EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R1586

Verordening (EG) nr. 1586/97 van de Commissie van 29 juli 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten

PB L 215 van 7.8.1997, p. 3–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2000; afgeschaft en vervangen door 399R2461

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/1586/oj

31997R1586

Verordening (EG) nr. 1586/97 van de Commissie van 29 juli 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten

Publicatieblad Nr. L 215 van 07/08/1997 blz. 0003 - 0016


VERORDENING (EG) Nr. 1586/97 VAN DE COMMISSIE van 29 juli 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/97 (2), en met name op de artikelen 12 en 16,

Gelet op Besluit 93/355/EEG van de Raad van 8 juni 1993 inzake de sluiting van een Memorandum van Overeenstemming betreffende bepaalde oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT (3), en met name op punt 7 van het memorandum van overeenstemming betreffende oliehoudende zaden,

Overwegende dat in artikel 7, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 is bepaald dat braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten mag worden gebruikt, mits doeltreffende controlesystemen worden toegepast;

Overwegende dat in het licht van de ervaring in de uitvoeringsbepalingen voor het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten, aanvullende wijzigingen dienen te worden aangebracht; dat Verordening (EEG) nr. 334/93 van de Commissie van 15 februari 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten (4), verscheidene malen is gewijzigd, laatstelijk bij Verordening (EG) nr. 2991/95 (5); dat terwille van de duidelijkheid de desbetreffende bepalingen dienen te worden gecodificeerd; dat Verordening (EEG) nr. 334/93 bijgevolg dient te worden ingetrokken, zonder aan de op die verordening berustende gewettigde verwachtingen afbreuk te doen;

Overwegende dat om de traditionele markten te beschermen aan de grondstoffen en de eventueel daaruit te vervaardigen eindproducten beperkingen dienen te worden gesteld, hetgeen echter niet ertoe mag leiden dat de mogelijkheden om voor de grondstoffen nieuwe afzetmarkten te vinden geringer worden;

Overwegende dat het begrip "niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemd eindproduct" ook verder nog nader dient te worden omschreven;

Overwegende dat enerzijds bij de toepassing van deze regeling rekening dient te worden gehouden met de eventuele specifieke omstandigheden in sommige lidstaten, met name op agronomisch gebied en ten aanzien van de controle, de volksgezondheid, het milieu en het strafrecht, maar anderzijds verschillen in de behandeling van deze factoren in de Gemeenschap zo gering mogelijk dienen te worden gehouden;

Overwegende dat noch de grondstoffen die op braakgelegde grond zijn geteeld, noch de producten die uit dergelijke grondstoffen zijn verkregen, voor enigerlei steun van de Gemeenschap in aanmerking mogen komen;

Overwegende dat bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen onderscheid moet worden gemaakt tussen grondstoffen die mogelijk voor voeding of vervoedering kunnen worden gebruikt en die waarvoor dat niet het geval is;

Overwegende dat de rol van elke belangrijke categorie marktdeelnemers duidelijk dient te worden omschreven; dat, aangezien nog steeds expliciet bepalingen moeten gelden die bij de handelspraktijk op de markt aansluiten, het begrip "inzamelaar" dient te worden omschreven; dat, opdat de landbouwers onverwijld van deze regeling gebruik kunnen maken, dient te worden bepaald welke grondstoffen op de uit productie genomen grond mogen worden verbouwd, en voor welke vormen van eindgebruik deze grondstoffen mogen worden bestemd, teneinde de landbouwproducent de mogelijkheid te bieden om onverwijld van de regeling te genieten;

Overwegende dat het noodzakelijk is expliciet te onderscheiden tussen de verantwoordelijkheid van de aanvrager, die eindigt wanneer de gehele hoeveelheid geoogste grondstoffen is geleverd, en die van de inzamelaar of de eerste verwerker, die aanvangt bij de levering en eindigt bij de verwerking van deze grondstoffen tot de beoogde, niet voor voeding bestemde eindproducten; dat aan de aanvrager, wanneer deze zijn verplichtingen niet nakomt, uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2015/95 (7), sancties zullen worden opgelegd; dat wanneer de verzamelaar of de eerste verwerker zijn verplichtingen niet nakomt, de door deze uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3403/93 (9), gestelde zekerheid geheel of gedeeltelijk wordt verbeurd;

Overwegende dat voorts een methode dient te worden vastgesteld om de producten te evalueren die moeten worden geacht niet voor voeding of vervoedering te zijn bestemd en de producten die wel daarvoor zijn bestemd, om de verhouding tussen beide categorieën en aan de hand daarvan het belangrijkste eindgebruik te bepalen;

Overwegende dat met het oog op de controle dient te worden verlangd dat voor de grondstof een contract wordt gesloten tussen de landbouwer, hierna "aanvrager" genoemd, en hetzij een eerste verwerker, hetzij een inzamelaar; dat dit contract een belangrijk instrument dient te zijn om tot het marktevenwicht bij te dragen; dat dit contract op grond van artikel 6, lid 9, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad (10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 820/97 (11), wordt geacht deel uit te maken van de steunaanvraag "oppervlakten"; dat de ervaring heeft geleerd dat met het oog op de controle dit contract zowel door de aanvrager als door de inzamelaar of de eerste verwerker bij de respectieve bevoegde autoriteiten behoort te worden ingediend, alvorens de compensatie kan worden betaald;

Overwegende dat het voor een doeltreffende controle van de regeling nodig is dat de aanvrager de bevoegde autoriteit informeert wanneer hij de in het contract vermelde grondstoffen niet of slechts voor een deel zal kunnen leveren; dat het contract, indien zich specifieke, in agronomisch opzicht abnormale omstandigheden voordoen, gewijzigd of geannuleerd dient te kunnen worden; dat dient te worden gepreciseerd onder welke voorwaarden de wijziging kan leiden tot een vermindering van de oppervlakte waarop het contract betrekking heeft, zonder dat de aanvrager zijn recht op compensatie verliest;

Overwegende dat de eis om vóór de eerste inzaai van de grondstof een contract te sluiten de aanvrager voor logistieke problemen stelt; dat de controle op de regeling niet minder doeltreffend zou worden, indien het contract zou worden gesloten uiterlijk op de datum van indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" of, wanneer dat eerder is, uiterlijk op die van indiening van een afschrift van het contract door de inzamelaar of de eerste verwerker;

