Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R1762

    Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen

    PB L 181 van 1.7.1992, p. 1–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1638

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/1762/oj

    31992R1762

    Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen

    Publicatieblad Nr. L 181 van 01/07/1992 blz. 0001 - 0004
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0218
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0218


    VERORDENING (EEG) Nr. 1762/92 VAN DE RAAD van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

    Gelet op de besluiten betreffende de sluiting van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen, hierna "protocollen" genoemd,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

    Overwegende dat in de protocollen wordt voorzien in financiële steun ten laste van de begrotingsmiddelen van de Gemeenschap in de vorm van niet-terugvorderbare steun, van leningen tegen bijzondere voorwaarden en van bijdragen voor de vorming van risicodragend kapitaal, alsmede in leningen die de Europese Investeringsbank, hierna de "Bank" genoemd, uit eigen middelen toekent;

    Overwegende dat de voorschriften en de regels inzake het beheer van de financiële samenwerking dienen te worden vastgesteld;

    Overwegende dat bij het verstrekken van leningen met een rentesubsidie de toekenning van een lening door de Bank uit haar eigen middelen en de toekenning van een uit de begrotingsmiddelen van de Gemeenschap gefinancierde rentesubsidie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds beïnvloeden; dat de Bank overeenkomstig haar statuten en met name met eenparigheid van stemmen van haar Raad van Bewind in geval van een ongunstig advies van de Commissie, kan besluiten een lening uit haar eigen middelen te verstrekken, onder voorbehoud van de toekenning van de rentesubsidie; dat het gezien dit aspect noodzakelijk is dat de voor de toekenning van de rentesubsidie vastgestelde procedure in alle gevallen leidt tot een uitdrukkelijk besluit, of de subsidie nu wordt toegekend dan wel wordt geweigerd;

    Overwegende dat bepaald moet worden dat een comité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten, de Bank bijstaat in de taken die haar bij de tenuitvoerlegging van deze verordening worden opgelegd;

    Overwegende dat de Raad op 5 juni 1984 en op 16 mei 1989 resoluties heeft aangenomen over de cooerdinatie van het beleid en de maatregelen inzake samenwerking in het kader van de Gemeenschap;

    Overwegende dat het Verdrag voor de aanneming van deze verordening niet in andere dan de in artikel 235 bedoelde bevoegdheden voorziet,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bij de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen voor de begunstigde landen, draagt de Commissie zorg voor de toepassing van de richtsnoeren inzake financiële en technische samenwerking die samen met die landen in het kader van het vernieuwde en bijgestelde Middellandse-Zeebeleid zijn vastgelegd en voor de toepassing van het door de Raad vastgestelde beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.

    Artikel 2

    1. Met het oog op samenhang tussen de ontwikkelingsmaatregelen en verbetering van de complementariteit wisselen de Lid-Staten, de Commissie en de Bank alle nuttige gegevens uit over de financiële steun die ze wensen toe te kennen.

    In het kader van deze uitwisseling van informatie wordt gezocht naar mogelijkheden voor cofinanciering.

    2. De Lid-Staten, de Commissie en de Bank delen elkaar voorts in het kader van het in artikel 6 bedoelde comité de gegevens mede waarover zij beschikken in verband met de overige bilaterale en multilaterale bijstand voor de begunstigde landen.

    Artikel 3

    1. De maatregelen ter ondersteuning van een programma voor structurele aanpassing worden aan de hand van de volgende beginselen ten uitvoer gelegd:

    - de steunprogramma's worden aangepast aan de bijzondere situatie van elk land waarbij rekening wordt gehouden met de economische en sociale omstandigheden;

    - de steunprogramma's voorzien in maatregelen ter verzachting met name van de negatieve gevolgen die het proces van structurele aanpassing kan hebben op sociaal gebied en voor de werkgelegenheid, en met name voor de kansarme bevolkingsgroepen;

    - een snelle uitkering is een van de belangrijkste kenmerken van de steunprogramma's.

    2. Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet de hand worden gehouden:

    - het betrokken land moet een hervormingsprogramma ter hand nemen dat is goedgekeurd door de instellingen van Bretton Woods of uitvoering geven aan programma's die in overleg met deze instellingen als gelijksoortig erkend zijn, ook al krijgen ze niet noodzakelijkerwijs hun financiële steun, op grond van de omvang en de doeltreffendheid van de hervormingen op macro-economisch vlak;

    - er wordt rekening gehouden met de economische situatie van het land, en in het bijzonder met het niveau van de schuldenlast, de lasten van de schuldendienst, de betalingsbalans, de beschikbaarheid van deviezen, de begrotingssituatie, de monetaire situatie, het niveau van het bruto binnenlands produkt per inwoner en het niveau van de werkloosheid.

