Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0264

1999/264/EG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 1999 houdende machtiging van de lidstaten om tijdelijk toe te staan dat zaaizaad van bepaalde soorten dat niet aan de eisen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG of 69/208/EEG van de Raad voldoet, in de handel wordt gebracht (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 793)

PB L 104 van 21.4.1999, p. 22–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/264/oj

31999D0264

1999/264/EG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 1999 houdende machtiging van de lidstaten om tijdelijk toe te staan dat zaaizaad van bepaalde soorten dat niet aan de eisen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG of 69/208/EEG van de Raad voldoet, in de handel wordt gebracht (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 793)

Publicatieblad Nr. L 104 van 21/04/1999 blz. 0022 - 0025


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 1999

houdende machtiging van de lidstaten om tijdelijk toe te staan dat zaaizaad van bepaalde soorten dat niet aan de eisen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG of 69/208/EEG van de Raad voldoet, in de handel wordt gebracht

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 793)

(1999/264/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG(2), en met name op artikel 17,

Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/8/EG(4), en met name op artikel 17,

Gelet op Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG, en met name op artikel 16,

Gezien de door België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden ingediende verzoeken,

(1) Overwegende dat in bovengenoemde lidstaten de beschikbare hoeveelheid zaad van alle categorieën van zomerrassen van voedergewassen, granen of oliehoudende gewassen, dat ten aanzien van de kiemkracht aan de eisen van de genoemde richtlijnen voldoet, ontoereikend is om in de behoefte van die landen te voorzien en dat, wat zaaigranen van de categorie "gecertificeerd zaad" betreft, voor België, Luxemburg, Nederland en Zweden ook te weinig zaad aan de eis inzake veldkeuring en voor Finland ook te weinig zaad aan de eis inzake het maximumaantal generaties na het "basiszaad" voldoet;

(2) Overwegende dat in deze behoeften niet in voldoende mate kan worden voorzien met zaad uit andere lidstaten of derde landen dat aan alle eisen van de bovengenoemde richtlijnen voldoet;

(3) Overwegende dat België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden derhalve moeten worden gemachtigd om tot en met 30 juni 1999 zaad van zomerrassen van voedergewassen, granen en oliehoudende gewassen tot de handel toe te laten dat aan minder strenge eisen voldoet;

(4) Overwegende voorts andere lidstaten die België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden kunnen voorzien van zaad dat niet aan de eisen van de bovengenoemde richtlijnen voldoet, moeten worden gemachtigd om dergelijk zaad tot de handel toe te laten;

(5) Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Frankrijk wordt gemachtigd om tot en met 30 juni 1999, voor de soorten en onder de voorwaarden vermeld in de bijlage, op zijn grondgebied "gecertificeerd zaad" (eerste generatie) van zomerrassen van voedergewassen dat inzake minimumkiemkracht niet voldoet aan de eisen van Richtlijn 66/401/EEG tot de handel toe te laten, mits aan de volgende eisen is voldaan:

a) de kiemkracht is ten minste die welke in de bijlage is vermeld,

b) de in het verslag van de officiële monsterneming bevestigde kiemkracht is op het officiële etiket vermeld.

Artikel 2

België, Luxemburg, Nederland en Zweden worden gemachtigd om tot en met 30 juni 1999, voor de soorten en onder de voorwaarden vermeld in de bijlage, op hun grondgebied zaad van zomerrassen van granen dat inzake veldkeuring niet voldoet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG, tot de handel toe te laten, mits aan de volgende eisen is voldaan:

a) het zaadgewas is in voldoende mate rasecht en raszuiver,

b) op het officiële etiket is vermeld dat het zaadgewas niet overeenkomstig Richtlijn 66/402/EEG is gekeurd.

Artikel 3

Finland wordt gemachtigd om tot en met 30 juni 1999, voor de soorten en onder de voorwaarden vermeld in de bijlage, op zijn grondgebied zaad van zomerrassen van voedergewassen, granen of oliehoudende gewassen dat inzake minimumkiemkracht niet voldoet aan de eisen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG of 69/208/EEG en dat, wat zaaigranen betreft, ook niet voldoet aan de eis inzake het maximumaantal generaties na het "basiszaad", tot de handel toe te laten, mits aan de volgende eisen, indien van toepassing, is voldaan:

a) de kiemkracht is ten minste die welke in de bijlage is vermeld,

b) het maximum voor het aantal generaties na het "basiszaad" is het in de bijlage vastgestelde getal,

c) op het officiële etiket moet worden vermeld

- als het bepaalde onder a) van toepassing is, de in het verslag van de officiële monsterneming bevestigde kiemkracht;

- als het bepaalde onder b) van toepassing is, het feitelijke aantal generaties na het "basiszaad".

Artikel 4

Zweden wordt gemachtigd om tot en met 30 juni 1999, voor de soorten en onder de voorwaarden vermeld in de bijlage, op zijn grondgebied zaad van zomerrassen van voedergewassen of oliehoudende gewassen dat inzake minimumkiemkracht niet voldoet aan de eisen van de Richtlijnen 66/401/EEG of 69/208/EEG, tot de handel toe te laten, mits aan de volgende eisen, indien van toepassing, is voldaan:

a) de kiemkracht is ten minste die welke in de bijlage is vermeld,

b) de in het verslag van de officiële monsterneming bevestigde kiemkracht is op het officiële etiket vermeld.

Artikel 5

1. Andere lidstaten dan de aanvragende lidstaten mogen eveneens toestaan dat, voor de door de aanvragende lidstaten beoogde doeleinden en mits aan het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 4 wordt voldaan, op hun grondgebied zaad in de handel wordt gebracht waarop de in deze beschikking vervatte machtiging betrekking heeft.

2. Voor de toepassing van lid 1 verlenen de betrokken lidstaten elkaar administratieve bijstand. De overige lidstaten mogen pas machtiging verlenen om dergelijk zaad tot de handel toe te laten nadat zij de aanvragende lidstaten van dat voornemen in kennis hebben gesteld. De aanvragende lidstaten kunnen slechts bezwaar maken als de bij deze beschikking vastgestelde hoeveelheid reeds volledig is toegewezen.

Artikel 6

De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld de hoeveelheden zaaizaad mee die op grond van deze beschikking van een etiket zijn voorzien en op hun grondgebied tot de handel zijn toegelaten.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 1999.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66.

(2) PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27.

(3) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(4) PB L 50 van 26.2.1999, blz. 26.

(5) PB L 169 van 10.7.1969, blz. 3.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top