Overwegende dat voor controledoeleinden ervoor dient te worden zorggedragen dat de opbrengst die in het contract tussen de aanvrager en de inzamelaar of de eerste verwerker wordt vermeld, op zijn minst met de geraamde opbrengst overeenkomt;

Overwegende dat ervoor dient te worden zorggedragen dat de hoeveelheid grondstof die van de onder het contract vallende oppervlakte wordt geoogst, volledig aan een eerste verwerker of een inzamelaar wordt geleverd; dat om te waarborgen dat deze voorwaarde is nageleefd, zowel de aanvrager als de inzamelaar of de eerste verwerker bij hun respectieve bevoegde autoriteit een oogstopgave moeten indienen;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat de eis om de betrokken bevoegde autoriteit mede te delen welk grondstofras de aanvrager heeft geleverd en de inzamelaar of de eerste verwerker heeft ontvangen, voor een doeltreffende controle van de regeling niet noodzakelijk is,

Overwegende dat de aanvrager zich tegenover de compensatie die hij krijgt voor de verplichting grond uit productie te nemen, aan een controle dient te onderwerpen, waartoe hij zowel de betrokken oppervlakten als de geoogste hoeveelheden moet opgeven;

Overwegende dat met het oog op de controle dient te worden verlangd dat voor grondstoffen die buiten deze regeling om voor openbare interventieaankoop in aanmerking komen, en grondstoffen die worden geproduceerd uit bepaalde soorten kool- en raapzaad en zonnebloempitten, een representatieve individuele opbrengst of, in voorkomend geval, een representatieve plaatselijke opbrengst wordt vastgesteld; dat voor de berekening van de representatieve plaatselijke opbrengst met dezelfde regio's die zijn aangegeven in het regioplan uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92, mag maar niet behoeft te worden gewerkt; dat de controle voor dergelijke grondstoffen doeltreffender zal worden als de geleverde hoeveelheid overeenkomt met deze representatieve opbrengsten; dat in bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde gevallen een opbrengst die tot 10 % lager ligt, kan worden aanvraard; dat in specifieke, in agronomisch opzicht abnormale omstandigheden een groter tekort gerechtvaardigd kan zijn;

Overwegende dat, ter voorkoming van speculatie en om de verwerking van de grondstof tot het bedoelde eindproduct te waarborgen, een controlestelsel dient te worden ingesteld waarbij van de inzamelaar of eerste verwerker wordt verlangd dat hij een zekerheid stelt; dat deze zekerheid toereikend moet zijn om te voorkomen dat de grondstoffen voor voeding of vervoedering worden gebruikt; dat een zekerheid van 250 ecu per hectare voor de teelt van grondstoffen gebruikte grond zou volstaan; dat deze zekerheid kan worden vrijgegeven naar rata van de hoeveelheden eindproduct die binnen een bepaalde termijn zijn vervaardigd; dat uit hoofde van artikel 12, lid 4, laatste streepje, van Verordening (EG) nr. 1068/93 van de Commissie (12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1482/96 (13), het ontstaansfeit van de landbouwomrekeningskoers voor de zekerheid de datum is waarop de zekerheid ingaat;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat, wanneer een inzamelaar die een zekerheid heeft gesteld, de door het contract bestreken grondstof vervolgens aan een eerste verwerker levert, de eerste verwerker, doch niet de inzamelaar, de grondstof tot het eindproduct verwerkt; dat het derhalve dienstig zou zijn de mogelijkheid te bieden de bedoelde zekerheid vrij te geven indien de eerste verwerker bij zijn bevoegde autoriteit een gelijkwaardige zekerheid heeft gesteld;

Overwegende dat duidelijkheidshalve dient te worden bepaald dat in het kader van deze regeling hoeveelheden tussen- of bijproducten mogen worden gebruikt die overeenkomen met die welke voortkomen uit de geoogste hoeveelheden grondstoffen; dat, wanneer met de geoogste grondstof of met de geoogste grondstof geproduceerde hoeveelheden tussen- of bijproducten equivalente producten van oorsprong uit een andere lidstaat dan uit die waar de grondstof is geoogst, in het kader van deze regeling worden gebruikt, de lidstaten elkaar over de transactie dienen te informeren, zodat een en ander adequaat kan worden gecontroleerd;

Overwegende dat de regeling beter bij de handelspraktijk zou aansluiten wanneer de inzamelaar of de eerste verwerker de in het contract vermelde vormen van eindgebruik zou mogen wijzigen nadat de aanvrager de door het contract bestreken grondstof heeft afgeleverd, met handhaving evenwel van een doeltreffende controle van de regeling;

Overwegende dat bepaalde vervoersverrichtingen in de Gemeenschap met betrekking tot grondstoffen en daarvan afgeleide producten aan controlesystemen dienen te worden onderworpen, om ervoor te zorgen dat zij kunnen worden getraceerd en om na te gaan of de in de onderhavige verordening gestelde eisen zijn nageleefd; dat voor deze controlesystemen gebruik dient te worden gemaakt van aangiften en van controle-exemplaren T 5; dat de grondstoffen, tussen- of bijproducten die onder een contract vallen waarvoor de regeling geldt, vergezeld dienen te gaan van een, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (14), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1427/97 (15), af te geven controle-exemplaar T 5 totdat het in het contract bedoelde eindproduct is gefabriceerd;

Overwegende dat dient te worden verduidelijkt dat de verwerking van grondstoffen tot een van de in aanmerking komende eindproducten vóór 31 juli van het tweede jaar na de oogst dient te geschieden;

Overwegende dat de Commissie uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 de mogelijkheid heeft voorwaarden te stellen aan de teelt, op uit productie genomen grond, van gewassen waarvoor geen compensatie wordt gegeven; dat het wenselijk is toe te staan dat op de uit productie genomen grond zonder compensatie suikerbieten, aardperen en cichoreiwortel worden geteeld, mits dit geen nadelige uitwerking heeft op de suikermarkt; dat niettemin ervoor moet worden gezorgd dat deze teelt in overeenstemming is met de regels voor het gebruik van uit productie genomen grond voor de teelt van niet voor voeding bestemde gewassen; dat, om speculatie te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de grondstof tot het bedoelde eindproduct wordt verwerkt, zekerheid dient te worden gesteld, hoewel geen compensatie wordt betaald;

Overwegende dat, om te voldoen aan het Memorandum van Overeenstemming betreffende bepaalde oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT, een controlestelsel dient worden ingevoerd om in sojameelequivalent de hoeveelheden bijproducten voor voeding of vervoedering te bepalen die worden verkregen uit kool- en raapzaad, zonnebloempitten en sojabonen die op uit productie genomen grond voor andere doeleinden dan voeding of vervoedering worden geteeld;

