Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R0887

    Verordening (EG) nr. 887/96 van de Commissie van 15 mei 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2677/85 houdende uitvoeringsbepalingen van de consumptiesteunregeling voor olijfolie

    PB L 119 van 16.5.1996, p. 16–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/1998

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/887/oj

    31996R0887

    Verordening (EG) nr. 887/96 van de Commissie van 15 mei 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2677/85 houdende uitvoeringsbepalingen van de consumptiesteunregeling voor olijfolie

    Publicatieblad Nr. L 119 van 16/05/1996 blz. 0016 - 0017


    VERORDENING (EG) Nr. 887/96 VAN DE COMMISSIE van 15 mei 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2677/85 houdende uitvoeringsbepalingen van de consumptiesteunregeling voor olijfolie

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (2), en met name op artikel 11, lid 8,

    Overwegende dat in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2677/85 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1292/95 (4), is bepaald dat aan bedrijven die bepaalde onregelmatigheden hebben begaan, sancties worden opgelegd; dat het, om nader te bepalen welke elementen aanwezig moeten zijn opdat er van een inbreuk sprake kan zijn, en om te garanderen dat sancties worden toegepast die evenredig zijn met de ernst van elk concreet geval, dienstig is de desbetreffende bepalingen te wijzigen;

    Overwegende dat het dienstig is voor de in artikel 9, lid 3, en in artikel 11, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2677/85 bedoelde aanvullende onderzoeken een redelijke termijn vast te stellen; dat het, om sommige bestaande bepalingen te preciseren en met name om aan te geven welk percentage aanvullende controles bij de leveranciers en de afnemers van de verpakkingsbedrijven moet worden uitgevoerd, dienstig is artikel 12 van genoemde verordening te wijzigen;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 2677/85 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 5, lid 2, komt als volgt te luiden:

    "2. Wanneer de bevoegde instantie van een Lid-Staat vaststelt dat de betrokken olie niet aan één van de in lid 1 vermelde definities beantwoordt, past zij de volgende sancties toe:

    - indien de geconstateerde kwaliteit van één van de definities in de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG beantwoordt, past zij een sanctie toe die overeenkomt met, naar gelang de ernst van de overtreding, 20 tot 80 % van het maandelijkse gemiddelde van de consumptiesteun die in de twaalf maanden vóór de monsterneming is aangevraagd;

    - in de andere gevallen wordt door haar onverwijld de erkenning van het bedrijf ingetrokken voor een periode van één tot vijf jaar, naargelang de ernst van de overtreding en onverminderd eventuele andere sancties. Bovendien moet het betrokken bedrijf de Lid-Staat een bedrag betalen dat gelijk is aan het tweevoud van het maandelijkse gemiddelde van de consumptiesteun die in de twaalf maanden vóór de monsterneming is aangevraagd.

    De sancties in de twee streepjes van de eerste alinea worden niet toegepast wanneer het verpakkingsbedrijf ten genoegen van de Lid-Staat bewijst dat het feit dat de betrokken olie niet aan de in lid 1 bedoelde definities voldoet, te wijten is aan uitzonderlijke omstandigheden waarop het bedrijf geen vat heeft.

    De in de twee streepjes van de eerste alinea bedoelde bedragen worden door de betaalorganen van de Lid-Staten op de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw in mindering gebracht.

    Voor de berekening van het maandelijks gemiddelde wordt slechts rekening gehouden met de maanden waarin een steunaanvraag is ingediend.

    Wanneer andere dan de in de eerste alinea bedoelde onregelmatigheden worden vastgesteld, worden deze onverwijld aan de voor het respectieve geval bevoegde overheidsinstantie gemeld.".

    2. Artikel 9, lid 3, komt als volgt te luiden:

    "3. De Lid-Staat keert de steun uit binnen 150 dagen na de dag van indiening van de aanvraag voor de hoeveelheden waarvoor op grond van de controles ter plaatse het recht op steun is erkend. Deze termijn kan evenwel worden verlengd indien op grond van de uitgevoerde controles een aanvullend onderzoek nodig is. Deze bijkomende termijn, die evenwel twaalf maanden niet mag overschrijden, wordt door de Lid-Staat vastgesteld die de Commissie daarvan op de hoogte brengt. Deze bijkomende termijn kan in aan de Commissie gemelde en naar behoren met redenen omklede uitzonderlijke gevallen met zes maanden worden verlengd.

    De instantie die met de controle op het recht op steun is belast, brengt uiterlijk 45 dagen na de controle ter plaatse en ten minste 20 dagen vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde termijn het betaalorgaan van het resultaat van haar werkzaamheden in verband met de erkenning van het recht op steun voor ieder erkend bedrijf op de hoogte.".

    3. In artikel 11, lid 2, worden de vierde, de vijfde en de zesde volzin vervangen door de volgende tekst:

    "De Lid-Staat stelt deze aanvullende termijn vast, die evenwel twaalf maanden niet mag overschrijden, en brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Deze aanvullende termijn kan, in aan de Commissie gemelde en naar behoren met redenen omklede uitzonderlijke gevallen, met zes maanden worden verlengd. De zekerheid is in elk geval verbeurd wanneer de belanghebbende niet vóór de vervaldatum van de geldende zekerheid het bewijs levert dat deze is verlengd of dat een nieuwe zekerheid is gesteld. Wanneer dat bewijs evenwel uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de eerste zekerheid wordt geleverd, is zij voor de helft verbeurd.".

    4. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1, eerste alinea, komt de tweede volzin als volgt te luiden:

    "Zij controleren steekproefsgewijze de financiële boekhouding van deze bedrijven";

    b) In lid 1 wordt de vierde alinea geschrapt;

    c) In lid 1 komt de zevende alinea als volgt te luiden:

    "Bij wijze van horizontale controle verricht de Lid-Staat aanvullende controles bij de leveranciers van de grondstof en van het verpakkingsmateriaal en bij de handelaren aan wie de verpakte olie is geleverd. Deze aanvullende controles moeten betrekking hebben op ten minste 10 % van de erkende bedrijven en geschieden telkens wanneer zulks voor de erkenning van het recht op steun nodig wordt geoordeeld. Te dien einde houden de bovenbedoelde leveranciers en handelaren de door de Lid-Staat te bepalen bescheiden ter beschikking van de controle-instanties.";

    d) In lid 6, tweede alinea, worden de woorden "Wanneer evenwel de hoeveelheid waarvoor ten onrechte steun is aangevraagd, 20 % of meer van de hoeveelheid waarvoor na controle het recht op steun is erkend, overschrijdt", vervangen door de woorden "Wanneer evenwel de hoeveelheid waarvoor ten onrechte steun is aangevraagd, ten minste 20 % van de totale, aan controle onderworpen hoeveelheid bedraagt".

    5. In artikel 12 bis, lid 2, worden de woorden "In uitzonderlijke, deugdelijk te motiveren gevallen" vervangen door de woorden "In naar behoren met redenen omklede gevallen".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 15 mei 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

    (2) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 105.

    (3) PB nr. L 254 van 25. 9. 1985, blz. 5.

    (4) PB nr. L 125 van 8. 6. 1995, blz. 11.

    Top