Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R1006

    Verordening (EG) nr. 1006/95 van de Raad van 3 mei 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3433/91 voor zover daarbij een definitief anti-dumpingrecht wordt ingesteld op de invoer van zakgasaanstekers met vuursteentje, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 101 van 4.5.1995, p. 38–48 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/09/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/1006/oj

    31995R1006

    Verordening (EG) nr. 1006/95 van de Raad van 3 mei 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3433/91 voor zover daarbij een definitief anti-dumpingrecht wordt ingesteld op de invoer van zakgasaanstekers met vuursteentje, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    Publicatieblad Nr. L 101 van 04/05/1995 blz. 0038 - 0048


    VERORDENING (EG) Nr. 1006/95 VAN DE RAAD van 3 mei 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3433/91 voor zover daarbij een definitief anti-dumpingrecht wordt ingesteld op de invoer van zakgasaanstekers met vuursteentje, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen de invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 14,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na overleg in het kader van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. VOORAFGAANDE ONDERZOEKEN

    (1) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 3433/91 (2) een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje, vallende onder GN-code ex 9613 10 00 en van oorsprong uit, onder meer, de Volksrepubliek China. Het recht dat op produkten van oorsprong uit dit land van toepassing is, werd vastgesteld op 16,9 %.

    (2) De Commissie heeft door middel van een in maart 1992 gepubliceerd bericht (3) een nieuw onderzoek naar Verordening (EEG) nr. 3433/91 ingeleid, in zoverre dit bepaalde Chinese ondernemingen betrof die in het bijzonder beweerden dat zij het betrokken produkt gedurende het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (een zogenoemd nieuw onderzoek voor nieuwkomers) niet hadden geëxporteerd. De Commissie heeft bij Besluit 93/377/EEG (4) het bovengenoemde nieuwe onderzoek beëindigd, zonder wijzigingen op de van kracht zijnde maatregelen.

    B. HUIDIG HERZIENINGSONDERZOEK

    (3) De Commissie heeft in november 1993 een verzoek om een nieuw onderzoek van bovengenoemde verordening ontvangen in zoverre dit invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China betreft. Het verzoek werd ingediend door de Europese Federatie van fabrikanten van aanstekers, namens de producenten in de Gemeenschap die gezamenlijk een groot gedeelte van de produktie van het betrokken produkt in de Gemeenschap vertegenwoordigen. In het verzoek werd gewag gemaakt van gewijzigde omstandigheden na de sluiting van het oorspronkelijke onderzoek in die zin dat de dumpingmarge voor de uitvoer naar de Gemeenschap van de Volksrepubliek China was gestegen en, als gevolg daarvan, verdere schade was berokkend. Er werd geoordeeld dat het verzoek om een nieuw onderzoek voldoende bewijsmateriaal bevatte om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen.

    (4) De Commissie heeft in december 1993 door middel van een bericht (5) de inleiding van een nieuw onderzoek van Verordening (EEG) nr. 3433/91 aangekondigd met betrekking tot de invoer van niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 (hierna "de basisverordening" te noemen).

    (5) De Commissie heeft de haar bekende betrokken exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de klagers hiervan officieel in kennis gesteld en heeft de betrokken partijen de gelegenheid geboden hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

    (6) Een importeur, twee exporteurs en een producent uit de Volksrepubliek China hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Vier producenten in de Gemeenschap, Bic SA, Swedish Match SA, Tokai Seiki GmbH en Flamagas SA, hebben ook schriftelijk hun mening gegeven. Enkele der bovengenoemde ondernemingen verzochten te worden gehoord, hetgeen hun werd toegestaan.

    (7) De Commissie heeft alle gegevens die zij ten dienste van haar onderzoek nodig achtte, verzameld en geverifieerd en heeft ten kantore van de volgende ondernemingen onderzoeken uitgevoerd:

    Gemeenschapsproducenten (fabrieken en/of verkoopkantoren):

    - Bic Deutschland GmbH, Ettlingen, Duitsland;

    - Bic SA, Clichy, Frankrijk;

    - Bic SA, Redon, Frankrijk;

    - Biro Bic Ltd, Londen, Verenigd Koninkrijk;

    - Bryant & May, High Wycombe, Verenigd Koninkrijk;

    - Flamagas SA, Barcelona, Spanje;

    - Laforest Bic SA, Tarragona, Spanje;

    - Swedish Match, Visselhoevede, Duitsland;

    - Swedish Match SA, Rillieux-la-Pape, Frankrijk;

    - Tokai Seiki GmbH, Moenchengladbach, Duitsland;

    - Tokai Vesta Hispania SA, Alcalá de Henares, Spanje.

    Exporteurs:

    - Capital Line Industries Ltd, Hong-Kong;

    - Gladstrong Investments Ltd, Hong-Kong.

    Niet-verbonden importeur:

    - Troeber GmbH, Hamburg, Duitsland.

    (8) De Commissie heeft eveneens gegevens trachten te verzamelen van producenten in de Filippijnen, welk land voor het vaststellen van een normale waarde als land van vergelijking werd gebruik (zie de punten 19 tot en met 27). Gedetailleerde en volledige informatie werd geleverd door en geverifieerd bij Swedish Match Philippines Inc., Manilla, Filippijnen.

    (9) De exporteurs en de enige medewerkende importeur werden op hun verzoek in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen aan de hand waarvan beoogd werd de wijziging aan te bevelen van het definitieve anti-dumpingrecht dat voor de invoer van het betrokken produkt van oorsprong uit de Volksrepubliek China van kracht was. De Commissie heeft zo nodig rekening gehouden met de schriftelijke opmerkingen van de betrokken partijen.

    (10) Het onderzoek van dumping betrof het tijdvak van 1 januari tot en met 30 september 1993 (hierna "het onderzoektijdvak" te noemen).

    C. BETROKKEN PRODUKT, SOORTGELIJK PRODUKT EN BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    i) Betrokken produkt (11) Het produkt waarnaar in punt 1 wordt verwezen en waarvoor het definitieve anti-dumpingrecht geldt, betreft niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje (hierna "aanstekers" te noemen).

    Er zij hierbij op gewezen dat er andere wegwerpaanstekers op de markt bestaan (piëzo-aanstekers) waarvan de technische kenmerken volstrekt van het bovengenoemde produkt verschillen. Zij werden derhalve niet als identiek beschouwd aan het betrokken produkt van het oorspronkelijke onderzoek, niet door het oorspronkelijke onderzoek gedekt en van de werkingssfeer van de maatregelen uitgesloten.

