This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31986R2473
Council Regulation (EEC) No 2473/86 of 24 July 1986 on outward processing relief arrangements and the standard exchange system
Verordening (EEG) nr. 2473/86 van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer
Verordening (EEG) nr. 2473/86 van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer
PB L 212 van 2.8.1986, p. 1–6
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 392R2913
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31976L0119 | 01/01/1988 | |||
Repeal | 31976L0447 | 01/01/1988 | |||
Repeal | 31976L0527 | 01/01/1988 | |||
Repeal | 31978L0206 | 02/01/1988 | |||
Repeal | 31978L1018 | 01/01/1988 | |||
Repeal | 31981L0952 | 01/01/1988 | |||
Repeal | 31986L0161 | 01/01/1988 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 31986R2473R(01) | ||||
Corrected by | 31986R2473R(02) | ||||
Corrected by | 31986R2473R(03) | ||||
Corrected by | 31986R2473R(04) | ||||
Corrected by | 31986R2473R(05) | ||||
Repealed by | 31992R2913 | 01/01/1994 |
Verordening (EEG) nr. 2473/86 van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer
Publicatieblad Nr. L 212 van 02/08/1986 blz. 0001
***** VERORDENING (EEG) Nr. 2473/86 VAN DE RAAD van 24 juli 1986 betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europese Parlement (2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3), Overwegende dat, in het kader van de internationale arbeidsverdeling, talrijke ondernemingen in de Gemeenschap gebruik maken van de regeling passieve veredeling, te weten de uitvoer van goederen met het doel deze na bewerking, verwerking of herstelling weder in te voeren; dat de gebruikmaking van deze regeling om redenen van economische en technische aard gerechtvaardigd is; Overwegende dat ingeval communautaire goederen worden uitgevoerd voor herstelling, daaronder begrepen revisie en afstelling, talrijke ondernemingen in de Gemeenschap gebruik maken van het systeem uitwisselingsverkeer, te weten de invoer van goederen die in de plaats gesteld worden van de communautaire goederen in de staat waarin deze zich zouden bevinden indien de beoogde herstelling had plaatsgevonden; dat de gebruikmaking van dit systeem om redenen van economische en technische aard gerechtvaardigd is; Overwegende dat genoemd systeem momenteel onder de regeling uitwisselingsverkeer valt; dat deze regeling kan worden beschouwd als een variant van de regeling passieve veredeling; dat het derhalve wenselijk is de desbetreffende bepalingen in de onderhavige verordening op te nemen; Overwegende dat moet worden voorzien in een stelsel van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer, die van toepassing zijn op de veredelingsprodukten of de goederen die daarvoor in de plaats worden gesteld, ten einde te voorkomen dat de voor de veredeling uit de Gemeenschap uitgevoerde goederen belast worden; Overwegende dat deze vrijstelling, wanneer zij op andere heffingen betrekking zou hebben dan douanerechten en landbouwheffingen, wellicht onverenigbaar zou kunnen zijn hetzij met het gemeenschappelijk landbouwbeleid of met de specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen, hetzij met de doelstellingen die worden nagestreefd door de instelling van heffingen met een bijzonder karakter; dat het dus van belang is te bepalen dat de in het kader van de regeling passieve veredeling van toepassing zijnde gehele of gedeeltelijke vrijstelling geen betrekking kan hebben op deze heffingen; dat de Commissie dient te worden belast met het opstellen van de lijst van genoemde heffingen, die van zeer verschillende aard kunnen zijn; Overwegende dat het gebruik van de regeling passieve veredeling door de douaneautoriteiten dient te worden geweigerd wanneer de wezenlijke belangen van de veredelaars in de Gemeenschap ernstig dreigen te worden geschaad; Overwegende dat landbouwprodukten of de uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen uitgesloten moeten worden van het toepassingsgebied van het systeem uitwisselingsverkeer, aangezien zij door hun aard nauwelijks voor herstelling in aanmerking komen; dat het systeem uitwisselingsverkeer bovendien niet verenigbaar is met het gemeenschappelijk landbouwbeleid of met de specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen; Overwegende dat de regeling passieve veredeling op het niveau van de Gemeenschap is neergelegd in Richtlijn 76/119/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de regeling »passieve veredeling" (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/952/EEG (5); Overwegende dat de regeling uitwisselingsverkeer op het niveau van de Gemeenschap is neergelegd in Richtlijn 78/1018/EEG van de Raad van 27 november 1978 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de regeling »uitwisselingsverkeer" van voor herstelling uitgevoerde goederen (6); Overwegende dat het belang van de regeling passieve veredeling en van