Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31986R3520

    Verordening (EEG) nr. 3520/86 van de Commissie van 18 november 1986 tot vaststelling, voor de Lid-Staten, van het geraamde inkomensverlies en van het geraamde premiebedrag per ooi en per vrouwelijke geit voor het verkoopseizoen 1986

    PB L 325 van 20.11.1986, p. 18–20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/12/1986; opgeheven door 386R3728

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1986/3520/oj

    31986R3520

    Verordening (EEG) nr. 3520/86 van de Commissie van 18 november 1986 tot vaststelling, voor de Lid-Staten, van het geraamde inkomensverlies en van het geraamde premiebedrag per ooi en per vrouwelijke geit voor het verkoopseizoen 1986

    Publicatieblad Nr. L 325 van 20/11/1986 blz. 0018


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 3520/86 VAN DE COMMISSIE

    van 18 november 1986

    tot vaststelling, voor de Lid-Staten, van het geraamde inkomensverlies en van het geraamde premiebedrag per ooi en per vrouwelijke geit voor het verkoopseizoen 1986

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 1837/80 van de Raad van 27 juni 1980 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 882/86 (2), en met name op artikel 5, lid 4,

    Overwegende dat artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 in de toekenning van een premie voorziet om een eventueel inkomensverlies van de producenten van schapevlees en, in sommige gebieden, van geitevlees te compenseren; dat die gebieden zijn bepaald in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1065/86 van de Commissie (3); dat overeenkomstig artikel 5, lid 9, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 de premie in sommige gebieden kan worden toegekend aan producenten die andere vrouwelijke schapen van bepaalde bergrassen houden, dan ooien die voor toekenning van de premie in aanmerking komen; dat de bedoelde schapen en gebieden zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 872/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van de premie aan de producenten van schapevlees (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3524/85 (5);

    Overwegende dat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80, met het oog op de uitbetaling van een voorschot aan de in agrarische probleemgebieden gevestigde schapevleesproducenten, het te verwachten inkomensverlies dient te worden geraamd, rekening houdende met de te verwachten ontwikkeling van de marktprijzen;

    Overwegende dat het premiebedrag per ooi en per regio, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1837/80, wordt verkregen door het in lid 2 bedoelde inkomensverlies te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die voor elke regio de normale gemiddelde jaarlijkse produktie van lamsvlees per ooi aangeeft, uitgedrukt in 100 kg geslacht gewicht; dat voor regio 5 evenwel dat inkomensverlies moet worden verminderd met het gewogen gemiddelde van de werkelijk toegekende variabele premies en de voor de rest van het verkoopseizoen 1986 te verwachten premies, waarbij het bedoelde gemiddelde wordt verkregen overeenkomstig het bepaalde in lid 6 van hetzelfde artikel; dat de premie per vrouwelijke geit in artikel 5, lid 3, is vastgesteld op 80 % van de premie per ooi; dat in artikel 5, lid 9, de premie voor andere vrouwelijke schapen dan voor de premie in aanmerking komende ooien eveneens op 80 % van de premie per ooi is vastgesteld;

    Overwegende dat, overeenkomstig deze bepalingen, bij Verordening (EEG) nr. 2545/86 van de Commissie (6) het geraamde inkomensverlies alsmede het geraamde premiebedrag per ooi en per vrouwelijke geit voor het verkoopseizoen 1986 zijn vastgesteld en dat bepaalde Lid-Staten zijn gemachtigd een voorschot uit te keren; dat het, gezien de huidige marktsituatie in de Gemeenschap, en met name de ineenstorting van de marktprijzen, dienstig is een nieuwe raming van het inkomensverlies en het premiebedrag per ooi en per vrouwelijke geit voor het verkoopseizoen 1986 uit te voeren; dat het om dezelfde redenen ook dienstig is om, in afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3007/84 van de Commissie (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1514/86 (8), voor het verkoopseizoen 1986 het voorschot vast te stellen op 50 % van het geraamde te verwachten premiebedrag; dat in artikel 4, lid 3, van genoemde verordening is bepaald dat het voorschot slechts wordt uitgekeerd indien het bedrag ervan gelijk is aan of hoger is dan 1 Ecu;

    Overwegende dat in de Lid-Staten die het in Verordening (EEG) nr. 2545/86 bedoelde voorschot reeds hebben uitgekeerd, het bedrag dat moet worden betaald aan de producenten die dit voorschot reeds hebben ontvangen, gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van het in de onderhavige verordening bedoelde voorschot en dat van het in Verordening (EEG) nr. 2545/86 bedoelde voorschot;

    Overwegende dat in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3007/84, de Lid-Staten krachtens Verordening (EEG) nr. 2545/86 niet gemachtigd zijn om een voorschot uit te keren op de in artikel 5, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde premie; dat het, gezien de huidige zeer uitzonderlijke situatie op de markten in regio 1 ten gevolge van het ongeval van Tchernobyl, en wegens het groot aantal lammeren dat niet is geslacht maar op de bedrijven is aangehouden, evenwel dienstig is om, in afwijking van genoemd artikel 4, lid 4, Griekenland en Italië toe te staan het voorschot ook voor deze premie uit te keren;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2545/86 moet worden ingetrokken;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer »schapen en geiten",

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Tussen de basisprijs en de te verwachten marktprijs tijdens het verkoopseizoen 1986 wordt voor de volgende regio's een verschil geconstateerd:

    1.2 // Regio // Verschil in Ecu per 100 kg // 2 // 80,32 // 3 // 71,32 // 4 // 133,32 // 5 // 142,32 // 6 // 117,32 // 7 // 57,32.