    (12) De importeur die meewerkte stelde dat, naast het reeds bestaande onderscheid tussen aanstekers met vuursteentje en piëzo-aanstekers, een nieuw onderscheid moest worden gemaakt bij de aanstekers met vuursteentje tussen aanstekers met plastichuls en die met nylonhuls. Deze importeur bracht naar voren dat er voor wegwerpaanstekers met vuursteentje twee markten bestonden, de ene van aanstekers met luxueuze nylonhulzen en de andere van aanstekers met de zogenaamde standaard-plastichuls. Ervan uitgaande dat alle Chinese wegwerpaanstekers met vuursteentje een plastichuls hadden, vroeg deze importeur het betrokken produkt tot dergelijke produkten te beperken.

    (13) Gedurende het onderzoek van de Commissie werd geconstateerd dat een dergelijke enge omschrijving van het betrokken produkt niet gerechtvaardigd zou zijn, vooral omdat de beweerde onderscheidbaarheid van de markt voor aanstekers met vuursteentje in segmenten, berustend op verschillen in fysieke kenmerken en de opvatting van de gebruikers van het produkt, niet door feiten wordt gestaafd.

    Het betrokken produkt wordt wel vervaardigd in verschillende grootten en modellen, terwijl bij de vervaardiging van de huls van de aansteker verschillende materialen kunnen worden gebruikt. Al deze aanstekers met vuursteentje hebben evenwel dezelfde technische kenmerken, in wezen dezelfde toepassing en vervullen dezelfde functie. Daarentegen zij erop gewezen dat een onderscheid tussen aanstekers met vuursteentje en piëzo-aanstekers berustte op verschillen in technische kenmerken die duidelijk zijn vastgesteld.

    Bovendien is het ook duidelijk dat het verschil tussen aanstekers met vuursteentje en piëzo-aanstekers door de gebruikers wordt opgemerkt, terwijl het verschil tussen aanstekers met vuursteentje en een huls van plastic of van nylon niet wordt opgemerkt. Het betrokken produkt is namelijk een wegwerpprodukt en de stelling dat gebruikers op het bovengenoemde verschil letten, blijkt, onder meer, niet uit het bestaan van duidelijk gescheiden verkoopkanalen. Alle wegwerpaanstekers met vuursteentje worden daarentegen zonder onderscheid in hetzelfde soort winkels verkocht aan klanten die geen verschillende verwachtingen ten aanzien van de produkten hebben, terwijl niets wordt gedaan om de gebruikers bewust te maken van de beweerde verschillen tussen aanstekers met plastichuls en die met nylonhuls. In het bijzonder zij erop gewezen dat aanstekers met plastichuls niet gemakkelijk van die met nylonhuls te onderscheiden zijn, aangezien zij allebei in doorzichtige en in ondoorzichtige vorm verkijgbaar zijn.

    (14) Het gehele modellenaanbod van aanstekers met vuursteentje moet derhalve worden gezien als één enkele categorie produkten, los van het materiaal dat voor de vervaardiging van de huls wordt gebruikt, hetgeen trouwens slechts een ondergeschikt verschil in fysieke kenmerken en in kosten vormt (zie punt 36).

    De bevindingen in het oorspronkelijke onderzoek met betrekking tot het betrokken produkt, zoals in punt 11 herhaald, worden derhalve bevestigd.

    ii) Soortgelijk produkt (15) De medewerkende importeur stelde dat de bevindingen van het originele onderzoek met betrekking tot de omschrijving van het soortgelijke produkt opnieuw moesten worden overwogen, om rekening te houden met het feit dat een, pas onlangs bij de procedure betrokken, producent in de Gemeenschap aanstekers met plastichuls vervaardigde, naar verluidt "identiek" aan die welke uit de Volksrepubliek China werden ingevoerd, terwijl andere producenten in de Gemeenschap, alsmede de medewerkende producent in het land van vergelijking, aanstekers met nylonhuls vervaardigden die volgens deze importeur als op zijn hoogst "soortgelijk" aan de Chinese aanstekers zouden moeten worden beschouwd.

    Hieromtrent moet opnieuw worden benadrukt dat een ondergeschikt fysiek verschil zoals het voor de vervaardiging van de aanstekerhuls gebruikte materiaal, dat geen gevolgen heeft voor de voornaamste technische kenmerken, de voornaamste toepassing en het functioneren van het produkt en dat voor de gebruikers niet waarneembaar is, onvoldoende is om een onderscheid te mogen maken tussen zogenoemde "identieke" en "soortgelijke" aanstekers met vuursteentje. Deze gevolgtrekking is van toepassing op de vergelijking van aanstekers met vuursteentje, ingevoerd uit de Volksrepubliek China, met onderscheidenlijk alle in de Gemeenschap vervaardigde en verkochte aanstekers en aanstekers die door de medewerkende producent in het land van vergelijking worden vervaardigd en worden verkocht.

    (16) Dezelfde importeur heeft eveneens verklaringen ingediend met betrekking tot uiteenlopende fysieke kenmerken die volgens hem van invloed waren op de omschrijving van het soortgelijke produkt. Deze over het algemeen reeds in het oorspronkelijke onderzoek naar voren gebrachte besproken beweringen werden gesteund met doorslaggevend nieuw bewijsmateriaal dat zou rechtvaardigen dat hiermee bij de definitie van het soortgelijke produkt rekening zou moeten worden gehouden, met name inzake de opvatting van de gebruikers van het produkt.

    (17) Onder deze omstandigheden wordt bevestigd dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde en verkochte aanstekers met vuursteentje en de uit de Volksrepubliek China ingevoerde aanstekers in voldoende mate soortgelijke fysieke en technische basiskenmerken hebben om als soortgelijk produkt te kunnen worden aangemerkt. Er zijn wellicht enkele ondergeschikte verschillen tussen het uit de Volksrepubliek China ingevoerde produkt en de communautaire produkten, maar de verschillen zijn niet van dien aard dat daaruit afgeleid mag worden dat zij niet als soortgelijke produkten mogen worden aangemerkt. De bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek met betrekking tot de omschrijving van het soortgelijke produkt worden derhalve bevestigd.

    Bovengenoemde slotsom is, blijkens de punten 26 en 36, eveneens van toepassing op de aanstekers met vuursteentje die door de medewerkende producent in het land van vergelijking worden vervaardigd en verkocht.

    iii) Bedrijfstak van de Gemeenschap (18) In het licht van het bovenstaande werd de eis verworpen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw moet worden gedefinieerd en wel in die zin dat daarbinnen alleen de producent in de Gemeenschap valt die aanstekers met plastichulzen vervaardigt. Op deze grond werd geconstateerd dat de producenten in de Gemeenschap namens welke het verzoek om een nieuw onderzoek was ingediend, gedurende het onderzoektijdvak meer dan 70 % van de totale produktie van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap vertegenwoordigden. Dien-overeenkomstig wordt geconcludeerd dat de betrokken producenten de "bedrijfstak van de Gemeenschap" in de zin van artikel 4, lid 5, van de basisverordening vormen.

