Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02011D0331-20140607

    Consolidated text: Besluit van de Commissie van 6 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor lichtbronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 3749) (Voor de EER relevante tekst) (2011/331/EU)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/331/2014-06-07

    2011D0331 — NL — 07.06.2014 — 002.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 6 juni 2011

    tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor lichtbronnen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 3749)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2011/331/EU)

    (PB L 148, 7.6.2011, p.13)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

     M1

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 17 juni 2013

      L 167

    57

    19.6.2013

    ►M2

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 5 juni 2014

      L 168

    112

    7.6.2014




    ▼B

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 6 juni 2011

    tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor lichtbronnen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 3749)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2011/331/EU)



    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur ( 1 ), en met name artikel 8, lid 2,

    Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

    (2)

    Verordening (EG) nr. 66/2010 bepaalt dat per productgroep specifieke criteria voor de EU-milieukeur moeten worden vastgesteld.

    (3)

    In Beschikking 2002/747/EG van de Commissie ( 2 ) zijn de milieucriteria voor lampen en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle vastgelegd. Deze criteria zijn geldig tot en met 31 augustus 2011.

    (4)

    Deze criteria zijn aan een herziening onderworpen in het licht van technologische ontwikkelingen. In het licht van deze herziening is het passend om de definitie van het product aan te passen en om de naam van de productgroep te wijzigen. Deze nieuwe criteria alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle zijn gedurende twee jaar geldig vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

    (5)

    Beschikking 2002/747/EG moet ten behoeve van de duidelijkheid worden vervangen.

    (6)

    Er moet worden voorzien in een overgangsperiode voor producenten aan wier producten de milieukeur voor lampen is toegekend op grond van de criteria die zijn vastgesteld in Beschikking 2002/747/EG, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan te passen teneinde te voldoen aan de herziene criteria en eisen. Het moet producenten ook worden toegestaan om aanvragen in te dienen op grond van de in Beschikking 2002/747/EG vastgestelde criteria, tot het verstrijken van de geldigheid van die beschikking, of de in het onderhavige besluit vastgestelde criteria.

    (7)

    De in het onderhavige besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:



    Artikel 1

    1.  De productgroep „lichtbronnen” omvat alle lichtbronnen met een lichtstroom ≥ 60 en ≤ 12 000 lumen voor algemene verlichtingstoepassingen met directe of indirecte aansluiting op het openbare elektriciteitsnet die zijn toegerust met een in EN 60061 vermelde lampvoet en die worden gemaakt om een zichtbare straling te produceren.

    2.  De volgende soorten lichtbronnen vallen niet onder de productgroep: gerichte lampen, hogedrukgasontladingslampen, gekleurde lampen, projectorlampen, fotografische verlichting, solariumbuislampen, door batterijen aangedreven systemen en andere lichtbronnen die niet bedoeld zijn voor algemene verlichtingstoepassingen. De volgende soorten lichtbronnen vallen niet onder de productgroep, indien ze niet door het elektriciteitsnet van elektriciteit worden voorzien: geïntegreerde compacte fluorescentielampen, gloeilampen, led-lampen.

    Artikel 2

    Om krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur moet een lichtbronproduct vallen onder de productgroep „lichtbronnen” zoals gedefinieerd in artikel 1 van dit besluit en moet het product voldoen aan de criteria alsmede aan de eisen inzake beoordeling en controle die zijn vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

    ▼M2

    Artikel 3

    De criteria voor de productgroep „lichtbronnen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2015.

    ▼B

    Artikel 4

    Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep „lichtbronnen” toegekende codenummer is „008”.

    Artikel 5

    Beschikking 2002/747/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 6

    1.  In afwijking van artikel 5 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de productgroep „lichtbronnen” die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Beschikking 2002/747/EG vastgestelde voorwaarden.

