Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994D0215

    94/215/EGKS: Beschikking van de Commissie van 16 februari 1994 inzake een procedure op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag betreffende overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen van Europese balkenproducenten (Slechts de teksten in de Spaanse, Duitse, Engelse, Franse en de Italiaanse taal zijn authentiek)

    PB L 116 van 6.5.1994, p. 1–62 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/215/oj

    31994D0215

    94/215/EGKS: Beschikking van de Commissie van 16 februari 1994 inzake een procedure op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag betreffende overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen van Europese balkenproducenten (Slechts de teksten in de Spaanse, Duitse, Engelse, Franse en de Italiaanse taal zijn authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 116 van 06/05/1994 blz. 0001 - 0062


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 februari 1994 inzake een procedure op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag betreffende overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen van Europese balkenproducenten (Slechts de teksten in de Spaanse, Duitse, Engelse, Franse en Italiaanse taal zijn authentiek) (94/215/EGKS)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 65,

    Gezien de door de Commissie verkregen inlichtingen en de overeenkomstig artikel 47 van het EGKS-Verdrag door ambtenaren van de Commissie verrichte inspecties,

    Gezien de overeenkomstig artikel 36 van het EGKS-Verdrag namens de partijen gemaakte schriftelijke en mondelinge opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I. DE FEITEN

    A. KORT OVERZICHT VAN DE CONCURRENTIEBEPERKINGEN

    (1) De concurrentiebeperkingen waartegen de Commissie bezwaar maakt, vloeien voort uit een reeks overeenkomsten, besluiten en onderling samenhangende gedragingen, die het vaststellen van prijzen, het toewijzen van quota en een uitgebreide uitwisseling van informatie op de markt voor balken in de Gemeenschap tot doel of tot gevolg hebben. Sommige van deze overeenkomsten of onderling samenhangende gedragingen dateren ten minste van 1984.

    (2) Deze samenwerking tussen Europese producenten en wederverkopers van balken en sommige van hun verenigingen vond op verschillende niveaus plaats, hetgeen, beknopt weergegeven, het volgende beeld biedt:

    a) GEMEENSCHAP

    Op het niveau van de Gemeenschap kwam deze samenwerking vooral tot stand tijdens de vergaderingen van een groep die als het "Poutrelles Committee", een van de comités van Eurofer, bekendstaat. De over Eurofer lopende uitwisseling van informatie moet in dit verband eveneens worden vermeld.

    b) AFZONDERLIJKE MARKTEN

    Buiten de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" kwamen ondernemingen en verenigingen van ondernemingen ook op onregelmatiger basis bijeen om de markten van afzonderlijke Lid-Staten - namelijk Italië, Frankrijk en Duitsland - te bespreken en om hun gedrag op deze markten te cooerdineren.

    c) AFZONDERLIJKE OVEREENKOMSTEN

    Naast de hierboven beschreven samenwerking zijn sommige ondernemingen afzonderlijke marktverdelingsregelingen en/of prijsvaststellingsregelingen aangegaan.

    d) EUROFER/SCANDINAVIË

    Ondernemingen en verenigingen van ondernemingen uit de Gemeenschap troffen regelmatig hun tegenhangers uit Noorwegen, Zweden en Finland in de zogenoemde "Eurofer/Scandinavië"-vergaderingen, waarin de Scandinavische markten (met inbegrip van de Deense markt) werden besproken.

    B. DE BETROKKEN PRODUKTEN

    (3) De produkten waarop deze procedure betrekking heeft, zijn breedflensbalken en andere I-, H- en U-balken met een diameter van 80 mm en meer (met uitzondering van mijnstutten). Al deze produkten worden in de onderhavige beschikking "balken" genoemd. Het zijn warmgewalste lange eindprodukten die voornamelijk in de bouwnijverheid worden gebruikt. Balken zijn EGKS-produkten in de zin van artikel 81 van het EGKS-Verdrag.

    De betrokken ondernemingen en verenigingen delen balken in verschillende categorieën in. In Duitsland werd in juli 1987 de volgende indeling ingevoerd:

    "" ID="1">1> ID="2">IPN 80 - 220

    UPN 80 - 220"> ID="1">2a> ID="2">IPE 80 - 220"> ID="1">2b1> ID="2">HE 100 - 180"> ID="1">2b2> ID="2">UPN 240 - 300

    IPE 240 - 330

    HE 200 - 220"> ID="1">2b3> ID="2">IPN 240 - 300

    IPE 360 - 400

    HE 240 - 300"> ID="1">2c> ID="2">IPN 320 - 500

    UPN 320 - 400

    IPE 450 - 600

    HE 320 - 600"> ID="1">3> ID="2">IPN 550 - 600

    IPE 750

    HE 650 - 1 000">

    Per 1 juli 1990 werd in Duitsland een nieuwe categorie 2d (UPN 320-400) ingevoerd.

    Alle betrokken partijen hanteren met betrekking tot de EGKS-markten op het continent dezelfde categorieën (met geringe veranderingen).

    Omdat in het Verenigd Koninkrijk nog steeds afmetingen volgens het "imperiale" stelsel worden gebruikt, geldt daar een afwijkende indeling. De betrokken produkten worden geclassificeerd als dwarsbalken, balken/kolommen en U-profielstaal. In het vierde kwartaal van 1990, bij voorbeeld, werden de volgende categorieën gehanteerd:

    "" ID="1">A 1> ID="2">203 × 133 alle kg-gewichten

    152 × 152 alle kg-gewichten"> ID="1">A 2> ID="2">203 × 102

    254 × 102 × 22 alleen

    254 × 146 alle kg-gewichten

    305 × 165 alle kg-gewichten

    356 × 171 alle kg-gewichten

    406 × 178 × 54

    406 × 178 × 60alleen

    457 × 191 × 67

    457 × 191 × 74alleen

    533 × 210 × 82

    533 × 210 × 92alleen

    203 × 203 × 46

    203 × 203 × 52

    203 × 203 × 60

    alleen

    254 × 254 × 73

    254 × 254 × 89alleen"> ID="1">A 3> ID="2">Overige balken en kolommen">

    (4) In het kader van de verschillende maatregelen die door de Commissie vanaf 1980 werden getroffen om de crisis in de ijzer- en staalindustrie te bestrijden (zie afdeling G hierna), werden balken - te zamen met mijnstutten - in "categorie III" ingedeeld. Hoewel die maatregelen niet langer van kracht zijn, is in de bedrijfstak deze term nog steeds gangbaar.

    C. DE MARKT

    (5) Zoals uit tabel 1 blijkt, is de produktie van balken in de EGKS tot 1990 aanzienlijk toegenomen (1):

    Tabel 1 EGKS-produktie "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1984> ID="2">4 769"> ID="1">1985> ID="2">5 218"> ID="1">1986> ID="2">6 508"> ID="1">1987> ID="2">6 618"> ID="1">1988> ID="2">7 580"> ID="1">1989> ID="2">7 944"> ID="1">1990> ID="2">8 003""(Bron: Eurostat)

    >

    (6) De belangrijkste EGKS-producenten bevinden zich in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje en Luxemburg. Tabel 2 geeft een beeld van de produktie van balken per Lid-Staat in de periode van 1986 tot en met 1990:

    Tabel 2 Produktie "(in ton)>

    "> ID="1">Duitsland> ID="2">1 266 587> ID="3">1 279 870> ID="4">1 480 212> ID="5">1 529 624> ID="6">1 552 923"> ID="1">België> ID="2">320 294> ID="3">260 964> ID="4">309 830> ID="5">334 362> ID="6">357 879"> ID="1">Frankrijk> ID="2">560 076> ID="3">541 985> ID="4">619 810> ID="5">568 153> ID="6">571 734"> ID="1">Italië> ID="2">573 148> ID="3">635 723> ID="4">733 699> ID="5">836 150> ID="6">926 494"> ID="1">Luxemburg> ID="2">1 002 647> ID="3">928 279> ID="4">1 096 178> ID="5">1 195 990> ID="6">1 189 903"> ID="1">Verenigd

    Koninkrijk> ID="2">1 321 718> ID="3">1 528 223> ID="4">1 721 151> ID="5">1 787 280> ID="6">1 770 252"> ID="1">Spanje> ID="2">1 284 330> ID="3">1 243 093> ID="4">1 379 117> ID="5">1 379 805> ID="6">1 336 744"> ID="1">Portugal> ID="2">22 703> ID="3">20 262> ID="4">26 172> ID="5">28 383> ID="6">20 810"> ID="1">Ierland> ID="2">156 626> ID="3">179 239> ID="4">213 505> ID="5">283 762> ID="6">276 636"> ID="1">Totaal> ID="2">6 508 129> ID="3">6 617 638> ID="4">7 579 674> ID="5">7 943 509> ID="6">8 003 375""(Bron: Eurostat-Databasis Staal)

    >

    (7) Het handelsverkeer tussen de Lid-Staten van de EGKS is zeer aanzienlijk. In 1990 bij voorbeeld bedroeg de invoer uit andere Lid-Staten meer dan 36 % van de totale produktie. Een belangrijk gedeelte van de produktie van de Gemeenschap (over het algemeen rond 25 %) wordt naar derde landen uitgevoerd. De invoer van balken uit derde landen is minder belangrijk.

    Tabel 3 Handelsverkeer tussen de Lid-Staten en met derde landen "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">2 349> ID="3">640> ID="4">2 989> ID="5">2 302> ID="6">1 853> ID="7">4 155"> ID="1">1989> ID="2">2 635> ID="3">655> ID="4">3 290> ID="5">2 604> ID="6">1 863> ID="7">4 467"> ID="1">1990> ID="2">2 895> ID="3">619> ID="4">3 514> ID="5">2 877> ID="6">1 939> ID="7">4 816""(Bron: Eurostat)

    >

    (8) Het verbruik van balken in de EGKS valt moeilijk nauwkeurig te bepalen, omdat er geen voldoende nauwkeurige en gedetailleerde statistieken bestaan over de mutaties van voorraden van de betrokken produkten op het niveau van de verschillende schakels in de distributieketen (producent, voorraadhoudende handelaar en gebruiker). Het is echter mogelijk het zichtbare verbruik te berekenen door de invoer uit derde landen bij de produktie op te tellen en de uitvoer naar die landen daarvan af te trekken. Deze approximatieve cijfers geven een indruk van het belang van de betrokken produkten:

    Tabel 4 Zichtbaar verbruik in de EGKS "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">7 580> ID="3">640> ID="4">1 853> ID="5">6 367"> ID="1">1989> ID="2">7 943> ID="3">655> ID="4">1 863> ID="5">6 735"> ID="1">1990> ID="2">8 003> ID="3">619> ID="4">1 939> ID="5">6 683""(Bron: Eurostat)

    >

    (9) Aangezien sommige van de overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen de markten van afzonderlijke Lid-Staten betreffen, moeten deze deelmarkten in aanmerking worden genomen:

    Tabel 5 Duitse markt "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">1 480> ID="3">440> ID="4">254> ID="5">694> ID="6">578> ID="7">213> ID="8">791> ID="9">1 577"> ID="1">1989> ID="2">1 530> ID="3">490> ID="4">378> ID="5">868> ID="6">633> ID="7">218> ID="8">851> ID="9">1 513"> ID="1">1990> ID="2">1 553> ID="3">560> ID="4">343> ID="5">903> ID="6">715> ID="7">204> ID="8">919> ID="9">1 569""(Bron: Eurostat)

    >

    Tabel 6 Italiaanse mark "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">734> ID="3">212> ID="4">64> ID="5">276> ID="6">181> ID="7">142> ID="8">323> ID="9">781"> ID="1">1989> ID="2">836> ID="3">254> ID="4">81> ID="5">335> ID="6">192> ID="7">115> ID="8">307> ID="9">808"> ID="1">1990> ID="2">926> ID="3">276> ID="4">60> ID="5">336> ID="6">206> ID="7">104> ID="8">310> ID="9">900""(Bron: Eurostat)

    >

    Tabel 7 Franse markt "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">620> ID="3">148> ID="4">151> ID="5">299> ID="6">594> ID="7">60> ID="8">654> ID="9">973"> ID="1">1989> ID="2">568> ID="3">165> ID="4">144> ID="5">309> ID="6">645> ID="7">54> ID="8">699> ID="9">958"> ID="1">1990> ID="2">572> ID="3">179> ID="4">130> ID="5">309> ID="6">754> ID="7">39> ID="8">793> ID="9">1 056""(Bron: Eurostat)

    >

    Tabel 8 Spaanse markt "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">1 379> ID="3">348> ID="4">324> ID="5">672> ID="6">46> ID="7">9> ID="8">55> ID="9">762"> ID="1">1989> ID="2">1 380> ID="3">331> ID="4">265> ID="5">596> ID="6">70> ID="7">13> ID="8">83> ID="9">867"> ID="1">1990> ID="2">1 337> ID="3">341> ID="4">258> ID="5">599> ID="6">152> ID="7">34> ID="8">186> ID="9">924""(Bron: Eurostat)

    >

    Tabel 9 Deense markt "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">-> ID="3">12> ID="4">1> ID="5">13> ID="6">31> ID="7">54> ID="8">85> ID="9">72"> ID="1">1989> ID="2">-> ID="3">2> ID="4">1> ID="5">3> ID="6">40> ID="7">41> ID="8">81> ID="9">78"> ID="1">1990> ID="2">-> ID="3">4> ID="4">3> ID="5">7> ID="6">52> ID="7">51> ID="8">103> ID="9">96""(Bron: Eurostat)

    >

    Tabel 10 Markt van het Verenigd Koninkrijk "(in 1 000 ton)>

    "> ID="1">1988> ID="2">1 721> ID="3">148> ID="4">472> ID="5">620> ID="6">234> ID="7">53> ID="8">287> ID="9">1 388"> ID="1">1989> ID="2">1 787> ID="3">229> ID="4">316> ID="5">545> ID="6">266> ID="7">43> ID="8">309> ID="9">1 551"> ID="1">1990> ID="2">1 770> ID="3">313> ID="4">490> ID="5">803> ID="6">217> ID="7">29> ID="8">246> ID="9">1 213""(Bron: Eurostat)

    >

    D. DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN EN VERENIGINGEN VAN ONDERNEMINGEN

    (10) De volgende ondernemingen en verenigingen van ondernemingen hebben aan de inbreuken deelgenomen:

    1. Peine-Salzgitter AG

    2. Thyssen Stahl AG

    3. Saarstahl AG

    4. Walzstahl-Vereinigung

    5. TradeARBED SA

    6. Cockerill Sambre NV

    7. Unimétal, Société Francaise des Aciers Longs SA

    8. British Steel plc

    9. Empresa Nacional Siderúrgica SA

    10. José María Aristrain, Madrid SA and José María Aristrain SA

    11. Ferdofin SpA

    12. Acciaierie e Ferriere Stefana F.lli fu Girolamo SpA

    13. Eurofer VZW

    14. Hoesch Stahl AG

    15. Neue Maxhuette Stahlwerke GmbH

    16. Norsk Jernverk AS

    17. SSAB - Svenskt Staal AB

    18. Ovako Profiler AB

    19. Smedjebacken/Fundia Steel AB.

    Deze lijst valt niet samen met die van de adressaten van deze beschikking.

    E. GEGEVENS BETREFFENDE DE BETROKKEN ONDRERNEMINGEN EN VERENIGINGEN VAN ONDERNEMINGEN

    (11) DUITSLAND

    a) Stahlwerke Peine-Salzgitter AG, hierna "Peine-Salzgitter" genoemd, is een naamloze vennootschap met een aandelenkapitaal van 312 miljoen DM. Vrijwel alle aandelen (99,48 %) zijn in handen van Salzgitter Huettenwerk GmbH, een volle dochteronderneming van Salzgitter GmbH, die op haar beurt een volle dochteronderneming van Preussag AG is. Zij is een van de grootste staalproducenten in Duitsland en behaalde in 1989/1990 een geconsolideerde omzet van 3,225 miljard DM. In 1990 bedroeg haar omzet op het gebied van balken [...] (2). Zij heeft in 1992 haar naam veranderd in Preussag Stahl AG.

    b) Thyssen Stahl AG, hierna "Thyssen" genoemd, is een naamloze vennootschap met een aandelenkapitaal van ongeveer 2 miljard DM. Zij is een volle dochteronderneming van Thyssen AG (voorheen August Thyssen-Huette) en het belangrijkste staalproducerende bedrijf van het Thyssen-concern. Zij behaalde in 1989/1990 een omzet van 8,241 miljard DM. In 1990 bedroeg haar omzet op het gebied van balken [...].

    c) Saarstahl AG, hierna "Saarstahl" genoemd, is de opvolgster van Saarstahl Voelklingen GmbH. Deze laatste onderneming was op 15 juni 1989 omgevormd tot een naamloze vennootschap onder de naam DHS-Dillinger Huette Saarstahl AG, hierna "DHS" genoemd.

    Vervolgens werd de kern van het bedrijf van de vroegere onderneming Saarstahl Voelklingen GmbH overgedragen aan een nieuw opgerichte onderneming, Saarstahl AG, die een volle dochteronderneming van DHS is. Saarstahl, een producent van lange produkten, is dus in economische zin de opvolgster van Saarstahl Voelklingen GmbH; zij heeft aanvaard om alle door Saarstahl Voelklingen GmbH aangegane verplichtingen over te nemen. Met "Saarstahl" wordt bijgevolg, wat de periode vóór juni 1989 betreft, Saarstahl Voelklingen GmbH bedoeld.

    Het concern Usinor Sacilor heeft 70 % van de aandelen van DHS in zijn bezit, en de Duitse deelstaat Saarland 27,5 %. De overige 2,5 % is in handen van ARBED SA.

    Saarstahl behaalde in 1989 een omzet van 2,438 miljard DM, waarvan [...] op het gebied van balken. Zij is op 18 mei 1993 failliet verklaard en op 31 juli 1993 onder gerechtelijk beheer gesteld.

    d) Hoesch Stahl AG, hierna "Hoesch" genoemd, te Dortmund, is een naamloze vennootschap met een aandelenkapitaal van 210 miljoen DM. Alle aandelen waren eigendom van Hoesch AG, die in 1989 een geconsolideerde omzet van 10,679 miljard DM behaalde. Zij is in 1992 met Krupp gefuseerd tot Krupp-Hoesch AG.

    e) Kloeckner Stahl GmbH, hierna "Kloeckner" genoemd, is een volle dochteronderneming van het staal-, plastic- en weg- en waterbouwconcern Kloeckner-Werke AG. Kloeckner-Werke AG behaalde in 1989/1990 een geconsolideerde omzet van bijna 7,5 miljard DM. Haar produktie van gewalste staalprodukten bedroeg in dezelfde periode meer dan 3,6 miljoen ton. Kloeckner Stahl GmbH heeft in mei 1993 een akkoordprocedure ingeleid en heeft op 3 juni 1993 een overeenkomst bereikt met haar schuldeisers, onder wie de Commissie (zie overweging 29).

    f) Neue Maxhuette Stahlwerke GmbH, hierna "Neue Maxhuette" genoemd, werd in 1988 opgericht door de Duitse deelstaat Beieren (die in de beschouwde periode 45 % van de aandelen in zijn bezit had), Thyssen Stahl AG (5,5 %), Thyssen Edelstahlwerke AG (5,5 %), Lech-Stahlwerke GmbH (11 %), Krupp Stahl AG (11 %), Kloeckner Stahl GmbH (11 %) en Mannesmannroehren-Werke AG (11 %). Deze laatste onderneming nam de belangrijkste activa van Eisenwerk-Gesellschaft Maximilianshuette mbH over, die op 16 april 1987 failliet was verklaard. Zij behaalde in 1991 een omzet van 226 miljoen DM. De onderneming draagt nu de naam NMH Stahlwerke GmbH.

    g) De Walzstahl-Vereinigung is een vereniging van producenten van gewalste staalprodukten in Duitsland, maar telt ook enkele leden in het buitenland. Zij behoort tot de "Wirtschaftsvereinigung Stahl", de Duitse vereniging van staalproducenten.

    (12) LUXEMBURG

    a) SA TradeARBED, hierna "TradeARBED" genoemd, is een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen (direct of indirect) in handen zijn van ARBED SA, hierna "ARBED" genoemd. TradeARBED verkoopt de staalprodukten van ARBED. ARBED behaalde in 1990 een geconsolideerde omzet van 208,760 miljard Lfr., waarvan [...] op het gebied van balken.

    Wat balken en andere lange produkten betreft, heeft ARBED met twee van haar concurrenten, Cockerill Sambre en Unimétal, samenwerkings- en marketingregelingen aangegaan.

    De Commissie heeft op 28 mei 1984 voor een periode van ongeveer tien jaar ontheffing verleend voor een overeenkomst tussen ARBED en Cockerill Sambre tot rationalisatie en specialisatie van de produktie van de partijen op het gebied van zowel platte als lange produkten. Volgens de overeenkomst zou ARBED zich in lange produkten specialiseren en Cockerill Sambre in platte. De overeenkomst is in 1989/1990 gewijzigd. Als gevolg hiervan wordt een deel van de door TradeARBED verkochte balken thans gewalst door Cockerill Sambre, die zich uit deze markt heeft teruggetrokken.

    Op 14 juli 1988 heeft de Commissie tot eind 1992 ontheffing verleend voor een specialisatieovereenkomst tussen ARBED en Unimétal op het gebied van lange produkten.

    Op 9 september 1991 heeft de Commissie ontheffing verleend voor een overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop van balken tussen ARBED en Usinor Sacilor (Beschikking 91/551/EGKS) (3).

    Op 23 juli 1993 heeft de Commissie goedkeuring verleend voor de concentratie van bepaalde activiteiten van Usinor Sacilor en ARBED, waaronder de produktie en verkoop van balken, in ProfilARBED SA, een dochteronderneming van ARBED.

    b) Eurofer VZW, hierna "Eurofer" genoemd, de Europese Vereniging van IJzer- en Staalproducerende Industrieën, is een vereniging. De meeste van haar leden zijn verenigingen van ondernemingen, maar er zijn ook enkele ondernemingen die lid van Eurofer zijn (bij voorbeeld Det Danske Staalvalsevaerk A/S en Britisch Steel in de periode waarop deze beschikking betrekking heeft).

    (13) BELGIË

    Cockerill Sambre NV, hierna "Cockerill Sambre" genoemd, is de grootste Belgische staalproducent. SA Steelinter, hierna "Steelinter" genoemd, is de belangrijkste verkoper van Cockerill Sambre, die - direct of indirect - al haar aandelen in handen heeft. Het concern Cockerill Sambre behaalde in 1990 een omzet van 203 miljard Bfr. In 1989, het laatste jaar warrin Cockerill Sambre balken produceerde, bedroeg haar omzet op dit gebied [...].

    (14) FRANKRIJK

    Unimétal, Société Française des Aciers Longs SA, hierna "Unimétal" genoemd, is de belangrijkste producent van lange produkten van het concern Usinor Sacilor, waarvan zij een volle dochteronderneming is. Zij behaalde in 1990 een omzet van 6,896 miljard Ffr., waarvan het aandeel van de balken een som van [...] beliep.

    Usinor Sacilor SA, hierna "Usinor Sacilor" genoemd, is een staatsholding die het merendeel van de Franse staalbedrijven controleert. Zij kwam tot stand door de fusie tussen Usinor SA en Sacilor SA, die op 18 november 1987 haar beslag kreeg. De twee ondernemingen waren in feite al sinds 1982 geconcentreerd. De Commissie had voor deze concentratie op 2 april 1982 goedkeuring verleend.

    Usinor Sacilor is de op een na grootste staalproducent ter wereld. Zij behaalde in 1990 een geconsolideerde omzet van 96,053 miljard Ffr.

    (15) VERENIGD KONINKRIJK

    British Steel plc, hierna "British Steel" genoemd, is de grootste Britse staalproducent. Zij is de opvolgster van British Steel Corporation, die in 1988 werd geprivatiseerd. British Steel behaalde in het op 31 maart 1990 eindigende boekjaar een geconsolideerde omzet van 5,113 miljard pond sterling. In 1990 beliep haar omzet op het gebied van balken: [...].

    (16) SPANJE

    a) Empresa Nacional Siderúrgica SA, hierna "Ensidesa" genoemd, is een grote Spaanse staalproducent. Het "Instituto Nacional de Industria" (een staatsinstelling) heeft 99,9997 % van haar aandelen in zijn bezit. Ensidesa behaalde in 1990 een geconsolideerde omzet van 1,437 miljard ecu waarvan [...] voor rekening van balken komt.

    b) José María Aristrain Madrid SA en José María Aristrain SA, hierna te zamen "Aristrain" genoemd, zijn staalproducerende ondernemingen van het Aristrain-concern, waarvan de aandelen in het bezit van leden van de familie Aristrain zijn. Het concern behaalde in 1990 een omzet van 73,216 miljard pta, waarvan [...] voor rekening van balken komt. José María Aristrain Madrid SA en José Maria Aristrain SA hebben thans als naam Siderúrgica Aristrain Madrid, SL, respectievelijk Siderúrgica Aristrain Olaberria, SL.

    c) De Commissie heeft op 6 januari 1993 ontheffing verleend voor een overeenkomst tot specialisatie en gemeenschappelijke verkoop op het gebied van balken tussen Aristrain en Ensidesa.

    (17) ITALIË

    a) Ferdofin SpA, hierna "Ferdofin" genoemd, is een holding die - via haar dochterondernemingen - in lange produkten is gespecialiseerd. Een van deze dochterondernemingen is Eurocolfer Acciai SpA, waarvan Ferdofin 99,99 % van de aandelen in haar bezit heeft. ILVA heeft een participatie van 20 % in Ferdofin. Ferdofin behaalde in 1990 een geconsolideerde omzet van 773 miljard lire, waarvan het aandeel van balken een som van [...] uitmaakt.

    b) Acciaierie e Ferriere Stefana F.lli fu Girolamo SpA, hierna "Stefana" genoemd, is een producent van lange produkten. Zij behaalde in 1990 een omzet van 215,914 miljard lire.

    (18) SCANDINAVIË

    a) Fundia Norsk Jernverk AS, hierna "Norsk Jernverk" genoemd, kwam tot stand in 1989, toen Norsk Jernverk AS werd gesplitst in Fundia Norsk Jernverk AS en Norsk Jern Eiendom AS. Norsk Jernverk AS was een naamloze vennootschap naar Noors recht met een aandelenkapitaal van 300 miljoen Nkr. Haar totale omzet in 1990 bedroeg 1,450 miljard Nkr. (180 miljoen ecu). Norsk Jernverk is onder meer via dochterondernemingen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op de EGKS-markt werkzaam. Met "Norsk Jernverk" wordt, wat de periode vóór 1989 betreft, Norsk Jernverk AS bedoeld.

    b) SSAB Svenskt Staal AB, hierna "SSAB" genoemd, werd in 1987 opgericht. Zij is een naamloze vennootschap naar Zweeds recht met een aandelenkapitaal van 2,650 miljard Zkr. Zij behaalde in 1990 in de staalsector een geconsolideerde omzet van 15,619 miljard Zkr. (2,094 miljard ecu). In 1990 werd ongeveer 53 % van de staalproduktie van de onderneming naar landen buiten Scandinavië uitgevoerd. Zij beschikt in verschillende landen van de Gemeenschap over verkoopondernemingen.

    SSAB heeft op 1 september 1988 haar constructiestaalbedrijf (met inbegrip van de produktie van balken) aan Ovako verkocht en heeft zich zodoende uit de markt voor de produktie van balken teruggetrokken.

    c) Ovako AB ontstond in 1986 uit een fusie tussen de twee leidende producenten van bouwstaal in Scandinavië, de Zweedse onderneming SKF Steel en de Finse onderneming Ovako. Ovako AB voert naar de EGKS uit via volle dochterondernemingen in een aantal EGKS-landen.

    Ovako Profiler AB, hierna "Ovako" genoemd, was een volle dochteronderneming van Ovako AB, waarin de van SSAB overgenomen afdeling balken was ondergebracht. Zij maakte deel uit van de staaldivisie van het Ovako-concern. Het Ovako-concern behaalde in 1990 een omzet van 6,006 miljard Zkr. (805 miljoen ecu). De omzet van de staaldivisie alleen bedroeg 3,355 miljard Zkr. (450 miljoen ecu), ofwel 56 % van de totale omzet.

    Op 14 mei 1992 kocht Inexa AB, een nieuw opgerichte vennootschap, alle aandelen van Ovako. Vervolgens bewerkte Inexa AB dat Ovako haar bedrijf en alle activa en passiva aan haar dochteronderneming Ovako Pretech AB overdroeg, waarna Inexa AB de volledige participatie van Ovako in Ovako Pretech AB overnam, zodat nu zowel Ovako als Ovako Pretech AB direct door Inexa AB werden gecontroleerd. Inexa AB verkocht daarop haar volledige participatie in Ovako aan de gemeente Luleaa, die de naam Ovako in Svartoen Foervaltnings AB veranderde. Daarna zorgde Inexa AB ervoor dat Ovako Pretech AB haar naam in Inexa Profil AB veranderde.

    d) Fundia Steel AB, een volle dochteronderneming van Fundia AB, ontstond in 1988 uit een fusie tussen Smedjebacken-Boxholm Staa AB, hierna "Smedjebacken" genoemd, en de Zweedse ondernemingen Halmstad Jaernwerk en Forsbacka. Fundia AB behaalde in 1990 een totale omzet van 2,607 miljard Zkr. (349 miljoen ecu), waarvan Fundia Steel AB 1,360 miljard Zkr. (182 miljoen ecu) voor haar rekening nam.

    Fundia AB beschikt in sommige landen van de Gemeenschap over verkoopkantoren die haar produkten op deze markten verhandelen.

    F. POSITIE VAN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN OP DE MARKT VOOR BALKEN

    (19) Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leveringen van de tien belangrijkste betrokken ondernemingen - British Steel, Aristrain (waarvoor enkel de cijfers betreffende 1989 beschikbaar waren), TradeARBED, Peine-Salzgitter, Unimétal, Cockerill Sambre, Ferdofin, Ensidesa, Saarstahl en Thyssen - in de EGKS van 1986 tot 1989. In 1989, bij voorbeeld, maakten de leveringen van deze ondernemingen twee derde van het zichtbare verbruik van balken in de EGKS uit.

    Tabel 11 Leveringen in de EGKS "(in ton)>

    "> ID="1">Peine-

    Salzgitter> ID="2">262 664> ID="3">301 288> ID="4">380 082> ID="5">440 455"> ID="1">Thyssen> ID="2">174 756> ID="3">150 940> ID="4">185 932> ID="5">192 430"> ID="1">Saarstahl> ID="2">123 792> ID="3">159 100> ID="4">225 140> ID="5">229 602"> ID="1">Unimétal> ID="2">387 628> ID="3">392 756> ID="4">460 068> ID="5">418 887"> ID="1">Ferdofin> ID="2">234 540> ID="3">291 104> ID="4">307 680> ID="5">350 420"> ID="1">Cockerill Sambre> ID="2">309 368> ID="3">296 092> ID="4">326 172> ID="5">353 830"> ID="1">ARBED> ID="2">408 248> ID="3">367 220> ID="4">464 576> ID="5">506 463"> ID="1">British Steel> ID="2">578 092> ID="3">730 284> ID="4">1 008 622> ID="5">1 189 287"> ID="1">Ensidesa> ID="2">209 744> ID="3">217 556> ID="4">233 204> ID="5">283 226"> ID="1">Aristrain> ID="2">(1)()> ID="3">(2)()> ID="4">(3)()> ID="5">512 123"> ID="1">Totaal

    (zonder Aristrain)> ID="2">2 688 832> ID="3">2 906 340> ID="4">3 591 476> ID="5">3 964 600"> ID="1">Totaal> ID="2">(4)()> ID="3">(5)()> ID="4">(6)()> ID="5">4 476 723""(Bron: Eurofer/Monitoring Poutrelles (Aristrain))

    >

    G. DE CRISIS IN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE

    (20) Een scherpe daling van de vraag zorgde van het midden van de jaren zeventig tot 1988 voor problemen in de Europese ijzer- en staalindustrie: overproduktie, en overcapaciteit en daardoor lage prijzen. De situatie was niet voor alle staalprodukten dezelfde.

    (21) Op 1 januari 1977 nam de Commissie op grond van artikel 46 van het EGKS-Verdrag het zogenoemde "Plan Simonet" aan: elke onderneming ging tegenover de Commissie eenzijdig en vrijwillig verbintenissen aan om haar leveringen te beperken tot de niveaus die de Commissie elk kwartaal voor het volgende kwartaal voorstelde. Dit systeem bleek ontoereikend om de markt te stabiliseren, en zo trad in 1978 het "Eerste Plan Davignon" in werking. Ingevolge deze nieuwe regeling kwamen er - naast de eenzijdige, vrijwillige verbintenissen - richtprijzen en minimumprijzen.

    (22) Ondanks al deze maatregelen bleef de situatie op de staalmarkt verslechteren, en op 31 oktober 1980 stelde de Commissie Beschikking nr. 2794/80/EGKS (4) vast, waarin overeenkomstig artikel 58 van het EGKS-Verdrag werd verklaard dat de Gemeenschap zich in een "uitgesproken crisisperiode" bevond. De Commissie legde bij deze beschikking voor de meeste staalprodukten, waaronder balken, verbindende produktiequota op. Deze maatregelen werden verlengd bij de Beschikkingen nr. 1831/81/EGKS (5), nr. 1696/82/EGKS (6), nr. 2177/83/EGKS (7), nr. 234/84/EGKS (8), nr. 3485/85/EGKS (9) en nr. 194/88/EGKS (10).

    (23) Deze anti-crisisregeling kan als volgt worden samengevat: de Commissie legde elk kwartaal voor verschillende categorieën van produkten een algemeen streefdoel voor de produktie in de Gemeenschap vast, en aan elke onderneming werd een verbindend produktiequotum toegewezen alsook een quotum voor leveringen op de markt van de Gemeenschap, dat bekendstond als haar aandeel van "Big I", dit wil zeggen de markt van de Gemeenschap. Ter ondersteuning van het quotastelsel gold van 1984 tot 1986 een systeem van minimumprijzen voor balken en andere produkten (11). Voorts voerde de Commissie bij Beschikking nr. 3483/82/EGKS (12) een zogenoemd "stelsel van toezicht" in, ingevolge hetwelk elke onderneming verplicht was aan de Commissie per land opgave van haar leveringen te doen.

    (24) De Commissie ging aanvankelijk ervan uit dat de stabiliteit van de traditionele handelsstromen van ijzer- en staalprodukten een essentiële factor was waaraan niet mocht worden geraakt, wilde de noodzakelijke herstructurering van de ijzer- en staalindustrie tot stand komen (zie overweging 5 van Beschikking nr. 234/84/EGKS. In haar mededeling betreffende het ijzer- en staalbeleid van 1987 (13) verklaarde de Commissie echter tot de conclusie te zijn gekomen dat handhaving van de traditionele handelsstromen niet met de totstandbrenging van de gemeenschappelijke markt voor ijzer en staal te verenigen was.

