This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31996D0148
96/148/EC: Commission Decision of 26 July 1995 on the measures decided by France as a result of the blockade of the French road network in 1992 (Only the French text is authentic)
96/148/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 betreffende de door Frankrijk naar aanleiding van de blokkade van het Franse wegennet in 1992 vastgestelde maatregelen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
96/148/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 betreffende de door Frankrijk naar aanleiding van de blokkade van het Franse wegennet in 1992 vastgestelde maatregelen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
PB L 34 van 13.2.1996, p. 38–41
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
96/148/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 betreffende de door Frankrijk naar aanleiding van de blokkade van het Franse wegennet in 1992 vastgestelde maatregelen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 034 van 13/02/1996 blz. 0038 - 0041
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 26 juli 1995 betreffende de door Frankrijk naar aanleiding van de blokkade van het Franse wegennet in 1992 vastgestelde maatregelen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (96/148/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2753/94 (2), en met name op artikel 31, Na de belanghebbenden, overeenkomstig artikel 93, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag, te hebben aangemaand haar hun opmerkingen mede te delen en gezien deze opmerkingen, Overwegende hetgeen volgt: I 1. Bij brief van 12 januari 1993 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Frankrijk bij de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie maatregelen ten gunste van de sector groenten en fruit aangemeld. De Franse autoriteiten hebben de Commissie bij brieven van 7 juli, 20 oktober en 29 december 1993 aanvullende informatie verstrekt. Bij brief van 17 februari 1994 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit, de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure in te leiden ten aanzien van deze maatregelen, die steunmaatregelen voor de bedrijfsvoering lijken te zijn die niet voor één van de uitzonderingen van artikel 92 van het Verdrag in aanmerking kunnen komen en bijgevolg als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden beschouwd. 2. De betrokken maatregelen voorzien in een vermindering van de sociale-zekerheidspremies voor telers van boomvruchten die worden geacht nadeel te hebben geleden als gevolg van de wegblokkade van 1992 en in een vergoeding voor deze telers. De eerste maatregel bestaat in de spreiding van betaling en de overname van werkgeversbijdragen over een of twee maanden, gebaseerd op het procentuele omzetverlies voor een aantal seizoengebonden landbouwprodukten (perziken, abrikozen, nectarines, kleinfruit, aardbeien, pruimen, kersen, Guyot-peren, meloenen, courgettes, aubergines, wortelen, uien, tomaten, sla en komkommers), voor maximaal 15 werknemers per bedrijf (of 20 werknemers per bedrijf voor gespecialiseerde producenten die bijzonder ernstige moeilijkheden hebben ondervonden), alsmede in uitstel van betaling zonder boete van de bijdragen van zelfstandige exploitanten. Het steunbedrag werd op 48 miljoen Franse frank geraamd. Blijkens de gegevens waarover de Commissie beschikte op het tijdstip dat de procedure werd ingeleid, waren de uitvoeringsbepalingen voor de tweede maatregel dezelfde als voor de eerste; het totale bedrag was vastgesteld op 150 miljoen Franse frank. II 1. In het kader van voornoemde procedure heeft de Commissie Frankrijk aangemaand zijn opmerkingen mede te delen. Zij zijn de Commissie bij brieven van 29 april 1994 en 12 april 1995 toegezonden. Door een bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) heeft de Commissie de andere Lid-Staten en de overige belanghebbenden in kennis gesteld van haar besluit de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure in te leiden en heeft zij deze aangemaand hun opmerkingen te maken. Zij heeft bij brief van 24 mei 1994 opmerkingen van belanghebbende derden ontvangen. Deze zijn de Franse autoriteiten meegedeeld bij brief van 1 december 1994. 