het systeem uitwisselingsverkeer in het kader van de Douane-unie een grotere uniformiteit bij de toepassing ervan in de Gemeenschap noodzakelijk maakt; dat er derhalve, enerzijds, een besluit dient te worden genomen, dat rechtstreeks toepasselijk is in elke Lid-Staat en anderzijds een communautaire procedure moet worden ingevoerd ter vaststelling van de uitvoeringsbepalingen ervan, aangezien dit samenstel van maatregelen grotere rechtszekerheid biedt aan de particulieren; Overwegende dat het wenselijk is op dit gebied een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand te brengen in het kader van het Comité economische douaneregelingen, ingesteld bij artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling (1); Overwegende dat de regeling passieve veredeling een essentieel instrument van de handelspolitiek van de Gemeenschap vormt, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I Algemene bepalingen Artikel 2 1. In deze verordening worden de regels vastgesteld die van toepassing zijn op de regeling passieve veredeling en op het systeem uitwisselingsverkeer. 2. De regeling passieve veredeling maakt het, onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden en onverminderd zowel de specifieke bepalingen van toepassing op het in titel IV opgenomen systeem uitwisselingsverkeer als artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 1999/85, mogelijk communautaire goederen tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap uit te voeren ten einde deze aan veredelingshandelingen te onderwerpen en de uit die handelingen voortkomende veredelingsprodukten met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechtn bij invoer in het douanegebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer te brengen. 3. In de zin van deze verordening wordt verstaan onder: a) tijdelijk uitgevoerde goederen: de onder de regeling passieve veredeling geplaatste goederen; b) communautaire goederen: goederen die - geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap, zonder toevoeging van goederen afkomstig uit derde landen of uit gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap; - afkomstig zijn uit landen of gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap en die zich in een Lid-Staat in het vrije verkeer bevinden; - in het douanegebied van de Gemeenschap zijn verkregen, uitgaande van de hetzij uitsluitend in het tweede streepje, hetzij in het eerste en tweede streepje bedoelde goederen; c) persoon: - een natuurlijke persoon, of - een rechtspersoon of, - wanneer deze mogelijkheid in de vigerende voorschriften bestaat, een vereniging van personen die als handelingsbevoegd wordt erkend, zonder dat zij de juridische status van rechtspersoon bezit; d) vergunninghouder: persoon aan wie een vergunning voor passieve veredeling is afgegeven; e) veredelingshandelingen: - bewerking van goederen, daaronder begrepen het monteren, de assemblage, het aanpassen daarvan aan andere goederen, - verwerking van goederen, - herstelling van goederen, daaronder begrepen revisie en afstelling; f) veredelingsprodukten: alle produkten die het resultaat zijn van veredelingshandelingen; g) rechten bij invoer: zowel douanerechten en heffingen van gelijke werking als landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer welke zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of van de specifieke regelingen welke van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen; h) douaneautoriteit: elke voor de toepassing van de douaneregeling bevoegde autoriteit, zelfs indien deze niet tot de douanedienst behoort; i) opbrengst: de hoeveelheid of het percentage veredelingsprodukten verkregen bij de veredeling van een bepaalde hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen; j) systeem uitwisselingsverkeer: het systeem als bedoeld in titel IV. Artikel 2 1. Onder de regeling passieve veredeling kunnen niet worden geplaatst communautaire goederen: - waarvan de uitvoer een terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer tot gevolg heeft; - die, alvorens zij werden uitgevoerd, wegens hun gebruik voor bijzondere doeleinden met totale vrijstelling van de rechten bij invoer in het vrije verkeer waren gebracht, zolang de voorwaarden voor de toekenning van deze vrijstelling van toepassing blijven; - waarvan de uitvoer aanleiding geeft tot de toekenning van restituties of andere bedragen bij uitvoer die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn ingesteld, of waarvoor wegens hun uitvoer een ander financieel voordeel dan deze restituties of andere bedragen wordt toegekend in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. 