voor de America Cup van 1994 op de markt heeft gebracht. Stardust heeft zich ertoe verbonden deze beide schepen na vijf jaar tegen 40 % van hun waarde, of 32 miljoen FRF, terug te kopen.

    (92) Stardust bleek niet in staat te zijn deze versnelde uitbreiding en dit prestigebeleid in toom te houden. Volgens de Franse autoriteiten vloeien haar verliezen voornamelijk voort uit:

    - verliezen in verband met de startactiviteiten van Stardust betreffende de verkoop en het beheer van boten van het type "Scorpio", die gedeeltelijk te wijten zijn aan het nemen van ondoordachte risico's [...];

    - een slechte commerciële strategie en onaangepast beheer;

    - eenmalige buitengewone gebeurtenissen zoals verliezen in verband met de America Cup, die door de Franse autoriteiten op 45 miljoen FRF werden geraamd.

    (93)

    TABEL 2

    STAND VAN DE ACTIVITEITEN EN DE RESULTATEN VAN DE ONDERNEMING

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (94) De door deze verliezen ontstane uiterst slechte situatie heeft niet alleen de eigen middelen van de onderneming opgeslorpt, maar gezien het virtuele faillissement van de onderneming maakte zij tevens dat de onderneming insolvent was ten aanzien van haar enige bankier, Crédit Lyonnais. In plaats van daaruit de passende conclusies te trekken en haar posities ten aanzien van Stardust met verlies af te wikkelen, heeft Crédit Lyonnais zich nog verder verbonden, door de onderneming in 1994 nieuwe kredieten toe te kennen en tijdens het boekjaar van 18 maanden van 1994 en het eerste halfjaar van 1995 vorderingen die verschuldigd waren aan een dochteronderneming van Crédit Lyonnais, SBT Batif, om te zetten in participaties van de houdstermaatschappij van Crédit Lyonnais, Altus Finance. Door deze transactie kon Stardust ontkomen aan het faillissement maar werden de verbintenissen van Crédit Lyonnais ten aanzien van haar steeds groter. Bij ontstentenis van een herstructureringsplan werden in werkelijkheid alleen de terugbetalingstermijnen opgeschoven, gezien de omvang van de verliezen die voortvloeiden uit het slechte beheer van de onderneming en haar geringe rentabiliteit. Het steungehalte van de door Crédit Lyonnais verstrekte bijstand ter ondersteuning van de groei van de bank was derhalve aanzienlijk groter dan de herkapitalisatie van eind 1994, terwijl de kosten voor de aanzuivering van deze verliezen in de vorm van steun ten behoeve van Stardust in werkelijkheid werden uitgesteld en overgedragen naar de staat in het kader van de afsplitsing van Stardust begin 1995 en de inbreng ervan in CDR.

    (95) Om de verenigbaarheid van deze maatregelen met het Verdrag te beoordelen, zij opgemerkt dat de betrokken steunmaatregelen in werkelijkheid werden toegekend vóór de herkapitalisaties van de onderneming tussen 1994 en 1997 - die in feite de uitgestelde betaling vormen van de steunelementen die zij bevatten - en dat zij hoofdzakelijk voortvloeien uit de ondoordachte financiering van Stardust door Crédit Lyonnais tijdens de periode van haar versnelde groei in 1992-1994. Zoals hierboven echter werd vermeld, kan met betrekking tot de onderzochte steunmaatregelen alleen de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag eventueel worden toegepast, wat zou betekenen dat de betrokken maatregelen reddings- en herstructureringssteun vormen.