    (25) Wat balken betreft, nam de anti-crisisregeling een einde op 30 juni 1988. De Commissie voerde echter bij Beschikking nr. 2448/88/EGKS (14) een stelsel van toezicht op de produktie en op de leveringen van de producenten in de Gemeenschap en in derde landen in. Ingevolge dit stelsel was elke onderneming verplicht aan de Commissie opgave van haar leveringen te doen. Het stelsel trad in 1990 buiten werking.

    (26) Vanaf de opheffing van de anti-crisisregeling tot eind 1990 waren de marktomstandigheden voor de producenten van balken in de EGKS zeer gunstig. Sindsdien is de markt sterk achteruitgegaan.

    H. INSPECTIES

    (27) De Commissie heeft op 16, 17 en 18 januari 1991 inspecties uitgevoerd ten kantore van zeven ondernemingen en twee verenigingen van ondernemingen, namelijk British Steel, Peine-Salzgitter, Thyssen, Usinor Sacilor, Unimétal, Valor, TradeARBED, de "Walzstahl-Vereinigung" en het "Centre professionnel des statistiques de l'acier" (CPS) (15). Deze inspecties werden uitgevoerd krachtens individuele beschikkingen van de Commissie op grond van artikel 47 van het EGKS-Verdrag. Er zijn aanvullende inspecties uitgevoerd op 5 maart (CPS), 7 maart (Ferdofin) en 25 maart 1991 (Ferrosider SpA). De inspecteurs van de Commissie hebben tijdens deze inspecties afschriften van een aantal documenten gemaakt.

    (28) Sommige van de betrokken ondernemingen en verenigingen hebben in antwoord op verzoeken op grond van artikel 47 van het EGKS-Verdrag nog nadere informatie verstrekt.

    I. HET HOREN VAN DE PARTIJEN

    (29) De partijen hebben de gelegenheid gehad hun standpunt uiteen te zetten tijdens de hoorzitting te Brussel van 11 tot 14 januari 1993. Het verslag van de hoorzitting is op 8 september 1993 aan de partijen en hun raadslieden verstrekt.

    Er is ook een afschrift van de mededeling van punten van bezwaar toegezonden aan Irish Steel Ltd, Nuova Sidercamuna SpA, Boliden Intertrade Srl, Aciers d'Usinor et Sacilor (Valor), het CPS, Usinor Sacilor, Federazione Imprese Siderurgiche Italiane (Federacciai), Unesid, Jernkontoret, Kloeckner en ILVA SpA. De Commissie heeft na bestudering van de opmerkingen van deze ondernemingen en verenigingen besloten de procedure te hunnen aanzien te beëindigen, en wel om de volgende redenen:

    - Irish Steel heeft informeel maar één Eurofer/Scandinavië-vergadering bijgewoond; er is voor het overige geen bewijs van betrokkenheid van deze onderneming;

    - het enige bewijs tegen Nuova Sedercamuna SpA en Boliden Intertrade Srl is een kort verslag van de Italiaanse vertegenwoordiger van Peine-Salzgitter;

    - Valor was geen rechtstreeks betrokkene (zie overweging 38, onder g));

    - CPS en Usinor Sacilor waren betrokken bij administratieve taken; met het gedrag van Usinor Sacilor wordt bij het bepalen van de aan Unimétal opgelegde geldboete rekening gehouden;

    - er is geen bewijs van rechtstreekse betrokkenheid van Federacciai, Unesid en Jernkontoret, enkel van sommige van hun leden;

    - Kloeckner produceert geen balken als omschreven in de overwegingen 3 en 4;

    - er is geen bewijs dat de heer Traverso namens ILVA optrad.

    J. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE INBREUKEN OP DE MEDEDINGINGSREGELS

    1. HET "POUTRELLES COMMITTEE" EN DE DAARMEE VERBAND HOUDENDE ACTIVITEITEN

    1.1. Algemeen

    (30) Het "Poutrelles Committee" (ook bekend onder de Frans naam "Commission Poutrelles" en in het verleden soms "Commission des Produits Longs" of "Long Products Committee" genoemd) is een van de zogenoemde "Product Committees" van Eurofer. Elk van deze comités houdt zich - zoals uit de naam blijkt - bezig met een specifiek produkt of een specifieke groep van produkten (bij voorbeeld balken, staafstaal of walsdraad). De vergaderingen van al deze comités worden geregeld door Eurofer, die ook logistieke bijstand verleent (bij voorbeeld terbeschikkingstelling van tolken).

    (31) Een ander Eurofer-comité dat in dit verband moet worden vermeld, is het zogenoemde "CDE". In dit comité ontmoeten de commercieel directeuren van de Eurofer-ondernemingen - dit wil zeggen de ondernemingen die lid van Eurofer zijn of die zijn aangesloten bij verenigingen welke lid van Eurofer zijn - elkaar ter bespreking van de markt. Er worden ook regelmatig vergaderingen van de president-directeuren, respectievelijk adjunct-president-directeuren van deze ondernemingen gehouden. Daarnaast vinden op een meer technisch niveau bijeenkomsten van deskundigen plaats.

    (32) Al deze comités werden ten tijde van de crisis in de ijzer- en staalindustrie (zie hoofdstuk G, hierboven) opgericht. Vanuit het aldus in het leven geroepen structurele kader werd de Commissie gesteund in haar pogingen om oplossingen voor de door de crisis veroorzaakte problemen te vinden. Daarnaast diende het als discussieforum voor de staalproducenten, waar algemene onderwerpen zoals omvang en weerslag van de invoer uit derde landen, mogelijke markttendensen en maatregelen ter bevordering van de verkoop van staal in derde landen ter sprake kwamen. Geen van deze activiteiten zal hier aan de orde komen. Deze beschikking heeft uitsluitend betrekking op die aspecten van de samenwerking tussen de betrokken partijen welke de grenzen van hetgeen op grond van de mededingingsregels van het EGKS-Verdrag is toegestaan, te buiten gingen.

    (33) De opzet van en de deelneming aan het "Poutrelles Committee" worden beschreven in een korte nota van 4 oktober 1990 die door de heer Vygen van de "Walzstahl-Vereinigung" werd opgesteld voor de heer Everard van TradeARBED, toen deze laatste voorzitter van het comité werd. Volgens deze nota had sinds medio 1985 de heer J. Meyer van Peine-Salzgitter het comité voorgezeten. Het secretariaat van het comité is, naar wordt gezegd, jarenlang in handen van het concern Usinor Sacilor geweest. Toentertijd fungeerde een werkneemster van Usinor Sacilor (mevrouw S.) als secretaresse. Het secretariaat bereidde de vergaderingen voor, stelde de notulen op, die aan de leden van het "Poutrelles Committee" werden toegezonden, en verstrekte (regelmatig of op verzoek) bepaalde documenten. Tot de regelmatig verstrekte documenten behoorden die betreffende de "Monitoring Poutrelles" (zie hierna).

    Voorts blijkt dat de "Walzstahl-Vereinigung" haar leden regelmatig documenten (notulen, statistieken en prijsinformatie) verschafte vóór de vergaderingen van het "Poutrelles Committee".

    (34) Uit de nota blijkt dat de afzonderlijke groepen gewoonlijk door de volgende personen op de vergaderingen werden vertegenwoordigd:

    "" ID="1">Luxemburg (België): > ID="2">H. Becker (TradeARBED)"> ID="1" ASSV="2">Frankrijk: > ID="2">G. (Unimétal)

    Mevr. S. (secretariaat)"> ID="1">Verenigd Koninkrijk: > ID="2">Cooper, Legge, mevr. Ross (British Steel)"> ID="1" ASSV="2">Italië: > ID="2">Dr. Arnuzzo (Ferdofin)

    Dr. Masserdotti (Ferrosider)"> ID="1" ASSV="3">Spanje: > ID="2">Alvarez (Ensidesa)

    Naegele (Aristrain)

    Izquierdo (Unesid)"> ID="1" ASSV="4">Duitsland: > ID="2">Engel, Knuefermann (Thyssen)

    Dr. v. Engelhardt, Schuh (Saarstahl)

    Kroell, Mette (Peine-Salzgitter)

    Vygen (Walzstahl-Vereinigung">

    In de nota wordt verklaard dat de heer Masserdotti gewoonlijk het standpunt van de kleine Italiaanse producenten vertolkt.

    (35) Hoewel het "Poutrelles Committee" een Eurofer-comité is, zijn (of waren) sommige van de aan de vergaderingen deelnemende ondernemingen of verenigingen van ondernemingen geen (direct noch indirect) lid van Eurofer.

    (36) Het "Poutrelles Committee" vergaderde zeer vaak. In 1989 en 1990, bij voorbeeld, werd het comité negen respectievelijk zeven keer bijeengeroepen. In een brief van 5 oktober 1990 deelde Eurofer haar leden en andere belanghebbenden mee dat voor vergaderingen betreffende balken in 1991 een frequentie van "eens om de twee maanden" was voorzien.

    De Commissie heeft kennis van de volgende vergaderingen van het "Poutrelles Committee":

    "" ID="1">7 april 1987 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">19 mei 1987 > ID="2">Stresa"> ID="1">28 oktober 1987 > ID="2">Parijs"> ID="1">25 november 1987 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">3 mei 1988 > ID="2">Madrid"> ID="1">19 juli 1988 > ID="2">Parijs"> ID="1">18 oktober 1988 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">15 november 1988 > ID="2">Brussel"> ID="1">13 december 1988 > ID="2">Parijs"> ID="1">10 januari 1989 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">7 februari 1989 > ID="2">Parijs"> ID="1">19 april 1989 > ID="2">Parijs"> ID="1">6 juni 1989 > ID="2">Parijs"> ID="1">11 juli 1989 > ID="2">Parijs"> ID="1">3 augustus 1989 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">21 september 1989 > ID="2">Taormina"> ID="1">7 november 1989 > ID="2">Teesside"> ID="1">12 december 1989 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">14 februari 1990 > ID="2">Berlijn"> ID="1">21 maart 1990 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">16 mei 1990 > ID="2">Milaan"> ID="1">10 juli 1990 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">11 september 1990 > ID="2">Luxemburg"> ID="1">9 oktober 1990 > ID="2">Madrid"> ID="1">4 december 1990 > ID="2">Brussel.">

    (37) Met betrekking tot sommige vergaderingen van het "Poutrelles Committee" heeft de Commissie twee stellen notulen ontdekt, met een licht verschillende inhoud. Dit schijnt hiermee te maken te hebben dat het Franse secretariaat dat deze notulen opstelde, het ontwerp ter goedkeuring aan de voorzitter van het "Poutrelles Committee" (en voor commentaar aan Eurofer) voorlegde, en tegelijkertijd met het oog op de vertaling in het Duits een kopie aan de "Walzstahl-Vereinigung" toezond.

    Er zijn aanwijzingen dat de "Walzstahl-Vereinigung" soms haar vertaling van de ontwerp-notulen liet circuleren alvorens deze door de voorzitter van het "Poutrelles Committee" waren goedgekeurd.

    De definitieve versie van de notulen getuigt doorgaans van een grotere omzichtigheid. Dit kan verband houden met een vergadering van de secretariaten van de produktencomité's van Eurofer die op 23 november 1988 werd gehouden. Een van de twee agendapunten voor die vergadering luidde: "Andere aanpak voor de opstelling van de notulen".

    1.2. Deelneming van de betrokken ondernemingen en verenigingen

    (38) Uit de onder overweging 33 aangehaalde nota van de heer Vygen blijkt dat de daarin genoemde ondernemingen of personen regelmatig aan de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" deelnamen. In de loop van de procedure hebben de betrokken ondernemingen en verenigingen meer bepaald de volgende informatie verstrekt:

    a) Peine-Salzgitter bevestigde dat zij alle hierboven opgesomde vergaderingen had bijgewoond.

    b) De "Walzstahl-Vereinigung" deelde de Commissie mee dat zij aan alle hierboven opgesomde vergaderingen had deelgenomen met uitzondering van die van 3 mei 1988.

    c) British Steel bevestigde dat zij alle hierboven opgesomde vergaderingen had bijgewoond, behalve die van 10 januari 1989 en die van 6 juni 1989. Er zijn echter bewijzen dat British Steel ook op de vergadering van 10 januari 1989 aanwezig was (een deelnemerslijst en een memo van British Steel betreffende de resultaten van die vergadering).

    d) ARBED deelde de Commissie mee dat haar dochteronderneming TradeARBED in principe alle hierboven opgesomde vergaderingen had bijgewoond.

    e) Ensidesa bevestigde dat zij via haar dochteronderneming Infisa GmbH (een in Duitsland gevestigde handelsonderneming) alle hierboven opgesomde vergaderingen had bijgewoond, behalve die van 21 september 1989 en van 7 november 1989.

    f) Thyssen bevestigde dat zij alle hierboven opgesomde vergaderingen vanaf 25 november 1987 had bijgewoond, behalve die van 7 november 1989.

    g) Unimétal deelde de Commissie mee dat zij op alle hierboven opgesomde vergaderingen tot eind 1989 vertegenwoordigd was geweest. Degene die Unimétal op deze vergaderingen had vertegenwoordigd, ging begin 1990 over naar Aciers d'Usinor et Sacilor (Valor) (16). Valor bevestigde aanvankelijk dat vanaf begin 1990 Valor deze vergaderingen bijwoonde. Er zijn echter bewijzen dat de bewuste persoon namens Unimétal bleef handelen (zie bij voorbeeld een ongedateerde nota van Unimétal voor het secretariaat van het Poutrelles Committee, die op of voor 18 mei 1990 werd geschreven, en nota's waarin staat dat Unimétal de laatste vergadering van het comité niet had kunnen bijwonen, hetgeen duidelijk impliceert dat Unimétal deze vergaderingen normaal wel bijwoonde). Unimétal heeft dit tijdens de hoorzitting bevestigd.

    h) Saarstahl bevestigde dat zij had deelgenomen aan de vergaderingen van 19 mei 1987, 3 mei 1988, 18 oktober 1988, 15 november 1988, 13 december 1988, alle vergaderingen in 1989 en de vergaderingen van 14 februari 1990, 16 mei 1990, 11 september 1990 en 4 december 1990. Er zijn bewijzen dat zij ook op de vergadering van 25 november 1987 aanwezig was (een nota van Peine-Salzgitter betreffende die vergadering).

    i) Cockerill Sambre en Steelinter lieten de Commissie weten dat zij hadden deelgenomen aan de vergaderingen van 19 juli 1988, 18 oktober 1988, 15 november 1988, 10 januari 1989, 7 februari 1989 en 3 augustus 1989, en waarschijnlijk ook aan de vergadering van 6 juni 1989. Er zijn bewijzen dat Cockerill Sambre ook op de vergadering van 11 juni 1989 was (zie de notulen van die vergadering).

    j) Ferdofin bevestigde dat zij sommige vergaderingen had bijgewoond, maar verklaarde geen precieze data te kunnen opgeven. Er zijn echter bewijzen dat Ferdofin ten minste vanaf 1987 regelmatig deze vergaderingen bijwoonde. Dit wordt bevestigd door de nota van de "Walzstahl-Vereinigung" betreffende het "Poutrelles Committee" (zie overweging 33). Wat sommige van de hierboven opgesomde vergaderingen betreft, heeft Ferdofin in haar antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar gesteld dat de Commissie de deelneming van Ferdofin niet had bewezen. Uit de notulen van de vergadering van 19 april 1989, de deelnemerslijst van de vergadering van 14 februari 1990 en correspondentie betreffende de vergadering van 7 februari 1989 (ontwerp van brief van Ferdofin aan de heer Meyer en antwoord van de heer Meyer van 29 maart 1989) blijkt echter dat Ferdofin aan deze vergaderingen heeft deelgenomen.

    k) Aristrain verklaarde dat zij alle vergaderingen in 1989 en 1990 had bijgewoond, behalve die van 21 september 1989, 12 december 1989, 21 maart 1990, 10 juli 1990 en 4 december 1990. De verwijzing naar "een Spaanse walserij" in de notulen van de vergadering van 21 september 1989 (waarop Ensidesa niet vertegenwoordigd was) toont echter aan dat Aristrain die vergadering had bijgewoond. Uit de nota van de "Walzstahl-Vereinigung" betreffende het "Poutrelles Committee" in samenhang met de nota van Peine-Salzgitter betreffende de vergadering van 25 november 1987 kan worden afgeleid dat Aristrain ten minste vanaf 1987 regelmatig deze vergaderingen bijwoonde.

    1.3. Toezicht

    1.1.3. Toezicht op de orders tot medio 1990

    (39) Ten minste vanaf het derde kwartaal van 1984 heeft een stelsel van toezicht gefunctioneerd in het kader waarvan de deelnemende ondernemingen elkaar regelmatig inlichtten over de bij hen geplaatste orders voor leveringen in een bepaald kwartaal. British Steel, Peine-Salzgitter, TradeARBED, Thyssen, Cockerill Sambre en Unimétal namen reeds in een zeer vroeg stadium, ten minste vanaf 1987, aan dit stelsel deel. Dit blijkt uit een intern memo van Peine-Salzgitter van 24 november 1987 en uit een door Peine-Salzgitter opgestelde tabel van 5 december 1989 (zie bijlage I, nr. 16).

    Ferdofin nam vanaf het tweede kwartaal van 1987 aan het stelsel deel en Saarstahl begon in het tweede kwartaal van 1988 met het meedelen van haar cijfers. Dit wordt bevestigd door een intern memo van Peine-Salzgitter van 9 november 1987 en een bij Peine-Salzgitter aangetroffen document van 9 december 1988 met de vermelding "Marktentwicklung" en - met de hand geschreven - "Buchungsmonitoring".

    Ensidesa en Aristrain namen vanaf begin 1989 aan het stelsel deel. Aanvankelijk deelden zij hun cijfers slechts op maandbasis mee. Aristrain heeft in haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar gesteld dat zij enkel cijfers betreffende leveringen en geen cijfers betreffende orders had meegedeeld. Dit wordt tegengesproken door de documenten die de Commissie heeft ontdekt (zie bij voorbeeld de notulen van de vergadering van 10 januari 1989 en de door het secretariaat op 1 maart 1990 verspreide monitoringtabellen, bijlage I, nr. 13).

    Neue Maxhuette en Hoesch namen ten minste vanaf het eerste kwartaal van 1988 respectievelijk het eerste kwartaal van 1989 aan het stelsel deel.

    In het eerste kwartaal van 1990 begon Federacciai (Federazione Imprese Siderurgiche Italiane, een Italiaanse vereniging van staalproducenten en -verkopers) met het meedelen van globale cijfers betreffende andere Italiaanse staalproducenten dan Ferdofin.

    Cockerill Sambre beëindigde tegen eind 1989 haar deelneming aan het stelsel.

    (40) De meegedeelde en uitgewisselde cijfers (met uitzondering van die van Federacciai) laten zien welke orders elke onderneming afzonderlijk had ontvangen voor leveringen in Frankrijk, Duitsland, België/Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland/Ierland/Denemarken.

    Ten minste vanaf begin 1989 werden deze cijfers door Usinor Sacilor op weekbasis verzameld en onder de deelnemers verspreid.

    Wat 1989 en 1990 betreft, heeft de Commissie een aanzienlijk aantal documenten ontdekt waaruit blijkt hoe het stelsel van toezicht werkte. Bijlage I bevat een lijst van deze documenten.

    1.3.2.Toezicht op de leveringen tot medio 1990

    (41) In 1988 werd op verzoek van de Franse groep een stelsel van toezicht op de leveringen ingevoerd (zie de notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 18 oktobr 1988). Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, TradeARBED, Cockerill Sambre, Unimétal, British Steel, Ferdofin, Ensidesa, Aristrain, Neue Maxhuette en Hoesch wisselden vanaf begin 1989 op kwartaalbasis informatie over hun leveringen op markten in de EGKS uit, te beginnen met de cijfers betreffende de leveringen in het vierde kwartaal van 1988. Cockerill Sambre zette begin 1990 haar deelneming aan het stelsel stop, nadat zij zich uit de markt had teruggetrokken.

    (42) Er werden individuele cijfers betreffende de volgende markten uitgewisseld: de EGKS-markt in haar geheel, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Benelux, Italië, Griekenland/Ierland/Denemarken, Portugal en Spanje. Deze cijfers werden een maand of twee na het einde van het betrokken kwartaal verspreid. Vanaf eind 1989 deelde Federacciai totalen betreffende de leveringen van andere Italiaanse producenten dan Ferdofin mee.

    Bijlage I bevat eveneens een lijst van de belangrijkste documenten betreffende het stelsel van toezicht op de leveringen.

    1.3.3.Toezicht na medio 1990

    (43) Op 18 juli 1990 gaf de Commissie op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag Beschikking 90/417/EGKS (17) betreffende een overeenkomst en onderling samenhangende gedragingen van Europese producenten van koudgewalste platte produkten van roestvrij staal. In deze beschikking stelde de Commissie vast dat een aantal ondernemingen inbreuk op artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag had gemaakt, en legde zij aan sommige van die ondernemingen geldboeten op.

    (44) Op 30 juli 1990 zond Eurofer onder meer aan de voorzitter en het secretariaat van het "Poutrelles Committee" een brief met het hoofd "Uitwisseling en verspreiding van statistieken" toe. De relevante passages van deze brief luiden als volgt (18):

    "De recente beschikking van de Commissie betreffende roestvrije platte produkten en bepaalde contacten van DG IV met het algemeen bestuur van Eurofer hebben de aandacht gevestigd op de uitwisseling of verspreiding van statistieken door ons bureau of door de secretariaten van de comités en op de verenigbaarheid daarvan met artikel 65 van het EGKS-Verdrag.

    In afwachting van een grondig juridisch onderzoek hebben wij besloten elke verspreiding waarbij individuele cijfers inzake produktie, leveringen of orders worden bekendgemaakt op te schorten, en wij verzoeken u vriendelijk u in het kader van uw comité van elke uitwisseling of verspreiding van dien aard te willen onthouden.

    Dit verzoek heeft vanzelfsprekend geen gevolgen voor het verzamelen van individuele cijfers door één neutraal centrum, namelijk het bureau van Eurofer, en het verspreiden van globale resultaten zonder vermelding van individuele gegevens, zoals wij gewoonlijk doen. Dergelijke statistieken zijn volstrekt legaal, omdat zij duidelijk erop gericht zijn algemene informatie betreffende de economische ontwikkeling en de marktontwikkeling te verstrekken. Wij zullen daar zoals voorheen mee doorgaan, en u kunt hetzelfde doen."

    Het "Poutrelles Committee" ging op het verzoek van Eurofer van 30 juli 1990 in. De (individuele) cijfers van alle betrokken ondernemingen behalve British Steel betreffende de leveringen in het tweede kwartaal van 1990 werden echter nog verspreid.

    Vanaf augustus 1990 weigerde British Steel informatie over haar orders en leveringen te verstrekken.

    (45) Uit een interne memo van British Steel van 19 november 1990 blijkt dat de verspreiding van individuele gegevens spoedig werd hervat, zij het zonder medewerking van British Steel:

    "Na overleg tussen de president-directeuren heeft het bestuur van Eurofer besloten opnieuw te beginnen met het verspreiden van cijfers inzake leveringen en produktie per onderneming (na eerder de verspreiding te hebben beperkt tot totalen van alle ondernemingen).

    Het is duidelijk dat British Steel nog steeds geen cijfers aan Eurofer verstrekt, en daarom is met even grote duidelijkheid gesteld dat British Steel geen cijfers van andere ondernemingen zal ontvangen."

    Er zijn bewijzen dat deze beslissing niet enkel voor Eurofer maar ook voor de produktencomité's van Eurofer gold.

    (46) De Commissie heeft tabellen, gedateerd 3 december 1990, ontdekt (zie bijlage I, nr. 36) die individuele cijfers betreffende leveringen in het derde kwartaal van 1990 en orders voor leveringen in hetzelfde kwartaal bevatten welke betrekking hebben op TradeARBED, Unimétal, Ensidesa, Aristrain en Ferdofin (enkel orders). Blijkens de documenten moet de uitwisseling van individuele informatie uiterlijk in oktober 1990 - tussen TradeARBED, Ensidesa, Unimétal, Ferdofin en Aristrain - zijn hervat. In december 1990 en januari 1991 werden individuele gegevens betreffende orders voor leveringen van Thyssen, Saarstahl, Peine-Salzgitter, Neue Maxhuette en Hoesch aan het secretariaat toegezonden en door de "Walzstahl-Vereinigung" verspreid (zie bijlage I, nr. 28).

    1.3.4.Uitwisseling van informatie via de "Walzstahl-Vereinigung"

    (47) Naast het door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" georganiseerde toezicht gebeurde uitwisseling van informatie via de "Walzstahl-Vereinigung".

    (48) De Commissie is in het bezit van een door de "Walzstahl-Vereinigung" met het oog op de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 9 oktober 1990 samengestelde documentatiemap. Deze map bevat - benevens andere documenten - tabellen, gedateerd 1 oktober 1990, met een overzicht van de leveringen en orders voor leveringen van Thyssen, Peine-Salzgitter, Hoesch, Neue Maxhuette, Saarstahl en TradeARBED.

    De leveringen worden per maand vermeld van januari 1990 tot en met juli 1990. Wat de orders voor het derde kwartaal van 1990 betreft, bevatten de tabellen voor elke onderneming de cijfers op weekbasis, te beginnen met de stand op 2 juni 1990 en eindigend met de stand op 22 september 1990. De orders voor leveringen in het vierde kwartaal van 1990 worden eveneens vermeld per 1 september, 8 september, 15 september en 22 september 1990. Uit het feit dat de door het Franse secretariaat in de beschouwde periode opgestelde monitoringtabellen enkel totalen en geen individuele cijfers per onderneming bevatten, valt af te leiden dat de bovenbedoelde tabellen deel uitmaken van de bijgewerkte statistieken die de "Walzstahl-Vereinigung" - volgens de memo van 4 oktober 1990 van de heer Vygen voor de heer Everard - aan haar leden verstrekte (zie overweging 33). Dit wordt bevestigd door de begeleidende nota bij deze memo, waaruit blijkt dat de "Walzstahl-Vereinigung" op 2 oktober 1990 een exemplaar van de documentatiemap aan TradeARBED had toegezonden.

    De Commissie heeft een soortgelijk stel documenten van de "Walzstahl-Vereinigung" voor de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 4 december 1990 aangetroffen.

    1.3.5.Doel en gevolg van de uitwisseling van informatie

    (49) Uit verschillende documenten blijkt hoe belangrijk de in het kader van het stelsel van toezicht uitgewisselde cijfers waren en welk gebruik ervan werd gemaakt.

    (50) Op de vergadering van 6 juni 1989 klaagden de Duitse producenten over de grote omvang van de uitvoer van Spanje naar Duitsland. De Spaanse producenten beloofden in de toekomst hun leveringen te spreiden.

    (51) Op de vergadering van 11 juli 1989 wees Unimétal erop dat blijkens de monitoringcijfers de Eurofer-ondernemingen met uitzondering van Ensidesa hun leveringen in Frankrijk met 25 % hadden verminderd, terwijl de leveringen van de Spanjaarden waren toegenomen. In de notulen wordt laconiek aangetekend:

    "Er werd gehoopt op een zekere matiging in de toekomst."

    Er werd eveneens op gewezen dat in het tweede kwartaal van 1989 de orders voor leveringen op de Belgisch/Luxemburgse markt - in tegenstelling tot de situatie op de andere markten van de Gemeenschap - hoger waren geweest dan de orders voor leveringen in het eerste kwartaal van 1989. Daardoor, zo werd gezegd,

    "dreigden via Belgische staalhandelaren aangrenzende markten te worden verstoord".

    Cockerill Sambre voerde te harer verdediging aan dat haar leveringen voor haar dochteronderneming (Steelinter) waren bestemd, waarvan de voorraden zeer klein waren.

    In de notulen wordt ook vermeld dat van gedachten werd gewisseld over de invoer vanuit Spanje:

    "Het niveau van de invoer vanuit Spanje bleef hoog. Ensidesa verklaarde dat zij haar gewoon volume niet had vergroot."

    (52) Uit de kopie van de notulen van de vergadering van 21 september 1989 die de Commissie bij Thyssen heeft aangetroffen - een Duitse vertaling van de Franse notulen - blijkt dat aan TradeARBED werd verweten dat zij de Franse markt verstoorde:

    "De Luxemburgse walserij ontkende ook elke vorm van ontwrichtend gedrag in Frankrijk, aangezien zij vijf weken lang niet op de markt was geweest."

    (53) In de Franse versie van de notulen van de vergadering van 12 december 1989 wordt naar een gedachtenwisseling over de handel tussen het Verenigd Koninkrijk en Duitsland/Frankrijk verwezen. De Duitse versie is veel explicieter:

    "De Duitse en Franse walserijen gewaagden echter van een zekere "agressiviteit" van de Britse walserij op hun thuismarkten, hetgeen door de statistieken van het Poutrelles Committee werd bevestigd. De Britse walserij legde uit dat zij zich beperkte tot de hoeveelheden die zij gewoonlijk op deze markten leverde, en dat haar opgaven voor de statistieken van het Poutrelles Committee mede de verwerking omvatten. Zij wees evenwel erop dat sinds januari 1989 vanuit Duitsland 21 000 ton in het Verenigd Koninkrijk waren geleverd."

    (54) Uit een interne nota van 19 maart met instructies voor de heer Meyer (Peine-Salzgitter) komt aan het licht dat op de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 14 februari 1990 onenigheid was gerezen:

    "In Berlijn is overeengekomen dat een verklaring zal moeten worden gegeven voor ernstige afwijkingen tussen ordermonitoring en daadwerkelijke leveringen. Ferdofin en Saarstahl verschilden op dit punt van mening."

    (55) Een begin maart 1990 door British Steel aan Peine-Salzgitter toegezonden tabel geeft voor de laatste twee kwartalen van 1988 en voor elk kwartaal van 1989 een overzicht van de leveringen vanuit het Verenigd Koninkrijk in Duitsland en de leveringen van Peine-Salzgitter, Thyssen en Saarstahl in het Verenigd Koninkrijk. Twee andere kolommen geven het "surplus" van het Verenigd Koninkrijk rspectievelijk Duitsland te zien, dit wil zeggen het verschil tussen de leveringen van de Britse producent in Duitsland en de leveringen van de Duitse producenten in het Verenigd Koninkrijk. Op de bij British Steel aangetroffen kopie van deze tabel is de volgende, met de hand geschreven notitie van Peine-Salzgitter te lezen:

    "Volgens deze cijfers is er - vrees ik - geen achterstand door het toedoen van BS plc!"

    Uit de Duitse versie van de notulen van de vergadering van 21 maart 1990 blijkt dat de Spaanse producenten de uitvoer van British Steel en TradeARBED naar Spanje te hoog vonden.

    (56) Uit een brief van 10 mei 1990 van Peine-Salzgitter aan TradeARBED blijkt dat TradeARBED Peine-Salzgitter ervan beschuldigd had haar cijfers betreffende de leveringen in Nederland tijdens het eerste kwartaal van 1990 te hebben gemanipuleerd. Peine-Salzgitter trachte in haar antwoord de verschillen te verklaren.

    (57) In een verslag over de resultaten van de vergadering van 16 mei 1990 (opgesteld door de "Walzstahl-Vereinigung") wordt gezegd:

    "De interpenetrerende leveringen, die de markt ernstig verstoren, vormden zoals altijd een centraal thema. Verantwoordelijk gedrag zou hier helpen deze verstoringen te verminderen."

    Dit wordt bevestigd door een nota van 18 mei 1990 betreffende de resultaten van deze vergadering, opgesteld door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" en toegezonden aan Unimétal:

    "Er zijn gevallen van marktinterpenetratie gemeld. Iedereen wenst een terugkeer naar het traditionele leveringspatroon."

    (58) Op de vergadering van 10 juli 1990 stonden de leveringen andermaal ter discussie. In een intern memo van 20 juli 1990 van British Steel komt de volgende passage voor:

    "Er was een gezamenlijke aanval op de afzet van BS in Noord-Europa door de Fransen en de Duitsers (ARBED liet niet van zich horen), die te verstaan gaven dat wij er enkel door het "kopen" van marktaandeel in zijn geslaagd onze afzet op deze markten te verhogen. Er waren wat bedekte dreigementen van Mette van Peine dat Peine in het VK zal reageren, indien er geen vermindering komt van de tien kT of zo van BS naar Duitsland elk kwartaal."

    (59) Uit een interne nota van 10 september 1990 met instructies van Peine-Salzgitter voor de heer Meyer met het oog op de volgende vergadering van het "Poutrelles Committee" op 11 september 1990 blijkt dat het stelsel van toezicht tot doel had de deelnemers in staat te stellen na te gaan hoe hun concurrenten zich op de markt gedroegen:

    "Uitwisseling van alleen totaalcijfers is voor ons (zo goed als) nutteloos (standpunt van de Duits-Luxemburgse groep op 30. 8. 90), omdat het marktgedrag van individuele leveranciers niet langer kan worden nagegaan. Eerst wanneer officiële douanestatistieken beschikbaar zijn - en de ondervinding leert dat dit pas een paar maanden achteraf het geval is - kunnen de cijfers worden geïndividualiseerd, en dan nog alleen in het geval van landen met maar één producent."

    Daaruit blijkt ook dat de partijen zich van de mededingingsrechtelijke aspecten van het systeem bewust waren:

    "Een systeem van wederzijdse uitwisseling van statistieken waarbij ook geïndividualiseerde gegevens betreffende ondernemingen aan concurrenten worden doorgespeeld, wekt op zijn minst de gedachte aan concurrentiebeperkende effecten."

    (60) Op de vergadering van 4 december 1990 werd door TradeARBED (in de notulen de "vertegenwoordiger van Luxemburg" genoemd) opgemerkt dat de toename van het marktaandeel van Ferdofin - en andere ondernemingen - andere producenten zorgen baarde.

    Uit een memo van TradeARBED van 3 december 1990 (met de tekst van de toespraak die de vertegenwoordiger van TradeARBED op de vergadering van 4 december 1990 zou houden) blijkt dat TradeARBED - indien nodig - maatregelen zou treffen om deze situatie te verhelpen:

    "Ik zou echter erop willen wijzen dat wij niet langer werkeloos kunnen toezien, nu bepaalde walserijen hun hoeveelheden dit jaar aanzienlijk hebben verhoogd, vooral in België, onze thuismarkt, nl. (. . .)."