2. Er kunnen evenwel afwijkingen van lid 1, tweede streepje, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. Artikel 3 1. In afwijking van artikel 4, lid 2, artikel 10, lid 1, en artikel 11, kan gebruikmaking van de regeling passieve veredeling worden toegestaan voor goederen die in de zin van Verordening (EEG) nr. 802/68 (1) van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, indien de veredelingshandeling bestaat uit de opneming van deze goederen die buiten de Gemeenschap zijn verkregen en die als veredelingsprodukten zijn ingevoerd, voor zover het gebruik van de regeling bijdraagt tot bevordering van de verkoop van de uitvoergoederen zonder dat aan de wezenlijke belangen van de communautaire producenten van identieke of soortgelijke ingevoerde veredelingsprodukten schade wordt berokkend. 2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het eerste lid wordt toegepast, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. TITEL II Afgifte van de vergunning Artikel 4 1. Het gebruik van de regeling passieve veredeling is afhankelijk van de afgifte, door de douaneautoriteit van de Lid-Staat waar de tijdelijk uit te voeren goederen zich bevinden, van een vergunning voor passieve veredeling, hierna »vergunning" genoemd. 2. De vergunning wordt afgegeven op verzoek van de persoon die de veredelingshandelingen laat verrichten. Deze persoon is verplicht om bij zijn verzoek alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn voor de afgifte van de vergunning. 3. De vergunning kan, naar gelang van het geval, betrekking hebben op een of meer veredelingshandelingen. 4. In afwijking van lid 1 worden de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het gebruik van de regeling kan worden toegestaan zonder dat vóór de uitvoer van goederen een vergunning is afgegeven, vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. Artikel 5 1. De vergunning wordt slechts verleend a) aan personen die in de Gemeenschap zijn gevestigd; b) aan personen die alle waarborgen bieden welke de douaneautoriteit dienstig acht; c) wanneer kan worden vastgesteld dat de veredelingsprodukten zijn vervaardigd uit tijdelijk uitgevoerde goederen. 2. De gevallen waarin afwijkingen van lid 1, onder c), van toepassing kunnen zijn en de voorwaarden waaronder deze afwijkingen van toepassing zijn, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. Artikel 6 De vergunning wordt niet verleend wanneer het toestaan van het gebruik van de regeling passieve veredeling de wezenlijke belangen van de veredelaars in de Gemeenschap ernstig zou kunnen schaden (economische voorwaarden). Artikel 7 1. De voorwaarden waaronder de regeling passieve veredeling wordt gebruikt, worden in de vergunning vastgesteld. 2. De houder van een vergunning dient de douaneautoriteit mededeling te doen van elk feit dat zich voordoet na afgifte van de vergunning en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning. 3. Bij wijziging van de omstandigheden op grond waarvan de vergunning is verleend, wijzigt de douaneautoriteit die vergunning dienovereenkomstig. Artikel 8 De gevallen waarin de vergunning wordt ingetrokken of waarin wordt geconstateerd dat deze nietig is, alsmede de daaruit voortvloeiende gevolgen, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. TITEL III Werking van de regeling passieve veredeling Artikel 9 De voorwaarden voor plaatsing van goederen onder de regeling passieve veredeling worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. Artikel 10 1. Onder voorbehoud van artikel 12 komen voor de regeling passieve veredeling slechts de veredelingsprodukten in aanmerking die door de vergunninghouder of voor diens rekening tot invoer in het vrije verkeer zijn aangegeven. 2. De douaneautoriteit stelt de termijn vast waarbinnen de veredelingsprodukten in het douanegebied van de Gemeenschap moeten worden wederingevoerd. Zij kan deze termijn verlengen op met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder. 3. De douaneautoriteit stelt of de opbrengst van de handeling vast of, eventueel, de wijze waarop deze opbrengst wordt vastgesteld. Artikel 11 Wanneer tijdelijk uitgevoerde goederen of veredelingsprodukten worden overgedragen, handhaaft de douaneautoriteit de vergunning tot het gebruik van de regeling passieve veredeling, op voorwaarde dat de veredelingsprodukten door de vergunninghouder of voor diens rekening worden aangegeven ten invoer in het vrije verkeer. Artikel 12 De veredelingsprodukten mogen door een andere in de Gemeenschap gevestigde persoon worden aangegeven ten invoer in het vrije verkeer met toepassing van de regeling passieve veredeling, op voorwaarde dat deze persoon de toestemming van de vergunninghouder heeft gekregen en voor zover de voorwaarden van de vergunning zijn vervuld. Artikel 13 1. Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer krachtens artikel 1, lid 2, vindt plaats door het bedrag van de rechten bij invoer die van toepassing zijn op in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten, te verminderen met het bedrag van de rechten bij invoer die van toepassing zouden zijn op de tijdelijk uitgevoerde goederen, indien deze in het douanegebied van de Gemeenschap werden ingevoerd uit het land waar de veredelingshandeling of de laatste veredelingshandeling heeft plaatsgevonden. 