    D. DUMPING

    a) Normale waarde i) Land van vergelijking (19) Aangezien de Volksrepubliek China geen land met een markteconomie is, moest de normale waarde worden vastgesteld aan de hand van gegevens die in een land met een markteconomie waren verkregen (een zogenaamd land van vergelijking) in overeenstemming met artikel 2, lid 5, van de basisverordening. Hiertoe werd in de klacht voorgesteld om evenals in het oorspronkelijke onderzoek Thailand als land van vergelijking te gebruiken. Met de twee Thaise producenten die aan dit onderzoek hadden medegewerkt, werd contact opgenomen. Zij wensten bij deze gelegenheid echter geen medewerking te verlenen.

    (20) Er werd dus ook contact gelegd met een Koreaanse producent en met twee producenten op de Filippijnen. Alleen de Filippijnse producenten gaven te kennen dat zij bereid waren met de Commissie samen te werken en stuurden antwoorden op de vragenlijst van de Commissie in. Doch in het geval van één Filippijnse producent was het antwoord te beperkt en werd er om meer bijzonderheden gevraagd. De betrokken producent deelde de Commissie mede niet bereid te zijn meer details te geven. Hij werd daarop als niet-medewerkend aangemerkt, met als gevolg dat als mogelijke bron van gegevens aangaande de Filippijnen slechts één onderneming overbleef.

    Na de bekendmaking van de voornoemde bevindingen van het onderzoek verklaarde de medewerkende importeur dat een firma uit Hong-Kong, Cli-Claque Ltd, die in de Filippijnen wegwerpaanstekers met vuursteentje zou vervaardigen, eveneens gecontacteerd had moeten worden. De Commissie was echter pas in een zeer vergevorderd stadium van het onderzoek gewezen op het bestaan van deze beweerde producent op de Filippijnen. Deze kon derhalve niet zonder aanzienlijke belemmering van het onderzoek in aanmerking worden genomen.

    (21) Aangezien er voor de vaststelling van de normale waarde geen andere mogelijkheid bestond, kon een wijziging in het land van vergelijking derhalve niet worden vermeden. In verband met recente rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de criteria van toepassing op de keuze van landen van vergelijking, werden de volgende punten geverifieerd om na te gaan of de Filippijnen voor dit doel de juiste keuze waren:

    - Representativiteit van de betrokken markt:

    De omvang van zijn binnenlandse markt maakt van de Filippijnen een representatief land voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China (de totale binnenlandse verkopen van de medewerkende producent op de Filippijnen belopen meer dan 5 % van de Chinese uitvoer naar de Gemeenschap).

    - Openheid van de markt:

    De Filippijnse markt staat open voor mededinging: de plaatselijke produktie van wegwerpaanstekers is onderhevig aan prijsconcurrentie, voornamelijk als gevolg van aanzienlijke invoer. De structuur van de vraag bevordert eveneens mededinging aangezien er veel ondernemers zoals supermarkten en middelgrote of kleine wederverkopers op de markt zijn.

    - Toegang tot de voornaamste materialen:

    Ten slotte lijken er geen grote verschillen te bestaan tussen China en de Filippijnen in de bereikbaarheid van basisgrondstoffen. Inderdaad worden enkele onderdelen en componenten op de Filippijnen ingevoerd, maar ook Chinese producenten voeren van buiten China enkele van de belangrijkste onderdelen van aanstekers, zoals het vuursteentje, in van leveranciers van buiten China. De beschikbaarheid van onderdelen van aanstekers lijkt op de Filippijnen eigenlijk even goed te zijn als in de Volksrepubliek China.

    (22) Doch aangezien de medewerkende Filippijnse onderneming deel uitmaakt van een groep ondernemingen waarvan ook een klager deel uitmaakt, heeft de Commissie het eveneens noodzakelijk geacht de gevolgen van het bestaan van dergelijke verbanden na te gaan, teneinde vast te stellen of deze toestand een vertekening van de ingediende gegevens opleverde en of deze informatie al dan niet in het kader van onderhavig herzieningsonderzoek mocht worden gebruikt.

    (23) Uit een diepgaand onderzoek van de door de betrokken Filippijnse producent opgegeven produktiekosten bleek dat er, als gevolg van het feit dat bepaalde bij de vervaardiging van aanstekers met vuursteentje gebruikte onderdelen van geassocieerde partijen werden aangekocht, aanvullende kosten werden gemaakt. Daarom werden met het oog op een redelijke en passende winstgevendheidstest de betrokken extra kosten afgetrokken. Na een dergelijke aanpassing werd geconstateerd dat de door de medewerkende Filippijnse producent gehanteerde prijzen voor verkopen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt het bij normale handelstransacties mogelijk maakten alle in het normale handelsverkeer gemaakte kosten te dekken en bovendien een normale winstmarge te behalen.

    Aldus werd geconcludeerd dat de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 5, onder a) i), van de basisverordening mocht worden gebaseerd op de prijzen waartegen aanstekers met vuursteentje voor verbruik op de binnenlandse markt van de Filippijnen werden verkocht.

    (24) Dit gegeven, te zamen met de bovengenoemde elementen betreffende de positie van de Filippijnen als land van vergelijking, maakten de Filippijnen voor de Commissie tot een passende en niet onredelijke keuze. De belanghebbende partijen werden te rechter tijd van deze voorgenomen handelwijze in kennis gesteld. Hun voornaamste commentaren worden hieronder besproken, en ook in de punten 28 tot en met 31.

    (25) De betrokken exporteurs hebben hetzij ingestemd met dan wel niet gereageerd op het voorstel om de Filippijnen als het land van vergelijking te gebruiken.

    (26) Binnen de termijn die was toegestaan voor commentaar over de keuze van het land van vergelijking, gaf de importeur die had meegewerkt te kennen dat de Filippijnen alleen een passende keuze zouden vormen indien de gebruikte gegevens een Filippijnse producent zouden betreffen die aanstekers met plastichulzen vervaardigde en die met de bedrijfstak van de Gemeenschap geen banden zou hebben.

    Met betrekking tot de beweerde fysieke verschillen tussen aanstekers met plastichuls en nylonhuls zij opgemerkt dat de ingediende argumenten identiek zijn aan die met betrekking tot aanstekers met vuursteentje die waren vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het kader van de vaststelling van het betrokken produkt en van de definitie van het soortgelijke produkt. Zoals uiteen is gezet in de punten 12 tot en met 17 was de Commissie van mening dat alle aanstekers met vuursteentje één enkele categorie vormen en dat aanstekers met vuursteentje en met plastichuls of nylonhuls als soortgelijke produkten moeten gelden. Deze slotsom is eveneens geldig bij de keuze van het land van vergelijking. Met betrekking tot de mogelijke invloed van bestaande banden was de Commissie van oordeel dat het onderzoek vermeld in punt 23 duidelijk bewezen heeft dat, mits de normale waarde is gegrond op binnenlandse verkoopprijzen, de getoonde bezorgdheid ongegrond was.

