Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22004D0060

    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 60/2004 van 26 april 2004 tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

    PB L 277 van 26.8.2004, p. 172–174 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/60(2)/oj

    26.8.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 277/172


    BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

    Nr. 60/2004

    van 26 april 2004

    tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, aangepast bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bijlage IX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 8/2004 van het Gemengd Comité van de EER van 6 februari 2004 (1).

    (2)

    Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen.

    (3)

    De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijnen 79/267/EEG (3), 90/619/EEG (4) en 92/96/EEG (5) worden bij Richtlijn 2002/83/EG op de dag van inwerkingtreding van deze richtlijn ingetrokken en dienen derhalve uit de Overeenkomst te worden geschrapt,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Bijlage IX bij de Overeenkomst wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 2

    De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2002/83/EG zijn authentiek.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op 27 april 2004, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (6).

    Artikel 4

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 26 april 2004.

    Voor het Gemengd Comité van de EER

    De voorzitter

    P. WESTERLUND


    (1)  PB L 116 van 22.4.2004, blz. 54.

    (2)  PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.

    (3)  PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1.

    (4)  PB L 330 van 29.11.1990, blz. 50.

    (5)  PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1.

    (6)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


    BIJLAGE

    Bijlage IX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De tekst van punt 11 (Richtlijn 79/267/EEG van de Raad) wordt vervangen door:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).

    De tekst van de richtlijn wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:

    a)

    het volgende wordt toegevoegd aan artikel 6, punt 1, onder a):

    ten aanzien van IJsland:

    „Hlutafélag, Gagnkvæmt félag”;

    ten aanzien van Liechtenstein:

    „Aktiengesellschaft, Genossenschaft, Stiftung”;

    ten aanzien van Noorwegen:

    „Aksjeselskaper, Gjensidige selskaper”;

    b)

    artikel 57 is niet van toepassing; de volgende bepalingen worden toegepast:

    Elke partij bij de Overeenkomst kan, in met één of meer derde landen gesloten overeenkomsten, besluiten tot toepassing van bepalingen welke afwijken van die van de artikelen 51, 52 en 54 tot en met 56 van de richtlijn, op voorwaarde dat aan haar verzekerden een voldoende en equivalente bescherming wordt geboden.

    De overeenkomstsluitende partijen informeren en raadplegen elkaar vóór het afsluiten van bedoelde overeenkomsten.

    De overeenkomstsluitende partijen passen op bijkantoren van verzekeringsondernemingen die hun statutaire zetel buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen hebben, geen bepalingen toe die een gunstiger behandeling tot gevolg hebben dan die voor bijkantoren van verzekeringsondernemingen die hun statutaire zetel binnen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen hebben;

    c)

    met betrekking tot de in artikel 59 bedoelde behandeling van verzekeringsondernemingen van derde landen is het volgende van toepassing:

    1.

    Teneinde maximale convergentie te bereiken bij de toepassing van de regelgeving inzake verzekeringsondernemingen van een derde land, wisselen de overeenkomstsluitende partijen de in artikel 59, leden 1 en 5, omschreven inlichtingen uit, en treden zij in overleg inzake de aangelegenheden waarnaar in artikel 59, leden 2, 3 en 4, verwezen wordt, zulks in het kader van het Gemengd Comité van de EER en overeenkomstig door de overeenkomstsluitende partijen vast te stellen specifieke procedures.

    2.

    Vergunningen die door de bevoegde autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij zijn verleend aan verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, zijn overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn geldig op het gehele grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen.

    Echter,

    a)

    indien een derde land aan de vestiging van verzekeringsondernemingen van een EVA-staat kwantitatieve beperkingen stelt of zodanige verzekeringsondernemingen beperkingen oplegt die niet gelden voor communautaire verzekeringsondernemingen, zijn de vergunningen die door de bevoegde autoriteiten binnen de Gemeenschap zijn verleend voor verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, uitsluitend geldig in de Gemeenschap, tenzij een EVA-staat ten aanzien van haar rechtsgebied anders besluit;

    b)

    wanneer de Gemeenschap heeft besloten dat beslissingen inzake vergunningen voor verzekeringsondernemingen die rechtstreekse of middellijke dochterondernemingen zijn van moedermaatschappijen die onder het recht van een derde land vallen, worden beperkt of opgeschort, zijn de vergunningen die door een bevoegde autoriteit van een EVA-staat aan zodanige verzekeringsondernemingen zijn verleend, slechts geldig in het rechtsgebied van dat land, tenzij een andere overeenkomstsluitende partij ten aanzien van haar rechtsgebied anders heeft besloten;

    c)

    de beperkingen of opschortingen waarnaar onder a) en b) wordt verwezen, zijn niet van toepassing op verzekeringsondernemingen of hun dochterondernemingen die reeds beschikken over een vergunning voor het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij.

    3.

    Wanneer de Gemeenschap uit hoofde van artikel 59, leden 3 en 4, onderhandelingen voert met een derde land om een nationale behandeling en een daadwerkelijke toegang tot de markt te verkrijgen voor haar verzekeringsondernemingen, streeft zij ernaar om een gelijke behandeling te verkrijgen voor de verzekeringsondernemingen van de EVA-staten;

    d)

    in artikel 30, lid 1, wordt „Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt” vervangen door „EER-indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle overeenkomstsluitende partijen bestrijkt”.”.

    2)

    De tekst van de punten 12 (Richtlijn 90/619/EEG van de Raad) en 12a (Richtlijn 92/96/EEG van de Raad) wordt geschrapt.

    3)

    Het volgende wordt toegevoegd aan het achtste streepje (Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 2 (Richtlijn 73/239/EEG van de Raad), het eerste streepje (Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 7a (Richtlijn 92/49/EEG van de Raad), het tweede streepje (Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 30 (Richtlijn 85/611/EEG van de Raad) en het eerste streepje (Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 30b (Richtlijn 93/22/EEG van de Raad):

    „,zoals gewijzigd bij:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).”.

    4)

    Het volgende wordt toegevoegd bij het tweede streepje (Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 7a (Richtlijn 92/49/EEG van de Raad), het derde streepje (Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 30 (Richtlijn 85/611/EEG van de Raad) en het tweede streepje (Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad) van punt 30b (Richtlijn 93/22/EEG van de Raad):

    „,zoals gewijzigd bij:

    32002 L 0083: Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).”.


    Top