    1.4. De marktverdelingsregelingen en de "Traverso-methodologie"

    1.4.1. Ferdofin

    (61) In de notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 19 juli 1988 (waarvan de Commissie een uittreksel in haar bezit heeft) zijn de door het CDE op 14 juli 1988 aangenomen marktramingen voor het vierde kwartaal van 1988 opgenomen. Hieronder volgen de cijfers voor Duitsland:

    "Duitsland 189 000 ton/kwartaal

    waarvan Eurofer 159 000 ton/kwartaal

    Ferdofin 30 000 ton/kwartaal."

    Er worden (voor Eurofer respectievelijk Ferdofin) soortgelijke cijfers voor de Benelux, Frankrijk en Denemarken/Ierland/Griekenland vermeld.

    (62) Hadden de marktramingen uitsluitend tot doel gehad de vermoedelijke omvang van de markten in de toekomst te bepalen, dan zou het vanzelfsprekend niet nodig zijn geweest afzonderlijke cijfers voor Ferdofin te vermelden. Bijgevolg moet worden aangenomen dat het in de bedoeling lag quota voor de leveringen van Ferdofin op de hierboven vermelde markten vast te stellen. Ferdofin voert aan dat deze cijfers door haar concurrenten waren voorgesteld, zonder dat Ferdofin daarin was gekend. Dat Ferdofin desondanks de facto ermee instemde zich aan quota te houden (zij het dat deze misschien verschilden van de cijfers in voornoemde notulen), wordt echter bevestigd door een telexbericht van 4 augustus 1988 van Ferdofin aan Peine-Salzgitter:

    "Wij willen u erop attent maken dat Ferdofin heeft ingestemd met een beperking van haar afzet in de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Benelux op basis van de oude quota."

    1.4.2. Frankrijk

    (63) Op 13 september 1989 kwamen vertegenwoordigers van Peine Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, British Steel, Unimétal, TradeARBED en Cockerill Sambre/Steelinter bijeen in de kantoren van de "Walzstahl-Vereinigung".

    Het punt van de leveringen van balken op de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989 vormde op deze vergadering het centrale gespreksthema.

    De Commissie heeft bij Peine-Salzgitter een door de "Walzstahl-Vereinigung" opgesteld document ontdekt. De tweede bladzijde van dit document draagt het opschrift "Franse markt - balken - vierde kwartaal 1989". In dit document staat dat de markttraming voor Frankrijk in het vierde kwartaal van 1989 75 000 ton per maand bedroeg en dat 60 000 ton per maand door Eurofer-ondernemingen zouden worden geleverd. Van dit cijfer worden voor Unimétal 27 000 ton per maand en voor Kloeckner en Ensidesa 375 ton per maand respectievelijk 750 ton per maand afgetrokken. De resterende 31 875 ton per maand worden dan verdeeld op basis van twee percentages betreffende leveringen in het verleden (zie bladzijde 1 van het document):

    "

    "" ID="1">P + S> ID="2"> 11,6/11,4 %> ID="3"> 3 696/3 634 ton/maand"> ID="1">Thyssen> ID="2"> 2,0/ 2,1 %> ID="3"> 638/ 669 ton/maand"> ID="1">Saarstahl> ID="2"> 14,3/13,9 %> ID="3"> 4 558/4 431 ton/maand"> ID="1">Ferdofin> ID="2"> 16,8/17,4 %> ID="3"> 5 355/5 546 ton/maand"> ID="1">Cock.-S.> ID="2"> 21,4/20,5 %> ID="3"> 6 821/6 534 ton/maand"> ID="1">ARBED> ID="2"> 28,4/28,8 %> ID="3"> 9 052/9 180 ton/maand"> ID="1">BSC> ID="2"> 5,5/ 5,9 %> ID="3"> 1 753/1 881 ton/maand.">

    "

    De derde bladzijde van het document draagt het opschrift "Alternatief G.". Hier worden van de hierboven genoemde 31 875 ton per maand nog eens 7 000 ton per maand afgetrokken voor zogenoemde "indirecte leveringen." De resterende 24 875 ton per maand worden dan op dezelfde wijze als in bovenstaande tabel onder de zeven ondernemingen verdeeld.

    In de met de hand geschreven begeleidende nota van Peine-Salzgitter bij deze documenten staat vermeld dat laatstgenoemd alternatief het resultaat van de door de heer G. (Unimétal) ondernomen stappen is.

    (64) Een intern memo van 19 september 1989 van Peine-Salzgitter bevestigt dat de Eurofer-ondernemingen naar een marktverdelingsregeling voor leveringen op de Franse markt streefden:

    "Plan voor Frankrijk

    De basis voor de toewijzing aan Eurofer-leveranciers is het door WAV opgestelde document betreffende de voorbije twaalf of achttien maanden. Peine-Salzgitter gaat akkoord met het percentage. De basis moet echter 33 000 ton per maand zijn."

    (65) Blijkens de notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 21 september 1989 wees Unimétal erop dat zij voor het vierde kwartaal van 1989 een marktraming van 75 000 ton per maand realistisch achtte, waarna zij de hoeveelheden als volgt specificeerde:

    "De Franse walserij is voornemens in dit kwartaal 27 000 ton per maand te leveren. Zij ging ervan uit dat de hoeveelheden van communautaire ondernemingen buiten Eurofer rond 10 000 ton per maand zouden liggen. De penetratie vanuit derde landen blijft redelijk en zou bij ongeveer 5 000 ton per maand moeten blijven."

    (66) Uit een korte nota van de "Walzstahl-Vereinigung" van 25 september 1989 betreffende de resultaten van deze vergadering blijkt dat een compromis was bereikt:

    "Een aangepast leveringsgedrag op de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989 zou ook hier moeten bijdragen tot een snelle oplossing van kwantiteitsproblemen. Zowel Eurofer-ondernemingen als ander walserijen hadden plannen bekendgemaakt om hun leveringen te beperken."

    (67) Dit wordt bevestigd door een telexbericht van 26 september 1989 van de "Walzstahl-Vereinigung" aan Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, Ferdofin, TradeARBED, British Steel, Ensidesa en Unimétal:

    "Leveringen van balken op de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989

    Uit het in het kader van het toezicht op de leveringen verrichte onderzoek bleek dat voor het vierde kwartaal van 1989 de volgende leveringen op de Franse markt werden verwacht (approximatietonnage):

    "" ID="1">P+S > ID="2">9 950 ton/kwartaal"> ID="1">Thyssen > ID="2">1 800 ton/kwartaal"> ID="1">Saarstahl > ID="2">12 200 ton/kwartaal"> ID="1">Ferdofin > ID="2">14 800 ton/kwartaal"> ID="1">Cockerill-S. > ID="2">18 100 ton/kwartaal"> ID="1">ARBED > ID="2">24 750 ton/kwartaal"> ID="1">BSC > ID="2">4 950 ton/kwartaal"> ID="1">Ensidesa > ID="2">2 250 ton/kwartaal"> ID="1">Unimétal > ID="2">72 000 ton/kwartaal.">

    "

    (68) Een beknopt verslag van de resultaten van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 7 november 1989, opgesteld door het secretariaat en op 10 november 1989 naar de "Walzstahl-Vereinigung" gefaxt, bevestigt het bestaan van een akkoord met betrekking tot de leveringen op de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989:

    "Hopen dat het "systeem van leveringen voor de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989" tot het eerste kwartaal van 1990 en tot alle EGKS-markten wordt uitgebreid."

    (69) Uit het toezicht op de leveringen in het vierde kwartaal van 1989 blijkt dat slechts drie ondernemingen aanzienlijk meer dan voorzien op de Franse markt leverden:

    "" ID="1">Thyssen > ID="2">4 164 ton"> ID="1">Ferdofin > ID="2">18 347 ton"> ID="1">British Steel > ID="2">11 623 ton.">

    (70) Ensidesa woonde de vergaderingen van 13 en 21 september 1989 niet bij. Ook al is het mogelijk dat, zoals Ensidesa beweert, het cijfer van 750 ton per maand voor de leveringen van Ensidesa in Frankrijk oorspronkelijk door de andere ondernemingen zonder instemming van Ensidesa was vastgesteld, blijft het een feit dat Ensidesa dit cijfer kende en zich daaraan hield (haar daadwerkelijke leveringen bedroegen 2 317 ton, dit wil zeggen iets meer dan 770 ton per maand).

    (71) De notulen van de vergadering van 7 november 1989 tonen aan dat de gezamenlijke inspanningen om de leveringen op de Franse markt te beperken als succesvol werden beschouwd en dat Unimétal hoopte dat zij zouden worden voortgezet.

    1.4.3. De "Traverso-methodologie"

    (72) De notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 19 juli 1988 behelzen een beschrijving van een ingesteld systeem van aanpassing van het aanbod aan de vraag:

    "De ondernemingen zullen hun voornemens inzake afzet bekendmaken aan Eurofer, die deze in hun geheel in het licht van de door het CDE opgestelde marktramingen zal beoordelen. Mocht blijken dat sommige van deze voornemens aanzienlijk van vroegere cijfers afwijken, dan zullen de voorzitter van het CDE en het bestuur van Eurofer contact met de betrokken onderneming opnemen en haar vragen een beleid te voeren dat beter ertoe bijdraagt het noodzakelijke evenwicht te bereiken."

    (73) De voorzitter van het CDE was op dat ogenblik en voor de rest van de beschouwde periode (namelijk tot eind 1990) de heer Traverso, een bestuurder van Nuova Italsider SpA en later van ILVA (beide Italiaanse staalproducenten).

    (74) Het in de notulen van de vergadering van 19 juli beschreven systeem werd doorgaans de "Traverso-methode" of "Traverso-methodologie" genoemd (zie bij voorbeeld een intern memo van British Steel van 11 januari 1990).

    Het eerste document dat enig licht werpt op de wijze waarop het systeem functioneerde, is een fax (nr. 1017) betreffende de voornemens inzake leveringen voor het vierde kwartaal van 1988, die door Eurofer aan ARBED/TradeARBED, British Steel, Cockerill Sambre, Usinor Sacilor, Ferdofin, Kloeckner (zie overweging 29), Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen en anderen werd toegezonden. De kopie in het bezit van de Commissie werd aangetroffen bij Peine-Salzgitter, waar deze op 4 augustus 1988 was ingekomen. In de fax wordt gewag gemaakt van een "tabel met een overzicht van de definitieve voornemens inzake leveringen volgens de gegevens ingezameld aan het slot van de laatste CDE-vergadering op 27/28 juli 1988 te Parijs", waarna wordt vervolgd:

    "Onze voorzitter verwacht van alle ondernemingen dat zij deze voornemens inzake leveringen, die verband houden met de prijsstabiliteit, niet overschrijden."

    (75) De Commissie heeft bij Peine-Salzgitter een (ongedateerd) intern memo van Peine-Salzgitter gevonden waarin de voornemens inzake leveringen voor het vierde kwartaal van 1988 met de daadwerkelijke leveringen worden vergeleken. Aan deze in het Duits gestelde nota is een tabel in het Engels gehecht met het opschrift "Categorie III ... (onleesbaar) Voornemens inzake leveringen". Het is niet betwist dat het hier de tabel betreft waarvan in de fax van Eurofer sprake is. De ondernemingen waarvan de voornemens inzake leveringen in de tabel zijn opgenomen, zijn Peine-Salzgitter, Thyssen, Kloeckner (zie overweging 29), Saarstahl, Usinor Sacilor (Unimétal), Ferdofin, Cockerill Sambre, TradeARBED en British Steel.

    Alle ondernemingen behalve Kloeckner blijken in werkelijkheid meer te hebben geleverd dan zij eerder hadden aangekondigd. Het verschil tussen de twee cijfers is tamelijk gering bij Peine-Salzgitter, Cockerill Sambre en Saarstahl, maar vrij aanzienlijk bij de anderen (vooral bij British Steel).

    (76) Dit lijkt erop te wijzen dat het systeem niet erg doeltreffend werkte. Dit was wellicht vooral te wijten aan het feit dat het systeem blijkbaar niet voorzag in sancties voor ondernemingen waarvan de leveringen de eerder door hen aan de heer Traverso gemelde orders of de door deze laatste voorgestelde hoeveelheden overschreden.

    (77) Het vrijwillige karakter van het systeem wordt bevestigd door een telexbericht van 28 november 1988 van Unimétal aan British Steel en het antwoord van British Steel van 6 december 1988. Uit deze correspondentie blijkt echter ook dat de deelnemende ondernemingen niettemin aan het systeem groot belang hechtten en dat de betrokken ondernemingen de door de voorzitter van het CDE voorgestelde hoeveelheden althans in beginsel beschouwden als cijfers waaraan zij zich hadden te houden. Ondernemingen die deze voorstellen naast zich neerlegden, konden verwachten dat de andere deelnemers op hun eigen markten retorsiemaatregelen zouden treffen.

    (78) Het systeem werd begin 1989 opgeschort. Het werd begin 1990 hervat (met betrekking tot de leveringen in het eerste kwartaal van 1990). British Steel heeft dit bevestigd, en het wordt bewezen door een nota van 20 juli 1990 van British Steel en door het feit dat Peine-Salzgitter op 31 januari 1990 een brief aan de voorzitter van het CDE zond waarin zij hem haar voornemens inzake leveringen voor het eerste en het tweede kwartaal van 1990 meedeelde.

    (79) Al bij al echter schijnt dit systeem om vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen niet zo goed te hebben gefunctioneerd, noch lang te zijn volgehouden.

    Een ongedateerde nota in het archief van British Steel met een samenvatting van de resultaten van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 21 maart 1990 vermeldt de volgende opmerking van de heer G. (Unimétal) met betrekking tot de Franse markt:

    "G. gaf als zijn opvatting te kennen dat de Traverso-procedure was mislukt door de "obstructie" van sommige producenten."

    1.5. De prijsvaststellingsregelingen

    1.5.1. Richtprijzen

    (80) In de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 30 juli 1986 wordt met betrekking tot de markt voor balken in de Gemeenschap aangetekend:

    "De Eurofer-walserijen doen pogingen om de prijzen te stabiliseren en de invoer te beveiligen. Beslissingen betreffende met name prijzen zullen op een vergadering over enkele dagen worden genomen."

    (81) Aan de door de Commissie bij de "Walzstahl-Vereinigung" ontdekte kopie van deze notulen was een document met de "prijzen voor kwartaal 4/86" voor de Scandinavische markten gehecht. Met betrekking tot balken op de Deense markt wordt vermeld:

    "Informatie wordt verstrekt na nieuwe vaststelling van prijzen in EEG-landen."

    In de notulen van andere Eurofer/Scandinavië-vergaderingen zijn soortgelijke verwijzingen te vinden.

    (82) In een fax van 27 maart 1987 aan het CPS zette de "Walzstahl-Vereinigung" uiteen dat de voorzitter van het "Poutrelles Committee" voortgang wenste te maken met de bespreking van twee bijzondere onderwerpen vóór de volgende vergadering op 7 april 1987. Een van deze thema's was de harmonisatie van de prijzen in de EGKS:

    "Het tot stand brengen van vergelijkbare prijsniveaus in de EG, en meer bepaald hoe snel de Franse prijzen kunnen worden verhoogd tot niveaus die grosso modo met die in aangrenzende landen overeenstemmen (bepaalde afwijkingen kunnen worden gedoogd, voor zover zij de markt niet ontwrichten)."

    (83) De volgende vergadering vond op 3 juni 1987 plaats. In een interne nota van 2 juni 1987 van Peine-Salzgitter met instructies voor de voorzitter van het "Poutrelles Committee" staat:

    "Het doel op korte termijn van de vergadering van 3 juni zou echter moeten zijn bindende prijzen voor balken voor het derde kwartaal van 1987 vast te stellen."

    (84) Op deze vergadering of een van de volgende vergaderingen werd inderdaad een beslissing over de prijzen voor het derde kwartaal van 1987 genomen. Dit blijkt uit de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 4 augustus 1987, waarin met betrekking tot de markt voor balken in de EGKS wordt vermeld dat de voor het derde kwartaal van 1987 geplande prijzen waren verwezenlijkt.

    (85) Het "Poutrelles Committee" besliste vervolgens prijsverhogingen voor de verkoop in het vierde kwartaal van 1987 vast te stellen. Dit komt naar voren uit een intern memo van Peine-Salzgitter van 9 november 1987:

    "Met het oog op verdere consolidatie of implementatie van de op 1 oktober 1987 ingevoerde prijsverhogingen is tijdens de vergadering van het "Poutrelles Committee" in Parijs op 28 oktober 1987 overeengekomen de prijzen op 1 januari 1988 niet opnieuw te verhogen. Dit moet echter worden gezien in de context van het voorstel om de prijzen in elk geval op 1 april 1988 te verhogen. Er moet tijdig van gedachten worden gewisseld over de omvang van die verhoging."

    (86) Dit verslag wordt - althans wat de Duitse markt betreft - bevestigd door de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 4 november 1987, waarin staat:

    "Duitsland: prijzen zullen tijdens kw4 richtniveau bereiken. Geen prijsverhoging gepland voor kwartaal 1/88."

    (87) In de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 2 februari 1988 komt de volgende passage voor:

    "Besloten is de prijzen op 1 april als volgt te verhogen: op de Duitse markt met 20 DM voor de categorieën 1, 2A, 2B2 en 2B3, en met 10 DM voor categorie 2B1; op de Franse markt met 50 Ffr. voor alle categorieën behalve 2C.

    Het ligt ook in de bedoeling de prijzen op de Britse markt per 1 april 1988 te verhogen, maar met hoeveel is nog niet beslist."

    (88) Wat de resultaten van de vergadering van 19 juli 1988 waren, wordt aangetoond door een tabel die als bijlage bij de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 25 juli 1988 is gevoegd, waarvan bij Usinor Sacilor een kopie is aangetroffen. Deze tabel laat de zogenoemde "prix de marché T4-88" voor balken in de EGKS zien. Er worden voor elke categorie (1, 2a, 2b1, 2b2, 2b3 en 2c basisprijzen in, respectievelijk, Duitsland, Frankrijk en België/Luxemburg vermeld.

    (89) In de notulen van de vergadering van 18 oktober 1988 wordt aangetekend dat de voor het vierde kwartaal van 1988 geplande prijsverhoging op de markten was verwezenlijkt. De notulen bevatten ook een lijst van zogenoemde "prijsramingen" voor het eerste kwartaal van 1989:

    "

    Prijsramingen voor het eerste kwartaal van 1989 De prijsverhogingen worden op 25-40 DM in Duitsland, 50-100 Ffr. in Frankrijk en 200-800 Bfr. in Benelux geraamd. Zij zullen de volgende prijsniveaus opleveren: "" ID="1">Cat. 1 januari:

    2 250 Ffr.

    Basis> ID="2">630 DM

    Basis> ID="3">13 500 Bfr.

    Basis> ID="4">480 000 lire

    Basis"> ID="1">Cat. 2a januari:

    2 350 Ffr.

    Basis> ID="2">670 DM

    Basis> ID="3">14 000 Bfr.

    Basis> ID="4">530 000 lire

    Basis"> ID="1">Cat. 2b1

    2 350 Ffr.

    Basis> ID="2">670 DM

    Basis> ID="3">14 000 Bfr.

    Basis> ID="4">530 000 lire

    Basis"> ID="1">Cat. 2b2

    2 450 Ffr.

    Basis> ID="2">720 DM

    Basis> ID="3">15 000 Bfr.

    Basis> ID="4">540 000 lire

    Basis"> ID="1">Cat. 2b3

    2 600 Ffr.

    Basis> ID="2">760 DM

    Basis> ID="3">15 700 Bfr.

    Basis> ID="4">560 000 lire

    Basis"> ID="1">Cat. 2c

    2 650 Ffr.

    Basis> ID="2">795 DM

    Basis> ID="3">16 500 Bfr.

    Basis> ID="4">600 000 lire

    Basis""Duitsland: min "handelaars"-korting van 2,5 %

    plus 20 DM voor kleine handelaren

    plus 80 DM voor gebruikers

    Frankrijk: plus 100 Ffr. voor gebruikers

    Italië: plus 30 000 lire voor gebruikers

    Er worden ook nieuwe prijsverhogingen voor Spanje voor het eerste kwartaal van 1989 gepland.>

    "

    (90) Uit een vergelijking van deze tabel met de aan de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 25 juli 1988 gehechte tabel blijkt dat, wat de markten van Frankrijk, Duitsland en België/Luxemburg betreft (de aan de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering gehechte tabel bevat geen cijfer betreffende de Italiaanse markt), het verschil tussen de prijzen voor het vierde kwartaal van 1988 en die voor het eerste kwartaal van 1989 inderdaad voor de verschillende categorieën tussen 25 en 40 DM, 50 en 100 Ffr. en 200 en 800 Bfr. bedraagt. De enige uitzondering betreft categorie 1 in Frankrijk (verhoging van 150 Ffr.) en in België/Luxemburg (verhoging van 1 000 Bfr.).

    (91) De bewoordingen van de hierboven aangehaalde passage uit de notulen van de vergadering van 18 oktober (zie overweging 89) laten vermoeden dat de in deze tabel vermelde prijzen niet die zijn welke de betrokken ondernemingen als resultaat van de prijsvorming op de markt verwachtten, maar de prijzen die zij waren overeengekomen toe te passen. Dit wordt bevestigd door een door Thyssen op 22 september 1988 aan TradeARBED toegezonden telex-bericht:

    "In feite zou het meest nuttige moment voor de discussie na de Eurofer/Scandinavië-vergadering zijn. Maar omdat dit vrij laat is, zouden wij mijns inziens onze vrienden van onze algemene intentie voor de EG op de hoogte moeten brengen en parallelle actie bepleiten, dit wil zeggen verhogingen vor het Scandinavische programma van:

    Zweden 100 Zkr.

    Noorwegen 100 Nkr.

    Finland 40 FM

    Er kan dan op 29 september over categorie 2c worden beslist."

    (92) Het blijkt dat de Eurofer-ondernemingen over de toekomstige prijzen hadden gesproken en dat zij voornemens waren, wat balken binnen het "Scandinavische programma" (d.w.z. de categorieën 1, 2a, 2b1, 2b2 en 2b3) betreft, prijsverhogingen van ongeveer 40 FM toe te passen.

    (93) In de notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 3 november 1988 wordt met betrekking tot de markten voor balken in de EGKS vermeld:

    "Er worden nieuwe prijsverhogingen gepland voor het eerste kwartaal van 1989, en de sector verwacht deze. Het gaat om verhogingen van 25-40 DM in Duitsland, 50-100 Ffr. in Frankrijk en 200-800 Bfr. in Benelux."

    (94) In de notulen van de vergadering van 13 december 1988 staat dat de prijsverhogingen voor de leveringen in het eerste kwartaal van 1989 (abusievelijk als "1988" vermeld) in Duitsland en Frankrijk zonder problemen door de afnemers werden aanvaard en dat nieuwe verhogingen werden overwogen.

    (95) In de notulen van de vergadering van 10 januari 1989 wordt aangetekend dat de voor het eerste kwartaal van 1989 "geplande" prijzen op de markten van Duitsland, Frankrijk, Benelux, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk waren verwezenlijkt. In de notulen worden ook de in het tweede kwartaal van 1989 "verwachte" prijsverhogingen en de uit die verhogingen voortvloeiende prijzen vermeld.

    (96) In een ongedateerde archiefnota van British Steel betreffende de resultaten van deze vergadering is sprake van "prijsvoornemens". Deze worden vermeld in een bij die nota gevoegde tabel met het opschrift "Europese prijsvoornemens april/juni - verhogingen". De tabel geeft een overzicht van de verhogingen per categorie op de respectieve markten (tussen 10 en 20 DM in Duitsland, tussen 30 en 50 Ffr. in Frankrijk, tussen 200 en 400 Bfr. in België en 20 000 lire in Italië) en van de "resulterende nieuwe niveaus april 1989".

    De cijfers voor Frankrijk, Duitsland en Benelux zijn identiek met die in de notulen van de vergadering van 10 januari 1989. De prijzen voor Italië zijn 20 000 lire per ton hoger dan de overeenkomstige cijfers in de notulen. Deze afwijking is blijkbaar het gevolg van een misverstand bij British Steel.

    Een intern memo van 13 januari 1989 van Peine-Salzgitter bevat overeenkomstige gegevens:

    "Tijdens de vergadering van het Poutrelles Committee op 10 januari 1989 werden de reeds voor 1 april geplande prijsverhogingen als volgt vastgesteld (. . .)."

    (97) De notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 1 februari 1989 verschaffen nadere informatie betreffende de prijsafstemming in het "Poutrelles Committee":

    "Er werd ook op gewezen dat gedurende drie kwartalen "harmonische" basisprijzen (een verschil van ongeveer 10 DM tussen de verschillende markten in de Gemeenschap) waren gerealiseerd."

    (98) Blijkens de notulen van de vergadering van 7 februari 1989 gaven de deelnemers te kennen dat de voor het tweede kwartaal van 1989 geplande prijzen op alle betrokken markten (Duitsland, Frankrijk, Benelux, Italië en Spanje) zonder problemen waren of zouden worden verwezenlijkt. De in de notulen van de vergadering van 10 januari vermelde prijzen werden aangevuld met die voor twee categorieën in Italië en met prijzen voor Spanje.

    (99) In de notulen van de vergadering van 19 april 1989 wordt aangetekend dat de verwachte prijzen in Duitsland, Frankrijk en Italië werden verwezenlijkt en dat British Steel voornemens was haar prijzen te verhogen. De in de notulen vermelde prijzen voor het derde kwartaal van 1989 zijn in wezen identiek met die voor het tweede kwartaal van 1989, zoals vermeld in de notulen van de vergaderingen van 10 januari 1989 en 7 februari 1989.

    (100) Een memo van 24 april 1989 van British Steel verschaft nadere informatie betreffende de in het Verenigd Koninkrijk toegepaste prijzen:

    "Ik heb het comité meegedeeld dat BS begin juni haar prijzen met 4 à 5 % zou verhogen, en voorgesteld dat ondernemingen in het VK tegen de "price ruling" van BS verkopen, om te vermijden dat die verhoging wordt ondermijnd."

    Het memo wijst ook op het bestaan van een conflict tussen de Spaanse producenten en British Steel:

    "De Spaanse groep klaagde over de agressieve verkoop van British Steel in Spanje en meer bepaald over de lage prijzen. British Steel leverde commentaar op de grote hoeveelheid (21 kT in januari en februari) die vanuit Spanje in het VK werd ingevoerd, en op de ontwrichtende prijzen waartegen deze werd verkocht."

    In een beknopt verslag van de "Walzstahl-Vereinigung" betreffende de resultaten van de vergadering wordt gezegd dat door middel van bilaterale gesprekken een oplossing voor dit bijzondere probleem moest worden gevonden.

    (101) Blijkens de notulen van de vergadering van 6 juni 1989 deden zich moeilijkheden voor in verband met kleinere balken (categorieën 1 en 2) in Frankrijk en Italië, maar verklaarden zowel Unimétal als de Italiaanse producenten vastbesloten te zijn hun prijzen te handhaven. British Steel (die de vergadering niet bijwoonde) liet haar concurrenten weten dat de prijsverhogingen op de Britse markt zonder problemen werden aanvaard.

    (102) Op de vergadering van 11 juli 1989 werd meegedeeld dat de geplande prijzen op de Franse markt werden verwezenlijkt, behalve wat de categorieën 1 en 2a betreft, waarvan de prijzen zwak waren. Op de Benelux-markten waren aanbiedingen genoteerd tegen beneden de geplande niveaus liggende prijzen:

    "Niettemin zijn de geplande prijzen gehaald en moeten deze worden gehandhaafd."

    Met betrekking tot de Britse markt werd bevestigd dat de prijsverhoging van rond 4,25 % door de afnemers was aanvaard.

    Bij de bespreking van de prijzen voor het vierde kwartaal van 1989 kwam aan het licht dat, gezien de verhoging van de toeslagen volgens grootte en kwaliteit (zie punt 1.5.2 hierna), de Duitse producenten niet het voornemen hadden hun prijzen te verhogen. Daarom werden de geplande en verwezenlijkte prijzen van het derde kwartaal van 1989 gehandhaafd.

    (103) In de notulen van de vergadering van 3 augustus 1989 komt de volgende passage (betreffende de Franse markt) voor, die licht werpt op de ideeën en intenties van de leden van het "Poutrelles Committee":

    "De staalhandelaren zijn op het ogenblik ietwat terughoudend om orders te plaatsen, in de "hoop" dat de prijzen spoedig zullen dalen."

    De aanhalingstekens laten vermoeden dat de leden van het "Poutrelles Committee" niet dachten dat die hoop gewettigd was.

    (104) Vermeld werd dat de prijsniveaus voor de categorieën 1 en 2a intussen door de afnemers in Italië waren aanvaard. In Groot-Brittannië waren de prijzen, die begin juni waren verhoogd, naar verluidt stabiel. De notulen wekken de indruk dat op geen van de betrokken markten een verhoging van de basisprijzen (19) in het vierde kwartaal van 1989 werd gepland.

    (105) De Commissie heeft bij Valor een ongedateerd document ontdekt dat volgens Valor deel uitmaakte van een intern memorandum dat Usinor Sacilor voor de vergadering van 21 september 1989 had opgesteld. Het gaat in het document over de verhouding tussen artikel 60 en artikel 65 van het EGKS-Verdrag. Nadat is opgemerkt dat artikel 60 een onderneming niet belet toekomstige prijzen bekend te maken lang voordat zij van kracht moeten worden, vervolgt het document:

    "6. Artikel 65 verbiedt echter uitdrukkelijk alle overeenkomsten tussen ondernemingen die erop gericht zijn "prijzen vast te leggen of te bepalen". Het lijkt evident dat het met deze bepaling in strijd zou zijn dat verschillende ondernemingen hun beslissing bekend maken om hun prijzen op dezelfde dag in dezelfde mate te verhogen.

    7. Er zijn twee oplossingen mogelijk:

    a) vage bewoordingen die impliceren dat ingevolge de gesteldheid van de markt binnen onbepaalde tijd een prijswijziging mogelijk zou moeten zijn,

    b) "prijsleiderschap", een door Amerikaanse ondernemingen toegepaste methode. Eén onderneming maakt haar voornemen kenbaar om op een bepaalde dag haar prijzen te verhogen of te verlagen. De andere ondernemingen maken enkele dagen later bekend dat zij het voornemen hebben het voorbeeld van hun concurrent te volgen."

    Hieruit blijkt dat Usinor Sacilor naar wegen zocht om de mededingingsregels van het EGKS-Verdrag te ontgaan.

    (106) In de notulen van de vergadering van 7 november 1989 wordt vermeld dat voor het eerste kwartaal van 1990 geen prijsverhogingen waren gepland. De enige uitzondering betrof Frankrijk, waar Unimétal hoopte de prijzen van kleinere balken met 50 Ffr. te verhogen.

    (107) De volgende vergadering vond op 12 december 1989 plaats. Wat de resultaten van die vergadering waren, blijkt uit een "speaking note" van de vertegenwoordiger van TradeARBED (welke toen de Eurofer/Scandinavië-vergaderingen voorzat) met het oog op de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 31 januari 1990, die ook een goed inzicht geeft in de ideeën en intenties van de Eurofer-ondernemingen:

    "Het is bijgevolg absoluut noodzakelijk dat de Eurofer-walserijen en onze Scandinavische vrienden de markt niet onder druk zetten.

    (. . .)

    De prijzen voor het vierde kwartaal van 1989 zijn in principe in het eerste kwartaal van 1990 gehandhaafd. De nieuwe toeslagen volgens grootte vormen niet langer een probleem. Het valt echter, met name wat de categorieën 1, 2a en 2b1 betreft, te betreuren dat sommige walserijen het de voorbije twee of drie weken nodig hebben geacht beneden de geprogrammeerde prijzen te gaan en zo grijze zones van 15-20 DM te creëren. Hieraan moet onmiddellijk een einde komen.

    Het is duidelijk dat deze grijze zone in het tweede kwartaal moet verdwijnen en dat de geprogrammeerde prijzen over de gehele linie moeten worden toegepast, vooral omdat het tweede kwartaal waarschijnlijk de vereiste vraag zal genereren. Ik doe op iedereen hier een beroep om deze regel strikt in acht te nemen."

    (108) In de notulen van de vergadering van 14 februari 1990 wordt met betrekking tot de prijzen voor het tweede kwartaal van 1990 opgemerkt dat de producenten hoopten terug te keren naar de prijsniveaus die zij in het vierde kwartaal van 1989 hadden bereikt:

    "Op het stuk van de prijzen hoopten de plaatselijke walserijen ten zeerste het huidige tekort (van ongeveer 20 DM) weg te werken en snel terug te keren naar de niveaus die, wat elk van hen betreft, in het vierde kwartaal van 1989 waren bereikt."

    (109) Enkel Unimétal verklaarde dat zij voornemens was de prijs van categorie 2c met 45 Ffr. te verhogen. Dit is geen toeval. In een brief van 6 november 1989 aan Unimétal (met een kopie voor TradeARBED) had de voorzitter van het "Poutrelles Committee" als zijn opvatting te kennen gegeven dat het van het allergrootste belang was de prijzen in de EGKS te harmoniseren om, wat hij "distorsies" van de handelsstromen noemde, te voorkomen.

    De heer Meyer wees erop dat zijns inziens categorie 2c in dit verband voor een ernstig probleem zorgde, omdat de prijzen in Frankrijk enerzijds en Duitsland anderzijds sinds enige tijd met ongeveer 30 DM per ton verschilden. De voorzitter van het "Poutrelles Committee" achtte de tijd rijp om deze kloof te dichten:

    "Dit is een goed moment om de kloof met de Duitse prijs te dichten. Ik ben ervan overtuigd dat dit reeds enige tijd nodig is, en volgens mij is het nu haalbaar."

    (110) Peine-Salzgitter herhaalde haar verzoek in een brief van 19 december 1989. Op 7 februari 1990 zond TradeARBED een fax naar Unimétal (met een kopie voor Peine-Salzgitter), waarin zij bij de Franse producent erop aandrong zijn prijs van categorie 2c te verhogen om, ondanks wat zij een nogal moeilijke positie op de markten noemde, deze "distorsie" recht te trekken:

    "Deze distorsie zet een aantal Franse handelaren ertoe aan om nog verder op de Duitse markt door te stoten, waardoor de prijsstructuur in Duitsland wordt verstoord (. . .). Ook al zijn de omstandigheden niet gunstig voor een prijsverhoging, de prijzen van deze categorie zouden met 100 Ffr./ton moeten stijgen, uiterlijk bij de leveringen in het tweede kwartaal."

