Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989D0248

89/248/EGKS: Beschikking van de Commissie van 30 maart 1989 inzake de ontheffing van het kartelverbod voor overeenkomsten betreffende de bevoorrading van zes staalbedrijven met vaste brandstoffen door de Ruhrkohle AG (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

PB L 101 van 13.4.1989, p. 35–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1997

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1989/248/oj

31989D0248

89/248/EGKS: Beschikking van de Commissie van 30 maart 1989 inzake de ontheffing van het kartelverbod voor overeenkomsten betreffende de bevoorrading van zes staalbedrijven met vaste brandstoffen door de Ruhrkohle AG (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 101 van 13/04/1989 blz. 0035 - 0038


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 1989

inzake de ontheffing van het kartelverbod voor overeenkomsten betreffende de bevoorrading van zes staalbedrijven met vaste brandstoffen door de Ruhrkohle AG

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(89/248/EGKS)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, en met name op artikel 65,

Gezien het door de Ruhrkohle op 4 november 1988 uit eigen naam en uit naam van de betrokken staalbedrijven ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

I. DE FEITEN

A. Mijnovereenkomst 1969

(1) De Ruhrkohle AG (RAG) heeft met ingang van 1 januari 1966 met de staalbedrijven (»Huetten") Salzgitter Huettenwerke AG, Hoesch AG, Fried. Krupp Huettenwerke AG, Ilseder Huette, August Thyssen-Huette AG, Mannesmann AG, Rheinische Stahlwerke, en Kloeckner-Werke AG leveringsovereenkomsten gesloten waarbij de laatstgenoemde bedrijven zich verbonden, hun behoeften aan vaste brandstoffen voor bedrijven binnen de gemeenschappelijke markt bij RAG te dekken. In dezelfde overeenkomsten heeft de RAG zich verbonden tot leverantie in deze omvang (»Huettenvertraege").

(2) De »Huettenvertraege" vormden een deel van de maatregelen die 23 Duitse mijnbouwmaatschappijen met instemming van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland in 1969 hebben genomen en die tot oprichting van de RAG leidden. Daarbij deden de betrokken ondernemingen (moedermaatschappijen) afstand van hun mijnbouwbezit om dit in de RAG in te brengen, waarbij zij als tegenprestatie aandelen in de RAG ontvingen naar evenredigheid van de waarde van hun in de RAG ingebrachte vaste activa. Voor de mijnbouwmaatschappijen die ten tijde van de oprichting van de RAG ook staalbedrijven exploiteerden, heeft de afstand van hun mijnbouwbezit tot gevolg gehad dat zij hun eigen steenkoolbases die tot de staalproduktie dienden, verloren. Tot regeling van de voortzetting van deze traditionele betrekkingen op de wijze en in de omvang die zich zouden hebben ontwikkeld zonder de inbreng van het mijnbouwvermogen in de RAG, werden tussen RAG en de betrokken moedervennootschappen identieke »Huettenvertraege" gesloten.

(3) De voornaamste bedingen in deze overeenkomsten zijn:

De RAG berekent deze afnemers een volgens een uniforme procedure vastgestelde contractprijs. Daarin is rekening gehouden met de omstandigheid dat in de Bondsrepubliek Duitsland de import van goedkope cokeskolen uit derde landen wettelijk is beperkt. Om nadelen in de concurrentie voor de staalcontractpartners ten opzichte van de staalindustrie in de andere landen van de Gemeenschap te vermijden wordt derhalve de contractprijs telkens zo vastgesteld dat hij bij hen leidt tot inkoopprijzen die overeenkomen met de prijzen welke zij hadden moeten betalen indien zij eveneens kolen uit derde landen zouden importeren. Voor hoogovencokes geldt hetzelfde met inachtneming van de transformatiekosten in de cokesbedrijven. Beide partijen gaan bij deze regeling ervan uit dat het verschil tussen de produktiekosten van de RAG en de concurrentieprijs door staatssteun wordt gedekt. De RAG heeft zich het recht voorbehouden de »Huettenvertraege" op passende wijze toe te passen indien het systeem van de dekking van het proportionele verschil tussen produktiekosten en concurrentieprijs via steun niet langer zou kunnen worden toegepast, onderscheidenlijk niet meer voor de totale hoeveelheid toereikend zou zijn. De aanvoer van cokeskool zou worden verminderd of stopgezet terwijl de cokesaanvoer zou voortgaan met cokes die uit kolen uit derde landen zijn gemaakt.