    (96) In dit geval echter had de aan Stardust verstrekte steun, verre van gebruikt te worden voor de herstructurering van de onderneming, voornamelijk een versnelling van de groei van de onderneming en van haar controle over de steeds groter wordende marktaandelen tot gevolg. Volgens het bedrijfsplan dat in oktober 1993 werd opgesteld door de consultant ACA en door de autoriteiten in het kader van de huidige procedure aan de Commissie werd verstrekt, was het de bedoeling van Stardust de Europese marktleider te maken in de sector van de kleine pleziervaartuigen. Volgens het plan werd de groei in 1993-1994 beschouwd als de "aanloopperiode" van de onderneming, welke zou worden gevolgd door een duurzame groeiperiode vanaf 1995. Verondersteld werd dat de vloot zou worden uitgebreid van 218 schepen in 1993 tot 355 in 1996, gepaard gaande met een stijging van hun waarde en hun capaciteit per eenheid, en de spreiding van honderden boten over de jachthavens in de grote toeristische zones van de wereld - de Antillen, Polynesië, het Middellandse-Zeegebied en de Indische Oceaan - voor een hoofdzakelijk Europese en Noord-Amerikaanse clientèle, met als doel een omzetcijfer van meer dan 300 miljoen FRF in 1996 te realiseren, in vergelijking met ongeveer 50 miljoen FRF in 1992. Het plan van oktober 1993 heeft derhalve niet de kenmerken van een herstructureringsplan dat voorziet in een bezuinigingsperiode teneinde het interne herstel van de onderneming mogelijk te maken en de door de steun veroorzaakte verstoring van de mededinging in te perken. Het gaat integendeel om een ambitieus groeiplan dat erop is gericht van deze kleine onderneming één van de mondiale leiders in de pleziervaartsector te maken.

    (97) Uit het voorgaande blijkt dat de door Crédit Lyonnais tijdens deze groeiperiode toegekende steun in de vorm van risicodragende financieringen, welke vervolgens, vanaf eind 1994 door Crédit Lyonnais en CDR in de vorm van herkapitalisaties werd gematerialiseerd, wegens de hierboven beschreven redenen niet kan worden beschouwd als reddings- of herstructureringssteun ten gunste van Stardust. Integendeel, deze steun heeft een maximaal concurrentievervalsend effect gehad aangezien hij gericht was op de snelle groei van de onderneming door overname van haar concurrenten en de stijging van haar marktaandelen, waardoor zij in staat was haar omzetcijfer van 1992 tot 1994 te verviervoudigen.

    (98) Hieruit volgt dat de betrokken steun, die onwettig is aangezien hij niet werd aangemeld, niet kan worden beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    ii) Verenigbaarheid van de steun die is vervat in de herkapitalisatiemaatregelen ten gunste van de onderneming en de kosten van de activa van CDR na de inbreng van Stardust in de afsplitsingstructuur

    (99) De autoriteiten hebben de Commissie erop gewezen dat Stardust tekenen vertoonde van een herstel van de rentabiliteit en dat voor het boekjaar 1997-1998 een terugkeer naar een evenwichtige exploitatie werd verwacht. Zij hebben benadrukt dat de in 1995 door de nieuwe directie van de onderneming, welke door CDR werd aangesteld, uitgevoerde herstructureringsmaatregelen hun vruchten begonnen af te werpen. Zij hebben ten behoeve van de Commissie de door de directie ten uitvoer gelegde herstructureringsmaatregelen beschreven welke de onderneming in staat zullen stellen zich vanaf 1997-1998 te herstellen en op basis waarvan de overnemer werd gekozen.

    (100) In verband met deze door de autoriteiten naar voren gebrachte argumenten merkt de Commissie het volgende op. Met uitzondering van de onzekerheid in verband met de voorwaarden waaronder de laatste herkapitalisatie is gebeurd, welke niet los kan worden gezien van het door de overnemer gedane prijsaanbod onder de hierboven beschreven procedurevoorwaarden, erkent de Commissie dat de manier waarop CDR dit dossier heeft beheerd, in overeenstemming lijkt te zijn met de criteria die erop gericht zijn de gevolgen van de ondoordachte, door Crédit Lyonnais aangegane verbintenissen aan te pakken en de verliezen voor de staat te beperken. De aanzienlijke kost van de operatie voor de staat lijkt voornamelijk te wijten te zijn aan het onvoorzichtige beheer van dit dossier door Crédit Lyonnais tijdens de jaren die de afsplitsing van de onderneming voorafgingen.

