Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31978R2780

    Verordening (EEG) nr. 2780/78 van de Raad van 27 november 1978 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief

    PB L 333 van 30.11.1978, p. 7–9 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/1984

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1978/2780/oj

    31978R2780

    Verordening (EEG) nr. 2780/78 van de Raad van 27 november 1978 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief

    Publicatieblad Nr. L 333 van 30/11/1978 blz. 0007 - 0009
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0259


    ++++

    VERORDENING ( EEG ) Nr . 2780/78 VAN DE RAAD

    van 27 november 1978

    tot wijziging van Verordening ( EEG ) nr . 950/68 betreffende de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 28 , 43 en 235 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

    Overwegende dat titel II B van de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief die als bijlage zijn gevoegd bij Verordening ( EEG ) nr . 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2500/77 ( 5 ) , voorziet in de toepassing van een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem bij invoer van goederen , vervat in aan particulieren gerichte kleine zendingen , voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is ; dat in Verordening ( EEG ) nr . 3539/73 van de Raad van 18 december 1973 betreffende het heffingspercentage voor landbouwprodukten en goederen die onder Verordening ( EEG ) nr . 1059/69 vallen , bij invoer in kleine zendingen waaraan elk handelskarakter vreemd is ( 6 ) , wordt bepaald dat dit forfaitaire recht wordt toegepast in plaats van alle invoerbelastingen waarin is voorzien in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in plaats van de belastingen op de onder Verordening ( EEG ) nr . 1059/69 vallende goederen ;

    Overwegende dat artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 1544/69 van de Raad van 23 juli 1969 betreffende de tariefbehandeling die van toepassing is op goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers ( 7 ) , eveneens voorziet in de toepassing , wanneer van de in de artikelen 1 en 2 van genoemde verordening bedoelde vrijstellingen volledig gebruik is gemaakt , van een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem bij invoer van goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers , voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is ; dat bij artikel 1 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1818/75 van de Raad van 10 juli 1975 betreffende de landbouwheffingen , compenserende bedragen en andere heffingen bij invoer , die van toepassing zijn op landbouwprodukten en op bepaalde goederen die worden verkregen uit de verwerking daarvan , welke deel uitmaken van de persoonlijke bagage van de reizigers ( 8 ) , de toepassing van dit forfaitaire invoerrecht van 10 % ad valorem is uitgebreid tot goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van de reizigers , die in aanmerking komen voor landbouwheffingen of andere heffingen bij invoer welke zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde goederen die worden verkregen uit de verwerking van landbouwprodukten ;

    Overwegende dat in beide gevallen de toepassing van het forfaitaire invoerrecht beperkt is tot goederen waarvan de totale waarde een bepaald in rekeneenheden vastgesteld bedrag niet overschrijdt ;

    Overwegende dat met ingang van 1 januari 1979 , de bedragen die in de op douanegebied genomen besluiten in rekeneenheden zijn uitgedrukt , in Europese rekeneenheden moeten worden uitgedrukt ;

    Overwegende dat deze aanpassing niet ten gevolge mag hebben dat het in nationale valuta uitgedrukte equivalent van de bedragen die thans voor de toepassing van het forfaitaire invoerrecht van 10 % ad valorem in aanmerking komen , wordt verminderd ;

    Overwegende dat ter wille van de logica en de duidelijkheid alle maatregelen met betrekking tot de toepassing van een forfaitair invoerrecht op invoer waaraan elk handelskarakter vreemd is , in de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief dienen te worden samengebracht ,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

    Artikel 1

    Titel II B van de Inleidende Bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief die als bijlage zijn opgenomen bij Verordening ( EEG ) nr . 950/68 wordt als volgt gelezen :

    " B . Forfaitaire heffing

    1 . Een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem is van toepassing op goederen :

    - vervat in aan particulieren gerichte kleine zendingen

    of

    - die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers ,

    voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen , per zending of per reiziger , niet meer bedraagt dan 100 Europese rekeneenheden .

    De goederen van Hoofdstuk 24 zijn van de toepassing van dit forfaitaire invoerrecht uitgesloten .

    2 . Als invoer waarvan elk handelskarakter vreemd is , wordt beschouwd de invoer welke :

    - een incidenteel karakter draagt , en voorts

    - uitsluitend betrekking heeft op goederen , bestemd voor persoonlijk gebruik van de begunstigde , dan wel voor gebruik door leden van zijn gezin , of wanneer het reizigers betreft , door laatstgenoemden worden ingevoerd om ten geschenke te worden gegeven , mits blijkens de aard en de hoeveelheid der goederen aan die invoer geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen .

    3 . Voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers , wordt de forfaitaire heffing toegepast onafhankelijk van de vrijstelling verleend overeenkomstig artikel 1 en artikel 2 , eerste lid , van Verordening ( EEG ) nr . 1544/69 .

    4 . Het forfaitaire invoerrecht is niet van toepassing op goederen die worden ingevoerd onder de hierboven omschreven voorwaarden , en ten aanzien waarvan de betrokkene , voordat genoemd recht erop wordt toegepast , heeft verzocht dat zij worden onderworpen aan de daarvoor geldende rechten bij invoer . In dat geval worden alle goederen die deel uitmaken van de invoer onderworpen aan de daarvoor geldende rechten bij invoer , onverminderd de in artikel 1 en artikel 2 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1544/69 bedoelde vrijstellingen .

    Voor de toepassing van de eerste alinea worden onder rechten bij invoer verstaan zowel de invoerrechten en heffingen van gelijke werking als de landbouwheffingen en andere heffingen bij invoer die vastgesteld zijn in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen .

    5 . De Lid-Staten kunnen het bedrag dat ontstaat door de omrekening van het bedrag van 100 Europese rekeneenheden in nationale valuta afronden .

    6 . De Lid-Staten mogen de tegenwaarde van het bedrag van 100 Europese rekeneenheden in nationale valuta ongewijzigd handhaven , indien bij de jaarlijkse aanpassing van artikel 2 , lid 2 , eerste alinea , van Verordening ( EEG ) nr . 2779/78 de omrekening van dit bedrag , voor de in lid 5 genoemde afronding , een wijziging van minder dan 5 % van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde oplevert . " .

    Artikel 2

    De artikelen 5 en 6 van Verordening ( EEG ) nr . 1544/69 en artikel 1 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1818/75 en Verordening ( EEG ) nr . 3539/73 komen te vervallen .

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1979 .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

    Gedaan te Brussel , 27 november 1978 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    H . EHRENBERG

    ( 1 ) PB nr . C 162 van 8 . 7 . 1978 , blz . 7 .

    ( 2 ) PB nr . C 261 van 6 . 11 . 1978 , blz . 45 .

    ( 3 ) Advies uitgebracht op 19 . 10 . 1978 ( nog niet verschenen in het PB ) .

    ( 4 ) PB nr . L 172 van 22 . 7 . 1968 , blz . 1 .

    ( 5 ) PB nr . L 289 van 14 . 11 . 1977 , blz . 1 .

    ( 6 ) PB nr . L 361 van 29 . 12 . 1973 , blz . 8 .

    ( 7 ) PB nr . L 191 van 5 . 8 . 1969 , blz . 1 .

    ( 8 ) PB nr . L 185 van 16 . 7 . 1975 , blz . 3 .

    Top