Overwegende dat voor grondstoffen die niet voor voeding of vervoedering kunnen worden gebruikt, vereenvoudigde regels kunnen worden vastgesteld; dat het volstaat dat de aanvrager opgave doet van de percelen waarop dergelijke gewassen worden geteeld en van de oogstcyclus daarvan en de verbintenis aangaat dat de grondstoffen, wanneer deze worden gebruikt of verkocht, voornamelijk voor een ander eindgebruik dan voeding of vervoedering zullen worden aangewend;

Overwegende dat voor elke categorie belangrijke marktdeelnemers een concrete controlemaatregel dient te worden vastgesteld; dat, indien blijkt dat de bij deze verordening vastgestelde regeling niet is nageleefd, de controles zullen worden verscherpt;

Overwegende dat de regeling aan de hand van gegevens over het feitelijke gebruik dat in de lidstaten daarvan wordt gemaakt, dient te worden geëvalueerd, om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in acht worden genomen;

Overwegende dat is gebleken dat door wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (16), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1195/97 van de Commissie (17) bepaalde discrepanties zijn ontstaan tussen de beschrijvingen van bepaalde grondstoffen en de GN-codes ervan; dat de betrokken GN-codes daarom dienen te worden aangepast;

Overwegende dat het Comité van beheer voor granen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Definities

Artikel 1

Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

- "aanvrager", degene die het compensatiebedrag als bedoeld in artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1765/92, hierna "compensatie" genoemd, aanvraagt;

- "eerste verwerker", de gebruiker van de grondstoffen die de eerste verwerking ervan uitvoert om een of meer van de in bijlage III bedoelde producten te verkrijgen;

- "inzamelaar", elke ondertekenaar van het in artikel 4 bedoelde contract die voor eigen rekening de in bijlage I bedoelde grondstoffen voor de in bijlage III bedoelde bestemmingen koopt;

- "inzamelaar of eerste verwerker", naar gelang van het geval, de inzamelaar of de eerste verwerker.

HOOFDSTUK II

Grondstoffen waarvoor een contract moet worden gesloten

Artikel 2

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de grondstoffen die in bijlage I zijn vermeld. Met het begrip "grondstoffen" in dit hoofdstuk worden de in de eerste zin bedoelde grondstoffen bedoeld.

2. Voor braakgelegde grond waarop suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels worden geteeld, wordt geen compensatie in de zin van artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 betaald uit hoofde van de in dit hoofdstuk vastgestelde regeling. Wanneer suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels op braakgelegde grond worden geteeld, gelden evenwel alle bepalingen van dit hoofdstuk alsof compensatie zou worden betaald.

Artikel 3

1. Grondstoffen mogen alleen dan op uit productie genomen grond worden geteeld mits het belangrijkste eindgebruik ervan in de vervaardiging van een van de in bijlage III vermelde producten bestaat. De economische waarde van de niet-voedingsproducten die bij enigerlei vorm van verwerking van genoemde grondstoffen zijn verkregen, moet hoger zijn dan die van de, bij dezelfde verwerking verkregen, voor voeding of vervoedering bestemde andere producten, zoals vastgesteld aan de hand van de in artikel 6, lid 3, beschreven waarderingsmethode.

2. Voor op braakgelegde grond verbouwde grondstoffen wordt een contract als bedoeld in artikel 4 gesloten.

3. De aanvrager levert de volledige geoogste hoeveelheid grondstof. De inzamelaar of de eerste verwerker neemt de volledige hoeveelheid grondstof die door de aanvrager is geleverd, af en garandeert dat een daarmee overeenkomende hoeveelheid van deze grondstof voor de vervaardiging in de Gemeenschap van een of meer van de in bijlage III vermelde eindproducten wordt gebruikt.

Wanneer een inzamelaar of een eerste verwerker de werkelijk geoogste grondstof voor de vervaardiging van een tussen- of een bijproduct gebruikt, mag deze voor de vervaardiging van een of meer van de in de eerste alinea bedoelde eindproducten een overeenkomstige hoeveelheid van dergelijke tussen- of bijproducten gebruiken.

Wanneer een inzamelaar of eerste verwerker van de in de eerste of in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid gebruik maakt, stelt deze de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, daarvan in kennis. Wanneer de overeenkomstige hoeveelheid in een andere lidstaat wordt gebruikt dan in die waar de grondstof is geoogst, stellen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten elkaar van de transactie in kennis.

Artikel 4

1. Ter staving van zijn steunaanvraag "oppervlakten" legt de aanvrager aan zijn bevoegde autoriteit een tussen hem en de inzamelaar of de eerste verwerker gesloten contract over.

2. De aanvrager draagt ervoor zorg dat dit contract ten minste de volgende gegevens bevat:

a) naam en adres van de contractsluitende partijen;

b) duur van het contract;

c) de soort van de betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

d) de geraamde hoeveelheid per soort en de eventueel voor de aflevering daarvan geldende voorwaarden. Deze hoeveelheid moet ten minste overeenkomen met de geraamde fysieke opbrengst die door de bevoegde autoriteit voor de betrokken grondstof representatief wordt geacht. Bij de bepaling van de geraamde opbrengst dient onder meer rekening te worden gehouden met de voor de betrokken regio vastgestelde gemiddelde opbrengst, voorzover die vaststelling is geschied;

e) een verklaring de in artikel 3, lid 3, bedoelde verplichtingen na te zullen leven;

f) de voornaamste voor de grondstof beoogde eindbestemmingen, waarbij elke eindbestemming aan het bepaalde in artikel 3, lid 1, en in artikel 6, lid 3, moet voldoen.

3. De aanvrager draagt ervoor zorg dat het contract op een zodanig tijdstip wordt gesloten, dat de inzamelaar of de eerste verwerker uiterlijk op de in artikel 6, lid 1, genoemde data bij zijn bevoegde autoriteit een afschrift van het contract kan indienen.

4. Wanneer het contract betrekking heeft op kool- en raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code 1205 00 90, 1206 00 90 of 1201 00 90, draagt de aanvrager ervoor zorg dat in het contract naast de op grond van lid 2 vereiste informatie, ook de geraamde hoeveelheid bijproducten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering wordt vermeld.

5. De lidstaten kunnen om controleredenen bepalen dat elke aanvrager per grondstof slechts één leveringscontract mag sluiten.