2. Het krachtens lid 1 in mindering te brengen bedrag wordt berekend aan de hand van de hoeveelheid en de soort van de betrokken goederen op de datum van aanvaarding van de aangifte van plaatsing onder de regeling passieve veredeling en op basis van de andere heffingselementen die van toepassing zijn op de datum van aanvaarding van de aangifte ten invoer in het vrije verkeer van de veredelingsprodukten. De waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen is die welke voor deze goederen in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de douanenwaarde van de veredelingsprodukten overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder b), i), van Verordening (EEG) nr. 1224/80 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1055/85 (2), of, indien de waarde niet op deze wijze kan worden bepaald, het verschil tussen de douanewaarde van de veredelingsprodukten en de met redelijke middelen vastgestelde kosten van veredeling. Evenwel: - worden bepaalde heffingen, aangewezen volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85, voor de berekening van het in mindering te brengen bedrag niet in aanmerking genomen; - is, wanneer de tijdelijk uitgevoerde goederen, alvorens zij onder de regeling voor passieve veredeling werden geplaatst, wegens hun gebruik voor bijzondere doeleinden met toepassing van een verlaagd recht in het vrije verkeer waren gebracht en zolang de voorwaarden voor de toekenning van dit verlaagd recht blijven gelden, het in mindering te brengen bedrag gelijk aan het daadwerkelijk bij het in het vrije verkeer brengen geïnde bedrag van de rechten bij invoer. 3. Indien voor de tijdelijk uitgevoerde goederen bij het in het vrije verkeer brengen een verlaagd recht of een nulrecht zou gelden wegens een bijzondere bestemming, wordt dit recht in aanmerking genomen voor zover deze goederen in het land waar de veredelingshandeling of de laatste veredelingshandeling heeft plaatsgevonden, dezelfde veredelingshandelingen hebben ondergaan als voor zo'n bestemming zijn voorzien. 4. Wanneer voor de veredelingsprodukten een preferentiële tariefregeling geldt, krachtens communautaire voorschriften waarin ten aanzien van het land waar zij werden verkregen, een dergelijke regeling is neergelegd en wanneer deze regeling bestaat voor goederen uit dezelfde tariefindeling als de tijdelijk uitgevoerde goederen, zijn de rechten bij invoer die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het krachtens lid 1 in mindering te brengen bedrag, gelijk aan de rechten die van toepassing zouden zijn indien de tijdelijk uitgevoerde goederen voldeden aan de voorwaarden waarop deze preferentiële tariefregeling kan worden toegekend. 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen die zijn of kunnen worden vastgesteld in het kader van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen waarbij voor bepaalde veredelingsprodukten vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend. Artikel 14 1. Indien de veredelingshandeling bestaat in de herstelling van de tijdelijk uitgevoerde goederen, vindt het in het vrije verkeer brengen van deze goederen plaats met volledige vrijstelling van de rechten bij invoer, indien ten genoegen van de douaneautoriteit wordt vastgesteld dat de herstelling gratis werd verricht, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een fabricagefout. 2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer op het tijdstip waarop de betrokken goederen voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht, rekening is gehouden met de onvolkomenheid. Artikel 15 Indien de veredelingshandeling bestaat in de herstelling van de tijdelijk uitgevoerde goederen en deze herstelling wordt verricht tegen betaling, vindt de in artikel 1, lid 2, bedoelde gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer plaats door het bedrag der toepasselijke rechten te bepalen op basis van de heffingselementen die op veredelingsprodukten van toepassing zijn op de datum van aanvaarding van de aangifte tot invoer in het vrije verkeer van genoemde produkten en door als douanewaarde een bedrag in aanmerking te nemen dat gelijk is aan de herstellingskosten, mits genoemde kosten de enige prestatie van de vergunninghouder vormen en niet beïnvloed zijn door de betrekkingen tussen hem en degene die de veredelingshandeling heeft verricht. TITEL IV Uitwisselingsverkeer Artikel 16 1. Onder de in deze titel vastgestelde aanvullende voorwaarden, die als aanvulling op de voorgaande bepalingen gelden, staat het systeem uitwisselingsverkeer toe dat een ingevoerd goed, hierna genoemd vervangend produkt, in de plaats komt van een veredelingsprodukt. 