De RAG is verplicht haar contractpartners preferentie te verlenen.

De staalbedrijven mogen geen cokesproduktie bij andere ondernemingen onderbrengen en geen cokesbedrijf huren. Zij moeten de oprichting of uitbreiding van hun eigen cokescapaciteit afstemmen in overeenstemming met RAG en met de laatstgenoemde overleggen over de daardoor ontstane gevolgen.

(4) De »Huettenvertraege" hadden een looptijd van 20 jaar en konden voor het eerst na een opzegtermijn van vijf jaar op 31 december 1988 worden beëindigd. Zij zouden echter telkens met één jaar worden verlengd indien zij niet vijf jaar vóór de afloop ervan werden opgezegd.

(5) De »Huettenvertraege" vormden bij de oprichting van de RAG een onlosmakelijk deel van het fusievoornemen dat op 27 november 1969 overeenkomstig artikel 66, lid 2, van het EGKS-Verdrag door de Commissie werd goedgekeurd. (6) Tijdens de duur van de overeenkomsten, van 1969 tot 1988, zijn er ten dele wijzigingen gekomen in de bezitsverhoudingen bij de deelnemende bedrijven. De staalbedrijven die momenteel krachtens de »Huettenvertraege" gebonden zijn, zijn:

Krupp Stahl AG, Bochum,

Mannesmann AG, Duesseldorf,

Thyssen Stahl AG, Duisburg,

Stahlwerke Peine-Salzgitter AG, Salzgitter,

Hoesch Stahl AG, Dortmund,

Kloeckner Stahl GmbH, Duisburg.

(7) In verband met de schommelingen van de conjunctuur in de staalindustrie bindt het »Huettenvertrag" circa 16 tot 18 miljoen ton van de jaarlijkse vraag naar cokeskolen en cokes (cokes in steenkool omgerekend) in de Bondsrepubliek Duitsland.

B. Overeenkomst tot aansluiting bij het »Huettenvertrag"

(8) Het verzoek van de deelnemers heeft ten doel de overeengekomen opzeggingsregeling van het »Huettenvertrag" buiten werking te stellen en deze in gewijzigde vorm tot 31 december 2 000 te verlengen.

(9) In het nieuwe »Huettenvertrag" (overeenkomst tot toetreding tot het »Huettenvertrag") is de nieuwe exclusieve afnameverplichting van de staalbedrijven (100 % van hun behoeften) geannuleerd. Het recht van de staalbedrijven om in beperkte omvang ook bij derden te kopen blijkt uit bijlage 1 bij de overeenkomst inzake toetreding tot het »Huettenvertrag" en een met het oog daarop door de RAG als bindend verklaarde interpretatie. Volgens deze interpretatie staat het de contractpartners vrij speciale brandstof en vaste brandstoffen, die geen steenkool of steenkoolprodukten zijn (bij voorbeeld petroleumcokes, bruinkoolstof) bij andere bronnen te betrekken. De staalbedrijven zijn in dit verband alleen gehouden de RAG de gelegenheid te geven tot een tegenaanbod, dat zij echter niet behoeven aan te nemen zelfs wanneer het aan het vreemde aanbod technisch en economisch equivalent is.

(10) De RAG is voorts ook op andere wijzen niet meer exclusieve leverancier van de contractbedrijven, aangezien zij met de mijnbouwonderneming »Auguste Victoria" een overeenkomst heeft gesloten volgens welke de laatstgenoemde tijdens de gehele looptijd van de toetredingsovereenkomst beperkte hoeveelheden op rekening van deze overeenkomst en tegen de daarin gestelde voorwaarden aan RAG kan leveren.

(11) De toetredingsovereenkomst heeft een looptijd van twaalf jaar en wordt telkens stilzwijgend met een jaar verlengd indien zij niet vier jaar vóór de afloop ervan wordt opgezegd.