    De importeur suggereerde tevens om Mexico als land van vergelijking te kiezen. Dit voorstel werd echter pas in september 1994 gedaan, d.w.z. meer dan vijf maanden na de termijn die voor commentaar ter zake was gesteld, zodat het derhalve niet zonder aanmerkelijke belemmering van het onderzoek in aanmerking kon worden genomen.

    (27) De gevolgtrekking dat de Filippijnen een passend land en geen onredelijke keuze ten behoeve van vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening zijn, wordt derhalve bevestigd.

    ii) Eis om artikel 2, lid 6, van de basisverordening toe te passen (28) Enkele belanghebbende partijen stelden dat de normale waarde aan de hand van artikel 2, lid 6, van de basisverordening moest worden vastgesteld, d.w.z. in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn wanneer een produkt niet rechtstreeks uit het land van oorsprong wordt ingevoerd doch naar de Gemeenschap vanuit een tussengelegen land wordt uitgevoerd en dat de normale waarde in dit verband dient te worden vastgesteld in het land van uitvoer, d.w.z. Hong-Kong.

    (29) Alleen een beperkt aantal Chinese exporteurs en één niet-verbonden importeur werkten samen met de Commissie. De medewerkende firma's voerden de Chinese aanstekers uit naar de Gemeenschap of voerden in naar de Gemeenschap via Hong-Kong. Deze ondernemingen vertegenwoordigen ongeveer 53 % van de totale uitvoer naar de Gemeenschap. Wat de in Hong-Kong gevestigde medewerkende exporteurs betreft, die ongeveer 13 % van de totale uitvoer van de Chinese aanstekers naar de Gemeenschap vertegenwoordigen, heeft de Commissie vastgesteld dat deze eveneens Chinese aanstekers op hun binnenlandse markt verkopen. Doch voor de andere firma's (d.w.z. niet-medewerkende exporteurs van welke de importeurs niet medewerkten) was niets bekend van een "exportroute".

    (30) In dit verband is de Commissie van mening dat de bepalingen van artikel 2, lid 6, over het algemeen niet van toepassing zijn op invoer van oorsprong uit een land zonder markteconomie. Het is in dit geval echter waarschijnlijk dat de overgrote meerderheid van Chinese aanstekers met vuursteentje gewoon via Hong-Kong wordt doorgevoerd. Betreffende het bestaan van produktie in het land van uitvoer lijkt het, volgens de informatie die de Commissie ter beschikking is gesteld, dat er gedurende het onderzoektijdvak geen produktie van aanstekers met vuursteentje in Hong-Kong heeft plaatsgevonden. Ten slotte kan de Commissie, voor zover het verkoopprijzen in het land van uitvoer betreft, er niet van overtuigd zijn dat deze verkopen in normale handelstransacties zijn verricht, aangezien de betrokken aanstekers of wel in China op grond van een toeleveringscontract zijn vervaardigd dan wel dat de betrokken partijen met elkaar verbonden zijn.

    (31) Met betrekking tot het bovenstaande wordt geconcludeerd dat, zelfs indien artikel 2, lid 6, van toepassing wordt geacht op invoer van oorsprong uit een land zonder markteconomie, het in het bestek van het onderhavige onderzoek niet passend wordt geacht de normale waarde vast te stellen aan de hand van de prijzen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer, aangezien er geen produktie van afgewerkte aanstekers met vuursteentje in Hong-Kong bestond en er bovendien ter plaatse geen betrouwbare vergelijkingsprijs voor deze produkten zou bestaan. De normale waarde zou derhalve moeten worden gebaseerd op de prijzen van de binnenlandse markt van het land van oorsprong. Doch aangezien de Volksrepubliek China een land zonder markteconomie is, moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden vastgesteld.

    iii) Binnenlandse verkoopprijs op de Filippijnse markt (32) De Commissie vroeg zich af of de normale waarde kon worden vastgesteld aan de hand van de prijzen waartegen het produkt voor verbruik op de Filippijnse markt wordt verkocht. Hierbij werd opgemerkt dat de medewerkende Filippijnse onderneming haar aanstekers met vuursteentje aan verscheidene grote afnemers verkocht, waarbij een van deze afnemers een onafhankelijke verdeler was die de aanstekers zowel aan klein- als aan groothandelaren doorverkocht, terwijl een andere afnemer een grote tabaksfirma was. De Commissie heeft tevens vastgesteld dat de verkoopprijzen een winst over de verkopen mogelijk maakten (zie punt 23).

    De conclusie luidt derhalve dat de binnenlandse verkoopprijzen van de medewerkende producent op de Filippijnse markt een passende grondslag voor het vaststellen van de normale waarde vormden.

    b) Prijs bij uitvoer (33) De Commissie heeft alle van de vorige twee onderzoeken aangaande dit produkt bekende exporteurs vragenlijsten toegestuurd. Slechts de twee exporteurs en een importeur, genoemd in punt 7, alsmede een Chinese producent (namelijk Dong Guan Lighter Factory, Dong Guan City, Volksrepubliek China) hebben volledige antwoorden voorgelegd.

    De totale door de medewerkende exporteurs en de medewerkende importeur genoemde hoeveelheden vertegenwoordigen 53 % van de totale invoer. Voor de resterende uitvoer en in overeenstemming met artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening werd - aangezien de statistieken van Eurostat prijsinformatie bevatten die berust op een verzameling van uiteenlopende aanstekers (voor wat betreft presentatie, vorm, formaat, enz.), die derhalve niet passend waren voor het vaststellen van de prijs bij uitvoer, en gezien de mate van medewerking - de uitvoerprijs voor de niet-medewerkende exporteurs gebaseerd op de laagste gemiddelde prijs van de medewerkende ondernemingen. Terzelfder tijd werd aangenomen dat de door de niet-medewerkende exporteurs geleverde aanstekers "kale" aanstekers waren, verkocht in eenheden van 50 stuks (de zogenoemde "bulk").

    (34) De medewerkende exporteurs verzochten om individuele behandeling (d.w.z. het vaststellen van afzonderlijke prijzen bij uitvoer en derhalve van individuele dumpingmarges). Ofschoon aan enkele exporteurs in landen zonder markteconomie een individuele behandeling mag worden verleend, in het bijzonder wanneer zij hun onafhankelijkheid van de Staat hebben aangetoond bij het voeren van hun eigen uitvoerbeleid en bij het vaststellen van hun uitvoerprijzen, gold toch dat hier de uiterste zorgvuldigheid werd vereist.