    Artikel 2

    1. Het geraamde premiebedrag per ooi en per regio bedraagt:

    1.2 // Regio // Geraamd premiebedrag, per ooi, in Ecu // 2 // 15,261 // 3 // 16,404 // 4 // 23,998 // 5 // 8,075 // 6 // 21,118 // 7 // 5,159.

    2. Het voorschot dat de Lid-Staten overeenkomstig artikel 5, lid 4 van Verordening (EEG) nr. 1837/80 in afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3007/84 en onder het voorbehoud van artikel 5 van de onderhavige verordening, aan de producenten in de probleemgebieden mogen uitkeren, bedraagt:

    1.2.3 // Regio // // Voorschot van de premie, per ooi, in Ecu // 2 // // 7,740 // 3, waarvan: // Denemarken // 8,200 // // Nederland // 8,186 // // Luxemburg // 8,188 // // België // 8,188 // // Duitsland // 8,385 // 4 // // 11,998 // 5 // // 4,041 // 6 // // 10,571 // 7, waarvan: // Spanje // 2,632 // // Portugal // 2,594.

    Artikel 3

    1. Het geraamde premiebedrag per vrouwelijke geit en per regio in de gebieden bepaald in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1065/86 bedraagt:

    1.2 // Regio // Geraamd premiebedrag, per vrouwelijke geit, in Ecu // 2 // 12,209 // 7 // 4,127.

    2. Het voorschot dat de Lid-Staten, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en onder het voorbehoud van artikel 5 van de onderhavige verordening, aan de geitevleesproducenten in de probleemgebieden binnen de in lid 1 bedoelde gebieden mogen uitkeren, bedraagt:

    1.2.3 // Regio // // Voorschot van de premie, per vrouwelijke geit, in Ecu // 2 // // 6,192 // 7, waarvan: // Spanje // 2,078 // // Portugal // 2,062.

    Artikel 4

    1. Het geraamde premiebedrag per ander vrouwelijk schaap dan de voor de premie in aanmerking komende ooien en per regio in de gebieden vermeld in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 872/84, bedraagt:

    1.2 // Regio // Geraamd premiebedrag, per ander vrouwelijk schaap dan de voor de premie in aanmerking komende ooien, in Ecu // 5 // 6,460.

    2. Het voorschot dat de Lid-Staten, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en onder het voorbehoud van artikel 5 van de onderhavige verordening, mogen uitkeren aan in probleemgebieden binnen de in lid 1 bedoelde gebieden gevestigde producenten die andere vrouwelijke schapen dan voor de premie in aanmerking komende ooien houden, bedraagt:

    1.2 // Regio // Voorschot van de premie, per ander vrouwelijk schaap dan de voor de premie in aanmerking komende ooien, in Ecu // 5 // 3,233.

    Artikel 5

    In de Lid-Staten die het in Verordening (EEG) nr. 2545/86 bedoelde voorschot hebben uitgekeerd, moet aan de producenten die dit voorschot hebben ontvangen, een bedrag worden uitgekeerd dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van het overeenkomstig de onderhavige verordening vastgestelde voorschot en dat van het in Verordening (EEG) nr. 2545/86 bedoelde voorschot.

    Artikel 6

    Ter uitvoering van artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en in afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3007/84, zijn de Lid-Staten van regio 1 gemachtigd aan de producenten van schapevlees en, in de bijlage III van Verordening (EEG) nr. 1837/80 en in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1065/86 bepaalde gebieden, aan de producenten van geitevlees, de in regio 2 geldende voorschotten uit te keren.

    Artikel 7

    Verordening (EEG) nr. 2545/86 wordt ingetrokken.

    Artikel 8

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 18 november 1986.

    Voor de Commissie

    Frans ANDRIESSEN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 183 van 16. 7. 1980, blz. 1.

    (2) PB nr. L 82 van 27. 3. 1986, blz. 3.

    (3) PB nr. L 97 van 12. 4. 1986, blz. 25.

    (4) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 40.

    (5) PB nr. L 336 van 14. 12. 1985, blz. 5.

    (6) PB nr. L 226 van 13. 8. 1986, blz. 5.

    (7) PB nr. L 283 van 27. 10. 1984, blz. 28.

    (8) PB nr. L 132 van 21. 5. 1986, blz. 16.

    Top