    (111) Kort na de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 14 februari 1990 zond British Steel een fax naar TradeARBED, Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl en Unimétal/Valor (de heer G.), waarin werd uiteengezet welke omschrijving van de categorieën A1, A2 en A3 British Steel op dat ogenblik hanteerde. Op 19 februari zouden telefonisch nadere toelichtingen worden verstrekt.

    (112) Op het origineel van deze fax dat de Commissie bij British Steel heeft gevonden, zijn met de hand notities aangebracht. Onder het opschrift "Suggested £/t interpen. allowances" zijn voor elke categorie cijfers voor, voorraadhoudende handelaren respectievelijk andere handelaren bijgeschreven. De betekenis van deze cijfers wordt verduidelijkt door een interne memo van British Steel van 20 februari 1990:

    "Aan G. is meegedeeld welke prijzen kunnen worden gevraagd zonder dat zij door ons als verstorend worden beschouwd. Ik ben er niet in geslaagd contact op te nemen met Saarstahl - (Baron Dr. Von Engelhard) maar ik heb vorige week tegenover hem zeer nadrukkelijk ons ongenoegen geuit over de overdreven lage prijzen die hij in het VK aanbiedt. Het zou niet onredelijk zijn indien wij Unimétal duidelijk maakten dat de gevolgen van de zonden van Saarstahl niet zozeer in Duitsland als wel in Frankrijk voelbaar zouden moeten zijn."

    Uit dit alles blijkt dat British Steel haar belangrijkste concurrenten liet weten welke prijzen (of "interpenetration allowances") zij zou tolereren.

    (113) Blijkens de notulen van de vergadering van 21 maart 1990 betreurde British Steel het feit dat op de Britse markt bepaalde aanbiedingen waren gedaan tegen prijzen die 55 tot 70 pond sterling lager waren dan die in de prijslijst van British Steel. In een ongedateerde archiefnota van British Steel betreffende de resultaten van deze vergadering staat:

    "Boodschap van BS voor EG-producenten is deze kortingen niet te steunen."

    (114) Het memo van British Steel behelst ook informatie betreffende de Duitse markt:

    "Duitse groep wenste verhoging van 20 DM toe te passen op basisprijzen om positie te heroveren zoals voorzien in oktober laatstleden, toen toeslagen met 20/25 DM omhooggingen (basisprijzen zijn sindsdien afgegleden)."

    (115) Blijkens de notulen van de vergadering van 16 mei 1990 maakte British Steel bekend dat zij overwoog de prijzen in het Verenigd Koninkrijk voor het derde kwartaal van 1990 te verhogen, en dat in mei een beslissing zou worden genomen. In een door Usinor Sacilor overgelegde nota van 18 mei 1990 wordt vermeld dat British Steel de andere producenten had gevraagd tot eind mei te wachten vooraleer bindende aanbiedingen voor leveringen in het Verenigd Koninkrijk te doen.

    Op 7 juni 1990 zond British Steel een fax naar TradeARBED, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen, Ensidesa, Unimétal en Aristrain:

    "Bijgaand details betreffende nieuwe wijzigingen van Prijslijst 5 van British Steel per 1 juli 1990 voor constructiebalken.

    (. . .)

    Er is over de gehele lijn een verhoging van ongeveer 5 % ten opzichte van onze vorige lijst. Gelieve ervoor te zorgen dat bij aanbiedingen voor het derde kwartaal ten volle met deze verhoging rekening wordt gehouden."

    (116) Een interne nota (gedateerd 9 juli 1990) van Peine-Salzgitter met instructies voor de voorzitter van het "Poutrelles Committee" met het oog op de vergadering van 10 juli 1990 bevat een opsomming van de toen besproken beleidsthema's. De auteur stelt voor om, gezien de gedeeltelijke verhoging van de toeslagen volgens grootte, niet tot een "officiële verhoging" van de prijzen met ingang van het vierde kwartaal van 1990 over te gaan. Bij de deelnemers moest echter erop worden aangedrongen de nieuwe toeslagen volgens grootte en de overeengekomen prijzen toe te passen:

    "Oproep aan alle deelnemers met betrekking tot het derde en het vierde kwartaal:

    - implementatie van de nieuwe toeslagen volgens grootte;

    - implementatie van de overeengekomen prijsniveaus/afbraak van grijze kortingen."

    (117) In een intern memo van British Steel van 17 juli 1990 wordt gezegd dat de andere producenten tot dusver "weinig acht hadden geslagen" op de richtsnoeren van British Steel inzake prijsniveaus voor verkoop in het Verenigd Koninkrijk. Blijkens het memo van British Steel van 20 juli 1990 maakte British Steel van de vergadering van 10 juli 1990 gebruik om haar concurrenten andermaal ertoe aan te zetten de nieuwe prijzen van British Steel in acht te nemen.

    Een ander memo van British Steel van 30 juli 1990 brengt aan het licht dat British Steel het gedrag van TradeARBED bijzonder irritant vond:

    "Het lijdt weinig twijfel dat ARBED, die als de grootste EEG-importeur wordt beschouwd, een onverantwoordelijk prijsbeleid heeft gevoerd en zich niet aan het akkoord heeft gehouden dat wij tijdens onze ontmoeting met Everard en Sevening hadden bereikt. Belangrijk, zij bieden op het gehele assortiment grote kortingen aan."

    (118) Blijkens de notulen van de vergadering van 11 september 1990 was aan de deelnemers meegedeeld dat de afnemers in het Verenigd Koninkrijk de verhoging van de prijslijst van British Steel aanvaardden. Met betrekking tot de andere markten wordt in de notulen vermeld dat een prijsverhoging van 25 tot 30 DM "voorzienbaar" was.

    (119) In een memo van British Steel van 25 september 1990, waarin verslag wordt uitgebracht van de resultaten van deze vergadering, worden er minder doekjes om gewonden:

    "Het algemene gevoelen is dat de prijzen met mate - ongeveer 30 DM/t - omhoog zouden moeten. Enige discussie of dit bij de basis zou moeten komen of nog eens bij de toeslagen. Waarschijnlijk tijdstip voor de verhoging is 1 januari."

    Uit deze memo blijkt ook dat British Steel niet aan de prijsdiscussie deelnam:

    "British Steel heeft zich buiten de prijsdiscussie gehouden. Gewoon gebleven in de geest van transparantie. Voorzitter nadrukkelijk geadviseerd de markt niet te laten weten dat "de Eurofer-producenten tot een verhoging hadden besloten"."

    (120) In de notulen van de vergadering van 9 oktober 1990 wordt vermeld dat over de prijzen voor het eerste kwartaal van 1991 was gesproken en dat een verhoging van 20 tot 30 DM voor de afnemers op het continent aanvaardbaar zou zijn. Er werd voor de Britse markt geen "voorspelling" gedaan.

    (121) Een fax van 19 december 1990 van de "Walzstahl-Vereinigung" aan Ferdofin laat zien dat de betrokken ondernemingen hoopten een prijsverhoging van 20 DM per ton te bewerkstelligen door nieuwe toeslagen toe te passen (zie punt 1.5.2 hierna):

    "Er moet aan worden herinnerd dat werd verwacht dat de in het vierde kwartaal van 1990 geldende prijsniveaus in het eerste kwartaal van 1991 zouden worden gehandhaafd, zij het gepaard gaande met een voortdurende verbetering van de opbrengst uit verkoop met 20 DM per ton gemiddeld tegen het einde van het kwartaal door toepassing van de nieuwe toeslagen."

    1.5.2. Harmonisatie van toeslagen

    (122) Op de vergadering van 18 oktober 1988 werd een voorstel van Usinor Sacilor tot harmonisatie van de toeslagen volgens kwaliteit voorgelegd. Blijkens de notulen van de vergadering van 15 november 1988 werden de in Duitsland toegepaste toeslagen volgens kwaliteit als streefdoel ( "Zielpreis") gekozen.

    British Steel maakte op die vergadering bekend dat zij bij het bepalen van haar prijzen met de resultaten van deze harmonisatie rekening zou houden.

    (123) In de notulen van de vergadering van 10 januari 1989 wordt vermeld dat een "Italiaanse vertegenwoordiger" op die vergadering een voorstel tot harmonisatie van de toeslagen volgens grootte voor IPE-, HEB- en HEA-balken had voorgelegd. Men was overeengekomen dit voorstel te bestuderen en een project inzake harmonisatie van de toeslagen volgens grootte uit te werken dat in het derde of vierde kwartaal van 1989 zou worden uitgevoerd.

    (124) Verhoging van de toeslagen bracht natuurlijk het risico met zich dat een onderneming in de verleiding zou komen die verhoging door een verlaging van de basisprijs te neutraliseren om zodoende een voordeel ten opzichte van haar concurrenten te verkrijgen. De leden van het "Poutrelles Committee" schijnen zich van dat risico bewust te zijn geweest, maar zij beschouwden het blijkbaar niet als een ernstige bedreiging. In haar brief van 24 februari 1989 aan de voorzitter van het comité (waarvan de Commissie een ontwerp in haar bezit heeft) verklaarde Ferdofin:

    "Ik beweer dat de Europese groep (met inbegrip van Ferdofin) die HE-balken produceert, voldoende homogeen is om uit te sluiten dat in geval van verhoging van de toeslagen volgens grootte de basisprijzen zullen worden verlaagd."

    (125) In de notulen van de vergadering van 19 april 1989 wordt vermeld dat een werkgroep zou bijeenkomen om de omvang van de per 1 oktober 1989 toe te passen verhogingen ( "hausses") van de toeslagen volgens grootte te bepalen. Er zijn bewijzen dat die bijeenkomst op dezelfde dag plaatsvond, blijkbaar na de vergadering van het "Poutrelles Committee".

    Uit een verslag over de resultaten van de bijeenkomst van die werkgroep blijkt dat de leden van het "Poutrelles Committee" via de daartoe opgerichte werkgroep waren overeengekomen de toeslagen volgens grootte voor balken zowel te harmoniseren als te verhogen:

    "Gelet op het feit dat de datum voor toepassing van deze nieuwe toeslagen door het Poutrelles Committee op 1 oktober 1989 was vastgesteld, stelde de Italiaanse groep totale afstemming op de hoogste toeslagen volgens grootte in de Gemeenschap voor.

    Het werd echter verkieslijk geacht stapsgewijs te werk te gaan. De vergadering legde de volgende richtsnoeren vast:

    1. Er zal naar boven toe worden geharmoniseerd.

    Dit mag onder geen beding tot een verlaging van de catalogusprijs leiden.

    2. Dit vormt een tweede stap.

    Voor een aantal profielen zal aan een derde stap moeten worden gedacht om de huidige kloof met de hoogste toeslag in de Gemeenschap te verkleinen.

    3. De toepassingsdatum is vastgesteld op 1 oktober 1989."

    Het verslag bevat een lijst van de geharmoniseerde toeslagen voor alle IPN-, UPN-, IPE-, HEA-, HEB- en HEM-balken.

    (126) De Commissie heeft sommige van de werkdocumenten (gevonden bij de "Walzstahl-Vereinigung") in haar bezit gekregen, alsook tabellen (aangetroffen bij Valor), waarin de op dat ogenblik in Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Italië toegepaste toeslagen volgens grootte met de nieuwe, per 1 oktober 1989 toe te passen toeslagen volgens grootte worden vergeleken. Uit deze documenten blijkt dat de op 19 april 1989 overeengekomen harmonisatie tot een verhoging van nagenoeg alle op dat ogenblik in Frankrijk, Duitsland en Luxemburg toegepaste toeslagen volgens grootte leidde. In vele gevallen was die verhoging zeer aanzienlijk. Voor HEB 200, bij voorbeeld, waren eerder in Frankrijk, Duitsland en Luxemburg toeslagen van respectievelijk 20, 19 en 19 ecu toegepast; deze werden nu tot 46 ecu per ton verhoogd. Dat de "harmonisatie" van de toeslagen volgens grootte een prijsverhoging tot gevolg had, wordt door een intern memo van Peine-Salzgitter van 10 juli 1989 bevestigd.

    (127) Uit een intern memo van 5 juni 1989 van Peine-Salzgitter blijkt dat Peine-Salzgitter bij brief van 23 mei 1989 de Commissie van de nieuwe, door Peine-Salzgitter toe te passen toeslagen in kennis had gesteld. Dit toont duidelijk het feit aan dat deze geharmoniseerde toeslagen eerst werden aangemeld nadat daarover tussen de leden van het "Poutrelles Committee" een akkoord was bereikt. De notulen van de Eurofer/Scandinavië-vergadering van 25 april 1989 bevestigen dat de nieuwe toeslagen volgens grootte vóór die datum niet waren bekendgemaakt.

    (128) Op de vergadering van 6 juni 1989 verklaarden de Spanjaarden dat zij hun toeslagen volgens grootte trapsgewijs zouden verhogen om deze met de Europese niveaus in overeenstemming te brengen.

    (129) Op dezelfde vergadering kwam het punt van de harmonisatie van de toeslagen volgens kwaliteit ter sprake. Er werd een gelijkaardige beslissing genomen als op de vorige vergadering met betrekking tot de toeslagen volgens grootte, namelijk dat de harmonisatie in hogere prijzen moest resulteren:

    "De vergadering besliste het harmonisatievoorstel van de Franse groep goed te keuren. De datum van inwerkingtreding werd op 1 oktober 1989 gesteld. Benadrukt werd dat het om een opwaartse harmonisatie zou gaan en dat zij in geen geval tot een verlaging van de catalogusprijs mag leiden."

    Er is een lijst van de nieuwe toeslagen in de notulen opgenomen en voorts wordt vermeld dat British Steel (per telex) had laten weten zich naar de resultaten van deze harmonisatie te zullen schikken.

    (130) In een brief van 15 december 1989 aan de heer Arnuzzo (Ferdofin) wees Peine-Salzgitter erop dat verscheidene leden van het "Poutrelles Committee" op de (niet door Ferdofin bijgewoonde) vergadering van 12 december 1989 hadden gevraagd of Ferdofin met name op de Duitse markt de nieuwe toeslagen toepaste.

    Ferdofin antwoordde per telexbericht op 21 december 1989 en verzekerde Peine-Salzgitter dat zij bij haar leveringen op alle Europese markten sinds 1 oktober 1989 zonder uitzondering de nieuwe toeslagen had toegepast.

    (131) De toepassing van de nieuwe toeslagen blijkt een weerslag op de basisprijs te hebben gehad. In de notulen van de vergadering van 14 februari 1990 staat:

    "De nieuwe toeslagen zijn volledig verwerkelijkt, zij het jammer genoeg soms ten koste van de basisprijzen."

    (132) In de notulen van de vergadering van 16 mei 1990 wordt vermeld dat de producenten "overwogen" de toeslagen volgens grootte met ingang van 1 juli 1990 met 15 tot 20 DM te verhogen.

    Hieraan lag een voorstel van de deelnemers uit Duitsland en Luxemburg ten grondslag (zie de fax van 11 mei 1990 van Peine-Salzgitter aan het secretariaat). Onderzoek van dit document leert dat de voorgestelde wijzigingen tot een nagenoeg volledige harmonisatie van de betrokken toeslagen volgens grootte, maar ook tot een aanzienlijke verhoging van het bedrag van deze toeslagen zouden hebben geleid.

    (133) Terwijl in de notulen van de vergadering de indruk wordt gewekt dat slechts over een verhoging van de toeslagen volgens grootte werd gedacht, blijkt uit een verslag van de "Walzstahl-Vereinigung" dat in werkelijkheid alle deelnemers dit voorstel hadden aanvaard:

    "Alle aanwezige groepen hebben dit voorstel aanvaard, op voorwaarde dat het niet nog eens, zoals in het vierde kwartaal van 1989, tot verlaging van de basisprijzen leidt".

    Dit wordt ook bevestigd door een vertrouwelijke nota van 17 mei 1990, die door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" aan Unimétal werd toegezonden:

    "Alle groepen hebben bevestigd het met dit voorstel eens te zijn, met onmiddellijke bekendmaking en toepassing vanaf 1 juli 1990."

    (134) Bij fax van 21 mei 1990 bracht Peine-Salzgitter de vertegenwoordiging van Aristrain in Duitsland (die de vergadering van 16 mei niet had kunnen bijwonen) op de hoogte van de bijzonderheden van het bereikte akkoord. Blijkens dit document was ook overeengekomen dat orders voor leveringen in de periode vanaf 1 juli 1990 door de deelnemers niet vóór 1 juni 1990 zouden worden aanvaard.

    (135) Uit de vertrouwelijke nota van 17 mei 1990 van Usinor Sacilor blijkt dat sommige deelnemers nog verder wilden gaan:

    "Wat de kleinere afmetingen (IPE 80-150 mm) betreft, waarvoor geen verhoging wordt voorgesteld, zal de heer Masserdotti contact met u opnemen om te zien of deze niet eveneens kunnen worden verhoogd."

    (136) In een tot het secretariaat gerichte fax van 31 mei 1990 met het briefhoofd van Stefana gaf de heer Masserdotti uiting aan zijn ongenoegen over het feit dat de toeslagen voor kleinere afmetingen niet waren verhoogd. De schrijver vroeg dat alle deelnemers zijn voorstel, waarin hij een, wat hij noemde, "bescheiden" verhoging had voorgesteld, opnieuw zouden bezien:

    "Ik nodig iedereen uit het voorstel te heroverwegen om voort te gaan in de geest van samenwerking die de sterkte van onze relatie uitmaakt."

    (137) De voorzitter van het "Poutrelles Committee" antwoordde in een brief van 12 juni 1990 geen bezwaar te zullen maken indien de Italiaanse producenten "ietwat verschillende toeslagen op hun markt" toepasten, en verzekerde hun:

    "Het spreekt vanzelf dat de Duits-Luxemburgse walserijen op uw thuismarkt uw toeslagen zullen toepassen."

    (138) Uit de notulen van de vergadering van 11 september 1990 blijkt dat de toeslagen volgens grootte opnieuw op de agenda stonden:

    "Tijdens de vergadering werd het Italiaanse voorstel voor nieuwe toeslagen volgens grootte voor IPN, UPN en IPE voorgelegd (zie bijlage II). Het betrof een opwaartse harmonisatie, die geenszins een daling van de prijslijsten zou veroorzaken. Zij zou met ingang van 1 oktober 1990 van toepassing kunnen zijn."

    In een beknopt verslag van de "Walzstahl-Vereinigung" van 11 oktober 1990 betreffende de resultaten van de vergadering wordt gezegd dat "een Spaanse producent" de andere deelnemers aan de vergadering had laten weten dat hij voornemens was zijn toeslagen volgens grootte in het vierde kwartaal van 1990 te verhogen om deze dichter bij de geharmoniseerde toeslagen te brengen.

    (139) Op 14 november 1990 verspreidde de "Walzstahl-Vereinigung" een "Duits" voorstel tot harmonisatie van de toeslagen volgens grootte.

    Bestudering van dit voorstel leert dat het tot verhogingen zou hebben geleid op alle markten behalve de Italiaanse, waar voor sommige van de betrokken afmetingen de voorgestelde nieuwe toeslagen nog altijd lager waren dan die welke op dat ogenblik werden toegepast.

    (140) Op 28 november 1990 zond Eurofer een kopie van dit voorstel naar degene die zich bij Eurofer met juridische aangelegenheden bezighield, omdat zij enige twijfel had aangaande de verenigbaarheid van het voorstel met de EGKS-mededingingsregels. Deze antwoordde per fax op 3 december 1990 en stelde dat het betrokken document geen voorstel tot harmonisatie van prijzen maar een neutrale "expertise" was:

    "Er zou natuurlijk van een inbreuk op de EGKS-mededingingsregels sprake kunnen zijn, indien ondernemingen gezamenlijk zouden beslissen hun lijsten van toeslagen overeenkomstig dit model te wijzigen of indien zij wijzigingen van hun toeslagen dienovereenkomstig zouden cooerdineren."

    (141) In een verslag van de "Walzstahl-Vereinigung" betreffende de resultaten van de vergadering van 4 december is te lezen dat een "Duitse onderneming" had besloten haar toeslagen volgens grootte per 1 januari 1991 met 5 tot 30 DM per ton te verhogen. Blijkens de notulen van de vergadering bestond bij andere producenten een soortgelijk voornemen.

    Uit een fax van 13 december 1990 van de "Walzstahl-Vereinigung" aan British Steel blijkt de ware toedracht:

    "Ik deel u voor de goede orde mee dat Peine-Salzgitter en - intussen - ook Thyssen Stahl nieuwe toeslagen volgens grootte voor balken hebben bekendgemaakt volgens een nieuwe geharmoniseerde structuur in de landen van de Gemeenschap (met uitzondering van het VK en Spanje)."

    (142) Op 19 december 1990 zond de "Walzstahl-Vereinigung" een fax naar Ferdofin:

    "Wij kunnen u verzekeren dat alle Duitse vertegenwoordigers in Italië nu van de verhogingen van de toeslagen volgens grootte in de Duitse prijslijsten op de hoogte zijn gebracht. Heeft ook Ferdofin haar lijst van toeslagen volgens grootte gewijzigd?"

    Uit de bewoordingen van deze passage en uit het feit dat deze fax aan TradeARBED, Peine-Salzgitter, Thyssen en Saarstahl werd toegezonden, valt af te leiden dat deze ondernemingen tegen 19 december 1990 de nieuwe toeslagen volgens grootte hadden aangenomen.

    2. UITWISSELING VAN INFORMATIE VIA EUROFER

    (143) Er zijn bewijzen dat Eurofer zelf bepaalde statistieken betreffende orders en leveringen verzamelde en verspreidde. Met het oog op deze uitwisseling van informatie meldden de deelnemende ondernemingen hun orders en leveringen bijna onmiddellijk aan Eurofer; vandaar dat zij "fast bookings" werden genoemd.

    (144) Wat de orders betreft, werden totale cijfers verspreid. Er werden echter individuele cijfers uitgewisseld met betrekking tot leveringen van Peine-Salzgitter, Thyssen, Kloeckner, Hoesch, Saarstahl, Usinor Sacilor, Ferdofin, Cockerill Sambre, ARBED, British Steel, Ensidesa en Siderurgia Nacional (een Portugese producent), uitgesplitst volgens de markten van de Lid-Staten.

    Bijlage II bevat een lijst van de belangrijkste documenten betreffende deze uitwisseling van informatie.

    (145) Er zijn bewijzen dat regelmatige verspreiding door Eurofer van de cijfers betreffende de leveringen van de deelnemende ondernemingen niet later dan ongeveer twee maanden na het einde van het betrokken kwartaal of de betrokken maand gebeurde. Met deze uitwisseling werd zeker al in 1986 begonnen.

    De uitwisseling van informatie werd door Eurofer eind juli 1990 opgeschort, maar kort daarop hervat. British Steel nam na deze hervatting niet langer aan de uitwisseling deel.

    (146) Uit de beschikbare bewijsstukken valt niet af te leiden wie allemaal de door Eurofer verspreide cijfers ontving. Redelijkerwijs mag echter worden aangenomen dat alle ondernemingen die hun leveringen aan Eurofer meldden en waarvan de cijfers in de door Eurofer opgestelde tabellen voorkomen, ook een kopie van die documenten ontvingen. Eurofer heeft dit in haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar niet betwist.

    3. OVEREENKOMSTEN EN GEDRAGINGEN MET BETREKKING TOT AFZONDERLIJKE MARKTEN

    3.1. Duitsland

    (147) Uit een nota van 16 januari 1987 (ontdekt bij Peine-Salzgitter) van een op 15 januari 1987 te Duesseldorf gehouden bijeenkomst van vertegenwoordigers van Thyssen, Peine-Salzgitter en TradeARBED blijkt dat de prijzen voor het eerste kwartaal van 1987 door deze ondernemingen onderling werden vastgesteld.

    (148) Uit een interne nota van Peine-Salzgitter van 2 juni 1987 blijkt dat de prijzen reeds enige tijd werden vastgesteld door Thyssen, Peine-Salzgitter en TradeARBED. In het document wordt verwezen naar overeenkomsten tussen deze ondernemingen van december 1986, januari 1987 (zie boven) en februari 1987, en worden de vastgestelde prijzen opgesomd.

    (149) Uit een interne nota van 9 november 1987, die door Peine-Salzgitter werd opgesteld met het oog op een bijeenkomst met handelaren op 11 november 1987, blijkt dat deze vergadering een voortzetting was van op 11 juni 1987 en 24 juni 1987 gevoerde besprekingen. De op deze eerdere bijeenkomsten gevoerde besprekingen bleken voornamelijk te zijn gewijd aan de stabilisering of verhoging van de prijzen. Opgemerkt wordt dat deze besprekingen resulteerden in twee prijsverhogingen, op 1 juli 1987 respectievelijk op 1 oktober 1987.

    TradeARBED heeft bevestigd dat zij de vergadering van 11 juni 1987 heeft bijgewoond. Peine-Salzgitter, TradeARBED en de "Walzstahl-Vereinigung" hebben de Commissie medegedeeld dat zij op de bijeenkomst van 24 juni 1987 aanwezig waren.

    (150) Op 20 januari 1988 hield een groep genaamd "VA Profilstahl" in Duesseldorf een bijeenkomst, die werd bijgewoond door TradeARBED, Hoesch, Peine-Salzgitter, Saarstahl en Thyssen. In een verslag van 25 januari 1988 over de resultaten van deze bijeenkomst worden de voor 1 april aanbevolen prijsstijgingen opgesomd en wordt het volgende opgemerkt:

    "Alle aanwezige producenten stemden ermee in dat in alle toekomstige prijsaankondigingen de prijzen voor alle handelaren worden vermeld en dat een bepaald verschil wordt toegepast/overeengekomen voor de zes grote handelaren (bij voorbeeld DM 20)."

    (151) Op 20 april 1988 zond Peine-Salzgitter een fax aan Thyssen, TradeARBED en Saarstahl met de mededeling dat op de komende vergadering met handelaren van 22 april 1988 een mogelijke nieuwe prijsverhoging zou moeten worden besproken. Hierin werd een voorstel voor deze prijsverhogingen gedaan.

    (152) Op 18 april 1989 kwam "VA Profilstahl" in Parijs bijeen. In een door de "Walzstahl-Vereinigung" opgestelde nota over de uitkomsten van deze vergadering wordt opgemerkt:

    "Arbed sprak haar veto uit over hogere toeslagen volgens grootte voor UNP 320 en grotere afmetingen (de overige producenten - met name Hoesch - zouden zich eerst aan de overeengekomen prijzen moeten houden)."

    (153) In een nota van 20 april 1989, die door Peine-Salzgitter was opgesteld met het oog op een bijeenkomst met handelaren op 21 april 1989, wordt opgemerkt dat tijdens de laatste vergadering van dit forum op 16 februari 1989 was overeengekomen dat de deelnemende producenten in het tweede kwartaal van 1989 geen druk op de markt zouden uitoefenen. De schrijver merkt op dat dit het geval lijkt te zijn geweest.

    (154) Uit een schrijven van 20 december 1989 van Peine-Salzgitter aan Saarstahl blijkt dat bepaalde producenten ermee hadden ingestemd hun leveringen aan de Duitse markt in de tweede helft van 1989 te beperken tot een bepaalde drempel (leveringen in het derde kwartaal van 1988 verminderd met 10 %). Het blijkt dat Saarstahl zich niet aan deze overeenkomst had gehouden.

    Ten minste Peine-Salzgitter, Saarstahl en TradeARBED waren partij bij deze overeenkomst. Dit wordt bevestigd door een schrijven van Peine-Salzgitter aan TradeARBED van 19 december 1989.

    3.2. Frankrijk

    (155) Uit een interne memo van Peine-Salzgitter van 14 mei 1987 blijkt dat Unimétal, Cockerill Sambre en ARBED/TradeARBED op dat moment hun prijzen in Frankrijk in onderling overleg vaststelden.

    Dit wordt bevestigd door een nota van Peine-Salzgitter van 18 mei 1987.

    3.3. Italië

    (156) Op 7 april 1987 werd in Duesseldorf een bijeenkomst gehouden waarbij de Italiaanse markt werd besproken. TradeARBED, Peine-Salzgitter, Unimétal en de "Walzstahl-Vereinigung" hebben bevestigd dat zij deze bijeenkomst hebben bijgewoond; uit de notulen blijkt dat ook Ferdofin aanwezig was.

    In de notulen wordt opgemerkt dat overeengekomen was dat het van essentieel belang was dat de deelnemers hun optreden cooerdineerden om de "geprogrammeerde" prijzen te realiseren:

    "Deze cooerdinatie is essentieel om de geprogrammeerde prijzen te verwerkelijken, zoals hieronder samengevat:

    Basisprijs categorie 2b H 100-300

    PE 240-400

    1. Voor de handelaren Presider (*), Novasider, Sidercomit

    Cat. 2b: 460 000 lire voor levering aan Noord-Italië, minus commissie tussenpersoon maximaal 2 %

    Cat. 2c: 500 000 lire voor levering aan Noord-Italië, minus commissie tussenpersoon maximaal 2 %

    (*) Genoemde prijzen plus 15 000 lire voor levering aan Midden-Italië.

    2. Overige handelaren

    Genoemde prijzen plus 15 000 lire voor levering aan Noord-Italië.

    3. Eindgebruikers

    Cat. 2b: 500 000 lire basispunt

    Cat. 2c: 550 000 lire basispunt."

    (157) In een brief van de voorzitter van het "Poutrelles Committee" van 23 oktober 1987 aan Ferdofin worden de algemene lijnen van het verkoopbeleid van Peine-Salzgitter op de Italiaanse markt uitgestippeld:

    "Wij volgen de door u tijdens de verschillende bijeenkomsten genoemde prijzen of de marktprijzen die in ander verband zijn vastgesteld, bij voorbeeld in uw gesprekken met de Duitse vertegenwoordigers."

    In haar antwoord van 27 oktober 1987 klaagde Ferdofin dat Peine-Salzgitter (en British Steel) zich niet aan de vastgestelde prijzen hielden.

    (158) In een telexbericht van 17 november 1987 van Peine-Salzgitter aan Ferdofin wordt opgemerkt:

    "In het verleden hebben wij regelmatig de met u overeengekomen prijzen gevolgd. Wij zullen ons ook houden aan de besluiten die tijdens de bijeenkomst in Duesseldorf op 25 november 1987 zullen worden genomen."

    (159) Uit een nota van 24 november 1987 van Peine-Salzgitter komt naar voren dat het secretariaat van het "Poutrelles Committee" bij de deelnemers erop had aangedrongen niet in Italië te verkopen voordat overeenstemming (over de prijzen) was bereikt.

    In dit document worden ook de eerder overeengekomen prijzen en de door de marktdruk aangebrachte wijzigingen opgenoemd en wordt opgemerkt:

    "Wij houden ons strikt aan de prijsovereenkomsten."

    (160) Op 25 november 1987 werd in Duesseldorf een bijeenkomst gehouden, waarbij de Italiaanse markt werd besproken. TradeARBED, Peine-Salzgitter, Unimétal en de "Walzstahl-Vereinigung" hebben bevestigd dat zij deze bijeenkomst hebben bijgewoond. Uit een (bij Peine-Salzgitter aangetroffen) presentielijst blijkt dat ook British Steel, Aristrain, Ensidesa, Ferdofin, Stefana, Thyssen, Saarstahl en Cockerill Sambre op deze bijeenkomst aanwezig waren.

    Uit een nota (van 30 november 1987) van Peine-Salzgitter en uit de notulen van de vergadering blijkt dat er overeenstemming bestond over een verhoging van de prijzen met 20 000 lire in het vierde kwartaal van 1987 en dat deze verhoging slechts gedeeltelijk was verwezenlijkt. Ferdofin drong aan op een aanzienlijke verhoging van de prijzen per 1 januari 1988 en deelde een daartoe strekkend voorstel uit (een afschrift van dit document is bij de "Walzstahl-Vereinigung" aangetroffen).

    (161) In de notulen en de genoemde nota van Peine-Salzgitter ligt de bevestiging dat tijdens deze bijeenkomst de prijzen werden vastgesteld. In de notulen worden de voornaamste kenmerken van de overeenkomst duidelijk uiteengezet onder de kop "Programmering van prijzen T1-88" en worden de vastgestelde prijzen opgesomd.

    (162) De volgende bijeenkomst over de Italiaanse markt werd op 13 maart 1989 in Portofino gehouden. TradeARBED, British Steel, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen, Unimétal en de "Walzstahl-Vereinigung" hebben bevestigd dat zij deze hebben bijgewoond. De Commissie beschikt over bewijsstukken waaruit blijkt dat Cockerill Sambre, Ferdofin en Stefana eveneens aanwezig waren.

    (163) Uit de notulen van deze bijeenkomst blijkt dat de bij de vorige bijeenkomst vastgestelde prijzen slechts gedeeltelijk waren verwezenlijkt.

    Derhalve stelde de heer Arnuzzo (Ferdofin) het volgende voor:

    "De noodzaak van een overeenkomst

    (. . .)

    Hij stelde daarom voor het totale verbruik op de Italiaanse markt te beoordelen en dit te verdelen. Hij verklaarde dat het niet ging om de invoering van een nieuwe methode om de Eurofer-quota- of referentiesystemen te wijzigen, maar om het beperken van leveringen aan deze markt in het tweede kwartaal om herstel van de prijzen mogelijk te maken."

    (164) Volgens de notulen werd dit voorstel aangenomen. De partijen met uitzondering van Stefana gingen een zogenoemd "gentlemen's agreement" aan, waarbij zij zich ertoe verbonden leveringen aan de Italiaanse markt tot bepaalde tonnages te beperken om de prijzen te verhogen.

    (165) De partijen kwamen eveneens overeen de prijzen vast te stellen:

    "Tevens werd besloten de prijzen in het eerste kwartaal van 1988 voor de categorieën 2b1, 2b2 en 2b3 te verhogen met 10 000 lire voor de vijf grote handelaren en met 20 000 lire voor overige afnemers (. . .)."

    In de notulen worden de overeengekomen prijzen voor leveringen door Ferdofin en voor die door de overige ondernemingen vermeld.

    (166) Uit een door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" op 18 mei 1988 rondgestuurde fax blijkt dat het de bedoeling was om op verzoek van Ferdofin voor de Italiaanse markt per 1 juli 1988 verdere prijsverhogingen vast te stellen.

    Een telexbericht van Ferdofin aan Peine-Salzgitter van 28 juni 1988 bevestigt dat de prijzen waren vastgesteld:

    "Met wederzijds goedvinden werd de prijsverhoging voor het derde kwartaal vastgesteld op 30 lire per kilo in plaats van 50 lire per kilo (overeenkomstig ons verzoek) voor de vijf grote handelaren die de voorgestelde verhoging van 50 lire per kilo hadden afgewezen."

    (167) Uit het bewijs valt af te leiden dat Eurofer op 21 juni 1988 ermee instemde dat de voor de leveringen aan de Italiaanse markt in het tweede kwartaal van 1988 goedgekeurde quota eveneens in het derde kwartaal werden toegepast.

