Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R1128

Verordening (EG) nr. 1128/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen

PB L 135 van 29.5.1999, p. 50–56 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2004; opgeheven door 32004R1201

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/1128/oj

31999R1128

Verordening (EG) nr. 1128/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen

Publicatieblad Nr. L 135 van 29/05/1999 blz. 0050 - 0056


VERORDENING (EG) Nr. 1128/1999 VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 1999

tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europaovereenkomsten opgenomen landbouwconcessies(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2435/98(2), en met name op artikel 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken(3), en met name op artikel 5,

Gelet op Besluit 98/677/EG van de Raad van 18 mei 1998 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Litouwen, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en met de resultaten van de landbouwonderhandelingen van de Uruguayronde, waaronder ook de verbeteringen van de bestaande preferentieregeling(4), en met name op artikel 2,

Gelet op Besluit 1999/86/EG van de Raad van 18 mei 1998 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en met de resultaten van de landbouwonderhandelingen van de Uruguayronde, waaronder ook de verbeteringen van de bestaande preferentieregeling(5), en met name op artikel 2,

(1) Overwegende dat bij de Verordeningen (EG) nr. 3066/95 en (EG) nr. 1926/96 en de Besluiten 98/677/EG en 1999/86/EG een tariefcontingent met een jaarvolume van 178000 levende runderen van ten hoogste 80 kg, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland en Litouwen, is geopend waarvoor het douanerecht met 80 % wordt verlaagd; dat voor meerdere jaren geldende uitvoeringsbepalingen voor telkens op 1 juli beginnende perioden van twaalf maanden, hierna "invoerjaar" te noemen, moeten worden vastgesteld; dat daartoe de tot nu toe jaarlijks voor dat contingent vastgestelde bepalingen overgenomen moeten worden;

(2) Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, teneinde ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, dienstig is het overgrote gedeelte van de beschikbare hoeveelheden voor zogenaamde traditionele importeurs van levende runderen te reserveren; dat door de bevoegde nationale instantie bij de administratie begane vergissingen de toegang van de marktdeelnemers tot dit gedeelte van het contingent in bepaalde gevallen dreigen te beperken; dat bepalingen moeten worden vastgesteld om eventueel nadeel te vergoeden;

(3) Overwegende dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties met derde landen een bepaalde omvang hebben; dat het, in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken marktdeelnemers in de aan het betrokken invoerjaar voorafgaande twaalf maanden ten minste 100 dieren hebben uitgevoerd en/of ingevoerd; dat een partij van 100 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht;

(4) Overwegende dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat alle aanvragen van eenzelfde marktdeelnemer moeten worden ingediend in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het register van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) is ingeschreven;

(5) Overwegende dat, om speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat zogenaamde "traditionele marktdeelnemers" die per 1 juni, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, niet meer actief zijn in de sector rundvlees, niet voor het contingent in aanmerking komen;

(6) Overwegende dat moet worden bepaald dat de rechten op invoer pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en eventueel met een uniform percentage worden verminderd;

(7) Overwegende dat, met het oog op een gelijkmatig verloop van de invoer, de afgifte van certificaten over verschillende gedeelten van het invoerjaar moet worden gespreid;

(8) Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat daartoe met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 168/1999(7), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2648/98(9), of waarbij de betrokken bepalingen worden aangevuld;

(9) Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Behalve voor invoer in het kader van de tariefcontingenten voor de invoer van 169000 jonge mannelijke runderen voor de mesterij en 153000 levende runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, gelden voor de invoer in de Gemeenschap van levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 en 0102 90 49, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad(10) en van oorsprong uit de in bijlage I vermelde derde landen de bij deze verordening vastgestelde beheersmaatregelen.

Artikel 2

1. In het raam van meerjarencontingenten kunnen op grond van deze verordening telkens voor een periode van 1 juli van een bepaald jaar tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, hierna "invoerjaar" te noemen, invoercertificaten worden afgegeven voor ten hoogste 178000 dieren van GN-code 0102 90 05, van oorsprong uit de in bijlage I genoemde landen.

Het contingent heeft het volgnummer 09.4598.

2. Het ad-valoremrecht en de in het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) vastgestelde specifieke bedragen worden voor deze dieren met 80 % verlaagd.

3. Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse aantal wordt als volgt in twee gedeelten verdeeld:

a) het eerste gedeelte, gelijk aan 70 %, namelijk 124600 stuks, wordt verdeeld onder importeurs die kunnen bewijzen dat zij in de 36 maanden, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, dieren hebben ingevoerd in het kader van contingent nr. 09.4598.

De lidstaten mogen rechten op invoer uit hoofde van het vorige invoerjaar die door een administratieve vergissing van de bevoegde nationale instantie niet zijn verleend, als referentieaantal accepteren;

b) het tweede gedeelte, gelijk aan 30 %, namelijk 53400 stuks, wordt verdeeld onder de marktdeelnemers die kunnen bewijzen dat zij in de twaalf maanden, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, ten minste 100 levende runderen van GN-code 0102 90, andere dan die bedoeld onder a), hebben ingevoerd en/of uitgevoerd.

De marktdeelnemers moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.

4. Het gedeelte van 124600 stuks wordt op basis van de invoercertificaataanvragen onder de in aanmerking komende importeurs verdeeld naar rata van de overeenkomstig lid 6 bewezen invoer van dieren in de zin van lid 3, onder a), eerste alinea, in de daar genoemde periode.