(12) In de overeenkomst tot toetreding tot het »Huettenvertrag" is bepaald dat later optredende omstandigheden, zoals beschikkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of andere besluiten, de nakoming van de overeenkomst onmogelijk kunnen maken. Voorts is met de mogelijkheid rekening gehouden dat het systeem van dekking van het verschil tussen de produktiekosten en de concurrentieprijs via overheidssteun zou worden gewijzigd. Zo wordt onder andere rekening gehouden met het feit dat Beschikking nr. 2064/86/EGKS van de Commissie van 30 juni 1986 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de Staten ten behoeve van de kolenindustrie (1) op 31 december 1993 afloopt en er geen voorspellingen mogelijk zijn over een eventuele aansluitende regeling.

II. JURIDISCHE BEOORDELING

Artikel 65, lid 1

(13) In artikel 65, lid 1, worden bepaalde vormen van concurrentiebeperkende overeenkomsten en gedragingen verboden. De door de RAG en de betrokken staalbedrijven gesloten overeenkomsten voldoen aan de voorwaarden in artikel 65, lid 1, en wel om de volgende redenen:

De RAG en haar contractpartners zijn ondernemingen in de zin van artikel 80 van het Verdrag.

De normale mededinging wordt beperkt doordat de contractbedrijven behalve speciale brandstoffen en vaste brandstoffen die geen steenkool of steenkolenprodukten zijn, alle vaste brandstoffen alleen bij RAG mogen betrekken.

De RAG hindert de staalbedrijven in de produktie van hoogovencokes door de clausule waarin het deze bedrijven wordt verboden looncokesproduktie bij andere ondernemingen te doen plaatsvinden of cokesproduktiecapaciteit te huren. De RAG beïnvloedt bovendien besluiten van de staalbedrijven ten aanzien van hun investeringen voor de uitbreiding en de schepping van eigen cokesproduktiecapaciteit door hen te verplichten met haar over de aankondigingstermijnen en de compensatie van eventueel bij haar ontstane kosten tot overeenstemming te komen.

De aan de overeenkomst deelnemende staalbedrijven zijn bovendien met RAG een procedure voor de prijsstelling overeengekomen die in verband met de preferentie leidt tot onderling afgestemde prijzen. Het hun door de RAG toegekende recht op preferentie is ook van invloed op het proces van de prijsvorming van de RAG ten opzichte van andere staalbedrijven in de Gemeenschap.

(14) De door de RAG en de bij het verzoek betrokken staalbedrijven gesloten overeenkomsten zijn derhalve overeenkomstig artikel 65, lid 1, verboden.

Artikel 65, lid 2

(15) De Commissie kan volgens artikel 65, lid 2, voor bepaalde produkten ontheffing voor specialisatieovereenkomsten en overeenkomsten tot gemeenschappelijke aankoop of verkoop verlenen indien aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan.

(16) De door de contractpartijen volgens de principes van de toetredingsovereenkomst tot het »Huettenvertrag" gesloten overeenkomst is volstrekt analoog aan een overeenkomst in de zin van het genoemde lid, met name ten aanzien van de rationalisatie van de produktie en een gemeenschappelijke inkoop.

(17) De RAG bevoorraadt de contractbedrijven met voor cokes geschikte steenkool of met hoogovencokes, onderscheidenlijk met beide produkten, naarmate de laatstgenoemde over eigen cokesproduktiecapaciteiten beschikken. In het kader van de contractueel vastgestelde hoeveelheden, maar onder de beperkingen van de orderportefeuille bij de staalindustrie, en met inachtneming van de onder punt 9 vermelde vervangingsmogelijkheden, maakt de toetredingsovereenkomst tot het »Huettenvertrag" de RAG een lange-termijnplanning van haar produktie aan voor cokes geschikte steenkool en van hoogovencokes mogelijk. Gezien de hoge kapitaalkosten in het mijnbouwbedrijf en de sinds decennia wegens de concurrentie van steenkool uit derde landen en van andere energiebronnen onbevredigende rentabiliteit en wegens de sterk teruglopende vraag in verschillende verbruikssectoren, moeten de mijnbouwondernemingen ernaar streven hun capaciteiten zoveel mogelijk aan de afzet aan te passen. Zij moeten in de Bondsrepubliek Duitsland echter tegelijkertijd ervoor zorgen dat hun leveringsmogelijkheden voor cokeskool voor de dekking van de gehele behoefte van de staalbedrijven toereikend blijven, aangezien de Duitse staalbedrijven in beginsel voor de levering van de door hen benodigde brandstoffen geen uitwijkmogelijkheden hebben. Dit is enerzijds het gevolg van de omstandigheid dat de import van cokeskool uit derde landen naar de Bondsrepubliek uitgezonderd voor gebruik in een dicht bij de kust gelegen staalbedrijf (circa 2 % van het verbruik in de Bondsrepubliek Duitsland) is beperkt, anderzijds door de omstandigheid dat de contractbedrijven niet beschikken over de geschikte steenkool (cokeskool) uit de Gemeenschap tegen een concurrerende prijs, hetzij wegens de eigen behoefte aan deze steenkool in de overige produktielanden van de Gemeenschap, hetzij wegens de grote behoefte aan subsidiëring. Contracten op lange termijn over een zo groot mogelijk deel van de totale behoeften der contractbedrijven dienen derhalve de zekerheid van hun bevoorrading en tegelijkertijd een zo groot mogelijke verlaging van de produktiekosten van de RAG. De overeenkomst leidt derhalve tot een waarneembare verbetering van de produktie van voor cokes geschikte steenkool en van hoogovencokes.