    Dit wordt bevestigd door een fax van 21 juni 1988 van Saarstahl aan de "Walzstahl-Vereinigung", een fax van 22 juni 1988 van de "Walzstahl-Vereinigung" aan het secretariaat van het "Poutrelles Committee", alsmede door een telexbericht van Ferdofin aan Peine-Salzgitter van 28 juni 1988, waarin wordt opgemerkt:

    "Concluderend ben ik van mening dat de voornaamste doelstelling de prijsverhoging moet blijven. Dit kan uitsluitend worden bereikt door een beperking van het tonnage. Om deze redenen ben ik nog steeds van mening dat de quota voor het derde kwartaal in geen geval moeten worden verhoogd."

    (168) Uit een telexbericht van Ferdofin aan Peine-Salzgitter van 4 augustus 1988 kan worden geconcludeerd dat aan Saarstahl voor het derde kwartaal van 1988 een quotum van meer dan 2 000 ton werd toegewezen.

    Uit het beschikbare bewijsmateriaal, met name de voor het toezicht op de orders gebruikte cijfers, blijkt dat de quota door het merendeel van de betrokken ondernemingen werden nageleefd.

    (169) Op 3 oktober 1988 werden in Milaan besprekingen gevoerd over de Italiaanse markt. TradeARBED, British Steel, Peine-Salzgitter en Unimétal hebben bevestigd dat zij bij deze besprekingen aanwezig waren. Uit het bewijsmateriaal blijkt dat Ferdofin hieraan eveneens deelnam. Het resultaat van deze vergadering werd door Ferdofin tijdens de bijeenkomst van het "Poutrelles Committee" op 18 oktober 1988 gepresenteerd.

    In een fax van TradeARBED aan Norsk Jernverk van 5 oktober 1988 wordt opgemerkt:

    "Betreft: HE-balken voor de Italiaanse markt

    In aansluiting op ons telefoongesprek doe ik u hierbij nadere gegevens over de prijzen voor HE-balken op de Italiaanse markt toekomen, die op maandag 3 oktober in Milaan werden vastgesteld."

    (170) Voor zover de Commissie bekend is, werd de volgende aan de Italiaanse markt gewijde bijeenkomst op 15 mei 1990 in Milaan gehouden, aan de vooravond van de vergadering van het "Poutrelles Committee".

    De notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 16 mei 1990 bevatten een korte passage, waarin de prijzen worden vermeld die - volgens de notulen - feitelijk op dat moment op de Italiaanse markt werden behaald. Uit een intern memo van 18 mei 1990 van het secretariaat van het "Poutrelles Committee" blijkt dat de in de officiële notulen gegeven versie nogal misleidend is:

    "Op 15 mei 1990 werd aan de Italiaanse markt een werkdiner gewijd. De resultaten van deze bijeenkomst zijn als volgt (geciteerd tijdens de voltallige bijeenkomst op 16 mei 1990) : (. . .)"

    In het memo worden vervolgens de voor de Italiaanse markt "geplande" prijzen opgesomd.

    (171) TradeARBED, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Valor (met andere woorden Unimétal), Thyssen en de "Walzstahl-Vereinigung" hebben bevestigd dat zij aan de bijeenkomst van 15 mei 1990 hebben deelgenomen. Het is ondenkbaar dat Ferdofin, die op de bijeenkomst van 16 mei was vertegenwoordigd, de eveneens in Milaan gehouden bijeenkomst over de Italiaanse markt van de avond daarvoor niet heeft bijgewoond, noch dat de prijsvaststellingsovereenkomst zonder deelname van Ferdofin was gesloten. Deze conclusie wordt bevestigd door een telexbericht van 9 juli 1990 van Ferdofin aan Peine-Salzgitter en is door de partijen niet betwist.

    4. AFZONDERLIJKE OVEREENKOMSTEN

    4.1. British Steel - Ensidesa/Aristrain

    (172) Uit een archiefnota van British Steel over een op 14 september 1988 in Spanje gehouden bijeenkomst van Ensidesa, Aristrain en British Steel blijkt dat deze drie ondernemingen overeenstemming trachtten te bereiken over de tonnages die elk van hen aan de Spaanse respectievelijk de Britse markt zou mogen leveren. Tijdens deze bijeenkomst werd hierover geen overeenstemming bereikt.

    Volgens een memo van British Steel over een op 25 april 1990 gehouden bijeenkomst werden de onderhandelingen tussen de partijen voortgezet. Wederom werd geen overeenstemming bereikt, maar de partijen stemden ermee in hun standpunten te herzien.

    (173) Uit het bewijsmateriaal blijkt dat British Steel, Aristrain en Ensidesa ergens tussen 25 april en 16 mei 1990 tot overeenstemming kwamen. Dit wordt bevestigd door een vertrouwelijke nota van Usinor Sacilor van 18 mei 1990, die door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" was opgesteld en waarin verslag wordt gedaan van de resultaten van de op 16 mei 1990 in Milaan gehouden vergadering van het "Poutrelles Committee":

    "Tijdens de vergadering werd uiteengezet dat BSC en de Spanjaarden een overeenkomst hadden gesloten, waarbij "elk op eigen terrein zou blijven", met als doel het verhogen van de prijzen in Spanje en in het Verenigd Koninkrijk.

    Ensidesa stelde de uitbreiding van deze overeenkomst tot alle Eurofer-ondernemingen voor. De deelnemers wordt verzocht niet door uitbreiding van hun leveringen aan Spanje van deze "Engels-Spaanse" afspraak te profiteren."

    (174) Uit een telexbericht van Ensidesa aan British Steel van 17 september 1990 komen bepaalde bijzondere kenmerken van de overeenkomst naar voren. Het blijkt dat British Steel ermee heeft ingestemd haar verkoop in Spanje te beperken tot 18 000 ton tot het einde van het jaar en dat tevens overeenstemming was bereikt over prijzen van het eerste kwartaal van 1991.

    British Steel antwoordde per telexbericht van 3 oktober 1990 en bevestigde dat zij zich aan de overeenkomst zou houden.

    4.2. British Steel - Ferdofin

    (175) Uit een interne memo van British Steel van 11 november 1987 blijkt dat British Steel met Ferdofin een overeenkomst had gesloten, krachtens welke laatstgenoemde niet naar het Verenigd Koninkrijk zou uitvoeren.

    De statistieken bevestigen dat Ferdofin vanaf het vierde kwartaal van 1987 tot en met het derde kwartaal van 1990 (het laatste kwaartaal waarover de Commissie cijfers bij Ferdofin heeft aangetroffen) niet naar het Verenigd Koninkrijk heeft uitgevoerd.

    (176) Uit deze gegevens blijkt ook dat deze overeenkomst van kracht bleef tot na 1990. Dit wordt bevestigd door een memo van British Steel van 14 december 1990 over een op 6 december 1990 gehouden bijeenkomst tussen British Steel en Ferdofin, alsmede door een schrijven van British Steel aan Ferdofin van 4 januari 1991.

    5. EUROFER/SCANDINAVIË-BIJEENKOMSTEN

    5.1. Algemeen

    (177) De producenten en distributeurs van balken en staafstaal (en enkele van hun verenigingen) ontmoetten hun Scandinavische branchegenoten regelmatig op de zogenoemde "Eurofer/Scandinavië-bijeenkomsten". In het kader van deze beschikking zal uitsluitend de samenwerking op het gebied van balken worden behandeld.

    (178) Deze groep kwam viermaal per jaar bijeen. De Commissie beschikt over informatie over de volgende bijeenkomsten:

    "" ID="1">5 februari 1986 > ID="2">Berlijn"> ID="1">22 april 1986 > ID="2">Kopenhagen"> ID="1">30 juli 1986 > ID="2">Luxemburg"> ID="1">28 oktober 1986 > ID="2">Stockholm"> ID="1">3 februari 1987 > ID="2">Londen"> ID="1">28 april 1987 > ID="2">Parijs"> ID="1">4 augustus 1987 > ID="2">Helsinki"> ID="1">4 november 1987 > ID="2">Brussel"> ID="1">2 februari 1988 > ID="2">Luxemburg"> ID="1">26 april 1988 > ID="2">Fredensborg"> ID="1">25 juli 1988 > ID="2">Hamburg"> ID="1">3 november 1988 > ID="2">Oslo"> ID="1">1 februari 1989 > ID="2">Luxemburg"> ID="1">25 april 1989 > ID="2">Stockholm"> ID="1">31 juli 1989 > ID="2">Londen"> ID="1">30 oktober 1989 > ID="2">Kopenhagen"> ID="1">31 januari 1990 > ID="2">Parijs"> ID="1">24 april 1990 > ID="2">Helsinki"> ID="1">31 juli 1990 > ID="2">Duesseldorf"> ID="1">31 oktober 1990 > ID="2">Milaan.">

    (179) Deze bijeenkomsten werden ten minste sinds 1986 door een vertegenwoordiger van de "Walzstahl-Vereinigung" voorgezeten. In november 1988 ging het voorzitterschap over op TradeARBED. De Franse groep (oorspronkelijk het CPS en later Usinor Sacilor) vervulde de functie van secretariaat van deze groep. Het secretariaat verzorgde onder meer de uitnodigingen voor de bijeenkomsten en zorgde voor de voorbereiding en de verspreiding van de notulen van de bijeenkomsten.

    (180) De volgende producenten of distributeurs van balken (20) woonden de bijeenkomsten van de Eurofer/Scandinavië-groep regelmatig bij:

    British Steel

    Unimétal

    TradeARBED

    Steelinter

    Thyssen

    Peine-Salzgitter

    Saarstahl

    Norsk Jernverk

    Ovako

    SSAB

    Smedjebacken/Fundia Steel AB.

    (181) Sommige van de genoemde ondernemingen hebben bevestigd dat zij hebben deelgenomen aan alle of enkele vergaderingen van de Eurofer/Scandinavië-groep: TradeARBED en Peine-Salzgitter hebben de Commissie medegedeeld dat zij alle bijeenkomsten hebben bijgewoond. Saarstahl heeft bevestigd dat zij alle bijeenkomsten vanaf 2 februari 1988 heeft bijgewoond, terwijl Thyssen heeft opgemerkt dat zij alle genoemde vergaderingen heeft bijgewoond, behalve die van 25 juli 1988. British Steel heeft de Commissie medegedeeld dat zij op drie na (4 augustus 1987, 4 november 1987 en 2 februari 1988) alle bijeenkomsten heeft bijgewoond; uit het bewijsmateriaal blijkt dat British Steel tevens aanwezig was op de bijeenkomst van 4 augustus 1987. Unimétal heeft bevestigd dat zij alle bijeenkomsten tot en met 30 oktober 1989 heeft bijgewoond, met uitzondering van die op 3 februari 1987, 2 februari 1988 en 26 april 1988.

    Unimétal ontkent aanwezig te zijn geweest op de bijeenkomsten van 5 februari 1986 en 28 april 1987, maar de Commissie beschikt over bewijs (bij de "Walzstahl-Vereinigung" aangetroffen lijsten van deelnemers aan de bijeenkomsten van Eurofer/Scandinavië over lange produkten) dat de onderneming deze bijeenkomsten wel heeft bijgewoond.

    (182) Steelinter heeft bevestigd dat zij de eerste drie bijeenkomsten in 1989 heeft bijgewoond. Uit het bewijs blijkt dat Steelinter aan deze bijeenkomsten moet hebben deelgenomen, of in ieder geval aan de met deze bijeenkomsten verbonden samenwerking, en zulks zeker al sinds 1986: uit de presentielijst van de bijeenkomst van 5 februari 1986 blijkt dat de afgevaardigde van Steelinter zich had laten verontschuldigen, maar op de bijeenkomst van 28 april 1987 was de onderneming vertegenwoordigd.

    (183) Het bewijsmateriaal laat zien dat de bijeenkomsten van de Eurofer/Scandinavië-groep werden gebruikt om de prijzen vast te stellen voor de Scandinavische markten, dat wil zeggen Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. Hier zullen slechts de regelingen met betrekking tot de Deense markt worden behandeld.

    5.2. Nadere gegevens over de inbreuken

    5.2.1. Bijeenkomst van 5 februari 1986

    (184) In de notulen van deze bijeenkomst wordt opgemerkt dat de "programmering" van het eerste kwartaal van 1986 niet volledig verwezenlijkt was. Er werd besloten de eerste-kwartaalprijzen in het tweede kwartaal van 1986 ongewijzigd te laten.

    5.2.2. Bijeenkomst van 22 april 1986

    (185) De notulen van deze bijeenkomst vermelden dat de Eurofer-producenten over een prijs voor de Deense markt overeenstemming hadden bereikt.

    5.2.3. Bijeenkomst van 30 juli 1986

    (186) In de notulen van deze bijeenkomst wordt opgemerkt:

    "Prijsvaststelling voor kwartaal 4

    Het onderzoek van de markt en de overwegingen betreffende de voor kwartaal 4 vast te stellen prijzen geven de volgende resultaten:

    (. . .)

    Denemarken

    De laatste afspraak is: toepassing van de laagste prijs op de EEG-lijst plus vervoerkosten.

    Aangezien voorgenomen is de prijzen op de lijst te wijzigen, volgt informatie later."

    (187) Een tabel (van 1 augustus 1986) van de "Prijzen voor kwartaal 4/86", die door de "Walzstahl-Vereinigung" lijkt te zijn opgesteld, bevestigt dit:

    "Informatie wordt verstrekt na de vaststelling van nieuwe prijzen in EEG-landen."

    (188) Een bijlage bij dit document geeft de vervolgens vastgestelde prijzen weer. Het blijkt dat, met uitzondering van categorie 1 (waarvoor geen prijs werd vastgesteld), voor leveringen aan Denemarken de Duitse prijzen zouden worden toegepast.

    5.2.4. Bijeenkomst van 28 oktober 1986

    (189) De notulen van deze bijeenkomst vermelden dat de beoogde prijsstijgingen niet waren verwezenlijkt en dat de marktprijzen "zich hoogstens op het niveau van het derde kwartaal van 1986 bevonden".

    Ten aanzien van Denemarken werden de prijzen voor de categorieën 2b en 2c vastgesteld voor het eerste kwartaal van 1987. Met betrekking tot de categorieën 1, 2a en 3 wordt in de notulen opgemerkt dat de "hoogte van de prijzen vervolgens door de Eurofer-producenten zou worden vastgesteld".

    (190) Dit wordt bevestigd door een nota van het secretariaat van 31 oktober 1986, waarin de "voor het eerste kwartaal van 1987 in Scandinavië vastgestelde prijzen" worden vermeld. Deze noemt de prijzen voor de categorieën 2b en 2c op de Deense markt en vermeldt dat de prijzen voor de categorieën 1, 2a en 3 "zeer spoedig zullen worden vastgesteld".

    5.2.5. Bijeenkomst van 3 februari 1987

    (191) Een door het secretariaat opgesteld document over "het prijsbeleid voor het tweede kwartaal van 1987 in Scandinavië dat op 6 februari 1987 aan de "Walzstahl-Vereinigung" werd gezonden, vermeldt de prijzen voor alle categorieën op de Deense markt. Met betrekking tot categorie 3 werd opgemerkt dat de prijzen zouden "worden vastgesteld na een in Eurofer te nemen beslissing".

    5.2.6. Bijeenkomst van 28 april 1987

    (192) De notulen van deze bijeenkomst vermelden dat de voor het tweede kwartaal geprogrammeerde prijzen niet waren verwezenlijkt. Tijdens de bijeenkomst werd derhalve besloten om de prijzen voor balken op de Deense markt ongewijzigd te laten. De prijs van categorie 3 zou later door de Eurofer-ondernemingen worden vastgesteld.

    5.2.7. Bijeenkomst van 4 augustus 1987

    (193) Wederom wordt in de notulen opgemerkt dat de toepassing van de geprogrammeerde prijzen niet bevredigend was. De notulen vermelden de voor het vierde kwartaal van 1987 geprogrammeerde prijzen (die identiek zijn aan de voor het derde kwartaal geprogrammeerde prijzen). Voor categorie 3 wordt geen prijs vermeld.

    5.2.8. Bijeenkomst van 4 november 1987

    (194) De notulen vermelden de "prijzen voor kwartaal 1/88". De prijzen voor de categorieën 1 en 2 op de Deense markt werden met 20 DM verhoogd.

    5.2.9. Bijeenkomst van 2 februari 1988

    (195) In de notulen wordt opgemerkt dat de toepassing van de voor het eerste kwartaal van 1988 geprogrammeerde prijzen niet bevredigend was. De situatie in Denemarken lijkt echter anders te zijn geweest, aangezien de voor het tweede kwartaal van 1988 vastgestelde prijzen aanzienlijk hoger waren dan die van het voorafgaande kwartaal.

    5.2.10. Bijeenkomst van 25 juli 1988

    (196) De prijzen voor het vierde kwartaal van 1988 worden vermeld in een tabel met als titel "Marktprijzen T4-88 (Smelterijen EGKS)", die bij de notulen van deze bijeenkomst was gevoegd. Uit een vergelijking blijkt dat bepaalde van deze prijzen hoger zijn dan die welke tijdens de bijeenkomst van 2 februari 1988 waren afgesproken.

    (197) Op 27 juli 1988 zond de "Walzstahl-Vereinigung" een telexbericht aan TradeARBED, British Steel, Unimétal, Norsk Jernverk, Thyssen, Peine-Salzgitter, de Jernkontoret (een Zweedse handelsvereniging op het gebied van staal) en het secretariaat onder de titel "Prijzen van balken voor Denemarken". De in dit telexbericht vermelde prijzen zijn (één klein verschil daargelaten) gelijk aan de in de bovenvermelde tabel genoemde prijzen.

    (198) Een door TradeARBED op 7 oktober 1988 aan de "Walzstahl-Vereinigung" gezonden fax werpt licht op het doel van deze bijeenkomsten:

    "Scandinavische afnemers hebben reeds enige dagen geprobeerd om orders te plaatsen voor het eerste kwartaal, voor zowel HE-balken als staafstaal. TradeARBED is niet bereid om orders te aanvaarden of prijzen te noemen voordat de Eurofer-producenten en de Scandinavische producenten op 3 november hun prijsbeleid voor Scandinavië overeenkomen.

    U wordt verzocht om alle deelnemers aan de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomst namens mij er opnieuw op te wijzen dat niemand vóór de vergadering tonnages of prijzen voor het eerste kwartaal mag noemen, anders kunnen we ons de moeite van deze discussie besparen."

    (199) Uit een telexbericht van 24 oktober 1988 van TradeARBED blijkt dat de Eurofer-producenten een voorstel voor de nieuwe prijzen hadden gedaan. In dat bericht worden de voorgestelde prijzen vermeld.

    5.2.11. Bijeenkomst van 3 november 1988

    (200) Uit de notulen van deze bijeenkomst blijkt dat de voor het vierde kwartaal van 1988 verwachte prijzen waren verwezenlijkt en dat er voor het eerste kwartaal van 1989 prijsverhogingen van 10 tot 40 DM waren voorgenomen.

    In een telexbericht van 17 november 1988 van TradeARBED aan de "Walzstahl-Vereinigung" wordt opgemerkt:

    "Betreft: Scandinavië - Staafstaal en balken

    Volgens de laatste informatie zijn de tijdens de bijeenkomst in Oslo vastgestelde prijzen nu verwezenlijkt.

    U wordt verzocht de deelnemers aan de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomst hiervan op de hoogte te brengen, zodat iedereen zijn kalmte bewaart en zich aan de voorwaarden houdt."

    (201) Uit een op 20 januari 1989 door een verkoper van TradeARBED aan de leiding in Luxemburg gezonden telexbericht blijkt dat de op de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomsten aanwezige ondernemingen weigerden om voorafgaand aan deze bijeenkomsten prijzen voor een bepaald kwartaal te noemen.

    Dit wordt bevestigd door een op 23 januari 1989 door de "Walzstahl-Vereinigung" verzonden telexbericht:

    "Verkoop aan Scandinavië

    Namens de voorzitter van de Werkgroep Eurofer/Scandinavië zouden we u willen verzoeken geen prijzen of tonnages voor het tweede kwartaal voor enige Scandinavische markt te noemen tot na de volgende bijeenkomst op 1 februari 1989."

    5.2.12. Bijeenkomst van 1 februari 1989

    (202) In de notulen van deze bijeenkomst wordt opgemerkt dat verdere prijsverhogingen voor balken op de Deense markt waren overeengekomen. Dit wordt bevestigd door een intern memo van British Steel van 2 februari 1989, waarin met betrekking tot de Deense markt wordt opgemerkt:

    "Deze markt blijft rustig. De richtprijzen voor het vierde kwartaal werden verwezenlijkt en voor het eerste kwartaal werd gestreefd naar een verdere verhoging met 20 DM."

    Dit document vermeldt ook de "prijsdoelstelling" voor januari/maart, alsmede de in deze periode gerealiseerde prijs en de "prijsdoelstelling" voor april/juni.

    5.2.13. Bijeenkomst van 25 april 1989

    (203) In de notulen van deze bijeenkomst is vermeld dat de voor het tweede kwartaal verwachte prijzen waren verwezenlijkt. Het blijkt dat voor het derde kwartaal van 1989 geen prijsverhoging was voorgenomen.

    5.2.14. Bijeenkomst van 31 juli 1989

    (204) In de notulen van deze bijeenkomst wordt met betrekking tot Denemarken opgemerkt dat het niet de bedoeling was om de basisprijzen in het vierde kwartaal van 1989 te verhogen.

    In een intern memo van British Steel van 3 augustus 1989 over de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomst van 31 juli 1989 is het volgende te lezen:

    "Hoewel het gevraagde aantal tonnen beperkt was, werden prijzen juli/september gerealiseerd en werd afgesproken dat de prijzen oktober/december ongewijzigd zouden blijven."

    Dit document bevat ook een tabel van de "prijsdoelstelling juli/september", de in het derde kwartaal bereikte prijzen en de "prijsdoelstelling" voor het vierde kwartaal.

    5.2.15. Bijeenkomst van 30 oktober 1989

    (205) In een vertrouwelijk telexbericht, dat op 2 november 1989 door het secretariaat aan de deelnemers werd gezonden, wordt opgemerkt dat de basisprijzen ongewijzigd zouden moeten blijven, maar dat de nieuwe toeslagen zouden moeten worden toegepast.

    5.2.16. Bijeenkomst van 31 januari 1990

    (206) In een door de voorzitter van de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomst op 1 februari 1990 geschreven nota, waarin hij een samenvatting gaf van hetgeen hij tijdens de bijeenkomst van de voorafgaande dag had opgemerkt, is onder meer het volgende vermeld:

    "(. . .) Tot op heden hebbend wij positieve reacties op onze bijeenkomsten gehad en een aantal vertegenwoordigers voor andere produkten benijdt zelfs de resultaten en het onderlinge begrip van onze club.

    Ik zeg dit niet voor niets, omdat in het eerste kwartaal niet iedereen het spel speelde, met name in de sector staafstaal. Derhalve verzoek ik u, als vertegenwoordigers van de Eurofer/Scandinavië-club, en ten bate van onze ondernemingen, uw uiterste best te doen, zodat wij dit vertrek kunnen verlaten vastbesloten om de markt te stabiliseren en daarmee de eer van onze club te redden."

    5.2.17. Bijeenkomst van 24 april 1990

    (207) Uit een ongedateerde brief (of fax) van het secretariaat, waarin de tijdens de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomst van 24 april 1990 genomen beslissingen worden samengevat, blijkt dat de basisprijzen ongewijzigd dienden te blijven.

    5.2.18. Bijeenkomst van 31 juli 1990

    (208) In een vertrouwelijk verslag van het secretariaat, waarin de resultaten van de bijeenkomst worden samengevat, staat dat de basisprijzen wederom ongewijzigd dienden te blijven.

    In een door het secretariaat opgesteld document van onbekende datum met de titel "Raming van de prijzen voor het vierde kwartaal van 1990 (smelterijen EGKS)" zijn de prijzen voor alle categorieën in (onder meer) Denemarken vermeld.

    5.2.19. Bijeenkomst van 31 oktober 1990

    (209) De notulen van deze bijeenkomst bevatten geen verwijzing naar de Deense markt. Uit de agenda blijkt echter dat de op deze markt te berekenen prijzen tijdens de bijeenkomst moeten zijn besproken. In een ongedateerde, door het secretariaat opgestelde tabel met als titel "Raming van de prijzen voor het eerste kwartaal van 1991 (smelterijen EGKS)" worden de prijzen voor de categorieën 1, 2a, 2b1, 2b2, 2b3 en 2c op de Deense markt opgesomd.

    II. JURIDISCHE BEOORDELING

    K. ARTIKEL 65, LID 1

    1. ALGEMEEN

    (210) Bij artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag worden verboden: alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van verenigingen van ondernemingen en alle onderling samenhangende gedragingen, welke er direct of indirect toe zouden kunnen leiden om op de gemeenschappelijke markt de normale werking van de mededinging te beletten, te beperken of te vervalsen en in het bijzonder:

    a) de prijzen vast te leggen of te bepalen;

    b) de produktie, de technische ontwikkeling of de investeringen te beperken of te beheersen;

    c) de markten, produkten, afnemers of voorzieningsbronnen te verdelen.

    2. SAMENVATTING VAN DE INBREUKEN

    (211) De onderhavige zaak wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een aantal mededingingsbeperkende plannen, regelingen en feitelijke gedragingen van een aantal ondernemingen en verenigingen van ondernemingen uit de EGKS en in Scandinavië. Elk van deze inbreuken droeg bij tot het algemene resultaat, namelijk dat de mededinging op de markt voor balken aanzienlijk werd beperkt. Gelet op het uiteenlopend karakter van deze inbreuken (zowel wat de deelnemers als de reikwijdte betreft), moeten echter drie belangrijke onderdelen worden onderscheiden, die elk apart zullen worden behandeld:

    - het "Poutrelles Committee" en daarmee verbonden activiteiten;

    - andere mededingingsbeperkende maatregelen;

    - de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomsten.

    3. ACTIVITEITEN VAN HET "POUTRELLES COMMITTEE"

    3.1. De aard en de structuur van het comité

    (212) Ten laatste sinds 1986 hebben producenten en distributeurs van balken in de EGKS en bepaalde van hun verenigingen deelgenomen aan een aantal plannen en regelingen, die in het raam van een systeem van regelmatige bijeenkomsten en voortdurend contact werden vastgesteld.

    (213) Het belangrijkste forum voor deze samenwerking werd gevormd door de vergaderingen van het "Poutrelles Committee". De volgende ondernemingen woonden deze vergaderingen regelmatig bij en namen aan de daarmee verbonden samenwerking deel:

    - Peine-Salzgitter

    - Thyssen

    - Saarstahl

    - TradeARBED

    - Cockerill Sambre (zeker reeds sedert 1988 en tot eind 1989)

    - Unimétal

    - British Steel

    - Ferdofin (zeker reeds sedert 1987)

    - Ensidesa

    - Aristrain (zeker reeds sedert 1987).

    Twee andere ondernemingen (Hoesch en Neue Maxhuette) namen deel aan een van de activiteiten van dit comité, namelijk aan de uitwisseling van informatie. Diverse verenigingen van ondernemingen en Usinor Sacilor (die voor het secretariaat zorgde) namen eveneens deel aan deze activiteiten. Geen van deze partijen lijkt een wezenlijke en afzonderlijke bijdrage te hebben geleverd die een beschikking noodzakelijk zou maken, niet alleen tegen hun leden (of, in het geval van Usinor Sacilor, dochteronderneming) maar ook tegen deze partijen zelf.

    Uit de nota van de "Walzstahl-Vereinigung" van 4 oktober 1990 (overwegingen 33 en 34) blijkt dat de heer Masserdotti namens andere Italiaanse producenten dan Ferdofin handelde. De heer Masserdotti beweert te zijn opgetreden als vertegenwoordiger van Federacciai, een Italiaanse vereniging van staalproducerende of -verkopende ondernemingen. Diverse leden van Federacciai produceren en/of distribueren balken, met name Stefana, Nuova Sidercamuna SpA en Lucchini siderurgica SpA.

    Federacciai heeft voor de Italiaanse producenten totale cijfers medegedeeld, hetgeen legitiem is. Het enige rechtstreekse bewijs dat een bepaalde Italiaanse onderneming (afgezien van Ferdofin) met de activiteiten van het "Poutrelles Committee" in verband brengt, is de door de heer Masserdotti met het briefhoofd van Stefana geschreven brief (zie overweging 136), en deze verwikkelt geen van de overige Italiaanse ondernemingen in illegale praktijken. Nu nader bewijs ontbreekt, is de Commissie van mening dat er ernstige twijfel bestaat over de betrokkenheid van afzonderlijke Italiaanse ondernemingen (uitgezonderd Ferdofin) in het "Poutrelles Committee" en dit aspect van hun gedragingen zal derhalve in deze beschikking niet in beschouwing worden genomen.

    (214) Deze vergaderingen hadden betrekking op de situatie op de belangrijkste markten voor balken in de EGKS. Zij werden voorbereid of aangevuld met bijeenkomsten en regelingen tussen alle of tussen bepaalde van de genoemde ondernemingen, die op de navolgende wijze aan individuele markten werden gewijd:

    - Er werden regelmatig bijeenkomsten gehouden over de Italiaanse markt, waarbij prijzen en quota werden vastgesteld (overwegingen 156-171).

    - Overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen met betrekking tot de Duitse markt (overwegingen 147-154).

    - De prijzen werden vastgesteld op de Franse markt (overweging 155).

    - Overeenkomsten tussen afzonderlijke ondernemingen betreffende bepaalde markten (overwegingen 172-176).

    (215) Het "Poutrelles Committee" vervulde bepaalde taken die volkomen wettig waren, zoals de voorbereiding van bijeenkomsten met de Commissie en de uitwisseling van algemene informatie over de markt. De volgende activiteiten van de partijen waren echter in strijd met artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag:

    - het vaststellen van richtprijzen;

    - het harmoniseren van toeslagen;

    - het verdelen van markten;

    - het uitwisselen van gedetailleerde informatie over individuele activiteiten die gewoonlijk als zakengeheim worden beschouwd, ten einde de cooerdinatie van hun gedragingen te vergemakkelijken.

    3.2. Overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen

    (216) "Overeenkomsten" en "onderling samenhangende gedragingen" zijn afzonderlijke begrippen, maar er kunnen zich gevallen voordoen waarin de samenwerking kenmerken van beide verboden vormen vertoont.

    (217) Een "overeenkomst" in de zin van artikel 65, lid 1, hoeft niet juridisch bindend voor de partijen te zijn. Er is sprake van een overeenkomst wanneer de partijen overeenstemming bereiken over een plan dat hun commerciële vrijheid beperkt of kan beperken omdat de richting van hun wederzijds handelen of nalaten op de markt wordt bepaald. Het is niet noodzakelijk dat er contractuele sancties of procedures ter afdwinging zijn vastgesteld, noch dat de overeenkomst schriftelijk is aangegaan.

    (218) Een onderling samenhangende gedraging is een vorm van samenwerking tussen ondernemingen waarbij, zonder dat het tot een eigenlijke overeenkomst komt, een feitelijke samenwerking welbewust boven de risico's van onderlinge concurrentie wordt verkozen.

    (219) In het Verdrag is een afzonderlijk begrip "onderling samenhangende gedraging" opgenomen om te voorkomen dat ondernemingen zich aan de toepassing van artikel 65, lid 1, onttrekken door, zonder dat het tot een overeenkomst komt, de mededinging te beperken door cooerdinatie van hun gedragingen, waarbij (bij voorbeeld) betrokkenen elkaar tevoren op de hoogte stellen van de houding, welke elk van hen voornemens is aan te nemen, zodat ieder hunner zijn optreden kan afstemmen in de wetenschap dat de concurrenten eenzelfde gedragslijn zullen volgen.

    Dit oordeelde het Hof van Justitie in zijn arrest van 14 juli 1972 in de zaak Imperial Chemical Industries Ltd/Commissie (zaak 48/69, Jurispr. 1972, blz. 619). In deze zaak ging het om de interpretatie van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag. Aangezien deze bepaling en artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag in dit opzicht identiek zijn, is de door het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg) aan het begrip "onderling afgestemde feitelijke gedragingen" gegeven interpretatie ook van toepassing in de context van artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag.

    Het spreekt vanzelf dat de reikwijdte van dit begrip wordt afgebakend door de bepalingen van het EGKS-Verdrag (met name artikel 60), dat in het navolgende zal worden besproken (zie de overwegingen 239 en volgende).

    (220) In zijn arrest van 16 december 1975 met betrekking tot het Europese Suikerkartel (Suiker Unie en anderen/Commissie, gevoegde zaken 40-48, 50, 54 tot en met 56, 111, 113 en 114/73, Jurispr. 1975, blz. 1663) oordeelde het Hof dat de in de rechtspraak van het Hof vervatte criteria voor cooerdinatie en samenwerking dienen te worden verstaan in het licht van de in de verdragsvoorschriften inzake de mededinging besloten voorstelling, dat iedere ondernemer zelfstandig moet bepalen welk beleid hij op de gemeenschappelijke markt zal voeren. Deze eis van zelfstandigheid sluit weliswaar niet uit dat de ondernemer gerechtigd is zijn beleid intelligent aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag der concurrenten aan te passen, doch staat onverbiddelijk in de weg aan enigerlei tussen zulke ondernemers al dan niet rechtstreeks opgenomen contact strekkend hetzij tot beïnvloeding van het marktgedrag van een bestaande of mogelijke concurrent, hetzij tot beduiding aan zulk een concurrent van het aangenomen of voorgenomen marktgedrag.

    Een gedraging kan derhalve als een "onderling samenhangende gedraging" onder artikel 65, lid 1, vallen, zelfs al hebben de partijen niet van tevoren een gezamenlijk plan opgesteld, waarin hun optreden op de markt is vastgesteld, maar maken zij gebruik van samenwerkingsvormen die de cooerdinatie van hun commerciële gedrag vergemakkelijken.

    De vorenomschreven definitie van het Hof van Justitie is met name van toepassing op de in het Verenigd Koninkrijk in 1990 vastgestelde prijsverhogingen (zie overwegingen 111, 112 en 115), alsmede op de harmonisering van de toeslagen volgens grootte eind 1990 (zie overwegingen 139-142). Tevens moet in aanmerking worden genomen dat, in een ingewikkeld kartel, sommige deelnemers op een gegeven tijdstip wellicht niet uitdrukkelijk en definitief toestemmen in een bepaalde door de andere deelnemers overeengekomen gedragslijn, maar wel blijk geven van hun algemene steun aan het betrokken plan en zich dienovereenkomstig gedragen.