    3. Maatregelen die voor financiering in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld:

    a) met het betrokken steunprogramma verbonden operaties voor technische bijstand op macro-economisch gebied alsmede in sectoren die in het bijzonder bij de structurele aanpassing betrokken zijn;

    b) sectoriële of algemene invoerprogramma's of programma's voor het scheppen van werkgelegenheid.

    4. De invoerprogramma's hebben ten doel bij te dragen tot de uitbreiding van de produktiecapaciteit. Door deze invoerprogramma's gegenereerde tegenwaardefondsen worden gebruikt voor de financiering van maatregelen ter verzachting van de negatieve sociale consequenties van de structuuraanpassing en met name voor het scheppen van werkgelegenheid.

    5. Bij haar analyse van de situatie in de overeenkomstig lid 2 in aanmerking komende landen, en uitgaande van een diagnose die is opgesteld aan de hand van de in dat lid genoemde criteria, beoordeelt de Commissie de omvang en de doeltreffendheid van de hervormingen die op de door die criteria bestreken terreinen zijn ondernomen.

    De steun die voor structurele aanpassing wordt verleend, dient direct samen te hangen met de acties en maatregelen die het begunstigde land voor die aanpassing neemt.

    6. De procedures voor de gunning van opdrachten dienen voldoende soepel te zijn om aan de gebruikelijke administratieve en commerciële procedures in de begunstigde landen te kunnen worden aangepast. In gevallen in de particuliere sector waarin het echt onmogelijk is de in de protocollen omschreven procedures te volgen, zijn de artikelen 116, 117 en 118 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (1) van toepassing en worden de te volgen nauwkeurige procedures expliciet vastgesteld op ad hoc basis in de individuele financieringsvoorstellen. Voor de invoer door de overheid en de semi-overheidssector worden evenwel de gebruikelijke, in de protocollen vastgelegde procedures inzake overheidsopdrachten toegepast

    7. De Commissie stelt de Lid-Staten wanneer nodig en ten minste eenmaal per jaar in kennis van de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter ondersteuning van de structurele aanpassing en van ieder vraagstuk in verband met de handhaving van de subsidiabiliteit van die maatregelen.

    Artikel 4

    1. Financieringsbesluiten betreffende projecten of maatregelen ten laste van de begroting van de Gemeenschappen worden vastgesteld volgens onderstaande procedures.

    2. Andere financieringsbesluiten dan die betreffende rentesubsidies op leningen van de Bank, risicodragend kapitaal en leningen tegen bijzondere voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 6.

    Financieringsbesluiten die betrekking hebben op globale kredieten voor acties voor technische samenwerking, opleiding en bevordering van de handel, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6; de Commissie stelt het in dit artikel bedoelde comité op gezette tijden in kennis van het gebruik van deze globale kredieten.

    Besluiten tot wijziging van volgens de procedure van artikel 6 vastgestelde besluiten worden vastgesteld door de Commissie, indien zij geen wezenlijke wijzigingen behelzen, noch aanvullende vastleggingen die 20 % van de oorspronkelijke vastlegging te boven gaan.

    3. Financieringsbesluiten betreffende rentesubsidies op leningen van de Bank worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 7.

    4. Financieringsbesluiten betreffende risicodragend kapitaal en leningen tegen bijzondere voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8.

    Artikel 5

    1. De in deze verordening bedoelde maatregelen die uit de begroting van de Gemeenschappen worden gefinancierd, worden door de Commissie beheerd, onverminderd het beheer door de Bank van de rentesubsidies, de verrichtingen met risicodragend kapitaal en de leningen tegen bijzondere voorwaarden op grond van een mandaat dat de Commissie haar namens de Gemeenschap verleent overeenkomstig artikel 105, lid 3, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

    2. De Commissie en de Bank stellen de Lid-Staten ten minste eenmaal per jaar in kennis van de inlichtingen die zij van de in aanmerking komende landen ontvangen over reeds bekende sectoren en projecten waaraan uit hoofde van deze verordening steun kan worden verleend.

    Artikel 6

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, het "Comité MED", bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Een vertegenwoordiger van de Bank neemt zonder stemgerechtigd te zijn, deel aan de werkzaamheden van het Comité.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

    b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    Indien de Raad, na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

    4. Het Comité stelt, op basis van een door de Commissie ingediend ontwerp, met eenparigheid van stemmen zijn reglement van orde vast.

    Artikel 7

    1. De financieringsvoorstellen betreffende de door middel van leningen met rentesubsidie te financieren projecten worden door de Bank opgesteld overeenkomstig haar statuten.

    Overeenkomstig artikel 21 van haar statuten verzoekt de Bank om het advies van de Commissie. Zij raadpleegt ook het in artikel 9 van deze verordening bedoelde Comité.