    Hieromtrent zij er ook aan herinnerd dat het in punt 2 vermelde nieuwe onderzoek voor nieuwkomers tot de conclusie leidde dat aan geen van de vier Chinese firma's die in dit onderzoek betrokken zijn een individuele behandeling kon worden toegekend. Aangezien deze gevolgtrekking onder meer de twee firma's betrof die aan het onderhavige onderzoek hadden medegewerkt en omdat de betrokken firma's geen nieuw met bewijzen gestaafd materiaal hebben voorgelegd aangaande hun beweerde onafhankelijkheid, werd toekenning van individuele behandeling aan de verzoekers daarom niet passend geacht en evenmin in lijn met de bestaande aanpak van de communautaire Instellingen.

    c) Vergelijking (35) Ofschoon alle aanstekers met vuursteentje als één enkel produkt kunnen worden aangemerkt, worden zij onder verschillende vormen verkocht, en wel kaal, bedrukt, in een hoesje, enz. De uitvoer uit China bestond volgens de medewerkende bedrijven voor ongeveer 80 % uit kale aanstekers, in "bulk". Alleen kleine uitgevoerde hoeveelheden betroffen aan een of twee zijden bedrukte wegwerpaanstekers. Voor de berekening van dumping werden alleen de normale waarde en de prijs bij uitvoer van kale aanstekers in bulkverpakking vergeleken. Deze benadering werd redelijk geacht omdat kale aanstekers in bulk volgens de medewerkende ondernemingen het merendeel van de uitgevoerde hoeveelheden omvatten.

    (36) De importeur die had medegewerkt beweerde dat de aanstekers die door de medewerkende Filippijnse firma waren vervaardigd, niet met de Chinese aanstekers te vergelijken waren omdat zij van verschillende materialen waren vervaardigd, d.w.z. de huls van de Filippijnse aansteker van nylon en die van de Chinese aansteker van plastic is gemaakt. Met betrekking tot de andere onderdelen beweerde deze zelfde importeur ook dat er verschillen bestonden en dat daarmee in de vorm van een prijsbijstelling van 100 % rekening moest worden gehouden. Deze importeur betoogde dat genoemde fysieke verschillen tot hogere produktiekosten leidden en aldus van invloed waren op de verkoopprijs van de Filippijnse aanstekers in vergelijking met de Chinese.

    Wat het materiaal betreft dat voor de vervaardiging van de huls wordt gebruikt, bleek uit de gegevens van de Commissie dat het soort grondstof dat de Chinese producenten gebruikte inderdaad per kilo goedkoper is dan de grondstof voor de Filippijnse producent. Maar de technische kenmerken van de aansteker met plastichuls geven te zien dat de wanden van de huls zo'n 2,5-maal dikker zijn dan die van de aansteker met nylonhuls, zodat er derhalve meer materiaal wordt gebruikt. Bovendien duurt bij de aansteker met plastichuls de fabricage langer omdat er een langere afkoelingstijd nodig is. Als geheel is het onderlinge kostenverschil dus verwaarloosbaar.

    De Commissie gaat ermee akkoord dat de onderdelen die door de Chinese en de Filippijnse producenten worden gebruikt, niet volstrekt identiek zijn en dat dientengevolge het assemblageproces niet strikt identiek is; op basis van de gegevens waarover de Commissie beschikt was evenwel een zogenaamd geperfectioneerder onderdeel en/of een in lichte mate verschillend onderdeel niet systematisch duurder te produceren dan het overeenkomstige zogenaamde eenvoudiger onderdeel. Bovendien was er geen informatie beschikbaar waaruit kon blijken dat de beweerde fysieke verschillen, die slechts in te verwaarlozen mate op de kosten van invloed zijn, doorwerken in de verkoopprijzen.

    Onder deze omstandigheden is de slotsom, dat een prijsbijstelling om met beweerde fysieke en/of kwalitatieve verschillen rekening te houden, niet gerechtvaardigd is.

    (37) Ten behoeve van een eerlijke vergelijking werd een aanpassing aan de normale waarde toegestaan voor wat betreft de binnenlandse verkoopbelasting op de Filippijnse markt. Voor zover dit de prijs bij uitvoer betrof en voor zover beschikbaar, werden de werkelijke kosten voor vracht, verzekering en andere kosten afgetrokken om het fob-niveau te bereiken, of anders werd een percentage genomen dat met laatstgenoemde afgetrokken kosten overeenkwam. Geen andere correcties werden gevraagd of nodig geacht.

    De binnenlandse verkoopprijzen op de Filippijnen en de Chinese prijzen bij uitvoer werden op dezelfde verkoopniveaus, d.w.z. fob nationale grens, vergeleken.

    d) Dumpingmarge (38) De dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-waarde van de invoer, grens Gemeenschap, bleek op 80,3 % te liggen.

    E. SCHADE

    a) Algemene opmerkingen (39) Er zij benadrukt dat onderhavig herzieningsonderzoek werd uitgevoerd na een verzoek daartoe van de bedrijfstak van de Gemeenschap die aanvoerde dat de invoer met dumping van aanstekers met vuursteentje uit de Volksrepubliek China sedert de sluiting van het oorspronkelijke onderzoek behoorlijk was gestegen, waarbij werd betoogd dat de geldende maatregelen moesten worden gewijzigd om verdere schade aan de communautaire bedrijfstak op te heffen.

    Rekening gehouden met het bepaalde in artikel 13, lid 3, van de basisverordening diende het schadepeil te worden onderzocht. In het oorspronkelijke onderzoek waren de schadelijke gevolgen van de met dumping uit de Volksrepubliek China plaatsvindende invoer beoordeeld en cumulatief met de invoer uit drie andere derde landen vastgesteld. Dienovereenkomstig werd tevens een onderzoek naar schade uitgevoerd om vast te stellen of de toegenomen dumping van de Chinese exporteurs tot verdere schade had geleid die een wijziging van de voor de Volksrepubliek China genomen maatregelen zou rechtvaardigen.

    b) Totaal gebruik in de Gemeenschap (40) Bij de berekening van het totale gebruik van het betrokken produkt op de markt van de Gemeenschap heeft de Commissie de verkopen van de Gemeenschapsproducenten binnen de Gemeenschap van aanstekers met vuursteentje gevoegd bij de totale invoer van deze produkten in de Gemeenschap, zoals aangegeven onder GN-code 9613 10 00. Op deze grondslag is het totale gebruik tussen 1989 en 1993 (d.w.z. het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) met 15 % gestegen.

