Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22014D0128

    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 128/2014 van 27 juni 2014 tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

    PB L 342 van 27.11.2014, p. 27–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/128/oj

    27.11.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 342/27


    BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

    Nr. 128/2014

    van 27 juni 2014

    tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Richtlijn 2013/58/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/138/EG (Solvabiliteit II) wat de datum van omzetting, de datum van toepassing en de datum van intrekking van bepaalde richtlijnen betreft (1) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

    (2)

    De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijnen 64/225/EEG (2), 73/239/EEG (3), 73/240/EEG (4), 78/473/EEG (5), 84/641/EEG (6), 87/344/EEG (7), 88/357/EEG (8) en 92/49/EEG (9) van de Raad en de Richtlijnen 98/78/EG (10), 2001/17/EG (11), 2002/83/EG (12) en 2005/68/EG (13) van het Europees Parlement en de Raad zijn bij Besluit nr. 78/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 1 juli 2011 tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (14) geschrapt; bij Richtlijn 2013/58/EU is de datum van intrekking van de genoemde richtlijnen evenwel uitgesteld tot 1 januari 2016.

    (3)

    De Richtlijnen 64/225/EG, 73/239/EEG, 73/240/EEG, 78/473/EEG, 84/641/EEG, 87/344/EEG, 88/357/EEG, 92/49/EEG, 98/78/EG, 2001/17/EG, 2002/83/EG en 2005/68/EG moeten daarom opnieuw worden opgenomen in de EER-overeenkomst en hun schrapping uit deze overeenkomst moet worden uitgesteld tot 1 januari 2016.

    (4)

    Bijlage IX bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage IX bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In punt 1 (Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

    „—

    32013 L 0058: Richtlijn 2013/58/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 1).”

    .

    2)

    In punt 1a (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    364 L 0225: Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie (PB 56 van 4.4.1964, blz. 878/64).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    Artikel 3 is niet van toepassing.”

    .

    3)

    In punt 2 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    373 L 0239: Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3), gewijzigd bij:

    376 L 0580: Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 (PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13),

    384 L 0641: Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 339, 27.12.1984, blz. 21),

    387 L 0343: Richtlijn 87/343/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot wijziging van de Eerste Richtlijn 73/239/EEG met betrekking tot de kredietverzekering en de borgtochtverzekering (PB L 185 van 4.7.1987, blz. 72),

    387 L 0344: Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77),

    388 L 0357: Tweede Richtlijn van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG (PB L 172, 4.7.1988, blz. 1),

    390 L 0618: Richtlijn 90/618/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging, met name wat de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen betreft, van Richtlijn 73/239/EEG en Richtlijn 88/357/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44),

    392 L 0049: Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1),

    395 L 0026: Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 (PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7), gewijzigd bij:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1), gewijzigd bij:

    32004 L 0066: Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35),

    32000 L 0026: Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65),

    32002 L 0013: Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17),

    1 03 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33),

    32002 L 0087: Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1),

    1 94 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21, zoals aangepast in PB L 1 van 1.1.1995, blz. 1),

    32005 L 0001: Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9),

    32005 L 0068: Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1),

    32006 L 0101: Richtlijn 2006/101/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    a)

    aan artikel 4 wordt het volgende toegevoegd:

    „f)

    In IJsland

    Viðlagatrygging Íslands.”

    ;

    b)

    aan artikel 8 wordt het volgende toegevoegd:

    „—

    ten aanzien van IJsland:

    Hlutafélag.

    ten aanzien van Liechtenstein:

    Aktiengesellschaft, Genossenschaft.

    ten aanzien van Noorwegen:

    Aksjeselskaper, Gjensidige selskaper.”

    ;

    ba)

    in artikel 17 bis wordt „Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt” vervangen door „EER-indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle overeenkomstsluitende partijen bestrijkt”;

    c)

    artikel 29 is niet van toepassing. De volgende bepaling wordt toegepast:

    Elk der overeenkomstsluitende partijen kan, in met een of meer derde landen gesloten overeenkomsten, besluiten tot de toepassing van bepalingen die afwijken van de bepalingen van de artikelen 23 tot en met 28 van de richtlijn, mits aan haar verzekerden een voldoende en gelijkwaardige bescherming wordt geboden. De overeenkomstsluitende partijen verstrekken elkaar inlichtingen en treden met elkaar in overleg alvorens zodanige overeenkomsten te sluiten. De overeenkomstsluitende partijen passen geen bepalingen toe op bijkantoren van verzekeringsmaatschappijen, waarvan het hoofdkantoor buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd, die ertoe kunnen leiden dat hen een gunstiger behandeling wordt verleend dan aan bijkantoren van verzekeringsmaatschappijen, waarvan het hoofdkantoor op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd;

    d)

    de artikelen 30, 31, 32 en 34 zijn niet van toepassing. De volgende bepaling wordt toegepast:

    De schadeverzekeringsondernemingen, die daartoe afzonderlijk worden aangewezen door IJsland en Noorwegen, worden ontheven van de artikelen 16 en 17. De bevoegde toezichthoudende autoriteit verplicht zodanig ondernemingen ertoe om uiterlijk op 1 januari 1995 te voldoen aan de vereisten van deze artikelen. Voorafgaand aan deze datum onderzoekt het Gemengd Comité van de EER de financiële toestand van de ondernemingen die nog niet aan de vereisten voldoen en beveelt zij passende maatregelen aan. Zolang een onderneming niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 16 en 17 mag deze geen bijkantoor openen of diensten verlenen op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij. Ondernemingen die hun werkzaamheden wensen uit te breiden in de zin van artikel 8, lid 2 of artikel 10, kunnen dit uitsluitend doen indien zij onmiddellijk voldoen aan de regels van de richtlijn;

    e)

    ten aanzien van betrekkingen met de in artikel 29 ter omschreven ondernemingen van derde landen (zie artikel 4 van Richtlijn 90/618/EEG van de Raad) geldt het volgende:

    1.

    Ten einde maximale convergentie te bereiken bij de toepassing van de regelgeving ten aanzien van verzekeringsondernemingen van een derde land, verstrekken de overeenkomstsluitende partijen elkaar de in de artikelen 29 ter, de leden 1 en 5, omschreven inlichtingen en treden zij met elkaar in overleg met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar in artikel 29 ter, de leden 2, 3 en 4, verwezen wordt, zulks in het kader van het Gemengd Comité van de EER en overeenkomstig door de overeenkomstsluitende partijen vast te stellen specifieke procedures.

    2.

    Vergunningen die door de bevoegde autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij zijn verleend aan rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen van een of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, zijn overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn geldig op het gehele grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen. Echter,

    a)

    indien een derde land aan de vestiging van verzekeringsondernemingen van een EVA-Staat kwantitatieve beperkingen stelt, of anderszins zodanige ondernemingen beperkingen oplegt die niet van toepassing zijn op ondernemingen uit de Gemeenschap, zijn de door de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap verleende vergunningen aan rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen waarvan een of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen, uitsluitend geldig in de Gemeenschap, tenzij een EVA-Staat ten aanzien van zijn rechtsgebied anders besluit;

    b)

    wanneer door de Gemeenschap is besloten dat beslissingen inzake vergunningen voor rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen waarvan een of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen, worden beperkt of opgeschort, is een door een bevoegde autoriteit van een EVA-Staat aan zodanige ondernemingen verleende vergunning uitsluitend geldig in het rechtsgebied van dit land, tenzij een andere overeenkomstsluitende partij ten aanzien van zijn rechtsgebied anders besluit;

    c)

    de beperkingen of opschortingen waarnaar onder a) en b) wordt verwezen, zijn niet van toepassing op verzekeringsondernemingen of hun dochterondernemingen die reeds beschikken over een vergunning voor het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij.

    3.

    Wanneer door de Gemeenschap uit hoofde van artikel 29 ter, leden 3 en 4, onderhandelingen worden gevoerd met een derde land om een nationale behandeling en een daadwerkelijke toegang tot de markt te verkrijgen voor de communautaire ondernemingen, streeft zij ernaar om een gelijke behandeling te verkrijgen voor de verzekeringsondernemingen van de EVA-Staten.”

    .

    4)

    In punt 3 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    373 L 0240: Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    De artikelen 1, 2 en 5 zijn niet van toepassing.”

    .

    5)

    In punt 4 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    378 L 0473: Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie (PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    Artikel 9 is niet van toepassing.”

    .

    6)

    In punt 5 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    384 L 0641: Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 339, 27.12.1984, blz. 21).”

    .

    7)

    In punt 6 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    387 L 0344: Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77).”