(18) Niet valt in te zien dat de overeenkomst tot toetreding tot het »Huettenvertrag" beperkingen inhoudt die verder gaan dan voor de boven genoemde doelstellingen, de verbetering van de produktie en de bevoorrading, nodig is. Het thans voorgenomen losser maken van de afnameverplichting van de contractbedrijven jegens de RAG maakt in een beperkte omvang de toegang van andere aanbieders mogelijk, mits deze bedrijven concurrerende offerten kunnen maken.

(19) Ook zijn de betrokkenen uit hoofde van hun overeenkomst niet in staat om voor de betrokken produkten de prijzen te bepalen. De contractprijs resulteert uit factoren die buiten de invloedssfeer van RAG en haar contractpartners liggen: de prijzen van importsteenkool uit derde landen en de mate van steunverlening die ten doel heeft het verschil tussen kosten en opbrengsten bij de RAG te dekken.

(20) De beperking van de produktie van hoogovencokes door de overeenkomst is niet van een omvang die gelijk staat met een wezenlijk deel van de produktie van hoogovencokes op de gemeenschappelijke markt. Bij de oprichting van de RAG hebben de staalproducerende moedervennootschappen voor zover zij eigen cokesbedrijven exploiteerden, deze bedrijven behouden terwijl de andere mijnbouwmaatschappijen de hunne met hun steenkoolmijnbouw in de RAG hebben ingebracht. Deze procedure is bij beschikking van de Commissie van 27 november 1969 gedekt. Destijds waren de cokesproduktiecapaciteiten aangepast aan de omstandigheden bij de oprichting van de RAG en de overname van hun leveringsverplichting voor hoogovencokes in het kader van het »Huettenvertrag". Het is normaal dat dergelijke installaties in perioden van meer dan 20 jaar worden onderhouden en vernieuwd. De tijdens de looptijd van het »Huettenvertrag" te constateren ontwikkeling van de vraag van de staalbedrijven naar hoogovencokes vertoont bovendien een dalende tendens. De eventuele beperking ten aanzien van de produktie van eigen cokes welke de bedrijven door de toetredingsovereenkomst tot het »Huettenvertrag" is voorgeschreven, kan derhalve slechts van secundaire betekenis worden geacht.