Artikel 5

1. Jaarlijks vermeldt de aanvrager in de bij de bevoegde autoriteit ingediende steunaanvraag "oppervlakten" de identificatie van het perceel, respectievelijk de percelen, waarop de grondstoffen zullen worden verbouwd. Voor elke braakgelegd perceel en voor elke daarop verbouwde grondstof worden de volgende gegevens verstrekt:

- de soorten en rassen van de grondstof,

- de verwachte fysieke opbrengst per soort en ras.

Indien op hetzelfde bedrijf dezelfde soort of hetzelfde ras ook op niet braakgelegde grond wordt verbouwd, wordt opgave gedaan van deze soort of van dit ras en van de verwachte fysieke opbrengst ervan, alsmede van de betrokken percelen, de ligging en de identificatie ervan.

2. Indien de contractsluitende partijen het contract wijzigen of annuleren nadat de aanvrager een steunaanvraag "oppervlakten" heeft ingediend, kan de aanvrager slechts aanspraak maken op een compensatie wanneer:

- hij zijn bevoegde autoriteit van de wijziging of annulering in kennis stelt, zodat alle nodige controles kunnen worden uitgevoerd,

- deze kennisgeving uiterlijk op de laatste dag van de termijn voor de indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" in de betrokken lidstaat geschiedt.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea kan de bevoegde autoriteit, indien de aanvrager haar ervan in kennis stelt dat hij wegens specifieke omstandigheden de in het contract vermelde grondstoffen niet of niet volledig kan leveren, nadat zij van deze specifieke omstandigheden toereikend bewijsmateriaal heeft verkregen, toestaan dat het contract ofwel wordt gewijzigd voorzover dat gerechtvaardigd is, ofwel wordt geannuleerd. Indien wijziging van het contract tot een vermindering van de oppervlakte leidt waarvoor het geldt, of indien het contract wordt geannuleerd, moet de aanvrager,

- om zijn recht op compensatie te behouden, met alle door de bevoegde autoriteit toegestane middelen de betrokken grond opnieuw braakleggen, en

- het recht verliezen om de hoeveelheid grondstof die aan het contract is onttrokken, te verkopen, weg te geven of te gebruiken.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea, kan de inzamelaar of de eerste verwerker de voornaamste voorgenomen vormen van eindgebruik van de in artikel 4, lid 2, onder f), genoemde grondstof wijzigen, nadat de onder het contract begrepen grondstof aan hem is geleverd en indien aan de in lid 4, eerste alinea, en artikel 6, lid 4, eerste alinea, gestelde voorwaarden is voldaan. Ten aanzien van de wijziging van het eindgebruik, dient te worden voldaan aan de in artikel 3, lid 1, en artikel 6, lid 3, gestelde voorwaarden. De inzamelaar of eerste verwerker informeert zijn bevoegde autoriteit hiervan vooraf, zodat alle nodige controles kunnen worden uitgevoerd.

3. Voor grondstoffen die buiten deze regeling voor interventieaankoop in aanmerking kunnen komen, alsmede voor het kool- en raapzaad van GN-code 1205 00 90, met uitzondering van rassen met een hoog erucazuurgehalte, en voor zonnebloempitten van GN-code 1206 00 90, bepalen de lidstaten jaarlijks vóór de oogst representatieve opbrengsten die daadwerkelijk dienen te worden verkregen. Deze representatieve opbrengsten worden vastgesteld ofwel:

- voor de individuele betrokken landbouwbedrijven, of

- op plaatselijke basis. De lidstaten selecteren zelf de voor de berekening van deze opbrengsten te gebruiken plaatsen welke met de regio's van het door de lidstaten opgestelde regioplan uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 mogen overeenkomen, maar dit niet behoeven te doen.

De lidstaten stellen de betrokken aanvragers elk jaar vóór de oogst van deze representatieve opbrengsten in kennis, maar niet na:

- 31 juli voor grondstoffen die in aanmerking kunnen komen voor openbare interventieaankoop buiten deze regeling om en voor in de eerste alinea bedoeld kool-en raapzaad, en

- 31 augustus voor de in de eerste alinea bedoelde zonnebloempitten.

4. De aanvrager doet zijn bevoegde autoriteit opgave van de totale geoogste hoeveelheid grondstoffen, uitgesplitst naar soort, en bevestigt de geleverde hoeveelheid en de partij aan wie hij zijn grondstof heeft geleverd.

Voor de in lid 3 genoemde grondstoffen, komt de hoeveelheid die daadwerkelijk door de aanvrager aan de inzamelaar of de eerste verwerker moet worden geleverd, op zijn minst overeen met de individuele representatieve opbrengst of, in voorkomend geval, met de plaatselijke representatieve opbrengst voor de betrokken percelen, zoals door de lidstaten uit hoofde van dat lid is vastgesteld.

Evenwel mag:

- in naar behoren gerechtvaardigde gevallen de lidstaat bij wijze van uitzondering een tekort van 10 % ten opzichte van deze opbrengst aanvaarden, of

- in gevallen waarbij de bevoegde autoriteit uit hoofde van lid 2, tweede alinea, erin heeft toegestemd dat het contract wordt gewijzigd of geannuleerd, deze de hoeveelheid die de aanvrager uit hoofde van de tweede alinea van het onderhavige lid dient te leveren, in die mate verminderen die gerechtvaardigd lijkt.

Indien de aanvrager de uit hoofde van de onderhavige verordening vereiste hoeveelheid van een bepaalde grondstof niet levert, wordt hij in de zin van artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3887/92 geacht niet aan al zijn verplichtingen met betrekking tot uit productie genomen, niet voor de teelt van voedingsgewassen bestemde percelen, te hebben voldaan voor een oppervlakte die wordt berekend door de totale uit productie genomen oppervlakte die hij overeenkomstig de bij de onderhavige verordening ingestelde regeling voor de productie van de grondstof heeft gebruikt, te vermenigvuldigen met het proportionele tekort bij levering van die grondstof.