    .

    8)

    In punt 7 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    388 L 0357: Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG (PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1), gewijzigd bij:

    390 L 0618: Richtlijn 90/618/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging, met name wat de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen betreft, van Richtlijn 73/239/EEG en Richtlijn 88/357/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44),

    392 L 0049: Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1),

    32000 L 0026: Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65),

    32005 L 0014: Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).”

    .

    9)

    In punt 7 a (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    392 L 0049: Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1), gewijzigd bij:

    395 L 0026: Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 (PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7), gewijzigd bij:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1), gewijzigd bij:

    32004 L 0066: Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35),

    32000 L 0064: Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27),

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1), gewijzigd bij:

    32004 L 0066: Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35),

    32002 L 0087: Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1),

    32005 L 0001: Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9),

    32005 L 0068: Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1),

    32007 L 0044: Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    a)

    de artikelen 15, 15 bis, 15 ter en 15 quater inzake de prudentiële beoordeling van een kandidaat-verwerver zijn niet van toepassing als de kandidaat-verwerver, zoals gedefinieerd in de richtlijn, buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigd of aan reglementering onderworpen is;

    b)

    in artikel 48 wordt „kennisgeving van deze richtlijn” vervangen door „besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij deze richtlijn in de EER-overeenkomst wordt opgenomen”;

    c)

    Liechtenstein kan de toepassing van de richtlijn op verplichte ongevallenverzkeringen opschorten tot 1 januari 1996. In 1995 zal het Gemengd Comité van de EER de situatie evalueren.”

    .

    10)

    In punt 7b (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    32005 L 0068: Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1), gewijzigd bij:

    32007 L 0044: Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

    De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt gelezen:

    a)

    De artikelen 19, 19 bis en 20 inzake de prudentiële beoordeling van een kandidaat-verwerver zijn niet van toepassing als de kandidaat-verwerver, zoals gedefinieerd in de richtlijn, buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigd of aan reglementering onderworpen is.

    b)

    In bijlage I wordt het volgende toegevoegd:

    „—

    voor het Vorstendom Liechtenstein: „Aktiengesellschaft”, „Europäische Aktiengesellschaft (Societas Europaea)”„Genossenschaft”,

    voor het Koninkrijk Noorwegen: „aksjeselskaper”, „allmennaksjeselskaper”, „gjensidige selskaper”,

    voor de Republiek IJsland: „hlutafélög”, „gagnkvæm félög”.””

    .

    11)

    In punt 10 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    „iiia) Levensverzekeringen”

    .

    12)

    In punt 11 (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1), gewijzigd bij:

    32002 L 0087: Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van maandag 16 december 2002 (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1),

    32004 L 0066: Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35),

    32005 L 0001: Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9),

    32005 L 0068: Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1),

    32006 L 0101: Richtlijn 2006/101/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238),

    32007 L 0044: Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

    De tekst van de richtlijn wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

    a)

    het volgende wordt toegevoegd aan artikel 6, lid 1, onder a):

    „—

    ten aanzien van IJsland:

    Hlutafélag, Gagnkvaemt félag.

    ten aanzien van Liechtenstein:

    Aktiengesellschaft, Genossenschaft, Stiftung.

    ten aanzien van Noorwegen:

    Aksjeselskaper, Gjensidige selskaper.”

    ;

    b)

    de artikelen 15, 15 bis, 15 ter en 15 quater inzake de prudentiële beoordeling van een kandidaat-verwerver zijn niet van toepassing als de kandidaat-verwerver, zoals gedefinieerd in de richtlijn, buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigd of aan reglementering onderworpen is;

    c)

    artikel 57 is niet van toepassing. De volgende bepaling wordt toegepast:

    Elke partij kan, in met één of meer derde landen gesloten overeenkomsten, besluiten tot toepassing van bepalingen welke afwijken van die van de artikelen 51, 52 en 54 tot en met 56 van de richtlijn, op voorwaarde dat aan haar verzekerden een voldoende en equivalente bescherming wordt geboden.

    De overeenkomstsluitende partijen verstrekken elkaar inlichtingen en treden met elkaar in overleg alvorens zodanige overeenkomsten te sluiten.