    (101) De Commissie, zoals zij hierboven inzake de beoordeling van het steungehalte van de betrokken maatregelen heeft gesteld, is van oordeel dat de onderzochte steunmaatregelen niet zozeer voortvloeien uit het optreden van CDR als dusdanig, maar veeleer uit de ondoordachte steun die Crédit Lyonnais heeft toegekend aan de onderneming voordat deze werd afgesplitst: de steunverlening was immers reeds geruime tijd aan de gang voordat de staat via CDR haar verliezen op de transactie moest compenseren. Zoals in het geval van steun in de vorm van een garantie, komt een steunmaatregel niet tot stand op het moment van de betaling door de staat (of in het geval van een garantie, de tenuitvoerlegging ervan) maar op het moment van de oorspronkelijke handeling (in het geval van een garantie, de toekenning ervan). Het feit dat de Commissie de uiteindelijk aan Stardust verstrekte steun beoordeelt op grond van de kosten voor de herkapitalisatie en voor de overname van de activa, die hoofdzakelijk ten laste van CDR kwamen, betekent evenwel niet dat de voorheen door Crédit Lyonnais aan Stardust toegekende financiële bijstand geen steun inhoudt. Zoals reeds werd benadrukt, had de door Crédit Lyonnais toegekende steun een onredelijk niveau bereikt, aangezien hij ver boven het balanstotaal van de onderneming uitkwam, zelfs voordat Stardust aan CDR werd overgedragen.

    (102) CDR bevond zich derhalve in een dermate moeilijke positie dat, zelfs indien de privatiseringsprocedure open, doorzichtig en niet discriminerend zou zijn geweest, het financiële resultaat van de inbreng van Stardust in de afsplitsingstructuur waarschijnlijk niet anders dan negatief had kunnen zijn. De steun die vervat was in een dergelijke ondoordachte bijstand kwam slechts voor een zeer klein gedeelte ten laste van Crédit Lyonnais, in het kader van de herkapitalisatie van 1994 ten belope van 44,3 miljoen FRF - dat wil zeggen minder dan 10 % van het totale steunbedrag - aangezien de afrekening van deze transactie werd uitgesteld en rechtstreeks ten laste kwam van de staat in het kader van het afsplitsingsmechanisme waarbij de niet-renderende activa van de bank aan CDR werden overgedragen. Derhalve moet worden vastgesteld dat er een aanzienlijk tijdsverschil bestaat tussen het tijdstip waarop een begin werd gemaakt met de toekenning van steun, vóór 1995, en de uiteindelijke vaststelling in 1997 van verliezen waardoor de transactie kon worden vereffend en het steungehalte van de door Crédit Lyonnais toegekende financiële steunmaatregelen exact kon worden vastgesteld.

    (103) Derhalve kunnen de door CDR ten gunste van de onderneming uitgevoerde herkapitalisatie en de overname van de risicodragende activa in dit geval niet worden beoordeeld op basis van het door de nieuwe directie van de onderneming in februari 1996 ten uitvoer gelegde herstructureringsplan, maar dient de beoordeling, net zoals de herkapitalisatie van 1994, te geschieden in het kader van de context waarin de steun oorspronkelijk aan Stardust werd verstrekt, in het bijzonder in de jaren 1992, 1993 en 1994. Zoals hierboven echter werd gesteld, voldoet deze eerste herkapitalisatie van 1994 niet aan de voorwaarden inzake de verenigbaarheid met het algemeen belang. Dit geldt derhalve ook voor de uitgestelde steun die ten laste van CDR kwam.

    (104) Bovendien zij opgemerkt dat de autoriteiten de Commissie begin 1995 geen enkel herstructureringsplan hebben verstrekt op grond waarvan de verenigbaarheid van de herkapitalisatie van april 1995 ten belope van 112 miljoen FRF kon worden onderzocht. Zij hebben in hun schrijven van 9 februari 1998 slechts a posteriori een rechtvaardiging gegeven van de toenmalige door de nieuwe directie van de onderneming genomen maatregelen. Het herstructureringsplan dat zij in het kader van de huidige procedure aan de Commissie hebben verstrekt, is gedateerd van februari 1996. Daaruit volgt dat de herstructureringsmaatregelen zeer laat werden uitgevoerd, in een zeer verschillende context dan die- waarin de steun sinds het begin van de jaren negentig door Crédit Lyonnais werd toegekend en waardoor deze kleine onderneming een leiderpositie in de pleziervaartsector heeft veroverd, een positie die zij nog steeds bekleedt, zelfs na de herstructurering waarvan sprake.