    Het belang van het begrip "onderling samenhangende gedraging" is dus niet zozeer gelegen in het onderscheid tussen een zodanige gedraging en een overeenkomst, maar veeleer in het onderscheid tussen samenwerkingsvormen die onder artikel 65, lid 1, vallen en louter parallelle gedragingen waarbij van onderlinge afstemming geen sprake is.

    Deze interpretatie is door het Gerecht van eerste aanleg bevestigd in zijn recente uitspraken in de polypropyleenzaken (zie bij voorbeeld de uitspraak van 24 oktober 1991, Rhône-Poulenc S.A./Commissie, zaak T-1/89, Jurispr. 1991, blz. II-867, r. o. 124).

    In de onderhavige zaak is de precieze vorm van de heimelijke afspraken derhalve niet van belang.

    3.3. Het doel en het gevolg van het kartel

    (221) In deze zaak had de voortdurende heimelijke samenspraak tussen de partijen als voornaamste doel het in evenwicht brengen van vraag en aanbod en het verhogen en harmoniseren van de prijzen in de verschillende Lid-Staten van de EGKS, waardoor het traditionele handelspatroon zou worden versterkt.

    (222) Gelet op de duidelijk mededingingsbeperkende doelstelling van het kartel is het voor de toepassing van artikel 65, lid 1, niet strikt noodzakelijk dat nadelige gevolgen voor de mededinging worden aangetoond.

    De door de heer Bishop ingediende economische analyse doet vermoeden dat de gevolgen van de in het geding zijnde gedragingen beperkt waren. Opgemerkt zij echter dat deze gevolgen verre van gering waren. Ten eerste bevinden zich onder de deelnemers alle belangrijkste producenten van balken in de EGKS. Ten tweede moet worden opgemerkt dat in de notulen van de bijeenkomsten vaak de mening van de partijen dat de respectieve prijsverhogingen zijn verwezenlijkt, is te vinden.

    3.4. Bijzondere kenmerken en werkwijze van het kartel

    3.4.1. "Poutrelles Committee"

    3.4.1.1. Prijsvaststellingsovereenkomsten

    a) Overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen

    (223) In 1986 en 1987 werd bij diverse gelegenheden overeenstemming over prijzen bereikt (zie overwegingen 80 tot en met 86).

    (224) Op een onbekende datum vóór 2 februari 1988 werd tijdens een bijeenkomst overeenstemming bereikt over het verhogen van de prijzen in Duitsland en Frankrijk (zie overweging 87).

    Verdere richtprijzen (voor het vierde kwartaal van 1988) werden vóór 25 juli 1988 afgesproken (zie overweging 88).

    (225) Tijdens de bijeenkomst van 18 oktober 1988 werden richtprijzen voor het eerste kwartaal van 1989 afgesproken (zie overwegingen 89 tot en met 93).

    De notulen van deze bijeenkomst verwijzen in dit verband naar "geschatte prijzen", waarmee gesuggereerd wordt dat het hierbij ging om de door de deelnemers op de betrokken markten verwachte prijzen. Hierbij moet echter in het oog worden gehouden dat de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" werden bijgewoond door de belangrijkste producenten van balken in de Gemeenschap, die gezamenlijk ten minste twee derde van alle leveringen in de EGKS vertegenwoordigden. Een discussie over toekomstige prijzen tussen dergelijke partijen kan daarom niet op het eerste gezicht worden beschouwd als neutraal gedrag zonder gevolgen voor de onderlinge concurrentie. Bovendien is er voldoende indirect bewijs dat bevestigt dat de in de notulen vermelde prijzen in werkelijkheid de prijzen waren die de betrokken ondernemingen met algemene instemming trachtten te verwezenlijken:

    - uit de achtergrond blijkt dat de prijzen op eerdere vergaderingen van het "Poutrelles Committee" en vergelijkbare vergaderingen waren vastgesteld;

    - De deelnemers aan het "Poutrelles Committee" slaagden erin de basisprijzen op continentale EGKS-markten grotendeels te harmoniseren (overweging 97), een resultaat dat zeker al sedert 1987 een agendapunt vormde (zie overweging 82);

    - In de notulen worden zeer gedetailleerd voor elke categorie en markt en ook voor verschillende soorten afnemers de voor het eerste kwartaal van 1989 "verwachte" prijzen vermeld. Een dergelijke nauwkeurigheid zou nauwelijks mogelijk zijn geweest wanneer de betrokken partijen inderdaad slechts schattingen van toekomstige prijzen hadden gemaakt;

    - deze conclusie wordt gesteund door de bewoordingen van de notulen ( "de prijsverhogingen . . . resulteerden in het volgende prijsniveau");

    - het telexbericht van Thyssen aan TradeARBED van 22 september 1988 (overweging 91) toont aan dat de deelnemers aan het "Poutrelles Committee" voornemens waren de prijzen te verhogen met bedragen die overeenkomen met de "schattingen" in de notulen van de vergadering van 18 oktober 1988. Uit dit document blijkt ook dat de prijzen van tevoren waren besproken - en overeengekomen - door de deelnemers aan het "Poutrelles Committee";

    - er werden vergelijkbare of identieke bewoordingen gebruikt voor de tijdens de Eurofer/Scandinavië-bijeenkomsten besproken prijzen, waarvan overduidelijk vaststaat dat deze vastgesteld waren (zie bij voorbeeld het in overweging 200 aangehaalde telexbericht);

    - overeenkomsten werden gesloten om de prijzen te verhogen door het harmoniseren en verhogen van toeslagen (zie punt 3.4.1.2, hierna). Het zou onder deze omstandigheden verbazing wekken indien de partijen de hoogte van de basisprijzen aan het vrije marktspel zouden overlaten;

    - ook voor markten met meer dan één plaatselijke producent (zoals Duitsland) worden uniforme cijfers gegeven.

    (226) Deze overwegingen zijn ook van toepassing op de daaropvolgende prijsbesprekingen in de vergaderingen van de groep.

    Sommige partijen hebben gesteld dat zij zich niet aan deze prijzen gebonden achtten. Zelfs wanneer van de juistheid van deze bewering wordt uitgegaan, blijkt uit geen van de notulen en andere tussen de partijen uitgewisselde documenten dat deze partijen de overige deelnemers hiervan op de hoogte hebben gesteld. De betrokken partijen gaven derhalve ten minste de indruk dat zij deze prijzen zouden toepassen (zie het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 december 1991, zaak T-7/89, Hercules/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-1711, r. o. 232). Het is van belang te vermelden dat de partijen bij diverse gelegenheden hebben opgemerkt dat deze prijzen werden toegepast (zie overweging 98).

    In haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar beweerde Saarstahl dat onder de "richtprijs" moest worden verstaan de maximale prijs die met het oog op de objectieve marktomstandigheden kon worden verwezenlijkt. Aangezien dit impliceert dat die prijs onafhankelijk door elke onderneming op basis van objectieve criteria kon worden vastgesteld, is het veelzeggend dat de ondernemingen het toch noodzakelijk achtten bijeen te komen en deze prijzen te bespreken.

    (227) Tijdens de vergadering van 10 januari 1989 werden richtprijzen afgesproken voor leveringen aan Frankrijk, Duitsland, de Benelux-landen en Italië (zie overwegingen 95 en 96).

    Verdere richtprijzen voor de Italiaanse en voor de Spaanse markt werden vastgesteld op de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 7 februari 1989 (zie overweging 98).

    (228) Op de vergadering van 19 april 1989 (zie overweging 99) werden richtprijzen overeengekomen voor het derde kwartaal van 1989 op de markten van Duitsland, Frankrijk, België/Luxemburg, Italië en Spanje. Deze prijzen waren vrijwel identiek aan die voor het tweede kwartaal van 1989. Dit betekent niet noodzakelijk dat de deelnemende ondernemingen moeite hadden deze prijzen op de betrokken markten te verwezenlijken, omdat de partijen tijdens dezelfde vergadering een verhoging van toeslagen volgens grootte waren overeengekomen.

    (229) Tijdens dezelfde vergadering stelde British Steel haar concurrenten op de hoogte van haar voornemen de prijzen op de Britse markt te verhogen en verzocht zij deze concurrenten om voor hun uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk vergelijkbare prijzen in rekening te brengen (zie overweging 100). Bedacht moet worden dat de prijzen in het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk hoger waren dan op de continentale markten van de EGKS. British Steel verzocht haar concurrenten derhalve de prijzen voor leveringen aan het Verenigd Koninkrijk onderling af te stemmen. Dit voorstel werd gedaan in het kader van de samenwerking tussen de aan het "Poutrelles Committee" deelnemende ondernemingen, die - zoals in het voorgaande uiteengezet - reeds had geleid tot een aantal prijsvaststellingsovereenkomsten met betrekking tot continentale EGKS-markten, waarbij British Steel partij was. Deze factoren onderscheiden de handelwijze van British Steel van een situatie waarin een onderneming een concurrent, waarmee zij nog niet eerder contact had of samenwerkingsbanden onderhield, op de hoogte stelt van de prijzen die zij voornemens is in de toekomst toe te passen.

    (230) De vervolgens door British Steel vastgestelde prijsverhogingen werden door de Britse markt zonder moeilijkheden aanvaard (overweging 102). Derhalve is de conclusie gerechtvaardigd dat de concurrenten van British Steel in feite aan haar verzoek hadden voldaan en hun prijzen op die van British Steel hadden afgestemd.

    (231) Tijdens de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 11 juli 1989 werd overeengekomen dat in het vierde kwartaal van 1989 in Duitsland dezelfde richtprijzen zouden worden toegepast als in het derde kwartaal (zie overweging 102).

    (232) Tijdens de vergadering van 12 december 1989 werd besloten om in het eerste kwartaal van 1990 dezelfde richtprijzen als in het vierde kwartaal van 1989 toe te passen (zie overweging 107).

    (233) Tijdens de vergadering van 14 februari 1990 kondigde Unimétal aan dat zij de prijs van categorie 2c in Frankrijk zou verhogen. Uit het bewijsmateriaal blijkt dat hier van een eenzijdige beslissing geen sprake was:

    - zowel Peine-Salzgitter (herhaaldelijk) als TradeARBED hadden bij Unimétal erop aangedrongen tot een verhoging over te gaan (zie overwegingen 109 en 110);

    - de verhoging werd aangekondigd tijdens een vergadering van het "Poutrelles Committee" waarbij deze (en andere) concurrenten aanwezig waren;

    - ten tijde van de verhoging was de markt flauw, zoals blijkt uit het feit dat de basisprijzen in Frankrijk reeds meer dan een jaar niet waren verhoogd. Onder deze omstandigheden kan de verhoging van de prijs van één enkele categorie niet door economische overwegingen worden verklaard, maar is deze toe te schrijven aan de gemeenschappelijke wens van de betrokken ondernemingen om de prijzen te harmoniseren.

    (234) Kort na de vergadering van 14 februari 1990 bracht British Steel aan TradeArbed, Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl en Unimétal de prijzen voor leveringen aan het Verenigd Koninkrijk welke zij niet als "ontwrichtend" beschouwde, ter kennis (zie overweging 112).

    (235) Deze handelwijze kan niet worden beschouwd als eenzijdig gedrag van British Steel, maar maakt deel uit van de constante dialoog tussen deze onderneming en haar concurrenten in andere Lid-Staten, welke met name tijdens de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" werd voortgezet. Dat hier inderdaad sprake was van een onderling samenhangende gedraging - en niet van eenzijdig gedrag -, wordt bij voorbeeld bewezen door de briefwisseling tussen British Steel en Peine-Salzgitter over hoeveelheden (zie overweging 55).

    (236) Hoewel British Steel tijdens de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 21 maart 1990 melding maakte van bepaalde aanbiedingen op de Britse markt beneden de op de prijslijst van British Steel vermelde prijs, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat de betrokken ondernemingen hun prijzen daadwerkelijk verhoogden zoals door British Steel voorgesteld. Dit wordt bewezen door het feit dat British Steel slechts een paar maanden later tot verhoging van haar prijzen overging (zie overweging 115). Het is ondenkbaar dat British Steel dit zou hebben gedaan indien de door haar benaderde ondernemingen haar prijsvoorstellen van de hand hadden gewezen.

    (237) Op 7 juni 1990 bracht British Steel aan TradeARBED, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen, Ensidesa, Unimétal en Aristrain de nieuwe prijzen ter kennis die zij voornemens was toe te passen en verzocht zij hun dit prijsniveau in acht te nemen (zie overweging 115). Op een niet nader bepaalde datum sloot British Steel een overeenkomst met TradeARBED, waarbij de prijzen voor leveringen aan het Verenigd Koninkrijk lijken te zijn vastgesteld (zie overweging 117).

    Aanvankelijk hadden de pogingen van British Steel om de andere ondernemingen te overtuigen haar prijsniveau in acht te nemen, weinig succes (zie overweging 117). Tijdens de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" van 10 juli 1990 legde British Steel er de nadruk op dat de steun van alle naar het Verenigd Koninkrijk uitvoerende Eurofer-ondernemingen "noodzakelijk was om de nieuwe prijsstructuur kracht bij te zetten". Aangezien British Steel de vergadering van het "Poutrelles Committee" van 11 september 1990 mededeelde dat de prijsverhoging door de afnemers in het Verenigd Koninkrijk waren aanvaard, is de conslusie gerechtvaardigd dat deze steun inderdaad werd geboden.

    British Steel stelt dat haar gedrag gerechtvaardigd wordt door de regels betreffende prijzen van artikel 60 van het EGKS-Verdrag, volgens welke een onderneming belanghebbende partijen op verzoek van haar prijzen op de hoogte moet stellen. British Steel stelt echter niet dat zij de betrokken informatie heeft verstrekt naar aanleiding van een verzoek van haar concurrenten. In elk geval mag een dergelijke prijsinformatie eerst worden verstrekt, nadat de prijzen bij de Commissie zijn aangemeld. Bovendien heeft British Steel niet uitgelegd hoe artikel 60 van het EGKS-Verdrag haar het recht zou geven om haar concurrenten ertoe aan te zetten bij uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk haar prijzen toe te passen.

    Daarenboven baseert British Steel zich op besprekingen met ambtenaren van de Commissie over voorgestelde veranderingen van de regels betreffende prijzen die in 1989 plaatsvonden om aan te tonen dat de Commissie van de bilaterale of centrale uitwisseling van prijzen op de hoogte was en hieraan haar goedkeuring verleende. De notulen van de bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Commissie en Eurofer van 20 juli 1989, die door Eurofer zijn opgesteld, vermelden duidelijk dat de ambtenaren van de Commissie:

    ". . . met nadruk stelden dat het ingediende voorstel nog steeds moet worden beschouwd als een loutere beschouwing die nog aanvulling behoeft en door andere diensten van de Commissie moet worden bestudeerd."

    Deze aangelegenheid kwam niet verder dan het stadium van voorstel en British Steel kan zich derhalve niet daarop baseren.

    b) Artikel 65, lid 1

    (238) Al deze overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen strekten ertoe de mededinging te beperken en zijn daarom in strijd met artikel 65, lid 1.

    c) De artikelen 60 en 46 en volgende

    (239) In artikel 65 wordt verwezen naar de "normale werking" van de mededinging op de gemeenschappelijke markt. Aangenomen wordt dat dit begrip moet worden uitgelegd in het licht van het EGKS-Verdrag als geheel. Anders dan partijen stellen, wettigt geen van de overige bepalingen van het Verdrag de vorenomschreven handelwijze van partijen.

    Artikel 60

    verplicht de partijen ertoe hun prijsschalen en verkoopvoorwaarden openbaar te maken op de door de Commissie voorgeschreven wijze. Deze prijzen en voorwaarden moeten autonoom door elke afzonderlijke onderneming worden vastgesteld. Artikel 60 staat de ondernemingen niet toe de prijzen onderling af te stemmen en vast te stellen.

    (240) Door de meeste partijen is aangevoerd dat de mededeling aan concurrenten van de prijzen die de betrokken ondernemingen voornemens zijn in de toekomst toe te passen, gerechtvaardigd of zelfs noodzakelijk was met het oog op het in de artikelen 46 en volgende en in artikel 60 vervatte beginsel van doorzichtigheid. Zelfs indien wordt uitgegaan van de juistheid van de bewering dat de partijen elkaar slechts van hun toekomstige prijzen in kennis stelden (en deze niet onderling afstemden en vaststelden), snijdt dit argument geen hout. Het doorzichtigheidsbeginsel kan - hoe belangrijk ook - niet aldus worden opgevat dat het de ondernemingen toestaat, laat staan van hen eist, zich te gedragen zoals zij het in het onderhavige geval hebben gedaan.

    Artikel 60

    van het EGKS-Verdrag beperkt onmiskenbaar in zekere mate de prijsconcurrentie tussen de ondernemingen, omdat zij verplicht zijn hun prijzen openbaar te maken en bij vergelijkbare prestaties geen ongelijke voorwaarden mogen toepassen.

    Het is daarom des te belangrijker dat wordt gewaarborgd dat de resterende mededinging, die door het EGKS-Verdrag wordt voorondersteld, niet beperkt wordt door overeenkomsten of onderling samenhangende gedragingen tussen ondernemingen. Het creëren van kunstmatige marktomstandigheden, waaronder abnormale informatienormen en marktstabiliteit bepaalde mededingingsrisico's uitschakelen, is in tegenspraak met de vrije mededinging die het EGKS-Verdrag beoogt te beschermen. Dit geldt te meer wanneer de voordelen van deze kunstmatige verbetering van de informatie, zoals in dit geval, gereserveerd zijn voor de producenten en hun distributeurs en aan de afnemers worden onthouden.

    (241) Bepaalde partijen voeren aan dat zij met hun optreden slechts beoogden een handelwijze tegen te gaan die onverenigbaar was met artikel 60, dat wil zeggen, een wijze van verkoop die niet in overeenstemming was met de in die bepaling vervatte regels betreffende prijzen. Dit argument impliceerde dat een overeenkomst met als uitsluitend doel het voorkomen van gedragingen die niet onder het begrip "normale" mededinging in de zin van het EGKS-Verdrag vallen, niet met artikel 65 in strijd zou zijn. Zelfs indien dit argument zou worden aanvaard, zou het de ondernemingen niet ten voordele strekken. Het is duidelijk dat dit niet de bedoeling van de prijsregelingen tussen de partijen was. In elk geval is de tenuitvoerlegging van artikel 60 de verantwoordelijkheid van de Commissie. De ondernemingen kunnen niet de door hen bekendgemaakte officiële prijzen negeren en in plaats daarvan onderling - ongepubliceerde - richtprijzen afspreken.

    d) Deelneming van de partijen

    (242) De tijdens of in het kader van de vergaderingen van het "Poutrelles Committee" besproken prijzen waren die welke zouden gelden voor leveringen aan de respectieve markt. In beginsel voerden alle betrokken partijen uit naar de door de regelingen bestreken markten. De verantwoordelijkheid voor de vorenomschreven overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen moet daarom door alle ondernemingen worden gedragen voor de periode waarin zij aan de vergaderingen en de daarmee verbonden samenwerking deelnamen.

    Aangezien het kartel een aantal jaren voortduurde, is het feit dat sommige deelnemers bepaalde vergaderingen hebben gemist, niet van wezenlijk belang. Afwezigen werden overigens van de tijdens de vergaderingen genomen besluiten op de hoogte gesteld.

    (243) Het gedrag van elke onderneming afzonderlijk zal thans nader worden beschouwd.

    3.4.1.2. Harmonisering van toeslagen

    a) Overeenkomsten

    (244) Tijdens de vergadering van 15 november 1988 werd overeenstemming bereikt over de harmonisering van de toeslagen volgens kwaliteit. Het doel en gevolg van deze overeenkomst was niet alleen het harmoniseren van de toeslagen maar ook het verhogen ervan door het toentertijd in Duitsland geldende niveau van de toeslagen volgens kwaliteit als doel te stellen (zie overweging 122).

    (245) Tijdens de bijeenkomst van 19 april 1989 werd overeenstemming bereikt over het harmoniseren van de toeslagen volgens grootte met als doel deze niet alleen te harmoniseren maar ook te verhogen (zie overwegingen 125 tot en met 128 en - voor de achtergrond - overweging 124).

    Uit het bewijsmateriaal blijkt dat de nieuwe toeslagen volgens grootte met ingang van 1 oktober 1989 daadwerkelijk door de deelnemers werden toegepast. Dit had echter enige negatieve gevolgen voor de basisprijzen.

    (246) Tijdens de bijeenkomst van 6 juni 1989 werd verdere overeenstemming bereikt over het harmoniseren van de toeslagen volgens kwaliteit (zie overweging 129). Het doel en gevolg van deze overeenkomst was niet alleen het harmoniseren maar ook het verhogen van deze toeslagen.

    (247) Tijdens de vergadering van 16 mei 1990 werd verdere overeenstemming bereikt over het harmoniseren van de toeslagen volgens grootte (zie overwegingen 132, 133 en 134). Dat deze verhogingen het voorwerp van een overeenkomst vormden, wordt bevestigd door een de "Walzstahl-Vereinigung" opgesteld verslag en de vertrouwelijke nota van het secretariaat van het "Poutrelles Committee" van 17 mei 1990 (zie overwegingen 133 en 135).

    (248) Tijdens de vergadering van 4 december 1990 werd overeenstemming bereikt over het harmoniseren van de toeslagen volgens grootte. Dat er sprake was van een overeenkomst, kan worden afgeleid uit de volgende omstandigheden:

    - de aangelegenheid werd ten minste reeds sedert 11 september 1990 in vergaderingen van het "Poutrelles Committee" en elders besproken (zie overwegingen 138 en 119);

    - de Italiaanse groep had reeds op 11 september 1990 een voorstel voor de harmonisering van toeslagen volgens grootte ter tafel gebracht (zie overweging 138);

    - in november 1990 liet de "Walzstahl-Vereinigung" een voorstel circuleren met de duidelijke bedoeling dat deze door alle producenten in de EGKS zou worden aanvaard (overweging 139);

    - de notulen van de vergadering van 4 december 1990 en de fax van de "Walzstahl-Vereinigung" aan British Steel van 13 december 1990 (zie overweging 141) bevestigen dat er een overeenkomst was tot harmonisering van de toeslagen volgens grootte. De hieraan ten grondslag liggende bedoeling - het verhogen van de algemene prijzen zonder de basisprijzen te verhogen - wordt ondubbelzinnig uiteengezet in de op 19 december 1990 door de "Walzstahl-Vereinigung" aan Ferdofin gezonden fax (zie overweging 121).

    b) Artikel 65, lid 1

    (249) Omdat toeslagen deel uitmaken van de uiteindelijke, voor de betrokken produkten op de continentale markten van de EGKS te betalen prijs, zijn deze overeenkomsten tot harmonisering van toeslagen prijsvaststellingsovereenkomsten in strijd met artikel 65, lid 1.

    (250) Uit het bewijsmateriaal blijkt dat met deze overeenkomsten niet (zoals sommige partijen beweren) beoogd werd de doorzichtigheid te vergroten, maar de prijzen te verhogen. Voor het doorzichtiger maken van de markt in overeenstemming met artikel 60 van het EGKS-Verdrag zou harmonisering van de structuren (en niet van de eigenlijke bedragen) van de toeslagen voldoende zijn geweest.

    c) Deelname van de ondernemingen

    (251) Uit het bewijsmateriaal blijkt dat alle betrokken partijen partij bij deze overeenkomsten waren. Dit geldt ook voor British Steel. Hoewel de overeenkomsten uitsluitend betrekking hadden op continentale markten en niet op de markt van het Verenigd Koninkrijk (omdat aldaar van toeslagen geen gebruik wordt gemaakt), stemde British Steel ermee in de nieuwe toeslagen voor leveringen op het continent in acht te nemen.

    (252) Om de in overweging 313 genoemde redenen zullen Ensidesa en Aristrain niet verantwoordelijk worden gehouden voor hun deelneming aan de overeenkomst van 15 november 1988. Wat de periode na 1 januari 1989 betreft, hebben de Spanjaarden weliswaar hun eigen toeslagen in Spanje niet geharmoniseerd (maar slechts beloofd dit te zullen doen), maar wel ermee ingestemd de geharmoniseerde extra's op de overige betrokken markten van de EGKS toe te passen.

    3.4.1.3. Marktverdelingsregelingen

    a) Ferdofin

    (253) Zoals reeds opgemerkt (overweging 61), werd op 14 juli 1988 een marktverdelingsovereenkomst gesloten, waarbij Ferdofin haar verkoop aan Duitsland, de Benelux-landen, Frankrijk en Denemarken/Ierland/Griekenland zou beperken.

    De bewoordingen van het telexbericht van Ferdofin van 4 augustus 1988 (zie overweging 62) bevestigen dat de beperking van de uitvoer van Ferdofin naar de relevante markten het voorwerp van een overeenkomst was en niet een eenzijdige maatregel vormde. Aangezien de identiteit van de overige partijen bij de overeenkomst niet kon worden vastgesteld, zal slechts Ferdofin voor deze overeenkomst verantwoordelijk worden gehouden.

    b) "Traverso-methodologie"

    (254) In het vierde kwartaal van 1988 en het eerste kwartaal van 1990 werd gebruik gemaakt van een systeem, waarbij de deelnemende ondernemingen ernaar streefden vraag en aanbod in overeenstemming te brengen (zie overwegingen 72 tot en met 79). Uit het bewijsmateriaal blijkt dat dit systeem op of kort vóór 19 juli 1988 werd ingevoerd (overweging 72).

    (255) Aan dit systeem namen de volgende ondernemingen deel: Peine-Salzgitter, Thyssen, Kloeckner, Saarstahl, Unimétal, Ferdofin, Cockerill Sambre, TradeARBED en British Steel (zie overweging 75).

    (256) De betrokken ondernemingen stelden de voorzitter van het CDE op de hoogte van hun leveringsplannen. Deze werden vervolgens uitgedeeld aan de deelnemende ondernemingen (zie overweging 74). De voorzitter van het CDE verkeerde in een positie om elk van deze ondernemingen te benaderen en wijzigingen voor te stellen indien hij zulks noodzakelijk achtte.

    (257) De voorzitter van het CDE beschouwde de aan de deelnemers rondgestuurde leveringsplannen als aanbevelingen die niet zouden moeten worden overschreden. Uit het bewijs blijkt dat de deelnemende ondernemingen deze opvatting ten minste in beginsel onderschreven (zie overweging 77).

    Deze "aanbevelingen" stelden voor elke onderneming en elk van de betrokken markten specifieke cijfers vast. De ondernemingen die deze cijfers negeerden, werden door de voorzitter van het CDE en Eurofer benaderd met het verzoek het traditionele handelspatroon in acht te nemen (zie overweging 72).

    Het gevolg was dat de deelnemende ondernemingen van de leveringsvoornemens van hun concurrenten op de hoogte waren.

    (258) Door hun leveringsvoornemens aan elkaar bekend te maken en de aanbevelingen van de voorzitter van het CDE uit te voeren, namen de betrokken ondernemingen de onzekerheid weg over het toekomstige gedrag van hun concurrenten waarin elke onderneming onder normale omstandigheden zou moeten verkeren. Een zodanige handelwijze heeft gewoonlijk tot doel en gevolg dat de mededinging wordt beperkt en is derhalve een door artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag verboden onderling samenhangende gedraging.

    (259) Dat het in het bovenstaande beschreven systeem slechts beperkt succes kende en van vrijwillige aard was, doet aan deze conclusie niets af.

    c) Frankrijk

    (260) Op of rond de vergadering van 21 september 1989 werd een overeenkomst gesloten, waarbij de partijen hun leveringen op de Franse markt voor het vierde kwartaal van 1989 onderling afstemden.

    De volgende ondernemingen namen aan deze overeenkomst deel: Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, Ferdofin, Cockerill Sambre, TradeARBED, British Steel, Ensidesa en Unimétal (zie overwegingen 63 tot en met 71). Ensidesa was bij de uitwerking van deze regeling niet actief betrokken, maar hield zich er wel aan.

    (261) Uit het telexbericht van de "Walzstahl-Vereinigung" van 26 september 1989, waarin de tonnages werden vermeld die de deelnemende ondernemingen voornemens waren te leveren (zie overweging 67), blijkt op zich niet dat deze ondernemingen hun verkopen op de Franse markt onderling afstemden. Dat deze leveringsvoornemens wel onderling waren afgestemd en niet het resultaat waren van onafhankelijke, door elke onderneming genomen afzonderlijke beslissingen, wordt door de volgende omstandigheden genoegzaam aangetoond:

    - Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, British Steel, Cockerill Sambre, Unimétal en TradeARBED hadden voorafgaand aan de vergadering van 21 september 1989 besprekingen gevoerd om een formule te vinden voor verdeling van de Franse markt (zie overwegingen 63 en 64);

    - tijdens de vergadering van 21 september 1989 heeft Unimétal duidelijk melding gemaakt van het totaal van de leveringen aan de Franse markt in het vierde kwartaal van 1989, de hoeveelheden die zij zelf voornemens was te leveren en de tonnages van de niet tot Eurofer behorende ondernemingen uit de EGKS respectievelijk van landen buiten de EGKS. Hiermee impliceerde Unimétal noodzakelijkerwijs dat het saldo (ongeveer 33 000 ton/maand onder de overige, aan het "Poutrelles Committee" deelnemende ondernemingen zou worden verdeeld;

    - de nota van de "Walzstahl-Vereinigung" van 25 september 1989 (zie overweging 66) bevestigt dat de aan Frankrijk leverende ondernemingen hun verkopen onderling afstemden;

    - de bewoordingen van de door het secretariaat op 7 november 1989 verzonden fax bevestigen (zie overweging 68) dat voor leveringen aan Frankrijk in het vierde kwartaal van 1989 een "systeem" was ingevoerd.

    (262) De meeste deelnemende ondernemingen handelden dienovereenkomstig of leverden zelfs minder dan was voorgenomen (zie overweging 69). Slechts drie ondernemingen (Thyssen, Ferdofin en British Steel) leverden aanzienlijk meer dan zij eerder hadden aangekondigd.

    3.4.1.4. Uitwisseling van informatie

    a) Toezicht op orders en leveringen

    (263) De volgende ondernemingen wisselden informatie uit over de door hen ontvangen orders voor balken en de leveringen daarvan (zie overwegingen 39 tot en met 46): Peine-Salzgitter, Thyssen, Saarstahl, Hoesch, Neue Maxhuette, TradeARBED, Cockerill Sambre, British Steel, Unimétal, Ferdofin, Aristrain en Ensidesa.

    De cijfers die overeenkomstig het stelsel van toezicht op de orders werden uitgewisseld, gaven de orders weer die elke afzonderlijke onderneming had ontvangen voor leveringen in Frankrijk, Duitsland, België/Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland/Ierland/Denemarken. De overeenkomstig het stelsel van toezicht op leveringen uitgewisselde cijfers betroffen de leveringen aan Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Benelux-landen, Italië, Griekenland/Ierland/Denemarken, Portugal en Spanje. Er werden gedurende een aanzienlijke periode cijfers uitgewisseld, vanaf 1984 of eerder (toezicht op orders) respectievelijk het vierde kwartaal van 1988 (toezicht op leveringen). De uitwisseling van afzonderlijke cijfers voor elke onderneming werd eind juli of begin augustus 1990 tijdelijk opgeschort. De uitwisseling van afzonderlijke cijfers voor orders werd - ten minste tussen TradeARBED, Ensidesa, Unimétal, Ferdofin en Aristrain - ten laatste in oktober 1990 hervat. Thyssen, Saarstahl, Peine-Salzgitter, Neue Maxhuette en Hoesch hervatten hun deelneming aan de uitwisseling van afzonderlijke informatie via de "Walzstahl-Vereinigung" ten laatste in december 1990 (overweging 46). De uitwisseling van afzonderlijke informatie over leveringen tussen TradeARBED, Unimétal, Ensidesa en Aristrain werd in het derde kwartaal van 1990 voortgezet.

    (264) Het systeem voor de uitwisseling van informatie over orders is het resultaat van een overeenkomst tussen de partijen die eraan deelnamen. De invoering van het systeem van toezicht op leveringen is terug te voeren op een overeenkomst die oorspronkelijk op 18 oktober 1988 is gesloten (zie overweging 41) en diverse malen tijdens vergaderingen van het "Poutrelles Committee" (uitdrukkelijk of stilzwijgend) is verlengd. Wat de actief aan het Poutrelles Committee deelnemende ondernemingen betreft (dat wil zeggen, alle ondernemingen die bij deze uitwisseling van informatie zijn betrokken, met uitzondering van Hoesch en Neue Maxhuette), is er overvloedig bewijs dat deze partijen kennis droegen van en instemden met de uitwisseling van deze informatie. Dat Hoesch en Neue Maxhuette van deze regeling afwisten en hiermee instemden, wordt bewezen door het feit dat alle ondernemingen die aan dit systeem van toezicht cijfers bijdroegen, een afschrift ontvingen van de door Usinor Sacilor op basis van deze informatie opgestelde tabellen.

    (265) Alle ondernemingen die met hun cijfers een bijdrage leverden aan deze uitwisseling van informatie wisten derhalve dat deze cijfers aan hun concurrenten werden gezonden. Het is ondenkbaar dat zij deze cijfers beschikbaar zouden hebben gesteld indien zij niet met de bekendmaking daarvan aan hun concurrenten instemden.

    (266) Om doeltreffend op een bepaalde markt te kunnen concurreren, hebben ondernemingen behoefte aan informatie over die markt zelf en over ontwikkelingen daarop. De voorbereiding en verspreiding van verzamelde statistieken over omzet, verkoop of andere grootheden binnen een industrie kan een legitieme taak van statistische instellingen en handelsverenigingen zijn. Door deze statistieken kan de kennis die de ondernemingen bezitten, over de markt waarin zij werkzaam zijn, worden verbeterd en kunnen zij beter concurreren. De Commissie heeft derhalve geen bezwaar wanneer nationale handelsverenigingen die dezelfde economische belangen in verschillende landen vertegenwoordigen, statistische gegevens uitwisselen over de produktie- en verkoopcijfers in de betrokken bedrijfstak zonder afzonderlijke ondernemingen te vermelden (21).

    (267) In het onderhavige geval hebben de partijen de grens van het toelaatbare echter overschreden. De uitgewisselde cijfers toonden de leveringen en de orders die elke afzonderlijke onderneming voor de respectieve markten had ontvangen. Zodanige informatie wordt doorgaans door ondernemingen als strikt vertrouwelijk beschouwd. De cijfers betreffende orders werden iedere week bijgewerkt en snel onder de deelnemers verspreid.