5. Het gedeelte van 53400 stuks wordt toegewezen naar rata van de door de in aanmerking komende marktdeelnemers gevraagde aantallen in de zin van lid 3, onder b), waarvoor bewijzen worden geleverd overeenkomstig lid 6.

6. Als bewijs van in- en uitvoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht of het uitvoerdocument, in beide gevallen naar behoren geviseerd door de douaneautoriteiten.

De lidstaten kunnen, als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instantie kan bewijzen dat hij de originele documenten niet heeft kunnen verkrijgen, een kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden die door de instantie van afgifte naar behoren is gecertificeerd.

Artikel 3

1. Marktdeelnemers die op 1 juni, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 3, onder a), eerste alinea.

2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 4, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.

Artikel 4

1. Een aanvraag voor rechten op invoer mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register ingeschreven is.

2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder a), eerste alinea, dienen de importeurs uiterlijk op 8 juni, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, bij de bevoegde instanties een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.

De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van de aanvragen, de lijst van de importeurs die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van hun naam en adres en, voor elk van hen, de aantallen dieren die zij in de in artikel 2, lid 3, onder a), eerste alinea, genoemde periode hebben ingevoerd.

3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder b), dienen de marktdeelnemers uiterlijk op 8 juni, voorafgaand aan het betrokken invoerjaar, een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.

Een aanvrager mag slechts één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag heeft ingediend, worden al zijn aanvragen afgewezen. De aanvraag mag ten hoogste betrekking hebben op het beschikbare aantal.

De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van de aanvragen, de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.

4. Alle mededelingen, ook de mededeling dat geen aanvragen zijn ontvangen, worden per fax gedaan en daartoe worden formulieren naar het model in de bijlagen II en III gebruikt.

Artikel 5

1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2. Voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare aantallen overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde aantallen worden verminderd.

Indien toepassing van de in de vorige alinea bedoelde vermindering leidt tot minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

Artikel 6

1. Voor de invoer van overeenkomstig artikel 5 toegewezen aantallen moeten een of meer invoercertificaten worden overgelegd.

2. De certificaataanvraag mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar ook de aanvraag voor rechten op invoer is ingediend.

3. Nadat de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 1, de toe te wijzen aantallen heeft meegedeeld, worden de certificaten, op verzoek van de marktdeelnemer, tot en met 31 december van het invoerjaar afgegeven voor ten hoogste 50 % van de toegekende rechten op invoer. De invoercertificaten voor het resterende aantal dieren van hetzelfde invoerjaar worden vanaf 1 januari afgegeven.

Het aantal dieren waarvoor een certificaat wordt afgegeven, wordt uitgedrukt in eenheden. Eventueel wordt naar boven of naar beneden afgerond.

4. Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a) in vak 8, een of meer van de in bijlage I genoemde landen; het certificaat brengt de verplichting met zich om uit een of meer van de aangegeven landen in te voeren;

b) in vak 16, GN-code 0102 90 05;

c) in vak 20 het volgnummer 09.4598 en ten minste één van de volgende vermeldingen:

- Reglamento (CE) N° 1128/1999

- Forordning (EF) Nr. 1128/1999

- Verordnung EG) Nr. 1128/1999

- Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1128/1999

- Regulation (EC) No 1128/1999

- Règlement (CE) n° 1128/1999

- Regolamento (CE) n. 1128/1999

- Verordening (EG) nr. 1128/1999

- Regulamento (CE) n.o 1128/1999

- Asetus (EY) N:o 1128/1999

- Förordning (EG) nr 1128/1999.

5. Invoercertificaten die op grond van deze verordening worden afgegeven, zijn geldig gedurende 90 dagen na de dag van afgifte in de zin van artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3719/88. De certificaten mogen echter pas vanaf 1 juli van het invoerjaar worden afgegeven en hun geldigheid loopt in ieder geval op 30 juni af.

6. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

7. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

Artikel 7

De dieren komen in aanmerking voor toepassing van de in artikel 1 bedoelde rechten na overlegging van hetzij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomsten met de geassocieerde landen van Midden-Europa of Protocol nr. 3 bij de Europaovereenkomsten met de Oostzeelanden is afgegeven, hetzij een overeenkomstig de voornoemde protocollen door de exporteur opgestelde verklaring.

Artikel 8

De Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders bepaald.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 mei 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 328 van 30.12.1995, blz. 31.

(2) PB L 303 van 13.11.1998, blz. 1.

(3) PB L 254 van 8.10.1996, blz. 1.

(4) PB L 321 van 30.11.1998, blz. 1.

(5) PB L 29 van 3.2.1999, blz. 9.

(6) PB L 331 van 2.12.1988, blz. 1.

(7) PB L 19 van 26.1.1999, blz. 4.

(8) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35.

(9) PB L 335 van 10.12.1998, blz. 39.

(10) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 24.

BIJLAGE I

Lijst van derde landen

Hongarije

Polen

Tsjechische Republiek

Slowakije

Roemenië

Bulgarije

Litouwen

Letland

Estland

BIJLAGE II

Telefax: (32-2) 296 60 27/295 36 13

Toepassing van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1128/1999

Volgnummer 09.4598

>PIC FILE= "L_1999135NL.005502.EPS">

BIJLAGE III

Telefax: (32-2) 296 60 27/295 36 13

Toepassing van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1128/1999

Volgnummer 09.4598

>PIC FILE= "L_1999135NL.005602.EPS">

Top