EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983R3149

Verordening (EEG) nr. 3149/83 van de Raad van 4 november 1983 betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid, bij de groot- en kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven

PB L 309 van 10.11.1983, p. 2–3 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1985

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1983/3149/oj

31983R3149

Verordening (EEG) nr. 3149/83 van de Raad van 4 november 1983 betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid, bij de groot- en kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven

Publicatieblad Nr. L 309 van 10/11/1983 blz. 0002 - 0003


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3149/83 VAN DE RAAD

van 4 november 1983

betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid, bij de groot- en kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gezien de ontwerp-verordening ingediend door de Commissie,

Overwegende dat de Commissie voor het vervullen van de taken die haar zijn opgedragen bij het Verdrag, inzonderheid in de artikelen 2, 3, 117, 118, 120 en 122, op de hoogte dient te zijn van de situatie en de ontwikkeling van de loonkosten en het inkomen van de werknemers in de Lid-Staten;

Overwegende dat de in ieder van de Lid-Staten beschikbare statistische gegevens geen deugdelijke vergelijkingen mogelijk maken, met name ten gevolge van de verschillen in wetgeving, voorschriften en administratieve handelswijzen van de Lid-Staten en dat bijgevolg enquêtes dienen te worden gehouden en verwerkt op basis van uniforme definities en volgens gemeenschappelijke methoden;

Overwegende dat de meest geschikte methode om inzicht te krijgen in het peil, de samenstelling en de ontwikkeling van zowel de loonkosten als het inkomen van de werknemers bestaat in het houden van specifieke communautaire enquêtes, zoals voor de laatste maal in 1982 krachtens Verordening (EEG) nr. 1596/81 (1) aan de hand van de boekhoudkundige gegevens over 1981 is geschied;

Overwegende dat het wegens de aanzienlijke wijzigingen in de hoogte en de structuur van de uitgaven van de ondernemingen aan lonen en daarmee verband houdende sociale lasten geboden is zowel voor de nijverheid en de handel als voor de banken en de verzekeringsbedrijven op basis van de boekhoudkundige gegevens over 1984 een nieuwe enquête te houden, ten einde de resultaten van de vorige enquête bij te werken;

Overwegende dat het wegens de omvang van de enquête en ter verlichting van de last voor de ondernemingen en voor de begrotingen van de Europese Gemeenschappen en de Lid-Staten nodig is de steekproefmethode toe te passen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van haar periodieke enquêtes naar de loonkosten en het inkomen van de werknemers houdt de Commissie in 1985 op basis van boekhoudkundige gegevens over 1984 een enquête naar de loonkosten (voor arbeiders en employés) in de nijverheid en bij de groot- en kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven.

Artikel 2

De enquête omvat alle ondernemingen of vestigingen met ten minste 10 werknemers, die werkzaamheden verrichten als omschreven in de afdelingen 1, 2, 3, 4 en 5 en de klassen 61, 64/65, 81 en 82 van de Algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen (NACE), met uitzondering van de groepen 651, 652 en 811.

De enquête wordt door middel van een steekproef uitgevoerd.

Artikel 3

De werkgevers zijn gehouden voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen of vestigingen op basis van de boekhoudkundige gegevens over 1984 en overeenkomstig het hieronder bepaalde, de voor de vaststelling van de loonkosten (voor arbeiders en employés) benodigde gegevens te verstrekken.

Artikel 4

De enquête heeft betrekking op:

a) de loonkosten, met inbegrip van de premies en gratificaties en alle bijkomende kosten, met name de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en aanvullende stelsels enerzijds, en de andere sociale voorzieningen, met inbegrip van de uitgaven in verband met de beroepsopleiding van de werknemers anderzijds, alsmede de bedragen van eventuele heffingen en subsidies die direct verband houden met de loonkosten;

b) het aantal werknemers dat in de ondernemingen of vestigingen werkzaam is;

c) het aantal gewerkte uren.

Artikel 5

De gegevens worden verzameld door de bureaus voor de statistiek van de Lid-Staten aan de hand van vragenlijsten die door de Commissie in samenwerking met deze bureaus worden opgesteld.

De Commissie bepaalt in samenwerking met deze bureaus op welke wijze de enquête technisch zal worden uitgevoerd. Bovendien bepaalt zij op dezelfde wijze de begin- en einddatum van de enquête en de voor de beantwoording van de vragenlijsten in acht te nemen termijnen.

De personen die de inlichtingen moeten verschaffen, dienen de vragenlijsten naar waarheid, volledig en binnen de gestelde termijn te beantwoorden.

Artikel 6

De bureaus voor de statistiek van de Lid-Staten bewerken de ingevulde vragenlijsten. Ze verstrekken de Commissie de resultaten van de enquête met uitsluiting van alle individuele gegevens, overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde bewerkingsprogramma per sector van bedrijvigheid en zo nodig per gebied en per grootteklasse van de ondernemingen of vestigingen.

Artikel 7

De individuele gegevens die in het kader van de enquête worden verstrekt, mogen alleen voor statistische doeleinden worden gebruikt. Het is verboden deze voor andere, met name fiscale, doeleinden te gebruiken en aan derden mede te delen.

De Lid-Staten nemen passende maatregelen tegen elke overtreding van:

a) de verplichting de in artikel 3 bedoelde gegevens te verstrekken;

b) de verplichting de gegevens geheim te houden overeenkomstig de eerste alinea.

Artikel 8

De Lid-Staten ontvangen voor de uitvoering van de enquête een forfaitair bedrag van 12 Ecu per ondervraagde eenheid. Dit bedrag komt ten laste van de kredieten die hiertoe zijn uitgetrokken op de begroting van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 november 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

C. VAITSOS

(1) PB nr. L 159 van 17. 6. 1981, blz. 1.

Top