2. De Franse autoriteiten stellen in de eerste plaats dat de maatregelen ten aanzien waarvan de Commissie de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure heeft ingeleid, deel uitmaken van een geheel van overheidsmaatregelen ten gunste van de fruittelers die beoogden de schade te vergoeden die is veroorzaakt door de wegblokkade in de zomer van 1992, die, volgens deze autoriteiten, een buitengewone gebeurtenis in de zin van artikel 92, lid 2, onder b), van het Verdrag is. Zij bevestigen dat er in de betrokken periode voor alle betrokken produkten wel degelijk produktie plaatshad en dat via circulaires aan de met de toekenning van de steun belaste instanties instructies waren gegeven teneinde hogere vergoedingen dan de werkelijk geleden verliezen te voorkomen. Zij voegen hieraan toe, dat de vergoeding is toegepast overeenkomstig een circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en openbare veiligheid van 22 september 1992 waarin de toekenningsvoorwaarden zijn vastgesteld, te weten dat de Staat aansprakelijk is gesteld en de aanvragers verplicht zijn, de door hen gestelde verliezen nauwkeurig te bewijzen alsmede dat zij een gevolg zijn van de wegblokkade. 3. In hun opmerkingen veroordelen de overige belanghebbenden de door de Franse Regering vastgestelde maatregelen om de volgende redenen: - de wegblokkade in Frankrijk heeft ook aan de producenten in andere Lid-Staten schade veroorzaakt (verliezen alleen al voor de Spaanse groenten- en fruitsector geraamd op 5 000 miljoen peseta's), maar de Franse Regering heeft niet voorgesteld hen ook schadeloos te stellen; - de betrokken steun is door de Franse Regering toegekend zonder op het besluit van de Commissie te wachten. III 1. Artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 1035/72 bepaalt dat de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag, behoudens andersluidende bepalingen in die verordening, van toepassing zijn op de produktie van en de handel in de in artikel 1 van die verordening bedoelde produkten. 2. Volgens artikel 92, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig beïnvloedt. De in geding zijnde steun, die de staat voor bepaalde produkties heeft toegekend in een sector waarin de producenten uit de verschillende Lid-Staten met elkaar concurreren, voldoen aan alle voorwaarden om als steunmaatregelen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag te worden beschouwd. De Franse Regering heeft dit trouwens niet betwist. 3. Op het bij artikel 92, lid 1, gestelde beginsel van onverenigbaarheid bestaan evenwel enkele uitzonderingen. Alleen de in artikel 92, lid 2, onder b), van het Verdrag vermelde uitzondering volgens welke steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn, zou in dit geval van toepassing kunnen zijn, gezien de aard van de gebeurtenis die wordt geacht tot de betrokken steun aanleiding te hebben gegeven. Dit is trouwens de uitzondering waarop de Franse Regering een beroep heeft gedaan. IV 1. Zoals de Commissie bij de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag heeft gesteld, vallen onder deze bepaling buitengewone gebeurtenissen zoals stakingen. In dergelijke gevallen gaat het volgens de Commissie om gebeurtenissen die vergoeding van de door particulieren geleden schade, ongeacht de omvang ervan, rechtvaardigen. Zo kan de wegblokkade in de zomer van 1992, gezien haar consequenties, worden gelijkgesteld met een staking in de zin van de criteria waarvan de Commissie het beginsel heeft erkend in het werkdocument van 10 november 1986, voor zover zij de activiteit in het land tussen 29 juni en 18 juli 1992 merkbaar heeft verstoord. 2. De Commissie heeft evenwel bij haar eerste onderzoek, op basis van de toen beschikbare gegevens, geen rechtstreeks verband tussen de verleende steun en de wegblokkade kunnen vaststellen; een vergelijking van de omzet en de jaarlijkse produktie en het feit dat het om een seizoengebonden produktie gaat, kunnen op zichzelf hiervoor niet voldoende worden geacht. V 1. Naar aanleiding van de door Frankrijk in zijn brieven van 29 april 1994 en 12 april 1995 gemaakte opmerkingen maakt de Commissie de volgende opmerkingen en concludeert zij het volgende. 