    De overeenkomstsluitende partijen passen geen bepalingen toe op bijkantoren van verzekeringsmaatschappijen, waarvan het hoofdkantoor buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd, die ertoe kunnen leiden dat hen een gunstiger behandeling wordt verleend dan aan bijkantoren van verzekeringsmaatschappijen, waarvan het hoofdkantoor op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd;

    d)

    met betrekking tot de in artikel 59 bedoelde behandeling van verzekeringsondernemingen van derde landen is het volgende van toepassing:

    1.

    Teneinde maximale convergentie te bereiken bij de toepassing van de regelgeving ten aanzien van verzekeringsondernemingen van een derde land, verstrekken de overeenkomstsluitende partijen elkaar de in de artikelen 59, leden 1 en 5, omschreven inlichtingen. De partijen treden met elkaar in overleg met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar in artikel 59, leden 2, 3 en 4, verwezen wordt, zulks in het kader van het Gemengd Comité van de EER en overeenkomstig door de overeenkomstsluitende partijen vast te stellen specifieke procedures.

    2.

    Vergunningen die door de bevoegde autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij zijn verleend aan verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, zijn overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn geldig op het gehele grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen.

    Echter,

    a)

    indien een derde land aan de vestiging van verzekeringsondernemingen van een EVA-staat kwantitatieve beperkingen stelt of zodanige verzekeringsondernemingen beperkingen oplegt die niet gelden voor communautaire verzekeringsondernemingen, zijn de vergunningen die door de bevoegde autoriteiten binnen de Gemeenschap zijn verleend voor verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, uitsluitend geldig in de Gemeenschap, tenzij een EVA-staat ten aanzien van haar rechtsgebied anders besluit;

    b)

    wanneer de Gemeenschap heeft besloten dat beslissingen inzake vergunningen voor verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, worden beperkt of opgeschort, zijn de vergunningen die door een bevoegde autoriteit van een EVA-staat aan zodanige verzekeringsondernemingen zijn verleend, slechts geldig in het rechtsgebied van dat land, tenzij een andere overeenkomstsluitende partij ten aanzien van haar rechtsgebied anders heeft besloten;

    c)

    de beperkingen of opschortingen waarnaar onder a) en b) wordt verwezen, zijn niet van toepassing op verzekeringsondernemingen of hun dochterondernemingen die reeds beschikken over een vergunning voor het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij.

    3.

    Wanneer de Gemeenschap uit hoofde van artikel 59, leden 3 en 4, onderhandelingen voert met een derde land om een nationale behandeling en een daadwerkelijke toegang tot de markt te verkrijgen voor haar verzekeringsondernemingen, streeft zij ernaar om een gelijke behandeling te verkrijgen voor de verzekeringsondernemingen van de EVA-staten;

    e)

    in artikel 30, lid 1, wordt „Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt” vervangen door „EER-indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle overeenkomstsluitende partijen bestrijkt”.”

    .

    13)

    In punt 12c (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    398 L 0078: Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

    32002 L 0087: Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1),

    32005 L 0001: Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9),

    32005 L 0068: Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).”

    .

    14)

    In punt 13 a (geschrapt) wordt het volgende ingevoegd:

    32001 L 0017: Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28).”

    .

    15)

    De tekst van de punten 1a (Richtlijn 64/225/EEG van de Raad), 2 (Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad), 3 (Richtlijn 73/240/EEG van de Raad), 4 (Richtlijn 78/473/EEG van de Raad), 5 (Richtlijn 84/641/EEG van de Raad), 6 (Richtlijn 87/344/EEG van de Raad), 7 (Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad), 7a (Richtlijn 92/49/EEG van de Raad), 7b (Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad), 12c (Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad) en 13a (Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad) en de tekst van titel met betrekking tot punt 11 (Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt geschrapt met ingang van 1 januari 2016.

    Artikel 2

    De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2013/58/EU zijn authentiek.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op 28 juni 2014, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (15).

    Artikel 4

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 27 juni 2014.

    Voor het Gemengd Comité van de EER

    De voorzitter

    Gianluca GRIPPA


    (1)  PB L 341 van 18.12.2013, blz. 1.

    (2)  PB 56 van 4.4.1964, blz. 878.

    (3)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

    (4)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20.

    (5)  PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25.

    (6)  PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21.

    (7)  PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77.

    (8)  PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1.

    (9)  PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

    (10)  PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1.

    (11)  PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28.

    (12)  PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.

    (13)  PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1.

    (14)  PB L 262 van 6.10.2011, blz. 45.

    (15)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


    Top