    (105) Voorts hebben de autoriteiten de Commissie bij schrijven van 2 juni 1999 een niet-gedateerd document doen toekomen dat werd voorgesteld als een sinds de zomer van 1995 uitgevoerd herstructureringsplan. Op basis van de verstrekte gegevens blijkt echter duidelijk dat het document van een latere datum is dan 1995. In het plan worden de maatregelen met het oog op het herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming beschreven. Op grond van het plan kunnen de aan de onderneming toegekende steunmaatregelen echter niet als verenigbaar met het Verdrag worden geacht aangezien een strategie wordt voorgesteld die gericht is op een versterkte aanwezigheid in Europa en een aanzienlijke groei van de onderneming, zonder dat wordt voorzien in enige maatregelen om het mededingingsvervalsend karakter van de steun te beperken.

    (106) Subsidiair, zelfs indien de verenigbaarheid van de door CDR toegekende steun zou worden beoordeeld zonder de situatie vóór 1995, toen de steun in werkelijkheid is toegekend, in aanmerking te nemen (wat de normale beoordelingsmethode zou zijn, zelfs indien de betaling in verschillende tranches werd uitgevoerd(16)), heeft de Commissie niettemin onderzocht of de steun eventueel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kon worden beschouwd.

    (107) Volgens het door de autoriteiten aan de Commissie in februari 1996 overgelegde bedrijfsplan dat volgens hen heeft gediend als basis voor de daaropvolgende herkapitalisaties, zou de onderneming worden geheroriënteerd op haar kernactiviteiten, d.w.z. de verhuur van boten zonder bemanning voor cruises. Voor deze laatste activiteit werd een aanzienlijke groei voorspeld en in het kader van een zogenaamde strategie van de "uitweg naar boven", zou de vloot van de boten zonder bemanning van 189 schepen eind 1994 stijgen tot 264 schepen eind 1996. Daarentegen zouden de andere activiteiten van de onderneming worden ingeperkt. Het plan voorzag in een aanzienlijke reductie van de vaste activa en van het omzetcijfer van de onderneming, hetwelk zou dalen van 208 miljoen FRF in 1995 naar 162 miljoen FRF in 1997, wat een vermindering van ongeveer 22 % betekent. De meest getroffen activiteit was van de verkoop van schepen, die van 175 miljoen FRF naar 63 miljoen FRF zou dalen. Daarentegen zou de meest renderende activiteit, de verhuur van boten zonder bemanning, aanzienlijk stijgen van 44 tot 99 miljoen FRF. Zo bleef, na deze inkrimping, het omzetcijfer van de onderneming in 1997 nog 2,5 keer hoger dan het niveau ervan in 1992, terwijl de door Crédit Lyonnais aan Stardust verleende steun in werkelijkheid reeds sinds het begin van de periode werd toegekend (zie deel V).

    (108) De steun heeft, gedurende de hele periode waarin hij werd verstrekt, in werkelijkheid een enorme groei van Stardust's activiteiten mogelijk gemaakt, ondanks de laattijdige herstructurering en inkrimping van de activiteiten. Zoals blijkt uit een nota van de Franse autoriteiten van 8 juni 1999, heeft deze groei het de onderneming mogelijk gemaakt haar omzet veel sneller te doen stijgen dan haar belangrijkste concurrenten zoals Moorings, die in deze periode stabiel is gebleven, en Sunsail, die in deze periode haar omzet heeft verdubbeld, wat een aanzienlijk kleinere stijging is dan die van Stardust. Aangezien Stardust een weinig rendabele en slecht beheerde onderneming was, kunnen haar resultaten in die periode slechts worden verklaard door de buitengewoon hoge steunbedragen die zij heeft ontvangen. Zonder deze steun zou de onderneming geliquideerd geworden zijn nadat haar werkelijke situatie door de audit eind 1994 bekend werd, en zou zij van de markt verdwenen zijn.