2. Ten aanzien van de schadevergoeding constateert de Commissie op grond van de nieuwe gegevens waarover zij beschikt, dat: - de circulaire van 22 september 1992 zeer strikte voorwaarden voor de toekenning van de steun stelt, inzonderheid het bewijs dat de gestelde schade werkelijk is geleden en er een rechtstreeks verband tussen deze schade en de wegblokkade bestaat; - de Franse autoriteiten hebben bevestigd, dat de vergoeding zonder onderscheid wordt toegekend aan alle personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen; onderdanen van andere Lid-Staten die aan deze voorwaarden voldoen, kunnen op dezelfde wijze voor steun in aanmerking komen als Franse onderdanen. Deze steun kan bijgevolg voor de uitzondering van artikel 92, lid 2, onder b), van het Verdrag in aanmerking komen en als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd. 3. Wat de verlaging van de sociale zekerheidsbijdragen betreft, aanvaardt de Commissie de verklaring van de Franse autoriteiten, dat in de periode van de wegblokkade van 29 juni tot en met 18 juli 1992 wel degelijk produktie en afzet van alle bedoelde produkten plaatshad, zelfs al kan de produktie van sommige produkten zoals pruimen, peren, aubergines of pepers in de betrokken periode in vergelijking met de gemiddelde produktie op jaarbasis als miniem worden beschouwd. Dat in de betrokken periode produktie plaatshad, volstaat evenwel niet om een rechtstreeks verband te leggen tussen de in aanmerking genomen verliezen en de wegblokkade. De Commissie heeft eveneens rekening gehouden met de instructies in de circulaire aan de met de toekenning van de steun belaste instanties, met name om elke mogelijkheid uit te sluiten dat een hogere vergoeding zou worden verleend dan het geleden verlies. De bewijsstukken die de exploitant ter ondersteuning van zijn steunaanvraag moet verstrekken (jaarlijkse aangiften van de bebouwde oppervlakten, omzet en aan de verkooporganisaties geleverde en/of via andere kanalen verkochte produktie, leverbonnen of afschriften van leverlijsten, afschriften van BTW-aangiften voor het betrokken jaar, en afschriften van de loonbriefjes van de werknemers voor de maand of de maanden waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd), zijn niet voldoende om een verband aan te nemen tussen de in aanmerking genomen verliezen en de wegblokkade. Daar het jaarlijkse gegevens betreft en het seizoenpersoneel waarvoor de vergoeding wordt gevraagd zich niet noodzakelijk en uitsluitend met de oogst van de betrokken produkten bezighoudt, is er geen enkel kwantitatief of kwalitatief element dat uitsluitend en noodzakelijk verband houdt met de gevolgen van de wegblokkade. Dat betekent dat de in aanmerking genomen verliezen door andere gebeurtenissen dan de wegblokkade kunnen zijn veroorzaakt. Bovendien voorzag de algemene vergoedingsmaatregel (zie punt V.2 hiervoor) in de volledige vergoeding van verliezen ten gevolge van de wegblokkade. Een tweede, tot bepaalde begunstigden beperkte maatregel, is dus moeilijk te rechtvaardigen en doet bovendien het probleem rijzen, dat aan deze laatsten een hogere vergoeding kan worden toegekend dan de verliezen als gevolg van de wegblokkade. Deze steun komt derhalve niet in aanmerking voor een van de in artikel 92 van het Verdrag vermelde uitzonderingen en moet dus als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd. VI 1. Aangezien het in casu steunmaatregelen betreft die zijn aangemeld, maar ten uitvoer zijn gelegd zonder te wachten op de eindbeslissing van de Commissie, kan wegens het dwingende karakter van de procedurevoorschriften van artikel 93, lid 3, van het Verdrag - voorschriften waarvan het Hof van Justitie de rechtstreekse werking heeft erkend in zijn arresten van 19 juni 1973 (zaak 77/72, Capolongo tegen Azienda Agricola Maya (4)), 11 december 1973 (zaak 120/73, Lorenz tegen Duitsland (5)), 22 maart 1977 (zaak 78/76, Steinike en Weinlig tegen Duitsland (6)) en 21 november 1991 (zaak C-354/90, Fédération nationale du commerce extérieur des produits alimentaires e. a. tegen Frankrijk (7)) - de onwettigheid van de betrokken steunmaatregel achteraf niet worden verholpen. Bovendien kan de Commissie, wanneer een steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie en met name het arrest van 12 juli 1973 (zaak 70/72, Commissie tegen Duitsland (8)), bevestigd door de arresten van 24 februari 1987 (zaak 310/85, Deufil tegen Commissie (9)) en 20 september 1990 (zaak C-5/89, Commissie tegen Duitsland (10)), eisen dat de Lid-Staten alle onwettig toegekende steun van de begunstigden terugvorderen. 