    Het is evenwel bekend dat de invoer onder GN-code 9613 10 00 niet alleen betrekking heeft op aanstekers met vuursteentje, maar ook op piëzo-aanstekers. De hoeveelheid ingevoerde piëzo-aanstekers is niet nauwkeurig bekend, zodat het daarom onmogelijk is de stijging in het verbruik vanwege de invoer van dit soort aanstekers te beoordelen. De Commissie heeft een poging gedaan aanstekers met vuursteentje en piëzo-aanstekers in de algemene invoerstatistieken van elkaar te onderscheiden, aan de hand van de Taric-codes die verondersteld worden deze twee soorten aanstekers van elkaar te onderscheiden, maar op deze grondslag konden er geen betrouwbare gegevens uit het verleden worden verkregen.

    Desondanks zij erop gewezen dat, voor zover het de Volksrepubliek China betreft, de gegevens waarover de Commissie beschikt hebben uitgewezen dat er uit dat land geen piëzo-aanstekers werden ingevoerd tot aan en gedurende het onderhavige onderzoektijdvak. Dit betekent voor de Volksrepubliek China dat haar marktaandeel voor aanstekers met vuursteentje niet te hoog kon worden geraamd aangezien alle invoer uit China onder die GN-code betrekking had op invoer van het onderzochte produkt.

    c) Factoren met betrekking tot de invoer met dumping i) Volume en marktaandeel (41) Tussen 1989 en het einde van het onderzoektijdvak is de invoer uit de Volksrepubliek China in vergelijking met 1989 sterk gestegen. De ingevoerde hoeveelheden bedroegen namelijk 9,6 miljoen eenheden in 1989, vervolgens 69,3 in 1990, 78,1 in 1991, 45,5 in 1992 en 71,6 miljoen eenheden in 1993 (onderzoektijdvak bijgesteld op twaalf maanden).

    Na een relatieve daling in 1992, vanwege het instellen van maatregelen in 1991 is de invoer veel sneller gestegen dan het gebruik. Dientengevolge steeg het marktaandeel van de Chinese invoer aanzienlijk, en wel van 1,5 % in 1989 tot 11 % in 1991, en vervolgens van 7 % in 1992 tot 10 % in 1993 (onderzoektijdvak bijgesteld op twaalf maanden).

    ii) Prijzen (42) Het is in het bestek van dit herzieningsonderzoek zeer belangrijk erop te wijzen dat in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoektijdvak (1989) de uitvoerprijs van de Chinese aanstekers gedurende het onderhavige onderzoektijdvak met ongeveer 23 % is gedaald. Hierbij zij er ook op gewezen dat deze tendens werd bepaald aan de hand van de cijfers die door de medewerkende exporteurs en door de medewerkende importeur waren verstrekt, aangezien volgens punt 33 de statistieken van Eurostat niet geschikt waren om de prijzen bij uitvoer vast te stellen.

    (43) De prijzen van de Chinese aanstekers werden ook vergeleken met die van de in de Gemeenschap vervaardigde en door de communautaire bedrijfstak verkochte aanstekers. Zoals in het oorspronkelijke onderzoek vond de Commissie dat alleen de aanstekers met een gelijke of vrijwel gelijke hoeveelheid gas, en derhalve een soortgelijk aantal ontstekingen, als grondslag moesten worden genomen voor deze prijsvergelijking, die werd verricht aan de hand van een representatief percentage verkopen aan groothandelaren en grotere kleinhandelaren. Omwille van de redenen uiteengezet in punt 36, die ook in dit bestek ter zake doen, werd en geen correctie verricht om rekening te houden met andere beweerde fysieke en/of kwalitatieve verschillen.

    (44) De verkoopprijs van de ingevoerde Chinese aanstekers lag gedurende het onderzoektijdvak duidelijk onder de gemiddelde verkoopprijs van de vergelijkbare aanstekers die door de producenten in de Gemeenschap waren vervaardigd. De gewogen gemiddelde marge van prijsonderbieding bleek 26 % te bedragen (uitgedrukt op basis van de communautaire verkoopprijs).

    d) Toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap i) Algemeen (45) De markt voor aanstekers is zeer prijsgevoelig. Om in staat te zijn te verkopen of het marktaandeel te behouden, neigen de talrijke producenten en kopers ertoe hun prijzen aan het laagst mogelijke niveau aan te passen. Gesteld voor goedkope invoer met dumping uit de Volksrepubliek China werd de bedrijfstak van de Gemeenschap ertoe gedwongen zijn prijzen te verlagen in een poging zijn marktaandeel, produktiepeil en capaciteitsbenutting te handhaven.

    ii) Produktie, verkopen en marktaandeel (46) De produktie en verkopen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleven tussen het oorspronkelijke en het onderhavige onderzoektijdvak, ondanks enige verbetering in 1990 en 1991, stabiel. Doch over deze zelfde periode is zijn marktaandeel in een groeiende markt met 9 percentpunten gedaald, terwijl het marktaandeel van de Chinese invoer met 8,5 percentpunten is gestegen.

    iii) Prijzen, winstgevendheid en werkgelegenheid (47) De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn gemiddeld gedaald wanneer men het oorspronkelijke onderzoektijdvak met het onderhavige onderzoektijdvak vergelijkt. Een prijsdaling was namelijk de enige manier om het verlies aan marktaandeel tot een minimum te beperken. Ondanks deze daling is de bedrijfstak daarin niet geslaagd.

    (48) Sedert het oorspronkelijke onderzoektijdvak is de financiële toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel - na een zekere verbetering in 1991 - aan het einde van het onderhavige onderzoektijdvak verslechterd. De gestage prijsdaling kon niet door vermindering van kosten worden goedgemaakt. In 1993 lag de gemiddelde verkoopprijs, met inbegrip van de uitgaven voor verkoop, administratie en algemene uitgaven, onder de gemiddelde kosten.

    (49) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft alles in het werk gesteld om gestage prijsdaling het hoofd te bieden, met name door tussen het oorspronkelijke en het huidige onderzoektijdvak het aantal van zijn werknemers met 13 % te verlagen doch door terzelfder tijd de produktie en verkopen op peil te houden teneinde levensvatbaar te blijven.

    e) Conclusie inzake schade (50) Onder deze omstandigheden is de slotsom dat de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap duidelijk ernstiger is geworden. In een uitdijende markt hebben de producenten in kwestie in de Gemeenschap aan marktaandeel verloren terwijl de winstgevendheid ondanks ernstige kostenverlagingen, met inbegrip van het verminderen van het aantal arbeidsplaatsen, is verslechterd.