5. Voor overeenkomstig de in Verordening (EEG) nr. 1765/92 vervatte voorwaarden uit productie genomen grond kan de aanvrager de compensatie worden betaald alvorens de grondstof wordt verwerkt. Deze betaling kan echter slechts gebeuren, wanneer de uit hoofde van de onderhavige verordening te leveren hoeveelheid grondstof bij de inzamelaar of bij de eerste verwerker is geleverd en indien:

a) de in lid 4 genoemde opgave is geschied;

b) bij de bevoegde autoriteit van de inzamelaar of van de eerste verwerker een afschrift van het contract is ingediend, en aan de in artikel 6, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan, en de in artikel 6, lid 4, eerste alinea, gespecificeerde informatie door de inzamelaar of eerste verwerker is doorgegeven;

c) de bevoegde autoriteit het bewijs heeft ontvangen dat de volledige, in artikel 7, lid 2, bedoelde zekerheid is gesteld;

d) de bevoegde autoriteit die met de betaling van de compensatie is belast, zich voor iedere aanvraag ervan heeft vergewist dat aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 6

1. De inzamelaar of de eerste verwerker dient bij zijn bevoegde autoriteit een afschrift van het contract in,

- voor van 1 juli tot en met 31 december in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar, of

- voor van 1 januari tot en met 30 juni in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening, in het betrokken jaar en in de betrokken lidstaat, van de steunaanvraag "oppervlakten".

Indien de aanvrager en de inzamelaar of eerste verwerker het contract vóór de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, tweede streepje, bedoelde datum wijzigen of annuleren, dient de inzamelaar of verwerker uiterlijk op die datum van het betrokken jaar bij zijn bevoegde autoriteit een afschrift van het gewijzigde of geannuleerde contract in.

2. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit controleert of het ingediende contract aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voldoet. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de bevoegde autoriteit van de aanvrager hiervan in kennis gesteld.

Om deze controle mogelijk te maken, verstrekt de inzamelaar of de eerste verwerker aan diens bevoegde autoriteit de nodige gegevens over de betrokken verwerkingsketen en met name gegevens over de prijzen en over de technische verwerkingscoëfficiënten die worden gebruikt ter bepaling van de hoeveelheden eindproduct die kunnen worden verkregen. Deze coëfficiënten zijn de in artikel 9, lid 2, bedoelde coëfficiënten.

3. Voor de controle op de naleving van artikel 3, lid 1, maakt de betrokken bevoegde autoriteit aan de hand van de in lid 2 bedoelde gegevens een vergelijking tussen de som van de waarden van alle niet-voedingsproducten en de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerkingsverrichting verkregen, voor voeding of vervoedering bestemde andere producten.

Elke waarde wordt berekend door de betrokken hoeveelheid te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de in het voorgaande verkoopseizoen genoteerde prijzen af fabriek.

Indien deze prijzen niet beschikbaar zijn, bepaalt de bevoegde autoriteit passende prijzen, met name op basis van de in lid 2 bedoelde gegevens.

4. De inzamelaar of de eerste verwerker die de grondstof van de aanvrager heeft ontvangen, stelt zijn bevoegde autoriteit in kennis van de ontvangen hoeveelheid grondstof, met vermelding van de soort, alsmede van naam en adres van de contractsluitende partij die de grondstof heeft geleverd, en van de plaats van levering alsmede de referentie van het betrokken contract, een en ander binnen een zodanige, door de lidstaten vast te stellen termijn dat de compensatie binnen de in artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 bedoelde periode kan worden betaald.

De inzamelaar stelt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de ontvangen grondstof aan de eerste verwerker heeft geleverd, zijn bevoegde autoriteit van naam en adres van deze eerste verwerker in kennis. De eerste verwerker stelt op zijn beurt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de grondstof heeft ontvangen, zijn bevoegde autoriteit in kennis van naam en adres van de inzamelaar die de grondstof heeft geleverd, van de hoeveelheid en de soort ontvangen grondstof en van de leveringsdatum.

Indien de inzamelaar de grondstof niet rechtstreeks aan de eerste verwerker levert, stelt hij zijn bevoegde autoriteit in kennis van naam en adres van de deelnemers aan de leveringsketen met inbegrip van naam en adres van de eerste verwerker. Deze mededeling wordt gedaan binnen 40 werkdagen nadat de eerste verwerker de grondstof heeft ontvangen.

Elke deelnemer stelt op zijn beurt zijn bevoegde autoriteit binnen 40 werkdagen in kennis van naam en adres van de koper van de grondstof en van de aan hem verkochte hoeveelheid.

Indien het om verschillende autoriteiten gaat, stellen de bevoegde autoriteit van de eerste verwerker en die van elke deelnemer aan de voor de grondstof gebruikte leveringsketen als bedoeld in de derde alinea, de bevoegde autoriteit van de inzamelaar in kennis van de aan de eerste verwerker geleverde hoeveelheden.

Indien de lidstaat van de inzamelaar of van de eerste verwerker een andere is dan die waar de grondstof is verbouwd, stelt de betrokken bevoegde autoriteit die van de aanvrager binnen 40 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de mededelingen als bedoeld in de eerste en de derde alinea, van de totale geleverde hoeveelheid grondstof in kennis.

5. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 stelt de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit de Commissie zo spoedig mogelijk, en uiterlijk op 31 mei van het jaar waarin de grondstof moet worden geoogst, in kennis van de totale, voor voeding of vervoedering bestemde hoeveelheid bijproducten die naar verwachting op basis van de in artikel 4 bedoelde contracten zal worden geproduceerd, indien deze contracten betrekking hebben op kool- en raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 90 of 1201 00 90.

De bevoegde autoriteit berekent deze verwachte hoeveelheid als volgt:

a) de verwachte hoeveelheid van alle uit kool- en raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code 1205 00 90 of 1201 00 90 te vervaardigen bijproducten wordt berekend door toepassing van de volgende coëfficiënten:

- 100 kg kool- en/of raapzaad van GN-code 1205 00 90 wordt geacht gelijk te staan met 56 kg bijproducten;

- 100 kg zonnebloempitten van GN-code 1206 00 90 wordt geacht gelijk te staan met 56 kg bijproducten;

- 100 kg sojabonen van GN-code 1201 00 90 wordt geacht gelijk te staan met 78 kg bijproducten;

b) de in artikel 4, lid 4, bedoelde geraamde hoeveelheid te produceren bijproducten wordt in mindering gebracht op de geraamde hoeveelheid van alle bijproducten, berekend overeenkomstig het bepaalde onder a).

6. De Commissie berekent aan de hand van de volgens lid 5 verstrekte gegevens de geraamde totale, voor voeding en vervoedering bestemde hoeveelheid bijproducten, uitgedrukt in sojameelequivalent.

Artikel 7

1. De inzamelaar of eerste verwerker stelt bij zijn bevoegde autoriteit, uiterlijk op de uiterste datum voor indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" in het betrokken jaar voor de betrokken lidstaat, het gehele bedrag van de in lid 2 bedoelde zekerheid.