2. De Franse Regering heeft de opschortende werking van artikel 93, lid 3, van het Verdrag, niet geëerbiedigd, aangezien zij de betrokken steun heeft toegekend voordat de Commissie terzake een beslissing kon nemen. Deze steun is bijgevolg ingevolge het Gemeenschapsrecht vanaf de toekenning ervan onwettig. Aangezien de betrokken steun onwettig is toegekend, m. a. w. zonder te wachten op de eindbeslissing in het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag, en ofschoon de Commissie voor de betrokken steunmaatregelen noch het juiste bedrag, noch het aantal begunstigden kent, moet de onverenigbare steun worden terugbetaald, aangezien de Franse autoriteiten noodzakelijkerwijze weet wie de onwettige steun heeft ontvangen. Terugbetaling moet geschieden overeenkomstig de procedures en de bepalingen van de Franse wetgeving, waarbij de rente begint te lopen vanaf de datum waarop de betrokken steun is toegekend. Deze rente moet worden berekend aan de hand van de in de handel gebruikelijke rentevoet, onder verwijzing naar de rentevoet voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van regionale steunmaatregelen. Deze terugbetaling is noodzakelijk om de vroegere situatie te herstellen, door alle financiële voordelen die de begunstigden van de onwettig toegekende steun sedert de datum van de toekenning ervan ten onrechte hebben ontvangen, ongedaan te maken. Terugbetaling is vooral noodzakelijk wegens de onzekere situatie waarin de betrokken markt zich bevindt. Deze beschikking loopt niet vooruit op de beslissingen die de Commissie eventueel zal nemen in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De steun die naar aanleiding van de blokkade van het Franse wegennet in 1992 in Frankrijk is toegekend is onwettig, aangezien hij is toegekend in strijd met de procedurevoorschriften van artikel 93, lid 3, van het Verdrag. Artikel 2 De steun die in Frankrijk in de vorm van compenserende subsidies is toegekend, is uit hoofde van artikel 92, lid 2, onder b), van het Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Artikel 3 De steun die in Frankrijk is toegekend in de vorm van een vermindering van de sociale-zekerheidspremies is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag, omdat de Franse autoriteiten niet het bewijs hebben geleverd dat deze steun noodzakelijk was en uitsluitend verband hield met verliezen als gevolg van de wegblokkade in Frankrijk (29 juni-18 juli 1992), die als een buitengewone gebeurtenis in de zin van artikel 92, lid 2, onder b), van het Verdrag is beschouwd. Artikel 4 Frankrijk moet de in artikel 3 bedoelde steun afschaffen en binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking de terugbetaling ervan vorderen. Deze terugbetaling geschiedt overeenkomstig de procedures en bepalingen van de Franse wetgeving, waarbij de rente begint te lopen vanaf de datum van toekenning van de betrokken steun. Deze rente wordt berekend op basis van de in de handel gebruikelijke rentevoet, onder verwijzing naar de rentevoet voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van de regionale steunmaatregelen. Artikel 5 Frankrijk deelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking mede welke maatregelen het heeft genomen om aan deze beschikking te voldoen. Artikel 6 Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek. Gedaan te Brussel, 26 juli 1995. Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1. (2) PB nr. L 292 van 12. 11. 1994, blz. 3. (3) PB nr. C 115 van 26. 4. 1994, blz. 6. (4) Jurisprudentie 1973, blz. 611. (5) Jurisprudentie 1973, blz. 1471. (6) Jurisprudentie 1977, blz. 595. (7) Jurisprudentie 1991, blz. I-5505. (8) Jurisprudentie 1973, blz. 813. (9) Jurisprudentie 1987, blz. 901. (10) Jurisprudentie 1990, blz. I-3437.