EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 11997D009

Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Tweede deel - Vereenvoudiging - Artikel 9

ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/ams/art_9/sign

11997D009

Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Tweede deel - Vereenvoudiging - Artikel 9

Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0076


Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Tweede deel - Vereenvoudiging - Artikel 9

1. De Overeenkomst van 25 maart 1957 betreffende bepaalde instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben en het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben met uitzondering van het in lid 5 bedoelde Protocol, worden ingetrokken, onverminderd de hiernavolgende leden die ertoe strekken de wezenlijke bestanddelen van de bepalingen ervan te behouden.

2. De algemene en bijzondere bevoegdheden welke het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie toekennen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan het Hof van Justitie en aan de Rekenkamer, worden, overeenkomstig de bepalingen onderscheidenlijk in die Verdragen en in dit artikel gesteld, uitgeoefend door één Europees Parlement, één Raad, één Commissie, één Hof van Justitie en één Rekenkamer.

De taak welke het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aan het Economisch en Sociaal Comité toekennen, wordt onder de voorwaarden onderscheidenlijk in die Verdragen gesteld, vervuld door één Economisch en Sociaal Comité. De bepalingen van de artikelen 193 en 197 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn op dat Comité van toepassing.

3. De ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen maken deel uit van één administratie welke deze Gemeenschappen gemeen hebben en vallen onder de bepalingen die worden aangenomen in toepassing van artikel 212 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

4. De Europese Gemeenschappen genieten, overeenkomstig de bepalingen van het in lid 5 bedoelde Protocol, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van hun taak. Ditzelfde geldt voor de Europese Centrale Bank, het Europees Monetair Instituut en de Europese Investeringsbank.

5. In het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen wordt een artikel 23 ingevoegd, overeenkomstig hetgeen was voorzien in het Protocol houdende wijziging van dat Protocol; dit artikel 23 luidt als volgt:

"Artikel 23

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Bovengenoemde bepalingen zijn eveneens van toepassing op het Europees Monetair Instituut. De ontbinding of liquidatie ervan brengt geen enkele heffing met zich.¨.

6. De ontvangsten en uitgaven van de Europese Gemeenschap, de administratieve uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de daarop betrekking hebbende ontvangsten en de ontvangsten en uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met uitzondering van die van het Voorzieningsagentschap en van de gemeenschappelijke ondernemingen, worden opgevoerd op de begroting van de Europese Gemeenschappen volgens de onderscheiden bepalingen van de Verdragen tot oprichting van deze drie Gemeenschappen.

7. Onverminderd de bepalingen van artikel 216 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, van artikel 77 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, van artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en van artikel 1, tweede alinea, van het Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, stellen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in onderling overleg de bepalingen vast die noodzakelijk zijn voor het regelen van bepaalde problemen die eigen zijn aan het Groothertogdom Luxemburg en die voortvloeien uit het instellen van één Raad en één Commissie die de Gemeenschappen gemeen hebben.

Top