2. De douaneautoriteit staat gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer toe, indien de veredelingshandeling bestaat in de herstelling van andere communautaire goederen dan die welke vallen onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid of onder specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen. 3. De douaneautoriteit staat toe dat de vervangende produkten onder de door haar vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd voordat de tijdelijk uitgevoerde goederen worden uitgevoerd (voorafgaande invoer). Bij de voorafgaande invoer van een vervangend produkt moet een garantie gesteld worden die het bedrag aan rechten bij invoer dekt. Deze garantie wordt vrijgegeven na betaling van de invorderbare rechten bij invoer. Artikel 17 1. De vervangende produkten moeten onder dezelfde tariefonderverdeling vallen, van dezelfde handelskwaliteit zijn en dezelfde technische kenmerken bezitten als de uitvoergoederen indien deze laatste de beoogde herstelling hadden ondergaan. 2. Indien de tijdelijk uitgevoerde goederen vóór de uitvoer zijn gebruikt, moeten de vervangende produkten eveneens zijn gebruikt en mogen het geen nieuwe produkten zijn. De douaneautoriteit kan echter afwijkingen op deze regel toestaan indien het vervangende produkt kosteloos is geleverd, hetzij op grond van contractuele of wettelijke garantieverplichtingen, hetzij wegens een fabricagefout. Artikel 18 Uitwisselingsverkeer wordt slechts toegestaan wanneer het mogelijk is na te gaan of aan de voorwaarden van artikel 17 is voldaan. Artikel 19 Onverminderd artikel 22 zijn de bepalingen die van toepassing zijn op veredelingsprodukten, eveneens van toepassing op vervangende produkten. Artikel 20 1. In geval van voorafgaande invoer dient de uitvoer van de uitvoergoederen plaats te vinden binnen een termijn van twee maanden, berekend vanaf de datum waarop de douaneautoriteit de aangifte ten invoer in het vrije verkeer van de vervangende produkten heeft aanvaard. 2. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de douaneautoriteit echter, op aanvraag van de betrokkene, de in lid 1 genoemde termijn binnen redelijke grenzen verlengen. Artikel 21 In geval van voorafgaande invoer en bij toepassing van artikel 13 wordt het in mindering te brengen bedrag vastgesteld aan de hand van de heffingselementen die op de tijdelijk uitgevoerde goederen van toepassing zijn op de datum van aanvaarding van de aangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling. Artikel 22 Artikel 3 en artikel 5, lid 1, onder c), en lid 2, zijn niet van toepassing in het kader van het uitwisselingsverkeer. TITEL V Slotbepalingen Artikel 23 De in deze verordening bepaalde procedures kunnen eveneens gebruikt worden voor de tenuitvoerlegging van de niet-tarifaire maatregelen van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Artikel 24 De Lid-Staten en de Commissie wisselen statistische gegevens uit over tijdelijk uitgevoerde goederen en veredelingsprodukten. Artikel 25 In het Comité economische douaneregelingen worden gegevens uitgewisseld over de feiten die de douaneautoriteit ertoe gebracht hebben het gebruik van de regeling passieve veredeling te weigeren omdat niet aan de economische voorwaarden is voldaan. Artikel 26 Het Comité economische douaneregelingen kan elk vraagstuk in verband met de toepassing van deze verordening dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan de orde wordt gesteld, onderzoeken. Artikel 27 De bepalingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze verordening, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85. Artikel 28 Deze verordening laat het vaststellen van bijzondere bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onverlet; deze bepalingen blijven onderworpen aan de regels inzake de tenuitvoerlegging van dat beleid. Artikel 29 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1988. 2. Richtlijn 76/119/EEG en de voor de toepassing daarvan vastgestelde richtlijnen alsmede Richtlijn 78/1018/EEG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 1988. Verwijzingen naar deze richtlijnen dienen te worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening. 3. De vergunningen die uit hoofde van de overeenkomstig Richtlijn 76/119/EEG vastgestelde bepalingen vóór 1 januari 1988 zijn verleend, worden uiterlijk op 31 december 1988 ingetrokken, indien zij niet uit hoofde van deze verordening kunnen worden gehandhaafd. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 24 juli 1986. Voor de Raad De Voorzitter A. CLARK (1) PB nr. C 153 van 11. 6. 1983, blz. 6, en PB nr. C 203 van 29. 7. 1983, blz. 16. (2) PB nr. C 307 van 14. 11. 1983, blz. 102, en PB nr. C 46 van 20. 2. 1984, blz. 113. (3) PB nr. C 57 van 29. 2. 1984, blz. 3. (4) PB nr. L 24 van 30. 1. 1976, blz. 58. (5) PB nr. L 347 van 3. 12. 1981, blz. 32. (6) PB nr. L 349 van 13. 12. 1978, blz. 33. (1) PB nr. L 188 van 20. 7. 1985, blz. 1. (1) PB nr. L 148 van 26. 6. 1968, blz. 1. (1) PB nr. L 134 van 31. 1. 1980, blz. 1. (2) PB nr. L 112 van 25. 4. 1985, blz. 50.