(21) De vraag of de deelnemers, met name de RAG, zich door de overeenkomst onttrekken aan een daadwerkelijke mededinging van andere ondernemingen op de gemeenschappelijke markt moet, met het oog op de feiten die onder punt 7 zijn vermeld ten aanzien van de producenten van cokeskolen en uit communautaire steenkool gefabriceerde hoogovencokes, ontkennend worden beantwoord. Aanvullend moet deze vraag wel worden gesteld ten aanzien van aanbieders van steenkool die de staalbedrijven eventueel naast de cokeskool inschakelen (sintelkool) en van hoogovencokes die uit steenkool uit derde landen is geproduceerd. (22) Hoogovens hebben sintelbrandstof nodig, magere steenkool (niet cokeskool) dan wel steenkoolcokes (cokesgruis) om fijnkorrelige erts voor het gebruik in de hoogoven in erts van de geschikte afmetingen te transformeren. De beslissing over het voor of tegen van de ene of de andere brandstof wordt door de staalbedrijven genomen aan de hand van hun technische omstandigheden. Uit dit oogpunt voelen de contractpartijen niet voor het gebruik van steenkool voor sinteldoeleinden. Zij weten uit ervaring dat niet kan worden uitgesloten dat uit de gasvormige bestanddelen van steenkool teer wordt gevormd dat in de aan de sintelinstallaties verbonden elektrofilters neerslaat en in die filters tot branden kunnen leiden. Zij gebruiken derhalve uitsluitend cokesgruis. Dit ontstaat, voor zover zij zelf hoogovencokes produceren, met andere woorden bij vier van de zes partners, in hun eigen cokesbedrijven. De behoeften aan cokesgruis welke de beide andere ondernemingen contractueel bij de RAG moeten dekken, is van te verwaarlozen omvang.

Communautaire cokesfabrieken die uit steenkool uit derde landen vervaardigde hoogovencokes aan de door de toetredingsovereenkomst tot het »Huettenvertrag" gebonden ondernemingen wilden leveren zouden aan twee voorwaarden moeten voldoen: zij zouden capaciteit beschikbaar moeten hebben en de steenkool uit derde landen moeten inkopen tegen prijzen die lager zijn dan die welke de RAG contractueel als maatstaf voor haar aanpassing neemt. Aan deze voorwaarde kan onder de omstandigheden welke de Commissie bekend zijn op de lange duur alleen voor marginale of »spot"-hoeveelheden worden voldaan. Uit overwegingen van homogeniteit bij de voor staalproduktie noodzakelijke hoogovencokes en met het oog op hun bevoorradingsgaranties kunnen de contractuele ovens noch voor de ene, noch voor de andere mogelijkheid belangstelling hebben.

De overeenkomst geeft de betrokkenen derhalve niet de mogelijkheid zich aan de daadwerkelijke mededinging van andere ondernemingen op de gemeenschappelijke markt te onttrekken.

(23) De Commissie acht het nodig de ontheffing van de verbodsbepaling voor de aangevraagde overeenkomst te beperken tot de periode tot en met 31 december 1997 die voor de onder punt 17 vermelde imperatieven van de planning voldoende wordt geacht.

(24) De overeenkomst voldoet onder de voorwaarden van de beperking in de tijd aan de voorwaarden voor ontheffing van het kartelverbod in artikel 65, lid 2, en kan daarom worden goedgekeurd.

(25) Zoals in de punten 3 en 12 is uiteengezet, blijkt uit de overeenkomst zelf dat haar toepassing grotendeels afhangt van staatssteun en de voortzetting daarvan. De ontheffing voor deze overeenkomst, en met name haar looptijd, lopen op generlei wijze vooruit op toekomstige beschikkingen van de Commissie inzake staatssteun. Bovendien kan een wijziging in de omstandigheden een herziening van de ontheffing uit hoofde van artikel 65, lid 2, vierde alinea, van het Verdrag gewenst maken.

(26) Deze beschikking doet geen afbreuk aan de beoordeling van de investeringsprogramma's door de Commissie overeenkomstig artikel 54 van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Voor de door de Ruhrkohle AG en de staalbedrijven Krupp Stahl AG, Mannesmann AG, Thyssen Stahl AG, Stahlwerke Peine-Salzgitter AG, Hoesch Stahl AG en Kloeckner Stahl GmbH gesloten overeenkomst inzake de levering en afname van vaste brandstoffen wordt ontheffing van het kartelverbod verleend.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen:

Ruhrkohle AG, Essen, Krupp Stahl AG, Bochum, Mannesmann AG, Duesseldorf, Thyssen Stahl AG, Duisburg, Stahlwerke Peine-Salzgitter AG, Salzgitter, Hoesch Stahl AG, Dortmund, en Kloeckner Stahl GmbH, Duisburg.

Artikel 3

Deze beschikking wordt op de dag van haar kennisgeving aan de betrokken ondernemingen van toepassing. Zij geldt tot en met 31 december 1997.

Gedaan te Brussel, 30 maart 1989.

Voor de Commissie

Sir Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 177 van 1. 7. 1986, blz. 1.

Top