    De cijfers betreffende leveringen werden kort na afloop van het betrokken kwartaal rondgestuurd. Elk van de deelnemende ondernemingen beschikte daarom over uitgebreide en gedetailleerde kennis van de door hun concurrenten voorgenomen en uitgevoerde leveringen. Deze ondernemingen waren vervolgens in staat te bepalen welke gedragslijn hun concurrenten voornemens waren op de markt te volgen of reeds volgden, en dienovereenkomstig te handelen. Uit het bewijsmateriaal blijkt (zie met name overweging 59) dat dit juist de reden was waarom de betrokken partijen deze informatie uitwisselden.

    (268) De aldus uitgewisselde informatie diende als basis voor discussies over handelsstromen (zie overwegingen 49 tot en met 60), die een van de belangrijkste agendapunten bij vergaderingen van het "Poutrelles Committe" vormden (overweging 57). Ondernemingen waarvan de orders het "normale" niveau te boven gingen, werden ter verantwoording geroepen (zie bij voorbeeld overweging 51).

    Ondernemingen uit landen waarvan de uitvoer een bepaald niveau te boven ging, werd verzocht de redenen voor deze verhogingen uiteen te zetten (zie bij voorbeeld overweging 51). Bij gelegenheid werden bepaalde ondernemingen rechtstreeks bekritiseerd in verband met hun leveringen aan andere Lid-Staten (zie met name overwegingen 53 en 60).

    Het toezicht op leveringen en dat op orders vulden elkaar aan, waardoor de doelmatigheid van deze uitwisseling van informatie werd verbeterd. De deelnemende ondernemingen hielden deze cijfers nauwkeurig in het oog en gingen na of de leveringen in overeenstemming waren met de eerder door de ondernemingen aangekondigde orders. In geval van verschillen werden de betrokken ondernemingen om tekst en uitleg gevraagd (zie overwegingen 49 tot en met 60). De partijen slaagden derhalve inderdaad erin onderling tot een opvallende mate van doorzichtigheid te komen.

    De uitwisseling beperkte zich niet tot cijfers van louter historische waarde zonder mogelijke gevolgen voor de mededinging. Indien dit het geval was, zouden de uitgebreide discussies over deze cijfers onverklaarbaar zijn.

    (269) Deze uitwisseling van informatie leidde derhalve tot de invoering van een systeem van solidariteit en samenwerking, dat op cooerdinatie van zakelijke activiteiten gericht was. De aan deze uitwisseling van informatie deelnemende partijen vervingen daarbij de normale risico's van concurrentie door praktische samenwerking, hetgeen leidde tot mededingsvoorwaarden die afwijken van die welke in een normale marktsituatie verkregen worden. In dit verband dient voldoende rekening ermee te worden gehouden dat de markt voor balken in de Gemeenschap een oligopolistische markt is, waarop een zeer beperkt aantal leveranciers de afnemer homogene produkten aanbiedt.

    (270) Uitwisseling van individuele informatie tussen ondernemingen vormt niet noodzakelijk een inbreuk op de mededingingsregels. Elk geval moet afzonderlijk worden bekeken en er moet met alle relevante factoren, waaronder de aard van de informatie, in hoeverre totalisering werd toegepast en de betrokken markt, rekening worden gehouden, wanneer het erom gaat te bepalen of de uitwisseling een ontwettige beperking van de mededinging oplevert. Uitwisseling van individuele informatie, waarvan het onwaarschijnlijk is dat deze het gedrag van de ondernemingen op de markt zal beïnvloeden, omdat die informatie louter historische waarde heeft, kan bijgevolg worden toegestaan. Gelet op de negatieve gevolgen voor de mededinging onder de deelnemende ondernemingen valt een systeem voor de uitwisseling van informatie als het onderhavige niet onder de Bekendmaking van de Comissie betreffende samenwerking tussen ondernemingen (22), met name onder punt II.1 daarvan.

    (271) Dat dit systeem voor de uitwisseling van informatie tot doorzichtige marktvoorwaarden leidde, doet geenszins af aan de conclusie dat dit systeem een inbreuk vormt op artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag.

    Zowel in Beschikking 87/1/EEG (Vetzuren) (23) als in Beschikking 92/157/EEG (UK Agricultural Tractor Registration Exchange) (24) huldigde de Commissie het standpunt dat de uitwisseling van gedetailleerde informatie, waardoor het gedrag van de afzonderlijke ondernemingen in nauwe oligopolies kon worden herkend, een inbreuk vormde op de mededingingsvoorschriften. De Commissie heeft echter geen bezwaar tegen de uitwisseling van getotaliseerde, historische informatie. In dit geval omvatte de uitgewisselde informatie nauwkeurige en actuele informatie over orders en leveringen van individuele ondernemingen.

    Geen van de bepalingen van het EGKS-Verdrag waarop partijen zich baseren (met name de artikelen 46, 47, 48 en 60), verlangt of laat toe dat eerder beschreven, gevoelige informatie, zoals cijfers betreffende orders en leveringen, tussen concurrenten wordt uitgewisseld voor het doel waarmee deze uitwisseling geschiedde. Deze "doorzichtigheid" was in ieder geval beperkt tot de producenten zelf en kwam de verbruiker niet ten goede (zie artikel 48, lid 3, van het Verdrag).

    Artikel 65, lid 2, van het EGKS-Verdrag is in engere bewoordingen gesteld dan artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag. De ruimte voor het verlenen van een vrijstelling (of ontheffing) voor overeenkomsten op grond van het EGKS-Verdrag is dus kleiner. Dit verschil zou echter uitsluitend als argument kunnen dienen voor de buitentoepassingverklaring van artikel 65, lid 1, op dit systeem voor de uitwisseling van informatie, wanneer het systeem zou leiden tot aanzienlijke voordelen of verbeteringen. Zelfs tijdens de hoorzitting en bijgestaan door eminente economen waren de partijen niet in staat uit te leggen waarom de uitwisseling van eerder beschreven, individuele cijfers noodzakelijk was voor wettige doeleinden en niet met de uitwisseling van getotaliseerde, historische informatie kon worden volstaan (waartegen de Commissie geen bezwaar heeft).

    Een bepaalde mate van onzekerheid over het door de concurrenten voorgenomen gedrag op de markt is voor de handhaving van de mededinging van onmisbaar belang.

    b) Uitwisseling van informatie via de "Walzstahl-Vereinigung"

    (272) Het vorenoverwogene is van overeenkomstige toepassing op de uitwisseling van informatie via de "Walzstahl-Vereinigung", waaraan Thyssen, Peine-Salzgitter, Hoesch, Neue Maxhuette, Saarstahl en TradeARBED ten minste in het derde en vierde kwartaal van 1990 deelnamen (zie overwegingen 47 en 48). Het is niet aannemelijk dat de "Walzstahl-Vereinigung" in staat zou zijn geweest cijfers te verkrijgen en te verspreiden over de door de deelnemende ondernemingen ontvangen orders en uitgevoerde leveringen zonder medeweten en goedvinden van deze ondernemingen. Het enige verschil tussen deze uitwisseling van informatie en het door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" gehanteerde systeem van toezicht was het kleinere aantal deelnemers.

    3.4.2. Mededingingsbeperkende gedragingen op de Duitse markt

    (273) Zoals in het bovenstaande werd beschreven, namen de volgende ondernemingen aan mededingingsbeperkende gedragingen op de Duitse markt deel:

    - vanaf december 1986 sloten Peine-Salzgitter, Thyssen en TradeARBED diverse prijsvaststellingsovereenkomsten (zie overwegingen 147 en 148);

    - Peine-Salzgitter en TradeARBED woonden in juni 1987 twee bijeenkomsten bij, welke resulteerden in onderling afgestemde prijsverhogingen (zie overweging 149);

    - tijdens een bijeenkomst in januari 1988 deden Peine-Salzgitter, TradeARBED, Hoesch, Saarstahl en Thyssen gemeenschappelijk aanbevelingen met betrekking tot prijzen en kwamen zij belangrijke aspecten van hun toekomstige prijsbeleid overeen (zie overweging 150);

    - op een bepaald tijdstip vóór 18 april 1989 werden de prijzen door TradeARBED en Hoesch onderling vastgesteld (zie overweging 152);

    - bij ten minste twee gelegenheden in 1989 kwamen diverse producenten overeen hun leveringen aan de Duitse markt te beperken ten einde deze markt te stabiliseren. Van deze ondernemingen staat slechts van Peine-Salzgitter vast dat zij partij was bij de eerste van deze overeenkomsten (zie overweging 153), terwijl bij de tweede gelegenheid slechts van Peine-Salzgitter, Saarstahl en TradeARBED vaststaat dat zij ermee hebben ingestemd hun leveringen te beperken (zie overweging 154).

    3.4.3. Concurrentiebeperkende praktijken op de Franse markt

    (274) In 1987 hebben ten minste Unimétal, Cockerill Sambre en TradeARBED de prijzen die zij op de Franse markt berekenden, in onderling overleg vastgesteld (zie overweging 155).

    3.4.4. Concurrentiebeperkende praktijken op de Italiaanse markt

    (275) Overeenkomsten of onderling samenhangende gedragingen met betrekking tot het vaststellen van prijzen of het verdelen van markten speelden in Italië meermaals een rol. Dit blijkt uit de volgende voorbeelden:

    - op de vergadering van 7 april 1987 werden de richtprijzen voor de Italiaanse markt, die eerder door Ferdofin, TradeARBED, Peine-Salzgitter en Unimétal onderling waren vastgesteld, aangepast of bevestigd (zie overweging 155);

    - nog meer prijsafspraken werden gemaakt op een niet nader bekende datum kort na die vergadering (zie overwegingen 157, 158 en 159). Uit het bewijsmateriaal blijkt dat althans Peine-Salzgitter en Ferdofin bij die afspraken betrokken waren;

    - een prijsafspraak voor het eerste kwartaal van 1988 werd op een vergadering op 25 november 1987 gemaakt tussen TradeARBED, Peine-Salzgitter, Unimétal, British Steel, Aristrain, Ensidesa, Ferdofin, Stefana, Thyssen, Saarstahl en Cockerill Sambre (zie overwegingen 160 en 161). Om de hieronder uiteengezette redenen (overweging 313) zullen Aristrain en Ensidesa niet op deze overeenkomst worden aangesproken;

    - op en vergadering op 13 maart 1988 werden de prijzen voor het tweede kwartaal van 1988 in onderling overleg vastgesteld door TradeARBED, British Steel, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen, Unimétal, Cockerill Sambre, Ferdofin en Stefana. Dezelfde ondernemingen (met uitzondering van Stefana) sloten tevens een overeenkomst tot verdeling van de markt uit hoofde waarvan quota voor leveringen aan Italië werden toegekend (zie overwegingen 162 tot en met 165);

    - over prijsstijgingen in het derde kwartaal van 1988 werd overeenstemming bereikt op een niet nader bekende datum vóór 28 juni 1988. Althans Ferdofin en Peine-Salzgitter waren bij deze overeenkomst betrokken (zie overweging 166);

    - op 21 juni 1988 werd besloten de overeenkomst betreffende de verdeling van de markt te verlengen voor het derde kwartaal van 1988 (zie overwegingen 167 en 168). Dit betekent dat Ferdofin, TradeARBED, British Steel, Cockerill Sambre, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Thyssen en Unimétal bij deze overeenkomst betrokken waren;

    - op een vergadering op 3 oktober 1988 werden tussen TradeARBED, British Steel, Peine-Salzgitter, Unimétal en Ferdofin nieuwe richtprijzen overeengekomen (zie overweging 169);

    - op een vergadering op 15 mei 1990 werden in onderling overleg prijzen vastgesteld door TradeARBED, Peine-Salzgitter, Saarstahl, Unimétal, Thyssen en Ferdofin (zie overwegingen 170 en 171).

    3.4.5. Individuele overeenkomsten

    3.4.5.1. British Steel - Ensidesa/Aristrain

    (276) Op een niet nader bekende datum in het begin van 1990 werd tussen British Steel, Ensidesa en Aristrain een overeenkomst gesloten krachtens welke British Steel haar verkopen in Spanje voortaan zou beperken. Er werden ook afspraken gemaakt over prijsverhogingen in het eerste kwartaal van 1991 (zie overwegingen 172, 173 en 174).

    3.4.5.2. British Steel - Ferdofin

    (277) Ten laatste sedert einde 1987 bestond er een overeenkomst tussen British Steel en Ferdofin krachtens welke laatstgenoemde onderneming zich ertoe verbond niet in het Verenigd Koninkrijk te verkopen (zie overwegingen 175 en 176).

    3.4.6. Conclusies

    (278) Al deze in overwegingen 273 tot en met 277 genoemde overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen hadden ten doel de mededinging te beperken en zijn derhalve strijdig met artikel 65, lid 1.

    4. UITWISSELING VAN INFORMATIE VIA EUROFER

    (279) Zoals eerder beschreven (overwegingen 143 en 146) werd door Eurofer een afzonderlijk systeem voor de uitwisseling van informatie opgezet en in praktijk gebracht. Eurofer verspreidde informatie over leveringen door ondernemingen die direct of indirect lid van Eurofer waren.

    (280) Eurofer is een vereniging van ondernemingen in de zin van artikel 65 van het EGKS-Verdrag. Het feit dat de meeste leden zelf verenigingen van ondernemingen zijn doet hieraan hiets af. Om de mededingingsregels van het EGKS-Verdrag correct en doeltreffend te kunnen toepassen, moet de Commissie in een gegeven geval veeleer naar de economische realiteit dan naar de juridische vorm kijken. Overigens spreekt het vanzelf dat een lichaam waarvan de leden (zowel ondernemingen als verenigingen van ondernemingen) aan artikel 65 van het EGKS-Verdrag onderworpen zijn, zelf niet van de werkingssfeer van die bepaling kan worden uitgesloten.

    (281) In artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag is sprake van besluiten van verenigingen van ondernemingen welke de mededinging kunnen beperken. Het bestaan van een dergelijk besluit kan worden afgeleid uit de feitelijke gedragingen van een vereniging van ondernemingen, haar leden of ondergeschikte organen.

    Volgens de statuten van Eurofer is de uitwisseling van informatie een van de taken die deze vereniging op zich neemt (artikel 2, vierde streepje). Aangenomen moet worden dat Eurofer niet zonder de uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van haar leden handelde. Deze veronderstelling wordt gestaafd door het feit dat de uitgewisselde cijfers afkomstig waren van de ondernemingen die (direct of indirect) lid van Eurofer waren.

    (282) Deze interpretatie is in overeenstemming met de letter, de geest en de strekking van artikel 65, luidens welke bepaling alle overeenkomsten, besluiten en onderling samenhangende gedragingen welke tot een beperking van de mededinging zouden kunnen leiden, verboden zijn.

    (283) De verspreiding van informatie via Eurofer had over het algemeen dezelfde nadelige gevolgen voor de mededinging als de hierboven beschreven systemen van informatie-uitwisseling (zie overwegingen 263 en 272). Eurofer verstrekte aan de ondernemingen die (direct of indirect) lid waren, informatie over de leveringen van hun concurrenten. De verspreiding van dergelijke informatie, welke normalerwijs als een zakengeheim wordt beschouwd, stelde elk van de ondernemingen in de gelegenheid na te gaan hoe hun concurrenten zich op bepaalde markten gedroegen. Deze uitwisseling van informatie had derhalve ten gevolge dat de normale risico's van de mededinging werden vervangen door een praktische samenwerking, een en ander onder mededingingsvoorwaarden die afwijken van die in een normale marktsituatie. Dergelijk gedrag is strijdig met artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag.

    5. ACTIVITEITEN VAN DE EUROFER/SCANDINAVIË-GROEP

    5.1. Aard en structuur van de groep

    (284) Ten laatste vanaf 1986 hebben producenten en verkopers van balken uit de EGKS en uit Scandinavië, alsmede sommige van hun verenigingen, deelgenomen aan een reeks overeenkomsten of onderling samenhangende gedragingen die tot stand kwamen in het kader van een systeem van regelmatige vergaderingen en voortdurend onderling contact.

    (285) De volgende ondernemingen woonden deze vergaderingen geregeld bij en/of namen deel aan de overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen:

    - Peine-Salzgitter

    - Thyssen

    - Saarstahl (sinds 1988)

    - TradeARBED

    - Steelinter

    - Unimétal

    - British Steel

    - Norsk Jernverk

    - Ovako (zeker reeds sedert 1 september 1988)

    - SSAB (tot 31 augustus 1988)

    - Smedjebacken/Fundia Steel AB.

    Ook verscheidene verenigingen van ondernemingen en Usinor Sacilor (die het secretariaat waarnam) namen aan deze activiteiten deel. Voor zover bekend heeft geen van deze een noemenswaardige individuele bijdrage geleverd die ertoe zou nopen niet alleen tegen hun leden (of, in het geval van Usinor Sacilor, haar dochteronderneming) maar ook tegen henzelf een beschikking vast te stellen.

    (286) Deze bijeenkomsten hadden betrekking op de situatie op de markten voor staafstaal en balken in Scandinavië, dat wil zeggen in Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. Alleen de aspecten die betrekking hadden op de markt voor balken in Denemarken, worden hier in aanmerking genomen.

    (287) De algemene opzet van de partijen was via overleg overeenstemming te bereiken over de prijzen die voor uitvoer naar Denemarken moesten worden berekend. Als een gevolg van de geregelde contacten werden deze afspraken voortdurend gewijzigd of bijgesteld ten einde rekening te houden met de veranderende omstandigheden en reacties op de markt.

    (288) Volgens de Commissie vormt het hele samenstel van regelingen en afspraken die in het kader van een systeem van geregelde en geïnstitutionaliseerde vergaderingen van de in overweging 285 genoemde producenten zijn vastgesteld, één enkele voortdurende "overeenkomst" in de zin van artikel 65, lid 1.

    Om een beperkende regeling als een "overeenkomst" in de zin van artikel 65, lid 1, te kunnen beschouwen, is het niet noodzakelijk dat deze overeenkomst als juridisch bindend voor de partijen is bedoeld. Er is sprake van een overeenkomst indien de partijen overeenstemming bereiken over een plan dat hun commerciële vrijheid beperkt of zou kunnen beperken door vast te leggen op welke wijze zij zich op de markt tegenover elkaar gedragen of juist niet gedragen. Contractuele sancties of procedures om de naleving van de afspraken af te dwingen zijn niet vereist. Evenmin is het noodzakelijk dat een dergelijke overeenkomst schriftelijk is vastgelegd.

    (289) In het onderhavige geval hebben de ondernemingen, door in te stemmen met een gezamenlijk plan om de prijzen op de markt voor balken in Denemarken te regelen, deelgenomen aan een algemene kaderovereenkomst, die concreet werd uitgewerkt in een reeks gedetailleerder deelovereenkomsten die nu en dan werden gesloten en waarvan hieronder een overzicht wordt gegeven.

    (290) Aan de conclusie dat er sprake is van een voortdurende overeenkomst wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat sommige ondernemingen niet elke vergadering bijwoonden. Aangezien het kartel gedurende een aantal jaren bestond, heeft het feit dat sommige deelnemers van bepaalde vergaderingen afwezig bleven, geen praktische betekenis. Afwezigen werden hoe dan ook van hetgeen op die vergaderingen was besloten, in kennis gesteld.

    5.2. Overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen

    (291) Die Commissie is van oordeel dat de kartelvorming een "overeenkomst" in de zin van artikel 65, lid 1, vormde.

    Er is een onderscheid tussen de begrippen "overeenkomsten" en "onderling samenhangende gedragingen", maar er kunnen zich gevallen voordoen waarin de heimelijke verstandhouding elementen van beide vormen van ongeoorloofde samenwerking vertoont.

    Zoals hierboven uiteengezet (zie overwegingen 219 en 220), vloeit het belang van het begrip "onderling samenhangende gedragingen" niet zozeer voort uit het onderscheid tussen dat begrip en een "overeenkomst" dan wel uit het onderscheid tussen vormen van heimelijke verstandhouding die onder de toepassing van artikel 65, lid 1, vallen en louter gelijklopende gedragingen zonder enige onderlinge afstemming. De precieze vorm die de heimelijke afspraken in het onderhavige geval hebben aangenomen, heeft derhalve geen enkel belang.

    5.3. Strekking en gevolgen van de overeenkomst

    (292) In het onderhavige geval hadden de invoering van het systeem van geregelde vergaderingen en de voortdurende heimelijke verstandhouding tussen de partijen in wezen ten doel overeenstemming te bereiken over de prijzen die voor leveringen op de Deense markt moesten worden berekend.

    Met dat doel streefden de partijen ernaar de markt op zodanige wijze te organiseren dat aldaar het vrije spel van de mededinging werd vervangen door een geïnstitutionaliseerde en systematische heimelijke verstandhouding tussen producenten en verkopers.

    (293) Gezien het duidelijk concurrentiebeperkende doel van de overeenkomst is het voor de toepassing van artikel 65, lid 1, niet strikt noodzakelijk dat ook negatieve gevolgen voor de mededinging worden aangetoond.

    In de door de heer Bishop overgelegde economische analyse wordt geopperd dat de gevolgen van de betrokken praktijken gering zouden zijn geweest. De Commissie geeft toe dat die gevolgen naar het einde van de betrokken periode afnamen; met name in 1990 moest moeite worden gedaan om te voorkomen dat de prijzen gingen zakken. Toch zijn er duidelijke aanwijzingen dat het kartel de concurrentievoorwaarden in aanzienlijke mate heeft beïnvloed:

    Om te beginnen behoren alle toonaangevende producenten van balken in de EGKS die naar Denemarken uitvoeren en alle belangrijke producenten van balken in Noorwegen, Zweden en Finland tot de deelnemers. Voorts wordt in de notulen van de vergaderingen geregeld melding gemaakt van het feit dat de partijen van oordeel waren dat de verschillende prijsverhogingen geslaagd waren.

    5.4. Specifieke kenmerken van het kartel en de werking ervan

    (294) Uit het bewijsmateriaal blijkt dat gedurende de gehele betrokken periode op de vergaderingen van de Eurofer/Scandinavië-groep regelmatig richtprijzen voor balken op de Deense markt werden vastgesteld.

    De deelnemers uit de EGKS schijnen in deze samenwerking over het algemeen de actiefste rol te hebben gespeeld (zie overweging 191). Dit wordt bevestigd door het feit dat bij verscheidene gelegenheden (zie onder meer de vergaderingen van 30 juli 1986 en 28 oktober 1986) werd overeengekomen dat de prijzen voor alle of voor sommige categorieën door de deelnemers uit de EGKS na de betrokken vergaderingen zouden worden vastgesteld. Door die werkwijze te aanvaarden, stemden alle partijen die de Eurofer/Scandinavië-vergaderingen bijwoonden, in met de prijzen die later werden vastgesteld.

    (295) De Scandinavische ondernemingen voerden het argument aan dat de prijzen in feite werden vastgesteld of gedicteerd door de Eurofer-ondernemingen. Ofschoon het duidelijk is dat de Eurofer-ondernemingen een aanzienlijke invloed uitoefenden (zie hierboven), gaat dit argument toch al te licht voorbij aan de rol van de Scandinavische deelnemers. Uit het bewijsmateriaal blijkt dat de prijzen door de Eurofer-ondernemingen en de Scandinavische producenten gezamenlijk werden vastgesteld (zie bij voorbeeld overwegingen 198 en 206).

    (296) De notulen van de vergaderingen in de laatste jaren van de onderzochte periode lijken in vrij voorzichtige bewoordingen te zijn gesteld. Met betrekking tot prijzen worden termen als "verwachtingen" gehanteerd. Het is echter overduidelijk dat deze zogenaamde "verwachtingen" in feite ook richtprijzen waren. Deze conclusie wordt gestaafd door de woorden van de voorzitter van die vergaderingen zelf (zie overweging 201).

    Op de hoorzitting bevestigde de vertegenwoordiger van SSAB en Ovako dat de tijdens de vergaderingen overeengekomen prijzen die waren welke door de deelnemers moesten worden toegepast.

    L. NIET-TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 65, LID 2

    (297) Luidens artikel 65, lid 2, verleent de Commissie ontheffing voor specialisatieovereenkomsten en overeenkomsten tot gemeenschappelijke aankoop of verkoop, alsmede voor overeenkomsten die wat hun aard en werking betreft, volstrekt analoog zijn, indien deze overeenkomsten aan bepaalde welomschreven voorwaarden voldoen. In het onderhavige geval kunnen de concurrentiebeperkende gedragingen waar het om gaat, in geen geval voor een ontheffing in aanmerking komen, aangezien zij niet tot de categorieën van overeenkomsten behoren waarvoor ontheffing kan worden verleend. Integendeel, zij hadden tot doel markten te verdelen en prijzen vast te leggen of te bepalen, zonder uitzondering activiteiten die onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal.

    Op geen enkel ogenblik werd met betrekking tot een van de overeenkomsten of afspraken waarop deze beschikking betrekking heeft, een verzoek tot ontheffing ingediend. Voorts heeft geen van de partijen getracht haar gedrag te verantwoorden door in te roepen dat daarvoor ontheffing uit hoofde van artikel 65, lid 2, kon worden verleend.

    M. TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 65, LID 5

    1. WERKINGSSFEER VAN ARTIKEL 65, LID 5

    (298) Krachtens artikel 65, lid 5, kan de Commissie boeten en dwangsommen opleggen aan ondernemingen die een van rechtswege nietige overeenkomst hebben gesloten, die een van rechtswege nietige overeenkomst hebben toegepast of gepoogd hebben toe te passen, of die zich schuldig maken aan gedragingen welke in strijd zijn met artikel 65, lid 1.

    (299) De Commissie kan boeten of dwangsommen opleggen tot ten hoogste het dubbele van de bereikte omzet van de produkten welke het voorwerp uitmaken van met artikel 65, lid 1, strijdige overeenkomsten, besluiten of gedragingen onverminderd een verhoging van dit maximum tot een bedrag van 10 % van de jaaromzet der betrokken ondernemingen voor zover het een boete betreft en tot een bedrag van 20 % van de dagomzet voor zover het een dwangsom betreft, indien de bedoeling heeft voorgezeten de produktie, technische ontwikkeling of de investeringen te beperken.

    (300) Bij de in deze beschikking beschreven overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen waren alle belangrijke producenten van balken in de Gemeenschap betrokken. De aan de kaak gestelde gedragingen waren ondermeer het vaststellen van de prijzen en het verdelen van markten. Dit zijn ernstige inbreuken die oplegging van hoge geldboeten rechtvaardigen. Tevens was sprake van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie.

    2. ECONOMISCHE TOESTAND VAN DE STAALINDUSTRIE

    (301) Staalproducenten maken tegenwoordig in het algemeen geen winst. Niettemin hebben vier van de belangrijkste producenten van balken - namelijk British Steel, ARBED, Peine-Salzgitter en Usinor Sacilor - volgens hun jaarverslagen in de periode 1988-1990 met hun staalproduktie aanzienlijke winsten behaald (25).

    3. ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DE INBREUKEN

    (302) De economische gevolgen van een inbreuk zijn vaak moeilijk nauwkeurig aan te wijzen. Er is onvermijdelijk steeds enige twijfel omtrent de mate waarin een bepaalde prijsstijging het gevolg is van normale marktmechanismen dan wel van een onderling afgestemd optreden van de ondernemingen. In perioden van dalende prijzen wordt het zelfs nog moeilijker de gevolgen van concurrentiebeperkende praktijken in te schatten.

    (303) Een idee van de orde van grootte van de voordelen die de deelnemers met hun gedrag verkregen, is te krijgen door de gevolgen van de prijsverhogingen in het eerste kwartaal van 1989 na te gaan, welke prijsverhogingen blijkens het bewijsmateriaal door de afnemers werden aanvaard. Prijsverhogingen werden verkregen gaande van 25 tot 40 DM in Duitsland, van 50 tot 100 Ffr. in Frankrijk en van 200 tot 800 Bfr. in België en Luxemburg.

    De extra-ontvangsten van de producenten die op deze markten verkochten, bedroegen (op basis van het zichtbare verbruik op deze markten) op zijn minst 7 miljoen ecu. In het tweede kwartaal leidden nieuwe prijsverhogingen in Duitsland, Frankrijk, Benelux en Italië tot een bijkomende stijging van de ontvangsten met 6 miljoen ecu. De totale toename van de ontvangsten bedroeg op zijn minst 20 miljoen ecu in zes maanden tijd (7 miljoen ecu in het eerste kwartaal en in totaal 13 (7 + 6) miljoen ecu in het tweede kwartaal). Ofschoon niet nauwkeurig kan worden vastgesteld welk gedeelte van de totale winst het gevolg is van het onderling vaststellen van prijzen en andere onderling samenhangende gedragingen, is het duidelijk dat de economische gevolgen aanzienlijk waren. Een groot deel van de voordelen kwam ten goede aan de ondernemingen die aan het vaststellen van de prijzen deelnamen omdat zij in meer dan twee derde van het communautaire verbruik voorzien.

    (304) Het is hoe dan ook duidelijk dat de ondernemingen ten doel hadden de mededinging te beperken. Het is derhalve niet noodzakelijk te trachten de exacte gevolgen van de inbreuken vast te stellen.

    4. VERZWARENDE OMSTANDIGHEDEN

    (305) In het persbericht van de Commissie ten tijde van de verificatie in de zaak Roestvrij Staal van 2 mei 1988 die tot Beschikking 90/417/EGKS leidde, wordt uitdrukkelijk gesteld dat de Commissie onwettige afspraken binnen de bedrijfstak niet langer zou dulden.

    (306) Bovendien werden aan sommige van de betrokken ondernemingen (British Steel, Thyssen en Usinor Sacilor) geldboeten opgelegd wegens hun deelneming aan het kartel voor platte produkten van roestvrij staal. Genoemde beschikking werd in augustus 1990 in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt en werd zowel in de algemene, als in de gespecialiseerde pers uitgebreid besproken. De houding van de Commissie ten aanzien van onwettige overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen was dus zeker vanaf mei 1988 duidelijk.

    (307) Er zijn bewijzen dat althans sommige van de ondernemingen en ondernemersverenigingen zich ervan bewust waren dat hun gedrag met artikel 65 van het EGKS-Verdrag strijdig was of kon zijn.

    Tot deze bewijzen behoort het door Usinor Sacilor opgestelde interne memorandum waarin mogelijke manieren om de mededingingsregels te omzeilen werden aangegeven (zie overweging 105), de opmerking van het hoofd van de juridische dienst van Eurofer dat inbreuk zou worden gemaakt op de mededingingsregels "indien ondernemingen gezamenlijk zouden beslissen hun lijsten van toeslagen overeenkomstig dit model te wijzigen of indien zij wijzigingen van hun toeslagen dienovereenkomstig zouden cooerdineren" (zie overweging 140), alsmede een interne nota van Peine-Salzgitter (overweging 59) waarin onder meer staat: "Een systeem van wederzijdse uitwisseling van statistieken waarbij ook geïndividualiseerde gegevens betreffende ondernemingen aan concurrenten worden doorgespeeld, wekt op zijn minst de gedachte aan concurrentiebeperkende effecten."

    5. DE CRISISREGELING

    (308) Gedurende een aanzienlijk deel van de in deze beschikking beschouwde periode heeft de Commissie gebruik gemaakt van de bevoegdheid waarover zij uit hoofde van artikel 58 van het EGKS-Verdrag beschikt, om aan de staalbedrijven leverings- of produktiequota op te leggen. Deze regeling werd in oktober 1980 van kracht en werd voor balken op 30 juni 1988 beëindigd. Van 1984 tot 1986 legde de Commissie uit hoofde van artikel 61 van het EGKS-Verdrag tevens minimumprijzen op. Deze anti-crisismaatregelen werden door de Commissie genomen en uitgevoerd.

    (309) Een aantal ondernemingen voerde aan dat de toepassing van die maatregelen in de uitgesproken crisisperiode in zekere zin de toepassing van artikel 65 van het EGKS-Verdrag opschortte of wijzigde. Het feit dat de mededinging in bepaalde opzichten door het optreden van de Gemeenschap beperkt werd, geeft de ondernemingen echter niet het recht bijkomende beperkingen op te leggen of de mededinging in andere opzichten te beperken. In dergelijke omstandigheden is het van wezenlijk belang dat de ondernemingen en ondernemersverenigingen niets doen om de mededinging nog verder te beperken. Op geen enkel ogenblik gedurende de crisis heeft de Commissie ook maar iets laten weten waaruit afgeleid zou kunnen worden dat artikel 65 buiten werking was gesteld. Dat zou hoe dan ook onverenigbaar zijn geweest met de gemeenschappelijke markt, zoals omschreven in artikel 4. Artikel 65 is een onderdeel van het EGKS-Verdrag en kan niet terzijde worden geschoven of buiten werking worden gesteld.

    (310) Niets in de artikelen 58 en 61 beperkt de toepassing van artikel 65 buiten de maatregelen die in het kader van de quota- en prijsregelingen worden genomen. Alleen de Commissie zelf heeft de bevoegdheid om als tijdelijke en uitzonderlijke maatregel quota op te leggen en minimumprijzen vast te stellen. Het EGKS-Verdrag geeft ondernemingen niet de minste ruimte om prijzen vast te stellen of markten te verdelen.

    (311) Wegens de mogelijke misverstanden omtrent de toepassing van artikel 65 gedurende de uitgesproken crisisperiode en de toepassing van de quotaregeling heeft de Commissie evenwel besloten aan de ondernemingen geen geldboeten op te leggen voor hun gedragingen tot en met 30 juni 1988. Dat is de datum waarop de quotaregeling ten einde liep.

    Vanaf die dag kon voor de ondernemingen en ondernemersverenigingen geen twijfel erover bestaan dat de EGKS-mededingingsregels en in het bijzonder artikel 65 van toepassing waren.

    6. BETROKKENHEID VAN DE COMMISSIE

    (312) De meeste partijen hebben beweerd dat de Commissie van het bestaan van de betrokken concurrentiebeperkende praktijken op de hoogte was. Deze bewering wordt met geen enkel concreet bewijs gestaafd. Het eigen grondige onderzoek van de Commissie heeft geen enkel bewijs aan het licht gebracht dat de beweringen van de partijen zou kunnen staven.

    Op de hoorzitting werd, gelet op het belang van dit argument, niettemin overeengekomen dat de partijen de gelegenheid moesten krijgen alsnog bewijsmateriaal aan te dragen. Geen van de stukken die achteraf door de partijen werden overgelegd, staafden hun bewering. Het betreft grotendeels documenten die ter voorbereiding van het geregelde overleg tussen de Commissie en de bedrijfstak door Eurofer waren opgesteld. Zij bevatten uitsluitend algemene informatie, waaruit niet blijkt dat de ondernemingen zich aan concurrentiebeperkende praktijken schuldig maakten. Het is veelbetekenend dat sommige partijen ter staving van hun bewering zelfs verwezen naar een door de Commissie opgesteld "non-paper" waarin uitdrukkelijk werd gesteld dat artikel 65, lid 1, niet mocht worden overtreden.