    (109) Een dergelijk plan, zelfs indien het de levensvatbaarheid van de onderneming had kunnen herstellen en de steun tot het strikte minimum had kunnen beperken, kon dus, gezien de enorme steunbedragen, die bijna drie keer zo hoog waren als het jaarlijks omzetcijfer van de onderneming in 1995/1996, niet verenigbaar zijn met de regels inzake herstructureringssteun, welke voorzien in tegenprestaties om de door de steun veroorzaakte verstoring van de mededinging te compenseren. De laattijdig genomen herstructureringsmaatregelen lijken eenvoudigweg strikt noodzakelijk te zijn geweest om de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen, in het bijzonder door een inkrimping van de vaste activa en de beperking van de risico's bij de verkoop van schepen. De maatregelen blijken geenszins verder dan het strikt noodzakelijke te gaan, noch elementen te bevatten ter compensatie van de concurrenten voor de door deze steun veroorzaakte verstoring van de mededinging op het gebied van de strategische kernactiviteiten van de onderneming, met name de verhuur van boten zonder bemanning.

    (110) Dit ambitieuze plan om de activiteiten te concentreren op de verhuur van boten zonder bemanning werd tamelijk getrouw uitgevoerd. Volgens de meest recente door de autoriteiten verstrekte gegevens is het aantal weken per jaar dat Stardust boten zonder bemanning verhuurt, daadwerkelijk gestegen van 1890 in het boekjaar 1993 tot 2794 in het boekjaar 1995/1996 en 3971 in het boekjaar 1997/1998. Voor 1999 bedraagt het streefcijfer 4800 weken, wat 2,5 keer meer is dan in 1993. Gedurende de gehele onderzochte periode (1992-1997) waarin Crédit Lyonnais de onderneming steun heeft verstrekt om haar ontwikkeling te versnellen, is het omzetcijfer van Stardust gestegen van 53 miljoen FRF naar ongeveer 135 miljoen FRF.

    (111) De Franse en Europese concurrenten van Stardust, in het bijzonder die welke sterk aanwezig zijn in dezelfde sector van de verhuur van cruises op boten zonder bemanning, werden echter in werkelijkheid op geen enkele manier gecompenseerd door dit plan, maar werden daarentegen benadeeld door de steun die aan Stardust werd toegekend met het oog op de heroriëntering van de onderneming op die bepaalde kernactiviteit welke een zeer snelle groei kende. Zoals reeds elders werd vermeld, hebben de klanten van Stardust een uiteenlopende geografische herkomst: 44 % is Europees (Frankrijk uitgezonderd), 14 % is Frans, en het overige deel komt uit de rest van de wereld, voornamelijk uit de Verenigde Staten. Deze elementen bevestigen de gevoeligheid van de maatregelen ten gunste van Stardust en hun mogelijke invloed op de mededinging, zowel in Frankrijk als in de rest van de Gemeenschap. De door de nieuwe directie van de onderneming met de steun van haar aandeelhouder uitgevoerde herstructureringsmaatregelen omvatten geen compensaties om de door de steun veroorzaakte mededingingsbeperkende gevolgen te verzachten, maar hebben in werkelijkheid dank zij de toegekende steun, geleid tot een zeer sterke groei van de strategische kernactiviteiten van Stardust.

    (112) Uit dit subsidiaire onderzoek dient derhalve te worden geconcludeerd dat de door CDR aan Stardust in 1995-1997 toegekende steunmaatregelen, zelfs indien zij ex-post op basis van het plan van februari 1996 zouden kunnen worden beoordeeld, niet voldoen aan de criteria die zijn vervat in de kaderregeling inzake herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden.

    (113) De aan Stardust toegekende steun kan derhalve niet als verenigbaar met het algemeen belang worden verklaard.

    VIII

    CONCLUSIES

    (114) De steunmaatregelen in de vorm van financieringen en bankgaranties die de staat aan Stardust heeft toegekend via de groep Crédit Lyonnais en vervolgens via CDR, bevatten steunelementen. Zij zijn onwettig aangezien zij niet werden aangemeld. De steun werd verleend uit hoofde van financieringen zonder uitzicht op terugbetaling, in de vorm van een herkapitalisatie door Crédit Lyonnais, een voorschot in rekening courant, en kapitaalverhogingen door middel van de kwijtschelding van de vorderingen welke de aandeelhouder die Crédit Lyonnais heeft opgevolgd, CDR, na de afsplitsing van Stardust in 1995 op de onderneming had. De betrokken steun heeft een totale, niet-geactualiseerde, nominale waarde van 496,2 miljoen FRF. De geactualiseerde waarde op 31 oktober 1994 bedraagt 450,4 miljoen FRF.