2. De zekerheid wordt voor iedere grondstof berekend naar rata van 250 ecu per hectare, vermenigvuldigd met de som van alle uit hoofde van deze regeling uit productie genomen oppervlakten waarvoor door de betrokken inzamelaar of eerste verwerker een contract is getekend en die in gebruik zijn om daarop die grondstof te telen.

3. Indien een contract uit hoofde van artikel 5, lid 2, eerste en tweede alinea, wordt gewijzigd of geannuleerd, wordt de zekerheid dienovereenkomstig aangepast.

4. De zekerheid wordt voor iedere grondstof vrijgegeven naar rata van de hoeveelheden van die grondstof die tot het beoogde voornaamste niet voor voeding bestemde eindproduct zijn verwerkt, mits de bevoegde autoriteit of de inzamelaar of eerste verwerker over bewijzen beschikt dat deze hoeveelheid grondstof overeenkomstig de voorwaarden van artikel 4, lid 2, onder f), is verwerkt, daarbij zo nodig rekening houdend met eventuele wijzigingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, derde alinea.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea, wordt de zekerheid, indien deze door de inzamelaar is gesteld, vrijgegeven nadat de betrokken grondstof aan de eerste verwerker is geleverd, mits de bevoegde autoriteit van de inzamelaar over het bewijs beschikt dat de eerste verwerker bij diens bevoegde autoriteit een zekerheid van gelijke waarde heeft gesteld.

Artikel 8

1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar enigerlei verwerking geschiedt, treft de nodige maatregelen om te waarborgen dat de op zijn grondgebied gevestigde verwerkers wat de nakoming van de aangegane verbintenissen betreft, alle garanties bieden.

2. De verwerking, als hoofdactiviteit, van hoeveelheden grondstoffen tot de in het contract vermelde eindproducten is een primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

De verwerking tot een of meer in bijlage III genoemde eindproducten dient te geschieden vóór 31 juli van het tweede jaar na dat waarin de aanvrager de grondstof heeft geoogst.

3. De volgende verplichtingen van de inzamelaar of van de eerste verwerker vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:

- de verplichting uit hoofde van artikel 3, lid 3, alle door de aanvrager geleverde grondstoffen af te nemen;

- de verplichting uit hoofde van artikel 6, lid 1, een afschrift van het contract in te dienen;

- de verplichting uit hoofde van artikel 6, lid 4, eerste, tweede en derde alinea, mededelingen te doen;

- de verplichting uit hoofde van artikel 7, lid 1, een zekerheid te stellen.

4. Indien de inzamelaar of de eerste verwerker grondstoffen, tussen-, eind- en/of bijproducten die onder het in artikel 4 bedoelde contract vallen, aan een verwerker in een andere lidstaat verkoopt of weggeeft, gaat het betrokken product vergezeld van een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 afgegeven controle-exemplaar T5. In vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt onder "Andere" een van de volgende vermeldingen ingevuld:

- Producto destinado a su transformación o entrega de acuerdo con lo establecido en el artículo 4 del Reglamento (CE) n° 1586/97 de la Comisión

- Skal anvendes til forarbejdning eller levering i overensstemmelse med artikel 4 i Kommissionens forordning (EF) nr. 1586/97

- Zur Verarbeitung oder Lieferung gemäß Artikel 4 der Verordnung (EG) Nr. 1586/97 der Kommission zu verwenden

- ÐñÝðåé íá ÷ñçóéìïðïéçèåß ãéá ìåôáðïßçóç Þ ðáñÜäïóç óýìöùíá ìå ôï Üñèñï 4 ôïõ êáíïíéóìïý (ÅÊ) áñéè. 1586/97 ôçò ÅðéôñïðÞò

- To be used for processing or delivery in accordance with Article 4 of Commission Regulation (EC) No 1586/97

- À utiliser pour transformation ou livraison conformément aux dispositions de l'article 4 du règlement (CE) n° 1586/97 de la Commission

- Da consegnare o trasformare conformemente all'articolo 4 del regolamento (CE) n. 1586/97 della Commissione

- Te gebruiken voor verwerking of levering overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1586/97 van de Commissie

- A utilizar para transformação ou entrega em conformidade com o artigo 4º do Regulamento (CE) nº 1586/97 da Comissão

- Käytetään jalostamiseen tai toimittamiseen komission asetuksen (EY) N:o 1586/97 mukaisesti

- Används till bearbetning eller leverans i enlighet med kommissionens förordning (EG) nr 1586/97.

Deze procedure geldt voor alle verkopen aan volgende verwerkers in andere lidstaten totdat het in het contract beoogde eindproduct is gefabriceerd.

Deze eis is op bijproducten slechts van toepassing, wanneer die producten in aanmerking zouden komen voor uitvoerrestituties indien zij uit de teelt van niet onder deze regeling vallende grondstoffen waren verkregen.

5. Indien een grondstof voor een deel of volledig niet door de inzamelaar ervan aan de eerste verwerker wordt geleverd en deze inzamelaar in een andere lidstaat is gevestigd dan de eerste verwerker, vult de inzamelaar het controle-exemplaar T5 in en vermeldt hij in vak 104 onder "Andere" de volgende gegevens:

a) de hoeveelheid die door hem rechtstreeks aan de eerste verwerker wordt geleverd,

b) naam en adres van de eerste verwerker,

c) namen en adressen van de overige deelnemers aan de leveringsketen, ook indien deze zijn gevestigd in de lidstaat waar de verwerking is geschied,

d) de door elk van de overige deelnemers geleverde hoeveelheden.

6. Elke deelnemer als bedoeld in lid 5, onder c), die niet in de lidstaat van de eerste verwerker is gevestigd, vult een controle-exemplaar T5 in en vermeldt in vak 104 naam en adres van de inzamelaar alsmede de gegevens als bedoeld in lid 5, onder a) en b).

7. Indien een of meer eind- en bijproducten waarvoor een contract als bedoeld in artikel 4 is opgesteld, voor uitvoer naar derde landen worden bestemd, worden zij op het grondgebied van de Gemeenschap vervoerd onder dekking van een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die producten zijn verkregen, afgegeven controle-exemplaar T5.

In vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Este producto no podrá acogerse a ninguna de las medidas previstas en el apartado 2 del artículo 1 del Reglamento (CEE) n° 729/70 del Consejo (18)

- De finansieringsforanstaltninger, der er omhandlet i artikel 1, stk. 2, i Rådets forordning (EØF) nr. 729/70 (19) kan ikke anvendes på dette produkt

- Dieses Erzeugnis kommt für keine Finanzierungen gemäß Artikel 1 Absatz 2 der Verordnung (EWG) Nr. 729/70 des Rates (20) in Betracht

- Ôï ðñïúüí áõôü äåí ìðïñåß íá åðùöåëçèåß áðü ôá ìÝôñá ðïõ ðñïâëÝðïíôáé óôï Üñèñï 1 ðáñÜãñáöïò 2 ôïõ êáíïíéóìïý (ÅÏÊ) áñéè. 729/70 ôïõ Óõìâïõëßïõ (21) 7

- This product shall not qualify for any benefit pursuant to Article 1 (2) of Council Regulation (EEC) No 729/70 (22)

- Ce produit ne peut pas bénéficier des financements prévus à l'article 1er paragraphe 2 du règlement (CEE) n° 729/70 du Conseil (23)

- Questo prodotto non può beneficiare delle misure di cui all'articolo 1, paragrafo 2 del regolamento (CEE) n. 729/70 del Consiglio (24)

- Dit product komt niet in aanmerking voor financieringen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (25)

- O presente produto não pode beneficiar de medidas ao abrigo do nº 2 do artigo 1º do Regulamento (CEE) nº 729/70 do Conselho (26)

- Tähän tuotteeseen ei sovelleta neuvoston asetuksen (ETY) N:o 729/70 (27) 1 artiklan 2 kohdan mukaisia toimenpiteitä

- De åtgärder som avses i artikel 1.2. i rådets förordning (EEG) nr 729/70 (28) kan inte användas för denna produkt.

Deze verplichting geldt slechts in het geval waarin het in bijlage III genoemde eindproduct, tussen- of bijproduct, waarvoor een contract uit hoofde van artikel 4 is gesloten voor uitvoerrestituties in aanmerking zou komen indien het uit niet in het kader van deze regeling verbouwde grondstoffen zou zijn verkregen.

Artikel 9

1. De lidstaat stelt de door de inzamelaars en verwerkers bij te houden registers vast. Daarin worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:

a) wat de inzamelaar betreft:

- de hoeveelheden van alle grondstoffen die voor verwerking in het kader van deze regeling zijn gekocht en verkocht,

- naam en adres van de volgende kopers/verwerkers;

b) wat de verwerker betreft, volgens een door de bevoegde autoriteit vast te stellen frequentie:

- de hoeveelheden van alle voor verwerking gekochte grondstoffen,

- de hoeveelheden verwerkte grondstoffen en de hoeveelheden en soorten verkregen eind- en bijproducten, die daarmee verband houden,

- de verliezen bij de verwerking,

- de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging,

- de hoeveelheden en soorten producten die door de verwerker worden verkocht of weggegeven, en de ervoor verkregen prijzen,

- naam en adres van de volgende kopers/verwerkers.

2. De bevoegde autoriteiten van de inzamelaar en die van de lidstaten waar verwerking is geschied, verrichten controles, waaronder fysieke controles, en controleren de handelsdocumenten om zich te vergewissen van:

- wat de inzamelaar betreft, de samenhang tussen de aankopen van grondstoffen en de respectieve leveringen daarvan en, wat de verwerker betreft, de samenhang tussen de leveringen van grondstoffen en de eind- en bijproducten.

Dit wordt door de bevoegde autoriteiten met name aan de hand van technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen gecontroleerd.

Indien met betrekking tot de uitvoer in de communautaire wetgeving dergelijke coëfficiënten zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis van die coëfficiënten worden eventuele andere in de communautaire wetgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle andere gevallen wordt met name van de coëfficiënten die door de betrokken verwerkende industrie algemeen worden aanvaard, gebruik gemaakt;

- het juiste eindgebruik van de grondstof en van de bijproducten;

- de naleving van het bepaalde in artikel 3, lid 1, en in artikel 6, lid 3.

Deze controles, die ten minste 10 % van de transacties en van de verwerkingsverrichtingen die in de lidstaat geschieden, bestrijken, worden uitgevoerd volgens de keuze van de bevoegde autoriteit op basis van een risicoanalyse en van de mate van representativiteit van de ingediende contracten.

3. In geval van:

- onregelmatigheden die 3 % of meer van de in lid 2 bedoelde controles betreffen,

- een verschil ten opzichte van de vroegere prestaties van een verwerker,

- ontdekking van verwerkingsverrichtingen:

i) waarbij de hoeveelheden of waarden van eind- of bijproducten in vergelijking met de coëfficiënten als bedoeld in lid 2, eerste alinea, een wanverhouding te zien geven of

ii) die niet stroken met de in artikel 3, lid 1, en in artikel 6, lid 3, bedoelde criteria inzake de economische waardering van de producten,

verscherpen de bevoegde autoriteiten de in lid 2 bedoelde controles en lichten zij de Commissie onverwijld in.

HOOFDSTUK III

Grondstoffen waarvoor geen contract behoeft te worden gesloten

Artikel 10

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de grondstoffen die in de lijst van bijlage II zijn vermeld. Met het begrip "grondstoffen" in dit hoofdstuk worden de in de eerste zin bedoelde grondstoffen bedoeld.

Artikel 11

Op uit productie genomen grond mogen grondstoffen worden geteeld op voorwaarde dat het eindgebruik ervan bestaat in de fabricage van een van de in bijlage III bedoelde producten.

Artikel 12

1. Om voor compensatie in aanmerking te komen, gaat de aanvrager die uit productie genomen grond voor de teelt van grondstoffen wenst te gebruiken, bij de indiening van zijn steunaanvraag "oppervlakten", bij de bevoegde autoriteit in zijn lidstaat de schriftelijke verbintenis aan dat de betrokken grondstoffen bij gebruik of verkoop ervan voor het in bijlage III beschreven eindgebruik zullen worden bestemd.

2. De aanvragers dienen hun bevoegde autoriteit in hun steunaanvraag "oppervlakten" ieder jaar de krachtens dit hoofdstuk uit productie genomen percelen te melden, alsmede de gewassen die op deze percelen worden verbouwd, de lengte van de teeltcyclus en de voorgenomen oogstfrequentie.

