Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989D0308

    89/308/EEG: Besluit van de Commissie van 26 april 1989 tot herverdeling binnen het 5e EOF van het niet vastgelegde gedeelte van de niet programmeerbare middelen voor de landen en gebieden overzee

    PB L 126 van 9.5.1989, p. 36–37 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1989/308/oj

    31989D0308

    89/308/EEG: Besluit van de Commissie van 26 april 1989 tot herverdeling binnen het 5e EOF van het niet vastgelegde gedeelte van de niet programmeerbare middelen voor de landen en gebieden overzee

    Publicatieblad Nr. L 126 van 09/05/1989 blz. 0036 - 0037


    *****

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 26 april 1989

    tot herverdeling binnen het 5e EOF van het niet vastgelegde gedeelte van de niet programmeerbare middelen voor de landen en gebieden overzee

    (89/308/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 117, lid 3, onder c), en artikel 132,

    Gelet op het Intern akkoord van 1979 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, hierna het »Intern akkoord" genoemd (2),

    Overwegende dat de Raad bij Besluit 80/1186/EEG in het kader van het 5e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) bepaalde bedragen aan de landen en gebieden overzee, hierna LGO genoemd, heeft toegewezen; dat er van de niet programmeerbare kredieten van die toewijzingen bedragen overblijven waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan en die oorspronkelijk bestemd waren voor spoedhulp (2 325 061 ecu), financieringen in de vorm van risicodragend kapitaal (1 283 000 ecu) en regionale projecten (3 908 000 ecu);

    Overwegende dat bovengenoemd, op 28 februari 1985 verstreken besluit de bepaling bevat dat, na het verstrijken van dit besluit, de voor de speciale toewijzing gestorte en niet voor spoedhulp aangewende kredieten opnieuw bij de algemene middelen van het Fonds worden gevoegd met het oog op de financiering van andere activiteiten die binnen het toepassingsgebied van de financiële en technische samenwerking vallen, tenzij de Raad een andersluidend besluit neemt (artikel 117, lid 3, onder c)); dat de kredieten bedoeld voor financieringen in de vorm van risicodragend kapitaal waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, worden gevoegd bij de voor speciale leningen bedoelde kredieten en dat de voor financiering van regionale projecten bedoelde kredieten waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, beschikbaar worden gesteld voor de financiering van de andere projecten en actieprogramma's in dezelfde subregio (artikel 132);

    Overwegende dat, na een voldoende lange termijn voor het aangaan van betalingsverplichtingen ten aanzien van die kredieten te hebben laten verlopen, het wenselijk is aan die kredieten de voorgeschreven nieuwe bestemming te geven; dat met betrekking tot de spoedhulp, op grond van de voorafgaande contacten met de vertegenwoordigers van de drie betrokken Lid-Staten, geen andersluidend besluit van de Raad hoeft te worden verwacht, en het bijgevolg wenselijk is de betreffende middelen opnieuw beschikbaar te stellen overeenkomstig de in Besluit 80/1186/EEG omschreven voorwaarden en conform artikel 7, lid 1, van het Intern akkoord;

    Overwegende dat de Raad destijds de aan de respectievelijk Britse, Franse en Nederlandse LGO voor de in het kader van het 5e EOF uit te voeren projecten en programma's toegewezen middelen had verdeeld in drie gelijke delen; dat sedertdien de delen van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk iets zijn verkleind, omdat twee van de aan die Lid-Staten toebehorende LGO (het Frans-Britse condominium van de Nieuwe Hebriden en vervolgens St Vincent) onafhankelijk zijn geworden en tot de Overeenkomst van Lomé II zijn toegetreden (Vanuatu en St Vincent en de Grenadinen), en de Raad toen een gedeelte van de regionale toewijzingen voor die twee invloedssferen naar de ACS-toewijzing heeft getransfereerd; dat dit zelfde evenwicht voor het geven van een nieuwe bestemming aan de niet vastgelegde kredieten dient te worden gehandhaafd;