    (115) De enige mogelijke uitzondering voor een dergelijke steun krachtens artikel 87, lid 3, onder c), kan niet worden toegepast aangezien het niet om herstructureringssteun gaat maar om steun die, gezien de context waarin hij werd verstrekt, erop gericht was de snelle groei van een niet-rendabele onderneming mogelijk te maken en te bevorderen, wat heeft geleid tot een verstoring van de mededinging welke niet verenigbaar is met het algemeen belang.

    (116) Bovendien werd Stardust geprivatiseerd in omstandigheden die niet voldeden aan de vereisten inzake openheid, doorzichtigheid en niet-discriminatie, die het vermoeden van steun hadden kunnen uitsluiten en op grond waarvan een marktprijs had kunnen worden vastgesteld. De Commissie neemt er nota van dat bij de vaststelling van een dergelijke prijs, elementen zoals de risico's buiten balans in aanmerking kunnen worden genomen, zodat de klacht welke werd ingediend door een concurrent die CDR een prijsaanbieding had gedaan met een hogere nominale waarde dan die van de overnemer van Stardust, op zich geen voldoende bewijs is van het bestaan van steun ten gunste van de bij deze transactie betrokken overnemer. In het licht van deze risico's buiten balans en de onzekerheden met betrekking tot de werkelijke marktwaarde van de onderneming, welke tot uiting had kunnen komen door een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure, concludeert de Commissie in fine dat in verband met deze privatiseringsoperatie geen bijkomende steun werd verstrekt aan de onderneming of de overnemer ervan.

    (117) Aangezien de betrokken steun onverenigbaar is, moet hij door de staat worden teruggevorderd, hetzij rechtstreeks, hetzij via CDR waarvan de verliezen door de staat worden gedragen door het garantiemechanisme in verband met de participatielening van EPFR (Etablissement Public de Financement et de Restructuration). Deze wijze van terugvordering geldt ook voor de steun ten belope van 44,3 miljoen FRF die Crédit Lyonnais in oktober 1994 aan Stardust heeft verstrekt. Crédit Lyonnais werd immers reeds gecompenseerd voor de uit deze transactie voortvloeiende verliezen toen Stardust werd overgeheveld naar de afsplitsingsconstructie en het is derhalve aan de staat, die uiteindelijk de lasten voor haar rekening neemt, om de aan Stardust toegekende steun terug te vorderen. De terugvordering van dit bedrag van 44,3 miljoen FRF door Crédit Lyonnais zou ingaan tegen de verplichting om de steun aan de bank, in het kader van haar herstructureringsplan, tot het strikt noodzakelijke te beperken. Aangezien het door de Commissie in mei 1998 goedgekeurde plan niet voorzag in bijkomende middelen van ondernemingen zoals Stardust waaraan de bank eventueel steun had verstrekt, kan een dergelijke recuperatie niet ten voordele van Crédit Lyonnais geschieden.

    (118) Door het in mindering brengen en terugvorderen van de aan Stardust toegekende steun wordt het steunbedrag ten gunste van Crédit Lyonnais, welk bedrag was goedgekeurd bij de Beschikkingen 95/547/EG en 98/490/EG, niet beïnvloed: dit bedrag blijft ongewijzigd. Elke mogelijke vermeerdering of vermindering van de werkelijk door Crédit Lyonnais ontvangen steun, ten gevolge van de steun die door CDR van Stardust werd teruggevorderd, heeft geen invloed op het bedrag dat door de Commissie werd goedgekeurd in haar Beschikking 98/490/EG betreffende de door Frankrijk aan de groep Crédit Lyonnais verleende steun. Bij dit toegestane bedrag wordt rekening gehouden, zoals in de beschikking wordt uitgelegd(17), met de onzekerheden inzake het bedrag van de aan Crédit Lyonnais verstrekte steun: de aan Stardust toegekende steun, die kleiner is dan het niet-geactualiseerde bedrag van 0,5 miljard FRF, brengt de voorzichtigheids/onzekerheidsmarge van 45 miljard FRF, waarmee de Commissie rekening heeft gehouden in haar Beschikking 98/490/EG, immers niet in gevaar. Zo blijven ook, volgens de logica van Beschikking 98/490/EG waarin eveneens rekening wordt gehouden met de vereisten inzake de levensvatbaarheid van de bank en de beperking van de steun tot het strikt noodzakelijke, de verplichtingen van de lidstaat betreffende de tegenprestaties die vereist zijn in de vorm van de afstoting van activa en het opdoeken van bepaalde activiteiten van de bank, onveranderd,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De kapitaalverhogingen ten behoeve van Stardust Marine ten belope van 44,3 miljoen FRF, die door Altus Finance in oktober 1994 werd verricht, en ten belope van 112 miljoen FRF welke door CDR in april 1995 werd verricht, het voorschot in rekening courant ten belope van 127,5 miljoen FRF dat door CDR van juli 1995 tot juni 1996 werd verstrekt, en de door CDR verrichte herkapitalisaties van 250,5 miljoen FRF in juni 1996 en 89 miljoen FRF in juni 1997, vormen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Deze maatregelen met een totale geactualiseerde waarde op 31 oktober 1994 van 450,4 miljoen FRF kunnen niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard in de zin van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag en artikel 61, leden 2 en 3, van de EER-Overeenkomst.