    F. OORZAAK VAN SCHADE

    (51) De Commissie is nagegaan of extra schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap werd veroorzaakt door de omvangrijkere dumping van de Chinese exporteurs, en of andere factoren wellicht die schade hebben veroorzaakt dan wel daaraan hebben bijgedragen.

    a) Gevolgen van de invoer met dumping (52) Bij het nagaan van de gevolgen van de invoer met dumping werd geconstateerd dat het toegenomen volume van de goedkope invoer met dumping uit de Volksrepubliek China samenviel met het verlies aan marktaandeel, prijsdalingen en verslechtering van de financiële toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (53) Tussen het oorspronkelijke en het huidige onderzoektijdvak is het marktaandeel van de Chinese invoer namelijk sterk toegenomen, en wel van 1,5 tot 10 %, d.w.z. 8,5 % van het totale gebruik, terwijl het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 9 % van het totale communautaire gebruik is gedaald. In deze zelfde periode is het niveau van onderbieding door Chinese uitvoer eveneens gestegen, van ongeveer 20 % vóór de instelling van de maatregelen tot 26 % gedurende het lopende onderzoektijdvak.

    Gezien het feit dat de betrokken markt zeer prijsgevoelig is, zoals reeds in punt 45 is uiteengezet, is het duidelijk dat deze aanzienlijke en steeds grotere prijsonderbieding door met dumping gepaard gaande Chinese invoer, met als gevolg daarvan een toegenomen marktaandeel, de bedrijfstak van de Gemeenschap duidelijk heeft beïnvloed, zowel in het volume dat deze bedrijfstak heeft verkocht op een groeiende markt als met betrekking tot zijn verkoopprijzen, met de gevolgen daarvan voor de kosten per eenheid en voor de winst.

    Terwijl bovendien de dumpingmarge van de Chinese invoer gedurende deze zelfde periode sterk is gestegen, luidt de conclusie dat een dergelijke invoer, gepaard gaande met aanzienlijke dumping, de betrokken bedrijfstak van de Gemeenschap verdere schade heeft berokkend.

    b) Gevolgen van andere factoren (54) De Commissie is nagegaan of andere factoren dan de invoer met dumping de ernstige schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben veroorzaakt of daaraan hebben bijgedragen, factoren zoals teruglopende uitvoer naar derde landen van de bedrijfstak van de Gemeenschap of een invoerstijging uit andere landen dan de Volksrepubliek China.

    (55) Tussen het oorspronkelijke onderzoektijdvak en 1993 heeft de uitvoer naar derde landen door de bedrijfstak van de Gemeenschap over het geheel genomen een stabiele lijn laten zien (met als indexgrondslag 1989 = 100, beliep 1990 in volume: 106, 1991: 105, 1992: 95 en 1993: 100). Deze ontwikkeling kan daarom niet als een factor met negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap worden aangemerkt.

    (56) Invoer uit andere landen dan de Volksrepubliek China liet tussen 1989 en het onderzoektijdvak een stabiel marktaandeel van ongeveer 25 % van het totale verbruik zien. Een meer gedetailleerde analyse gaf te zien dat bepaalde landen traditionele leveranciers hebben overgenomen waarvoor thans anti-dumpingmaatregelen gelden (andere dan de Chinese) en wellicht vanwege een agressief prijsbeleid op de markt zijn gekomen, met gevolgen voor de toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    Dit wordt bevestigd door het indienen onlangs van een klacht en de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van wegwerpaanstekers van oorsprong uit bepaalde derde landen die niet bij de oorspronkelijke procedure waren betrokken (1). Het veronderstelde bestaan van invoer met dumping uit andere derde landen doet evenwel niet af aan het feit dat de invoer uit China, na een dramatische stijging van het marktaandeel door toegenomen onderbieding en dumping, afzonderlijk genomen moet worden gezien als oorzaak van verdere aanzienlijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (57) Een importeur verklaarde dat het invoeren van nieuwe produkten zoals piëzo-aanstekers en de vlamloze navulbare aansteker de bedrijfstak van de Gemeenschap negatief heeft beïnvloed door inkrimping van de vraag en een neerwaartse druk op prijzen voor wegwerpaanstekers met vuursteentje. Deze verklaringen werden evenwel niet gestaafd door bewijsmateriaal waaruit kon blijken dat aankopen van deze nieuwe produkten door de gebruikers in de Gemeenschap in de plaats kwamen van die van wegwerpaanstekers met vuursteentje. Het betrokken produkt lijkt, gezien de toegenomen invoer en het toegenomen gebruik, eigenlijk nog steeds aantrekkelijk te zijn.

    (58) Deze zelfde importeur verklaarde eveneens dat de economische recessie één van de voornaamste redenen was voor de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. De consumenten zouden als gevolg daarvan naar de goedkoopste aanstekers uitzien. Daarom waren de prijzen gedaald, werd er betoogd, en waren de Chinese aanstekers voor de consumenten aantrekkelijker geworden.

    Terwijl het duidelijk is dat de Chinese dumpingprijzen aanzienlijk onder de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben gelegen en dus diens prijsbeleid en winstgevendheid hebben benadeeld, is er geen met bewijzen gestaafd materiaal voorgelegd van beweerde gevolgen van de economische recessie voor de markt voor aanstekers als geheel, en voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het bijzonder. Aangezien dergelijke gevolgen, indien zij al zouden bestaan, eveneens te merken zouden zijn op de markt van de Gemeenschap als geheel, dient te worden benadrukt dat het gebruik van aanstekers met vuursteentje in de Gemeenschap is toegenomen (zie punt 40). Onder deze omstandigheden kan het argument dat de economische recessie voor de schade bij de bedrijfstak van de Gemeenschap verantwoordelijk zou zijn, niet worden aanvaard.

    (59) Dezelfde importeur verklaarde dat de moeilijke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap ook verband hield met het feit dat, vergeleken met navulbare aanstekers, de geproduceerde wegwerpaanstekers met vuursteentje milieu-onvriendelijke produkten waren en dat het toenemende milieubewustzijn van gebruikers in de Gemeenschap het moeilijker maakte dergelijke wegwerpartikelen te verkopen ten aanzien waarvan de regeringen bovendien de instelling van zogenaamde "ecotaksen" overwogen.

    In dit verband moge erop gewezen worden dat, ofschoon ingevoerde aanstekers eveneens milieu-onvriendelijk zijn, zij het voorwerp van intensieve handel blijven. Het gebruik van wegwerpaanstekers in het algemeen blijft ook stijgen. Bovendien werd bovenstaand argument, gebaseerd op het toenemende milieubewustzijn van de gebruikers, niet gestaafd met een duidelijk bewijs dat een groot deel van de consumenten in de Gemeenschap thans een duidelijke voorkeur voor navulbare aanstekers vertoont.

    (60) Ten slotte verklaarde deze importeur eveneens dat de schade voor de bedrijstak van de Gemeenschap aanzienlijk lager zou moeten liggen omdat de stijging van de invoer uit de Volksrepubliek China, met name in 1993, het gevolg was van ontwikkelingen op de Italiaanse en de Britse markt, in het bijzonder de afschaffing van accijnzen op wegwerpaanstekers die, tot eind 1992, het gebruik van deze produkten beperkten.