    Overwegende dat overigens voor de tenuitvoerlegging van de EOF-maatregelen in de Britse en Nederlandse LGO, sedert 1 januari 1988 via de middelen van de hoofdstukken A 18 en A 28 van de begroting van de Gemeenschap, is voorzien in de betrokkenheid van de gemachtigden van de Commissie, terwijl voor de uitvoering van die maatregelen in de Franse LGO is voorzien in technische bijstand; dat met het oog op bovengenoemde verdeling in drie gelijke delen het wenselijk is, in afwachting van een gelijksoortige behandeling, een passend bedrag voor de financiering van de technische bijstand aan het Franse deel toe te voegen;

    Overwegende dat bij de bevoegde instanties van de betreffende gebieden met betrekking tot de hun ter beschikking komende additionele bedragen vervolgens de aanvullende programmeringsprocedures moeten worden gevoerd,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    In het kader van de toewijzingen uit het 5e EOF voor de landen en gebieden overzee worden de voor spoedhulp, financieringen in de vorm van risicodragend kapitaal en regionale projecten bestemde kredieten waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, ter beschikking gesteld voor de financiering van in de LGO van de drie invloedssferen behorende tot respectievelijk het Koninkrijk der Nederlanden, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk uit te voeren projecten en actieprogramma's.

    De betreffende overmakingen geschieden in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 2 met het oog op de in artikel 3 vermelde resultaten.

    Artikel 2

    In het kader van Besluit 80/1186/EEG

    a) worden de kredieten van de speciale toewijzing voor de financiering van spoedhulp bedoeld in artikel 117, lid 3, onder b), waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, te weten 2 325 061 ecu te gebruiken als subsidies, na aftrek van 150 000 ecu voor de financiering van de technische bijstand in de aan de Franse Republiek toebehorende LGO, verdeeld in drie gelijke delen van 725 000 ecu;

    b) worden de voor financieringen in de vorm van risicodragend kapitaal bestemde kredieten bedoeld in artikel 83, lid 1, onder a), waarvoor geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, te weten een in de vorm van speciale leningen beschikbaar te stellen bedrag van 1 283 000 ecu, verdeeld in drie gelijke delen van 427 667 ecu;

    c) worden de voor ieder van de drie LGO-invloedssferen beschikbare saldi van de voor het financieren van regionale projecten bestemde kredieten bedoeld in artikel 114, lid 2, toegevoegd aan de voor de indicatieve programma's van die drie invloedssferen bestemde middelen.

    Artikel 3

    1. De in artikel 83, lid 3, van Besluit 80/1186/EEG voor ieder van de drie LGO-invloedssferen vastgestelde toewijzing van 20 miljoen ecu wordt gebracht op de volgende bedragen:

    (in ecu)

    1.2.3.4 // // // // // LGO behorende tot // Totaal // Subsidies // Speciale leningen // // // // // Frankrijk // 21 380 687 // 12 953 020 // 8 427 667 // Nederland // 23 514 687 // 13 921 020 // 9 593 667 // Verenigd Koninkrijk // 22 470 687 // 13 209 020 // 9 261 667 // // // //

    2. Overigens wordt een bedrag van 150 000 ecu in de vorm van subsidies toegewezen aan de tot de Franse Republiek toebehorende LGO voor de financiering van de technische bijstand voor de tenuitvoerlegging van de EOF-maatregelen totdat de tot het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk behorende LGO een soortgelijke behandeling krijgen.

    Artikel 4

    De hoofdordonnateur van het EOF wordt belast met de afwikkeling van de bijkomende programmeringsprocedures bij de bevoegde instanties van de landen en gebieden voor wat betreft de respectieve verschillen tussen

    - enerzijds de in artikel 3, lid 1, vastgestelde toewijzingen en,

    - anderzijds, de totale bedragen van de indicatieve programma's welke resulteren uit de reeds overeenkomstig artikel 91 van Besluit 80/1186/EEG met ieder van de drie LGO-invloedssferen verrichte programmering.

    Artikel 5

    Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Gedaan te Brussel, 26 april 1989.

    Voor de Commissie

    Manuel MARÍN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 361 van 31. 12. 1980, blz. 1.

    (2) PB nr. L 347 van 22. 12. 1980, blz. 210.

    Top