    Artikel 2

    Frankrijk is ertoe gehouden van Stardust de terugbetaling te eisen aan de staat of aan CDR van het bedrag van 450,4 miljoen FRF dat overeenkomt met het steungehalte van de betrokken maatregelen in geactualiseerde waarde op 31 oktober 1994. Dit bedrag wordt vermeerderd met rente, welke berekend wordt vanaf die datum, op basis van het door de Commissie voor de berekening van het subsidie-equivalent van steun in Frankrijk vastgestelde referentiepercentage.

    Artikel 3

    Frankrijk deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 8 september 1999.

    Voor de Commissie

    Mario Monti

    Lid van de Commissie

    (1) PB C 111 van 9.4.1998, blz. 9.

    (2) PB L 308 van 21.12.1995, blz. 92.

    (3) Cijfers van 30 juni 1996, datum waarop het boekjaar werd afgesloten.

    (4) Zie XXIIIe Verslag over het mededingingsbeleid, punt 403, blz. 276. De beginselen waarnaar de Commissie in dit verslag verwijst, waren voordien in een schrijven van de directeur-generaal Concurrentie van 14 juli 1993 aan de Franse autoriteiten medegedeeld.

    (5) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

    (6) Zie voetnoot 4.

    (7) Krachtens de rechtspraak op het gebied van staatssteun zijn de middelen van een openbare onderneming zoals Crédit Lyonnais staatsmiddelen in de zin van artikel 87 van het Verdrag.

    (8) Zie onder meer de mededeling van de Commissie aan de lidstaten (PB C 307 van 13.11.1993 blz. 3).

    (9) Zakengeheim.

    (10) Vanaf 1 mei 1999 wordt artikel 92 van het EG-Verdrag artikel 87 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd door het Verdrag van Amsterdam; artikel 93 wordt artikel 88.

    (11) PB C 307 van 13.11.1993, blz. 3.

    (12) PB L 221 van 8.8.1998, blz. 41.

    (13) Zie voetnoot 4.

    (14) Dit bedrag omvat het voorschot in rekening courant van juli 1995 dat vervolgens werd omgezet in kapitaal; deze twee elementen kunnen derhalve niet worden samengeteld bij de berekening van de totale steun.

    (15) Gezien de lange periode waarin Crédit Lyonnais steun heeft verstrekt aan Stardust vóór de afsplitsing ervan, neemt de Commissie 30 oktober 1994 (de eerste onderzochte herkapitalisatie dateert van oktober 1994) als overeengekomen referentiedatum voor de berekening van de geactualiseerde waarde van de steun, tegen het toenmalige referentiepercentage, d.w.z. 8,93 %. Volgens de autoriteiten is 1994 het laatste jaar waarin de verplichtingen van Crédit Lyonnais ten aanzien van de onderneming zijn gestegen.

    (16) Zie het arrest van het Gerecht van eerste aanleg inzake "Ducros", zaak T-149/95, Jurisprudentie 1997 II, blz. 2031, rechtsoverweging 66.

    (17) PB L 221 van 8.8.1998, in het bijzonder blz. 52 tot 61.

    Top