    Dit argument kan niet worden aanvaard. Uit niets blijkt namelijk waarom het afschaffen van accijnzen in de genoemde Lid-Staten tot een invoerstijging zou leiden die alleen voor produkten van Chinese oorsprong aanzienlijk zou zijn. Bij ontbreken van oneerlijke handelspraktijken, zouden concurrerende leveranciers in staat geweest zijn de groeiende Italiaanse en Britse markt te penetreren en daarop mede te concureren. Het feit dat Chinese invoer met dumping een groot deel van de markt in Italië en het Verenigd Koninkrijk heeft verworven, benadrukt de speciale gevolgen van de Chinese invoer met dumping, die ertoe geleid heeft dat China met lagere prijzen een groter marktaandeel heeft binnengehaald. Deze omstandigheden zijn daarom nog geen reden tot wijziging van de bevindingen met betrekking tot de oorzaken van de schade.

    c) Gevolgtrekking inzake oorzakelijk verband (61) In verband met het bovenstaande is duidelijk dat de Chinese invoer met dumping een aanzienlijke neerwaartse druk op de prijzen van aanstekers met vuursteentje op de markt van de Gemeenschap heeft uitgeoefend.

    De gevolgen van andere factoren, zoals invoer uit andere derde landen, voor de schade bij de bedrijfstak van de Gemeenschap kan niet geheel en al worden ontkend. Doch vanwege de verschillende bovengenoemde punten en in het bijzonder de aanzienlijke stijging in de tegen dumpingprijzen uit de Volksrepubliek China ingevoerde hoeveelheden, gepaard gaande met het hogere niveau van prijsonderbieding door de Chinese exporteurs, wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China, afzonderlijk genomen, de bedrijfstak van de Gemeenschap verder aanzienlijke schade heeft berokkend.

    G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    (62) In voorafgaande onderzoeken werd het aannemen van maatregelen in het belang van de Gemeenschap geacht. Aangezien er geen nieuwe argumenten naar voren zijn gebracht die tot een heroverweging hiervan zouden kunnen leiden, worden de bevindingen van Verordening (EEG) nr. 3433/91 ter zake bevestigd.

    H. RECHT

    a) Niveau waarop de schade wordt opgeheven (63) In het oorspronkelijke onderzoek werd ervan uitgegaan dat, voor het bepalen van het niveau dat nodig is om de schade op te heffen, maatregelen het de bedrijfstak van de Gemeenschap mogelijk zouden moeten maken zijn produktiekosten te dekken en een redelijke winst, namelijk 15 % over de omzet, te behalen. Deze winstmarge werd als het noodzakelijke minimum gezien om nieuwe investeringen in produktie-eenheden en onderzoek en ontwikkeling te bekostigen. Tevens was men van oordeel dat de vergelijking beperkt moest blijven tot de modellen met een gelijke of bijna gelijke hoeveelheid gas, en derhalve ook een soortgelijke hoeveelheid ontstekingen.

    Bij afwezigheid van nieuw met argumenten gestaafd materiaal aangaande de winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap zou moeten kunnen behalen, werd het passend geacht in dit onderzoek dezelfde benadering te volgen als in het oorspronkelijke onderzoek. Gezien de redenen vermeld in punt 36, die ook in deze samenhang opgaan, was men van oordeel dat beweerde fysieke verschillen, andere dan de hoeveelheid gas, bij de bepaling van vergelijkbare modellen niet in aanmerking mochten worden genomen.

    Uit de vergelijking bleek dat op bovengenoemde grondslag, de Chinese cif-prijzen voor het opheffen van de schade met 96,6 % zouden moeten stijgen.

    (64) Aangezien het niveau om de schade op te heffen hoger ligt dan de dumpingmarge, dient het recht op de geconstateerde dumpingmarge te worden gebaseerd.

    b) Vorm van het recht (65) Aangezien de prijzen van de uit de Volksrepubliek China ingevoerde aanstekers met vuursteentje na de instelling van de maatregelen in 1991 gestaag zijn gedaald, is het zeer waarschijnlijk dat een hoger ad valorem-recht binnen tamelijk korte tijd opnieuw zijn effectiviteit zal verliezen. Daarom lijkt een eenvoudige wijziging van het huidige ad valorem-recht niet passend. Het aantal verschillende soorten aanstekers, d.w.z. kale, aan één zijde bedrukte, aan twee zijden bedrukte, eenkleurige, meerkleurige, enz., maakt het feitelijk onmogelijk om voor wegwerpaanstekers een minimumprijspeil te bepalen.

    Het wordt derhalve passend geacht de geldende maatregel aan te passen door per aansteker een specifiek recht in te stellen (namelijk 0,065 ecu per stuk). Hierbij zij opgemerkt dat door toepassing van zulk een recht, dat binnen de grenzen van de dumpingmarge blijft, de toegevoedgde waarde van speciale kenmerken niet wordt gepenaliseerd. Met andere woorden, er wordt geen recht toegepast op de toegevoegde waarde die het bedrukken of andere speciale items betreft die thans bij de invoer uit China zeer uitzonderlijk zijn.

    I. GELDIGHEIDSDUUR VAN DE VERORDENING

    (66) Deze verordening moet worden opgevat als een wijziging op Verordening (EEG) nr. 3433/91, in de zin van artikel 15, lid 1, van de basisverordening, doch slechts in zoverre dit de Volksrepubliek China betreft. De op invoer uit de Volksrepubliek China ingestelde maatregel dient derhalve na een tijdsduur van vijf jaar te vervallen, met ingang van het tijdstip waarop de onderhavige verordening in werking treedt, en onverlet de bepalingen van Verordening (EG) nr. 3283/94 (1),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 3433/91 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de eerste zin van artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

    "2. Het recht dat van toepassing is op de netto prijs franco grens Gemeenschap, voor inklaring, of het bedrag van het recht per aansteker, bedraagt:";

    2. Artikel 1, lid 2, onder b) wordt vervangen door:

    "b) 0,065 ecu per aansteker voor de produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China ;".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 2 mei 1995.

    Voor de Raad De Voorzitter A. JUPPÉ

    (1) (2) PB nr. L 326 van 28. 11. 1991, blz. 1.

    (3) PB nr. C 62 van 11. 3. 1992, blz. 2.

    (4) PB nr. L 158 van 30. 6. 1993, blz. 43.

    (5) PB nr. C 343 van 21. 12. 1993, blz. 10.

    (1) PB nr. C 67 van 18. 3. 1995, blz. 3.

    (1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1.

    (1) PB nr. C 67 van 18. 3. 1995, blz. 3.

    (1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1.

    Top