HOOFDSTUK IV

Algemene bepalingen

Artikel 13

De lidstaten kunnen elk van de in de bijlagen I en/of II genoemde grondstoffen van de in deze verordening vastgestelde regeling uitsluiten, indien deze tot moeilijkheden op agronomisch gebied en ten aanzien van de controle, de volksgezondheid, het milieu en het strafrecht zouden leiden. In dat geval moet de betrokken lidstaat de Commissie melden welke grondstof(fen) hij van plan is uit te sluiten, en deze uitsluiting rechtvaardigen. Indien de Commissie niet binnen 20 werkdagen na ontvangst van een dergelijke kennisgeving heeft gereageerd, kunnen de voorgenomen uitsluitingen doorgang vinden.

Artikel 14

1. In bijlage I genoemde, op uit productie genomen grond geteelde grondstoffen en daarvan afgeleide tussen-, eind- en bijproducten, in bijlage II genoemde, op uit productie genomen grond geteelde grondstoffen en daarvan afgeleide producten, en de grond die wordt gebruikt voor de teelt van deze grondstoffen, komen niet in aanmerking voor:

- maatregelen die uit hoofde van artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 729/70 uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds, afdeling Garantie, worden gefinancierd of

- de communautaire steun uit hoofde van de Verordeningen (EEG) nr. 2078/92 (29) en (EEG) nr. 2080/92 (30) van de Raad.

2. Voor uit productie genomen grond die voor de teelt van de in de bijlagen I en II genoemde grondstoffen wordt gebruikt, gelden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 762/94 van de Commissie (31).

In dit verband geldt echter dat:

- de teelt van deze grondstoffen moet worden beschouwd als in overeenstemming met deze bepalingen te zijn, en

- in afwijking van artikel 3, lid 4, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 762/94 de betrokken oppervlakten niet vanaf 15 januari uit productie behoeven te worden genomen,

mits aan de eisen van de onderhavige verordening is voldaan.

Artikel 15

De lidstaten verstrekken de Commissie binnen drie maanden na het einde van ieder verkoopseizoen alle gegevens die nodig zijn om de in deze verordening vastgestelde regeling te evalueren.

In deze mededelingen dient met name te worden vermeld:

a) met betrekking tot hoofdstuk II:

- de oppervlakten per soort grondstof, de in artikel 4, lid 2, onder d), bedoelde verwachte opbrengsten en de in artikel 5, lid 3, bedoelde representatieve opbrengsten,

- de hoeveelheden van elke soort grondstof die niet door de inzamelaars zijn verkocht,

- de verkregen hoeveelheden per soort eind- en bijproduct, waarbij ook de gebruikte soort grondstof moet worden vermeld.

b) met betrekking tot hoofdstuk III, de hoeveelheid uit productie genomen grond voor elke daarop geteelde soort.

Artikel 16

1. De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan.

2. De lidstaten kunnen voor de toepassing van deze verordening aanvullende maatregelen vaststellen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 17

Verordening (EEG) nr. 334/93 wordt ingetrokken; zij blijft evenwel van toepassing op contracten die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn gesloten.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 12.

(2) PB nr. L 196 van 24. 7. 1997, blz. 18.

(3) PB nr. L 147 van 18. 6. 1993, blz. 25.

(4) PB nr. L 38 van 16. 2. 1993, blz. 12.

(5) PB nr. L 312 van 23. 12. 1995, blz. 9.

(6) PB nr. L 391 van 31. 12. 1992, blz. 36.

(7) PB nr. L 197 van 22. 8. 1995, blz. 2.

(8) PB nr. L 205 van 3. 8. 1985, blz. 5.

(9) PB nr. L 310 van 14. 12. 1993, blz. 4.

(10) PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1.

(11) PB nr. L 117 van 7. 5. 1997, blz. 1.

(12) PB nr. L 108 van 1. 5. 1993, blz. 106.

(13) PB nr. L 188 van 27. 7. 1996, blz. 22.

(14) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

(15) PB nr. L 196 van 24. 7. 1997, blz. 31.

(16) PB nr. L 256 van 7. 9. 1987, blz. 1.

(17) PB nr. L 170 van 28. 6. 1997, blz. 11.

(18) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(19) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 85.

(20) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 96.

(21) PB nr. L 90 van 7. 4. 1994, blz. 8.

BIJLAGE I

IN HOOFDSTUK II BEDOELDE GRONDSTOFFEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

GRONDSTOFFEN ALS BEDOELD IN HOOFDSTUK III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Eindproducten die als toegestane, niet uit voeding of vervoedering bestaande bestemmingen van de in de bijlagen I en II vermelde grondstoffen worden beschouwd

Alle producten van de gecombineerde nomenclatuur:

a) met uitzondering van

- alle producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van:

- alle producten van hoofdstuk 15 van de gecombineerde nomenclatuur die bestemd zijn voor andere doeleinden dan voor voeding of vervoedering,

- de producten van GN-code 2207 20 00, voor gebruik in motorbrandstof rechtstreeks of na verwerking,

- verpakkingsmateriaal van de GN-codes ex 1904 10 en ex 1905 90 90 op voorwaarde dat het bewijs is geleverd dat de producten voor de niet-voedingssector zijn gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 2, van deze verordening,

- champignonbroed van GN-code 0602 91 10,

- gomlak, gommen, harsen, gomharsen en balsems, van natuurlijke oorsprong, van GN-code 1301,

- sappen en extracten van opium van GN-code 1302 11 00,

- sappen en extracten van pyretrum of van wortels van rotenon bevattende planten, van GN-code 1302 14 00,

- andere plantenslijmen en bindmiddelen, van GN-code 1302 39 00;

b) inclusief

- alle in bijlage I bedoelde landbouwproducten en via een tussenproces daarvan afgeleide producten die als brandstof worden gebruikt in elektrische centrales,

- alle in bijlage II vermelde producten en afgeleide producten daarvan die bestemd zijn voor energieproductie,

- alle producten die worden genoemd in Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (1), op voorwaarde dat zij niet zijn verkregen uit granen of aardappelen die op uit productie genomen grond zijn geteeld en dat zij geen producten bevatten die zijn afgeleid van granen en aardappelen die op uit productie genomen grond zijn geteeld,

- alle producten die worden genoemd in Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad (2), op voorwaarde dat zij niet zijn verkregen uit suikerbieten die op uit productie genomen grond zijn geteeld en dat zij geen producten bevatten die zijn afgeleid van suikerbieten die op uit productie genomen grond zijn geteeld.

(1) PB nr. L 159 van 1. 7. 1993, blz. 112.

(2) PB nr. L 94 van 9. 4. 1986, blz. 9.

Top