    7. DE SPAANSE PRODUCENTEN

    (313) Het bepaalde in Protocol 10 bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal onthief de Spaanse ondernemingen niet van de toepassing van het communautaire mededingingsrecht. Toch dient ermee rekening te worden gehouden dat de vrijheid van Aristrain en Ensidesa om in de overige Lid-Staten te verkopen, onmiskenbaar werd beperkt door de bij de Akte van Toetreding gedurende de overgangsperiode opgelegde kwantitatieve uitvoerbeperkingen. Om die reden zullen aan Aristrain noch aan Ensidesa geldboeten worden opgelegd voor hun deelneming aan inbreuken tot en met 31 december 1988, datum waarop de overgangsmaatregelen ten einde liepen.

    8. GELDBOETEN

    (314) De Commissie is van oordeel dat geldboeten dienen te worden opgelegd voor concurrentiebeperkende gedragingen na 1 juli 1988 (1 januari 1989 voor Aristrain en Ensidesa) omdat de inbreuken ernstig en van lange duur waren. De deelneming van de diverse ondernemingen aan de verschillende inbreuken waarvoor geldboeten worden opgelegd, wordt beknopt in de onderstaande tabellen weergegeven:

    Vaststelling van prijzen "" ID="1">TradeARBED> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">British Steel> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">Unimétal> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">Saarstahl> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">Ferdofin> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">-"> ID="1">Thyssen> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">Peine-Salzgitter> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">X"> ID="1">Ensidesa> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">Aristrain> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">Cockerill Sambre> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">X"> ID="1">Hoesch> ID="2">-> ID="3">-> ID="4">X> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">Norsk Jernverk> ID="2">-> ID="3">-> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">X"> ID="1">Ovako> ID="2">-> ID="3">-> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">X">

    Verdeling van markten "" ID="1">TradeARBED> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">British Steel> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">X> ID="7">X> ID="8">-"> ID="1">Unimétal> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Saarstahl> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Ferdofin> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">X> ID="8">X"> ID="1">Thyssen> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Peine-Salzgitter> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">X> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Ensidesa> ID="2">-> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">X> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Aristrain> ID="2">-> ID="3">-> ID="4">-> ID="5">-> ID="6">X> ID="7">-> ID="8">-"> ID="1">Cockerill Sambre> ID="2">X> ID="3">X> ID="4">-> ID="5">X> ID="6">-> ID="7">-> ID="8">-">

    Uitwisseling van informatie "" ID="1">TradeARBED> ID="2">X> ID="3">X"> ID="1">British Steel> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Unimétal> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Saarstahl> ID="2">X> ID="3">X"> ID="1">Ferdofin> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Thyssen> ID="2">X> ID="3">X"> ID="1">Peine-Salzgitter> ID="2">X> ID="3">X"> ID="1">Ensidesa> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Aristrain> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Cockerill Sambre> ID="2">X> ID="3">-"> ID="1">Hoesch> ID="2">X> ID="3">X"> ID="1">Neue Maxhuette> ID="2">X> ID="3">X">

    (315) In de zaak "Platte produkten van roestvrij staal" (Beschikking 90/417/EGKS) was de Commissie van oordeel dat het niet juist zou zijn de hoge boeten op te leggen die anders passend zouden zijn wegens:

    - het feit dat crisismaatregelen uit hoofde van artikel 58, met door de Commissie opgelegde produktie- en leveringsquota en prijsregelingen, in de meeste andere sectoren van de staalindustrie van kracht waren;

    - de mogelijkheid van een misverstand over de werking van artikel 65;

    - het feit dat de ondernemingen enkele ambtenaren van de Commissie in verband met de overeenkomst hadden aangesproken.

    De onderhavige zaak verschilt van die van "Roestvrij staal", omdat uitsluitend boeten worden opgelegd voor inbreuken die na 30 juni 1988 hebben plaatsgevonden. Na die datum waren er voor balken of voor welk ander staalprodukt ook geen uitgesproken "crisis"-maatregelen van kracht. Er kan derhalve voor de ondernemingen geen twijfel over hebben bestaan dat artikel 65 onverkort van toepassing was. De ondernemingen hebben geen van de overeenkomsten en onderling samenhangende gedragingen waarom het in deze beschikking gaat, formeel aangemeld met het oog op het verkrijgen van een ontheffing (overweging 297) en evenmin is enig bewijs geleverd waaruit zou moeten blijken dat de ondernemingen of ondernemersverenigingen ook maar enige ambtenaar van de Commissie informeel van de gewraakte praktijken in kennis zouden hebben gesteld. Geen van de argumenten die in Beschikking 90/417/EGKS een beperking van de geldboeten rechtvaardigden, kan in de onderhavige zaak worden ingeroepen.

    (316) Bij het bepalen van de hoogte van de geldboeten voor de afzonderlijke ondernemingen heeft de Commissie onder meer rekening gehouden met de ernst van de inbreuken en de duur ervan (zie artikel 1). De Commissie acht het niet passend geldboeten van minder dan 100 ecu op te leggen.

    (317) In tegenstelling tot hetgeen sommige partijen in de onderhavige zaak hebben aangevoerd, kunnen ook verenigingen van ondernemingen inbreuk op de mededingingsregels van het EGKS-Verdrag maken (zie artikel 48, eerste alinea). Artikel 65, lid 1, behelst een verbod dat op besluiten van verenigingen van ondernemingen van toepassing is. Daar waar artikel 65, lid 5, slechts bepaalt dat aan ondernemingen geldboeten kunnen worden opgelegd, lopen wanneer een vereniging een inbreuk pleegt, de daarbij aangesloten ondernemingen het risico te worden beboet. Bij ontbreken van bijzondere omstandigheden ligt de verantwoordelijkheid voor het handelen van een vereniging bij de ondernemingen die over de vereniging zeggenschap uitoefenen, naar evenredigheid van hun invloed binnen die vereniging.

    In het onderhavige geval heeft Eurofer door het organiseren van een uitwisseling van een deel van de noodzakelijke vertrouwelijke informatie, de inbreuken van haar leden op artikel 65 van het Verdrag helpen concretiseren. Maar omdat aan deze leden reeds wegens die inbreuken, waaronder de uitwisseling van vertrouwelijke informatie in verband met prijsafspraken en marktverdelingsregelingen, geldboeten worden opgelegd, acht de Commissie het niet noodzakelijk hen wegens het gedrag van hun vereniging nog eens extra te beboeten.

    N. BEËINDIGING VAN DE INBREUKEN

    (318) Wanneer de Commissie een inbreuk op artikel 65 vaststelt, kan zij de betrokken ondernemingen gelasten daaraan een einde te maken. Bijna alle ondernemingen hebben enigerlei inbreuk op artikel 65 ontkend. Het is niet bekend of aan alle concurrentiebeperkende praktijken in feite een eind is gekomen. Daarom moet in deze beschikking aan al die ondernemingen welke nog balken produceren en distribueren, formeel de verplichting worden opgelegd alle inbreuken te beëindigen en zich in de toekomst van heimelijke afspraken met hetzelfde doel of gevolg te onthouden.

    O. ADRESSATEN

    (319) Wanneer meer dan één onderneming van een concern bij de hierboven beschreven inbreuken betrokken is geweest, is deze beschikking tot de producerende onderneming gericht, omdat het vooral deze ondernemingen zijn die van de voorkennis van prijzen en hoeveelheden profijt trekken. De bijzondere gevallen van TradeARBED en Aristrain vereisen een andere benadering, zoals hieronder wordt uiteengezet.

    (320) Daarom wordt een boete opgelegd aan Cockerill Sambre en niet aan Steelinter, haar dochteronderneming voor marketing en distributie. Bij het bepalen van deze boete is evenwel met het gedrag van Steelinter rekening gehouden.

    (321) Unimétal is de balkenproducerende dochteronderneming van Usinor Sacilor. Bij het bepalen van de aan Unimétal opgelegde geldboete is rekening gehouden met het gedrag van haar moedermaatschappij bij de administratieve ondersteunig van het "Poutrelles Committee".

    (322) Enkel TradeARBED heeft aan de verschillende regelingen en overeenkomsten deelgenomen. TradeARBED is echter een handelsonderneming die onder meer op commissiebasis balken voor haar moedermaatschappij ARBED SA verkoopt. TradeARBED ontvangt voor deze dienstverlening een klein percentage van de verkoopprijs. Met het oog op gelijke behandeling is deze beschikking tot ARBED SA, de balkenproducerende onderneming van het ARBED-concern, gericht en is de in aanmerking genomen omzet op het gebied van de relevante produkten die van ARBED SA en niet die van TradeARBED.

    (323) In het geval van de twee Aristrain-ondernemingen, die beide balken produceren, is deze beschikking tot één ervan, Siderúrgica Aristrain, Madrid SL, voorheen José María Aristrain, Madrid SA, gericht. Bij het bepalen van de geldboete is ook met het gedrag van Siderúrgica Aristrain Olaberria SL, voorheen José María Aristrain SA, rekening gehouden.

    (324) In het geval van Ovako is deze beschikking gericht tot Inexa Profil AB, die volgens een brief van 16 november 1993 van de juridische raadslieden van Ovako het bedrijf van deze laatste voortzet,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De volgende ondernemingen hebben in de in deze beschikking beschreven mate deelgenomen aan de bij hun naam vermelde concurrentiebeperkende praktijken, welke de normale werking van de mededinging op de gemeenschappelijke markt hebben belet, beperkt en vervalst. Waar geldboeten worden opgelegd, wordt de duur van de inbreuk in maanden aangegeven, behalve in het geval van de harmonisatie van toeslagen, waar deelneming aan de inbreuk met "x" wordt aangegeven.

    TradeARBED

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Duitse markt (3)

    d) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (6)

    e) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    f) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    g) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    h) Verdeling van de markt, Duitsland (6)

    i) Verdeling van de markt, Italië (3)

    j) Harmonisatie van toeslagen (x)

    k) Vaststelling van prijzen op de Franse markt

    British Steel

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (25)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (27)

    c) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (3)

    d) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    e) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    f) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    g) Verdeling van de markt, Italië (3)

    h) Verdeling van de markt: British Steel, Ensidesa en Aristrain (8)

    i) Verdeling van de markt: British Steel en Ferdofin (30)

    j) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Unimétal

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (6)

    d) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (16)

    e) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    f) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    g) Verdeling van de markt, Italië (3)

    h) Harmonisatie van toeslagen (x)

    j) Vaststelling van prijzen op de Franse markt

    Saarstahl

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Duitse markt (3)

    d) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (3)

    e) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    f) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    g) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    h) Verdeling van de markt, Duitsland (6)

    i) Verdeling van de markt, Italië (3)

    j) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Ferdofin

    a) Uitwisseling van vertouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (9)

    d) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    e) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    f) Verdeling van de markt, Italië (3)

    g) Verdeling van de markt: British Steel en Ferdofin (30)

    h) Verdeling van de markt: Ferdofin/Eurofer (3)

    i) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Thyssen

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Duitse markt (3)

    d) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (3)

    e) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    f) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    g) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    h) Verdeling van de markt, Italië (3)

    i) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Peine-Salzgitter

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (30)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (30)

    c) Vaststelling van prijzen op de Duitse markt (3)

    d) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt (9)

    e) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    f) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3 + 3)

    g) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    h) Verdeling van de markt, Duitsland (6)

    i) Verdeling van de markt, Italië (3)

    j) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Ensidesa

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (24)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (24)

    c) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    d) Verdeling van de markt: British Steel, Ensidesa en Aristrain (8)

    e) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Aristrain

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (24)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (24)

    c) Verdeling van de markt: British Steel, Ensidesa en Aristrain (8)

    d) Harmonisatie van toeslagen (x)

    Cockerill Sambre

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" (18)

    b) Vaststelling van prijzen in het "Poutrelles Committee" (18)

    c) Vaststelling van prijzen op de Deense markt (12)

    d) Verdeling van de markt, "Traverso-systeem" (3)

    e) Verdeling van de markt, Frankrijk (3)

    f) Verdeling van de markt, Italië (3)

    g) Harmonisatie van toeslagen (x)

    h) Vaststelling van prijzen op de Franse markt

    i) Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt

    Hoesch

    a) Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (toezichtsregelingen) (27)

    b) Vaststelling van prijzen op de Duitse markt (3)

    Neue Maxhuette

    Uitwisseling van vertrouwelijke informatie via het "Poutrelles Committee" en de "Walzstahl-Vereinigung" (toezichtsregelingen) (27)

    Stefana

    Vaststelling van prijzen op de Italiaanse markt

    Norsk Jernverk

    Vaststelling van prijzen op de Deense markt (30)

    Ovako

    Vaststelling van prijzen op de Deense markt (28)

    SSAB

    Vaststelling van prijzen op de Deense markt

    Smedjebacken/Fundia Steel AB

    Vaststelling van prijzen op de Deense markt

    Artikel 2

    Eurofer heeft inbreuk op artikel 65 van het Verdrag gemaakt door het organiseren van een uitwisseling van vertrouwelijke informatie die met de in artikel 1 opgesomde inbreuken van haar leden in verband staat.

    Artikel 3

    De in de artikelen 1 en 2 genoemde ondernemingen en verenigingen van ondernemingen moeten de aldaar genoemde inbreuken onverwijld beëindigen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan. Daartoe dienen de betrokken ondernemingen en verenigingen van ondernemingen zich ervan te onthouden in artikel 1, respectievelijk in artikel 2, naar gelang van het geval, genoemde handelingen of gedragingen te herhalen of voort te zetten en dienen zij zich te onthouden van enigerlei maatregel van gelijke werking.

    Artikel 4

    Voor de in artikel 1 beschreven inbreuken die na 30 juni 1988 (na 31 december 1988 in het geval van Aristrain en Ensidesa) zijn geschied, worden de volgende geldboeten opgelegd:

    Arbed SA 11 200 000 ecu

    British Steel plc 32 000 000 ecu

    Unimétal SA 12 000 000 ecu

    Saarstahl AG 4 600 000 ecu

    Ferdofin SpA 9 500 000 ecu

    Thyssen Stahl AG 6 500 000 ecu

    Preussag AG 9 500 000 ecu

    Empresa Nacional Siderúrgica SA 4 000 000 ecu

    Siderúrgica Aristrain Madrid SL 10 600 000 ecu

    SA Cockerill Sambre 4 000 000 ecu

    Krupp-Hoesch Stahl AG 13 000 ecu

    NMH Stahlwerke GmbH 150 000 ecu

    Norsk Jernverk AS 750 ecu

    Inexa Profil AB 600 ecu.

    Artikel 5

    De in artikel 4 opgelegde geldboeten moeten binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking op de volgende bankrekeningen worden gestort:

    "" ID="1">Duitsland"> ID="1">Dresdner Bank AG

    (BLZ 300 800 00)

    Duesseldorf> ID="2">2 114 628> ID="3">2 114 628 00"> ID="1">Belgïe"> ID="1">Generale Bank NV

    B-1000 Bruessel> ID="2">210-0000107-62> ID="3">210-0000107-62"> ID="1">Spanje"> ID="1">Banco Espanol de Crédito

    Direccion Central de Extranjero

    Calle Mesena no 80

    Torre de Operaciones 4o planta

    28033 Madrid> ID="2">137.003-270> ID="3">394.002-278"> ID="1">Frankrijk"> ID="1">Société générale

    Agence Centrale

    F-75794 Paris Cedex 16> ID="2">30003-03010-

    00067030000/22> ID="3">30003-03010-

    00077001001/73"> ID="1">Italië"> ID="1">Banca Commerciale Italiana

    I-20121 Milano> ID="2">961794/02/09> ID="3">961794/49/56"> ID="1">Luxemburg"> ID="1">Banque et Caisse d'Epargne de l'Etat

    Luxembourg> ID="2">1002/9911-5> ID="3">0050/6016-0"> ID="1">Verenigd Koninkrijk"> ID="1">Lloyds Bank

    UK-London SE1 2HA> ID="3">59010501 sort-code 30-96-34"> ID="1">Barclays Bank Int. Ltd

    UK-London SW1X 7LW> ID="2">50350974 sort-code 20-47-35">

    Na afloop van de genoemde betalingstermijn is van rechtswege rente verschuldigd tegen de rentevoet die door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking ter zake van zijn verrichtingen in ecu wordt toegepast op de eerste werkdag van de maand waarin deze beschikking werd gegeven, vermeerderd met 3,5 procentpunten, of wel 9,75 %.

    Geldboeten die meer dan 20 000 ecu bedragen, kunnen echter in vijf gelijke jaarlijkse termijnen worden betaald.

    - de eerste, binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking;

    - de tweede, derde, vierde en vijfde, één, twee, drie, respectievelijk vier jaar na de datum van kennisgeving van deze beschikking. Elke termijn wordt vermeerderd met rente, berekend over het nog te betalen bedrag van de boete, volgens de rentevoet die door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking ter zake van zijn verrichtingen in ecu wordt toegepast in de maand welke aan de vervaldag van elke jaarlijkse betaling voorafgaat. Deze betaalwijze wordt toegestaan op voorwaarde dat op de in het eerste streepje bedoelde datum een voor de Commissie aanvaardbare bankgarantie is voorgelegd welke de resterende hoofdsom en rente dekt.

    Bij laattijdige betaling wordt deze rentvoet verhoogd met 3,5 procentpunten.

    De ondernemingen dienen de Commissie binnen de voormelde drie maanden van hun keuze van betaalwijze in kennis te stellen.

    Bij betaling in de nationale valuta van de Lid-Staat waar de voor de betaling aangewezen bank is gevestigd, geschiedt de omrekening op basis van de door de Commissie gepubliceerde officiële wisselkoers van de dag die voorafgaat aan die waarop de storting geschiedt.

    Artikel 6

    Deze beschikking is gericht tot:

    - ARBED SA

    19, avenue de la Liberté

    L-2930 Luxemburg

    - British Steel plc

    9, Albert Embankment

    UK-London SE1 7SN

    - Unimétal

    29, Le Parvis

    Cedex 35

    F-92072 Paris La Défense 4

    - Saarstahl AG

    Bismarckstrasse, 57-59

    D-66333 Voelklingen

    - Ferdofin SpA

    Via Pastrengo, 29

    I-10128 Torino

    - Krupp-Hoesch Stahl AG

    Postfach 10 50 42

    D-44120 Dortmund

    - NMH Stahlwerke GmbH

    Postfach 1344

    D-92231 Salzbach-Rosenberg

    - Fundia Norsk Jernverk AS

    Svenskveien 20

    N-8601 MO

    - Inexa Profil AB

    Box 954

    S-95129 Luleaa

    - SSAB Svenskt Staal

    Birger Jarlsgatan 58

    Box 16344

    S-10326 Stockholm

    - Acciaierie e Ferriere Stefana F.lli fu Girolamo SpA

    Via Bologna 19

    I-25075 Nave (Brescia)

    - Thyssen Stahl AG

    Kaiser-Wilhelm-Strasse 100

    D-47166 Duisburg

    - Preussag Stahl AG

    Eisenhuettenstrasse 99

    Postfach 41 11 80

    D-3320 Salzgitter 41

    - Empresas Nacional Siderúrgica SA

    Velazquez 134

    E-28006

    - Siderúrgica Aristrain Madrid, SL

    Ctra. de Toledo km 9

    E-28021 Villaverde

    - Cockerill Sambre NV

    Terhulpensesteenweg 187

    B-1170 Brussel

    - Fundia Steel AB

    S-777 80 Smedjebacken

    - Eurofer VZW

    Notelaarstraat 211

    B-1040 Brussel

    Deze beschikking vormt titel van tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 92 van het EGKS-Verdrag.

    Gedaan te Brussel, 16 februari 1994.

    Voor de Commissie

    Karel VAN MIERT

    Lid van de Commissie

    (1) De cijfers in de tabellen 1 tot en met 9 omvatten mede de produktie van mijnstutten. Het aandeel van deze produkten is echter betrekkelijk gering. Enkel in Duitsland en in Verenigd Koninkrijk maakt deze produktie een aanzienlijk gedeelte van de in tabel 2 vermelde hoeveelheden uit (rond 18 respectievelijk 10 %). Wat Spanje, Frankrijk en Luxemburg betreft (de enige andere EGKS-landen waar deze produkten worden vervaardigd), zijn de produktiecijfers te verwaarlozen.(2) In de voor bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn enige gegevens weggelaten, conform de bepalingen van artikel 47, tweede alinea, van het EGKS-Verdrag.(3) PB nr. L 281 van 9. 10. 1991, blz. 1.(1)() Cijfers niet beschikbaar.(4) PB nr. L 291 van 31. 10. 1980, blz. 1.(5) PB nr. L 180 van 1. 7. 1981, blz. 1.(6) PB nr. L 191 van 1. 7. 1982, blz. 1.(7) PB nr. L 208 van 31. 7. 1983, blz. 1.(8) PB nr. L 29 van 1. 2. 1984, blz. 1.(9) PB nr. L 340 van 18. 12. 1985, blz. 5.(10) PB nr. L 25 van 29. 1. 1988, blz. 1.(11) Beschikking nr. 3715/83/EGKS, PB nr. L 373 van 31. 12. 1983, blz. 1.(12) PB nr. L 370 van 29. 12. 1982, blz. 1.(13) PB nr. C 272 van 10. 10. 1998, blz. 3.(14) PB nr. L 212 van 5. 8. 1988, blz. 1.(15) Het "Centre professionnel des statistiques de l'acier" (voorheen bekend als "Comptoir français des produits sidérurgiques" en hierna "CPS" genoemd) is een vereniging van voornamelijk tot het Usinor Sacilor-concern behorende ondernemingen. Het is tegenwoordig belast met het verzamelen en voorbereiden van statistische informatie voor de "Fédération française de l'acier" (voorheen bekend als de "Chambre syndicale de la sidérurgie française"), een vereniging van ondernemingen waarvan het CPS een integrerend deel uitmaakt.(16) Valor is een van de belangrijkste distributiemaatschappijen van het concern Usinor Sacilor, dat 97 % van haar aandelen bezit. Zij verkocht in 1990 voor 15,013 miljard Ffr., voornamelijk in Frankrijk.(17) PB nr. L 220 van 15. 8. 1990, blz. 28.(18) De Commissie heeft waar zij dit nodig achtte, citaten uit documenten van de oorspronkelijke taal in de taal van de beschikking vertaald. De juistheid van deze vertalingen werd niet betwist tijdens de administratieve behandeling van de zaak, in welke fase in de mededeling van punten van bezwaar zowel de originele tekst als waar nodig de vertaling in de proceduretaal waren opgenomen.(19) Staalondernemingen moeten hun catalogusprijzen vanaf een vaste plaats, het basispunt (gewoonlijk de producerende walserij), vaststellen. Deze prijzen worden "basisprijzen" genoemd.(20) De bijeenkomsten werden ook bijgewoond door ondernemingen die staafstaal produceerden of distribueerden en die hier niet worden genoemd.(21) Zevende Verslag over het mededingingsbeleid, punt 7.(22) PB nr. C 75 van 29. 7. 1968, blz. 3.(23) PB nr. L 3 van 16. 1. 1987, blz. 17.(24) PB nr. L 68 van 13. 3. 1992, blz. 19.(25) British Steel (1987/1988 - 1989/1990: 2 240 miljoen ecu; ARBED (1988 - 1990): 942 miljoen ecu; Usinor Sacilor (1988 - 1990): 2 056 miljoen ecu; Peine-Salzgitter (1987/1988 - 1989/1990): 181 miljoen ecu.

    BIJLAGE I

    1. Monitoring nr. 20: Orders voor levering in het eerste kwartaal van 1989, per 1 april 1989.

    Fax van Usinor Sacilor van 12 april 1989.

    2. Monitoring nr. 14: Orders voor levering in het tweede kwartaal van 1989, per 3 juni 1989.

    Fax van Usinor Sacilor aan Peine-Salzgitter.

    3. Monitoring nr. 1: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1989, per 3 juni 1989.

    Het door de Commissie aangetroffen exemplaar van deze tabel werd door Usinor Sacilor op 13 juni 1989 per fax verstuurd aan Peine-Salzgitter.

    4. Monitoring nr. 13: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1989, per 26 augustus 1989.

    Een exemplaar van deze tabel werd aangetroffen bij Thyssen.

    5. Monitoring nr. 8: Orders voor levering in het eerste kwartaal van 1990, per 26 januari 1990 (gedateerd 5 februari 1990).

    Het exemplaar dat in het bezit van de Commissie is, werd op 6 februari 1990 door Usinor Sacilor per fax verzonden aan Peine-Salzgitter.

    6. Monitoring nr. 9: Orders voor levering in het eerste kwartaal van 1990, per 2 februari 1990 (gedateerd 19 februari 1990).

    De Commissie heeft van deze tabel een exemplaar aangetroffen dat door Usinor Sacilor op 20 februari 1990 per fax aan British Steel was verzonden.

    7. Monitoring nr. 17: Orders voor levering in het eerste kwartaal van 1990, per 30 maart 1990 (gedateerd 13 april 1990).

    Een exemplaar van deze tabel werd aangetroffen bij British Steel.

    8. Monitoring nr. 18: Orders voor levering in het tweede kwartaal van 1990, per 29 juni 1990 (gedateerd 9 juli 1990).

    Een exemplaar van dit document werd op 9 juli 1990 door Usinor Sacilor per fax verzonden aan de "Walzstahl-Vereinigung".

    9. Monitoring nr. 4: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1990, per 29 juni 1990 (gedateerd 9 juli 1990).

    Een exemplaar van deze tabel werd op 9 juli 1990 door Usinor Sacilor per fax verzonden aan de "Walzstahl-Vereinigung".

    10. Monitoring nr. "18 ter": Orders voor levering in het tweede kwartaal van 1990, per 13 juli 1990 (gedateerd 19 juli 1990).

    De door de Commissie aangetroffen exemplaren van deze tabel werden door Usinor Sacilor op 20 juli 1990 per fax verzonden aan Peine-Salzgitter en aan British Steel.

    11. Monitoring nr. 6: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1990, per 13 juli 1990 (gedateerd 19 juli 1990).

    Een exemplaar van deze tabel werd aangetroffen bij British Steel.

    12. Fax van Peine-Salzgitter aan Usinor Sacilor van 16 januari 1989 met de cijfers betreffende de leveringen van Peine-Salzgitter in het vierde kwartaal van 1988.

    13. Nota van het secretariaat, gedateerd 1 maart 1990, met tabellen waarin orders en leveringen voor elk kwartaal van 1989 worden vergeleken.

    Een exemplaar van deze nota en de daaraan gehechte tabellen (met uitzondering van de tabel met de cijfers voor de Spaanse markt) werd aangetroffen bij Peine-Salzgitter, waar dit document op 16 maart 1990 was ingekomen.

    14. Fax, gedateerd 2 juni 1989, van het secretariaat (met cijfers betreffende de leveringen in het eerste kwartaal van 1989).

    15. Tabel, gedateerd 27 juli 1989, met de cijfers betreffende de leveringen in het tweede kwartaal in 1989. In de tabel zijn tevens de orders opgenomen die elk van de ondernemingen had ontvangen voor levering in het tweede kwartaal van 1989, alsmede een cijfer (voor elke onderneming en elke markt) dat het percentage van de leveringen in verhouding tot de orders weergeeft. Een exemplaar van deze tabel werd aangetroffen bij Valor.

    16. Fax, gedateerd 7 december 1989, van het secretariaat, aangetroffen bij Peine-Salzgitter, met een op 5 december 1989 gedateerde tabel waarin de gezamenlijke leveringen van de "forges italiennes" in het derde kwartaal van 1989 zijn opgenomen. Uit de cijfers blijkt hoeveel aan elk van de twaalf Lid-Staten van de EGKS in respectievelijk juli, august en september 1989 werd geleverd.

    17. Door de "Walzstahl-Vereinigung" aan het secretariaat van het "Poutrelles Committee" verzonden fax betreffende het stelsel van toezicht op de leveringen in het vierde kwartaal van 1989. Het document is niet gedateerd, maar het is duidelijk dat het ergens in januari of begin februari 1990 moet zijn verzonden. Het bevat aangepaste cijfers voor de leveringen van Saarstahl, Thyssen, Peine-Salzgitter, Hoesch en Neue Maxhuette in het vierde kwartaal van 1989.

    18. Intern memo ten behoeve van de heer Meyer (Peine-Salzgitter), gedateerd 12 februari 1990, betreffende de leveringen in het vierde kwartaal van 1989.

    19. Notulen van de vergadering van het "Poutrelles Committee" in Milaan op 16 mei 1990 (waarin wordt opgemerkt dat een tabel waarin de orders voor levering in het eerste kwartaal van 1990 worden vergeleken met de daadwerkelijke leveringen in die periode, alsmede een andere tabel waarin de leveringen in het vierde kwartaal van 1989 met die van het eerste kwartaal van 1990 worden vergeleken, in die vergadering werden rondgedeeld).

    20. Monitoring nr. 7: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1990, per 20 juli 1990.

    Het exemplaar dat in het bezit van de Commissie is, werd op 3 augustus 1990 door Usinor Sacilor per fax verzonden aan British Steel.

    21. Diverse ducumenten betreffende het stelsel van toezicht op leveringen in het tweede kwartaal van 1990, opgesteld door het secretariaat van het "Poutrelles Committee" en gedateerd 7 september 1990 (aangetroffen bij Peine-Salzgitter).

    22. Monitoring nr. 15: Orders voor levering in het derde kwartaal van 1990, per 14 september 1990 (gedateerd 25 september 1990).

    Het exemplaar dat in het bezit van de Commissie is, werd op 27 september 1990 door Usinor Sacilor per fax verzonden aan de "Walzstahl-Vereinigung".

    23. Monitoring nr. 1: Orders voor levering in het vierde kwartaal van 1990 (in de tabel zelf wordt per vergissing verwezen naar het derde kwartaal) per 7 september 1990 (gedateerd 25 september 1990).

    24. Fax van de "Walzstahl-Vereinigung" aan mevrouw S. (Usinor Sacilor), waarin de leveringen van de Duitse producenten in het derde kwartaal van 1990 worden bekendgemaakt (gedateerd 15 november 1990).

    25. Agenda voor de vergadering van het "Poutrelles Committee" op 4 december 1990 (door Usinor Sacilor op 20 november 1990 per fax verzonden aan British Steel).

    26. Tabellen, gedateerd 3 december 1990, met de leveringen van ARBED, Ensidesa, de Duitse producenten, Unimétal, Aristrain en de Italiaanse producenten.

    27. Monitoring nr. 10: Orders voor levering in het vierde kwartaal van 1990, per 16 november 1990.

    Dit document is gedateerd 23 november 1990 en werd door Usinor Sacilor per fax verzonden aan de "Walzstahl-Vereinigung".

    28. Faxen van de "Walzstahl-Vereinigung" aan Usinor Sacilor, Thyssen, Saarstahl, Peine-Salzgitter, Neue Maxhuette en Hoesch. In elk van deze documenten is een tabel opgenomen waarin de door Thyssen, Peine-Salzgitter, Hoesch, Saarstahl en Neue Maxhuette ontvangen orders zijn weergegeven. De eerste van deze faxen is gedateerd 11 december 1990 en betreft de orders voor levering in het vierde kwartaal van 1990, voor zover bekend per 8 december 1990. het tweede document is eveneens gedateerd 11 december 1990 en betreft de orders voor levering in het eerste kwartaal van 1991, voor zover bekend per 8 december 1990. de laatste tabel is gedateerd 11 januari 1991 en bevat de orders voor levering in het vierde kwartaal van 1990, zoals bekend per 5 januari 1991.

    BIJLAGE II

    1. Computeruitdraai met als opschrift "Eurofer" en als titel "Art. 58 - Realizations 2/89". In de linker bovenhoek van de tabel - onder het woord "Eurofer" - staat een vermelding die luidt: "Bru. 05/09/1989 (16:08)". Peine-Salzgitter ontving deze informatie via automatische datatransmissie. Het is in ieder geval duidelijk dat Peine-Salzgitter op of vóór 13 september 1989 in het bezit van deze informatie was. Dit wordt gestaafd door een tabel, gedateerd 13 september 1989, die door Peine-Salzgitter werd opgesteld en waarin alle leveringen in de EGKS zijn opgenomen die in het eerste en het tweede kwartaal van 1989 zijn verricht door alle ondernemingen waarvan de cijfers in de Eurofer-tabel voorkomen.

    2. Eurofer-tabel, gedateerd 12 juni 1989, waarin de leveringen ( "Art. 58 - Realizations") in het eerste kwartaal van 1989 zijn opgenomen, aangetroffen bij Peine-Salzgitter. De ondernemingen en markten waarop deze tabel betrekking heeft, zijn dezelfde als in de bovengenoemde tabel.

    3. Interne nota van Peine-Salzgitter, gedateerd 4 december 1989, waarin de leveringen van bepaalde ondernemingen worden vermeld.

    4. Tabellen, gedateerd 16 maart 1990 (aangetroffen bij British Steel), waarin een overzicht is opgenomen van de "Eurofer-leveringen" van balken (in ton per kwartaal) in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Italië, de Benlux-landen en de EGKS in haar geheel, alsmede van het totaalcijfer van de Eurofer-leveringen in de Gemeenschap en de uitvoer naar landen buiten de Gemeenschap. Cijfers worden gegeven voor 1986, 1987, de eerste en de tweede helft van 1988 en elk kwartaal van 1989.

    5. Tabel, gedateerd 14 maart 1990, opgesteld door Usinor Sacilor, met de leveringen in de EGKS in haar geheel (in 1 000 ton per kwartaal) voor 1986, 1987, 1988, 1989, de eerste en de tweede helft van 1988 en de eerste en de tweede helft van 1989.

    6. Twee Eurofer-documenten, gedateerd 11 mei 1990 (aangetroffen bij Valor). In deze documenten zijn de leveringen ( "Art. 58 - Realizations") in januari en februari 1990 opgenomen.

    7. Brief van Eurofer d. d. 30 juli 1990.

    8. Tabellen (aangetroffen bij Usinor Sacilor) met de gemiddelde maandelijkse leveringen van de Eurofer-ondernemingen in 1986, 1987, 1988 en 1989, in elk kwartaal van 1989 en in het eerste en het tweede kwartaal van 1990. Deze tabellen zijn niet gedateerd maar zijn, zo te zien, in de zomer of in het vroege najaar van 1990 opgesteld.

    9. Document getiteld "Delivery & Production" en gedateerd 5 december 1990 (aangetroffen bij de "Walzstahl-Vereinigung") met de leveringen door de Eurofer-ondernemingen in elk van de Lid-Staten van de EGKS (met uitzondering van België en Luxemburg, waavoor een gecombineerd cijfer wordt gegeven) in het derde kwartaal van 1990.

    Top