    2. Dit Comité brengt advies uit over het voorstel van de Bank. De vertegenwoordiger van de Commissie zet in het Comité het standpunt van de Commissie uiteen, met name ten aanzien van de vraag of het project in overeenstemming is met de doelstellingen van het protocol met het betrokken land en met de door de Raad vastgestelde algemene richtsnoeren.

    Voorts wordt het Comité door de Bank ingelicht over de leningen zonder rentesubsidie die de Bank uit eigen middelen overweegt te verstrekken.

    3. Op basis van dit overleg verzoekt de Bank de Commissie een financieringsbesluit te nemen voor toekenning van de rentesubsidie voor het betrokken project.

    4. De Commissie legt aan het Comité MED een ontwerp-besluit voor houdende goedkeuring of, in voorkomend geval, afwijzing van de financiering van de rentesubsidie. Het besluit wordt genomen volgens de procedure van artikel 6.

    5. De Commissie stelt de Bank in kennis van het in lid 4 bedoelde besluit. Wanneer bij dit besluit de rentesubsidie wordt goedgekeurd, kan de Bank de lening verstrekken.

    Artikel 8

    1. De Bank legt aan het Comité van artikel 9 met het oog op advies een ontwerp voor betreffende de verrichting met risicodragend kapitaal. De vertegenwoordiger van de Commissie zet in dit Comité het standpunt van de Commissie betreffende het betrokken project uiteen, met name ten aanzien van de vraag of het in overeenstemming is met de doelstellingen van het protocol met het betrokken land en met de door de Raad vastgestelde algemene richtsnoeren.

    2. Op basis van deze raadpleging legt de Bank het ontwerp over aan de Commissie.

    3. De Commissie neemt het financieringsbesluit binnen een passende termijn, rekening houdende met de kenmerken van het project.

    4. De Commissie deelt het in lid 3 bedoelde besluit mee aan de Bank, die de nodige maatregelen neemt.

    Artikel 9

    1. Bij de Bank wordt een comité ingesteld, "Comité van artikel 9" genaamd, dat is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Lid-Staten.

    Dit Comité staat onder voorzitterschap van de vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Raad van Gouverneurs van de Bank bekleedt; het secretariaat wordt door de Bank waargenomen. Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van het Comité.

    2. Het reglement van orde van het Comité wordt met eenparigheid van stemmen door de Raad vastgesteld.

    3. Het Comité spreekt zich uit met de gekwalificeerde meerderheid als bedoeld in artikel 148, lid 2, van het Verdrag.

    4. In het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag.

    Artikel 10

    1. Onverminderd het in artikel 5 bedoelde mandaat dat aan de Bank is verleend ziet de Commissie toe op de tenuitvoerlegging van de steun en gaat zij na onder welke voorwaarden de met deze steun gefinancierde lopende projecten en maatregelen worden uitgevoerd door de begunstigde landen of door eventuele andere begunstigden die in de respectieve, met deze landen gesloten protocollen worden genoemd.

    2. Voorts gaat de Commissie in nauwe samenwerking met de bevoegde instanties van het begunstigde land of de begunstigde landen na welk gebruik de begunstigden maken van de met de communautaire steun uitgevoerde projecten.

    3. Bij de krachtens de leden 1 en 2 vereiste onderzoeken gaat de Commissie samen met de Bank na, in welke mate de op grond van de overeenkomsten en protocollen met de begunstigde landen vastgestelde doelstellingen zijn bereikt.

    4. De Commissie dient jaarlijks bij het Europese Parlement en bij de Raad een verslag in over de tenuitvoerlegging van de steun en met name over de inachtneming van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorwaarden.

    Artikel 11

    De Commissie en de Bank maken, elk voor de projecten die haar betreffen, een evaluatie van de voornaamste voltooide projecten, ten einde na te gaan of de bij de voorafgaande beoordeling van de projecten omschreven doelstellingen zijn bereikt en richtsnoeren te verschaffen om de doeltreffendheid van de toekomstige steunmaatregelen te vergroten. Alle Lid-Staten ontvangen de evaluatieverslagen.

    Artikel 12

    Verordening (EEG) nr. 3973/86 van de Raad van 22 december 1986 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en Algerije, Marokko, Tunesië, Egypte, Libanon, Jordanië, Syrië, Malta en Cyprus (1) wordt ingetrokken.

    Artikel 13

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Luxemburg, 29 juni 1992.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Jorge BRAGA DE MACEDO

    (1) PB nr. C 157 van 15. 6. 1991, blz. 7.

    (2) PB nr. C 67 van 16. 3. 1992.

    (1) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1. Financieel Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 610/90 (PB nr. L 70 van 16. 3. 1990, blz. 1).

    (1) PB nr. L 370 van 30. 12. 1986, blz. 5.

    Top