    2.  Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de productgroep „lichtbronnen” die na de datum van vaststelling van dit besluit maar uiterlijk op 31 augustus 2011 worden ingediend, mogen gebaseerd zijn op zowel de in Beschikking 2002/747/EG als de in het onderhavige besluit vastgestelde criteria.

    3.  Bedoelde aanvragen worden geëvalueerd overeenkomstig de criteria waarop ze zijn gebaseerd.

    4.  Indien de EU-milieukeur wordt toegekend op grond van een aanvraag die overeenkomstig de in Beschikking 2002/747/EG vastgestelde criteria is geëvalueerd, mag die EU-milieukeur tot en met twaalf maanden vanaf de datum van vaststelling van dit besluit worden gebruikt.

    Artikel 7

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE

    KADER

    Doelstellingen van de criteria

    De criteria hebben in het bijzonder tot doel de vermindering van milieuschade of -risico’s gerelateerd aan het gebruik van energie (opwarming van de aarde, verzuring, uitputting van niet-hernieuwbare energiebronnen), door vermindering van het energieverbruik, aan het gebruik van hulpbronnen bij zowel de productie als de behandeling/verwerking van een lichtbron door een verhoging van de gemiddelde levensduur ervan en aan het gebruik van kwik door een vermindering van de totale kwikemissies tijdens de levensduur van een lichtbron.

    De criteria zetten ook aan tot de toepassing van beste praktijk (optimaal milieugebruik) en maken de consument milieubewuster. De criteria zijn zo gekozen dat daardoor de toekenning van de milieukeur aan lichtbronnen waarvan de productie geringe milieueffecten heeft, wordt bevorderd.

    CRITERIA

    Voor elk van de volgende aspecten zijn criteria vastgesteld:

    1. energie-efficiëntie, levensduur, lumenbehoud en kwikgehalte;

    2. in-/uitschakelen;

    3. kleurweergave-index;

    4. kleurconsistentie;

    5. gevaarlijke stoffen en mengsels;

    6. stoffen die zijn opgenomen in een lijst in de zin van artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );

    7. kunststofonderdelen;

    8. verpakking;

    9. gebruiksaanwijzingen;

    10. maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    11. informatie op de EU-milieukeur.

    Eisen inzake beoordeling en controle

    Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

    Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze, zoals aangewezen, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s).

    Zo mogelijk dient het testen te worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan de algemene eisen van EN ISO 17025 of een gelijkwaardige norm.

    Indien nodig kunnen, naast de voor elk criterium vermelde testmethoden, ook andere methoden worden gebruikt, mits de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, deze methoden gelijkwaardig acht.

    Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

    EU-MILIEUKEURCRITERIA

    Criterium 1 —    Energie-efficiëntie, levensduur, lumenbehoud en kwikgehalte

    Lichtbronnen moeten aan de volgende eisen voldoen:



     

    Enkele fitting

    Dubbele fitting

    Energie-efficiëntie

    10 % beter dan het aantal lumen per watt overeenkomstig klasse A

    10 % beter dan het aantal lumen per watt overeenkomstig klasse A

    Levensduur (uren)

    15 000

    20 000

    Lumenbehoud

    80 % bij 9 000 uur

    90 % bij 16 000 uur

    Kwik (mg)

    < 1,5

    < 3,0

    NB:

    De energie-efficiëntie is zoals gedefinieerd in bijlage IV van Richtlijn 98/11/EG van de Commissie ( 4 ).

    Beoordeling en controle: de aanvrager moet een testverslag indienen waarin staat dat de energie-efficiëntie, de levensduur en het lumenbehoud van andere lichtbronnen dan leds, zijn vastgesteld met behulp van de testprocedures waarnaar wordt verwezen in EN 50285.

    Voor de efficiëntie, de levensduur en het lumenbehoud van led-lichtbronnen en voor het kwikgehalte van fluorescentielichtbronnen moet de aanvrager testverslagen indienen die gebruikmaken van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, die de algemeen erkende, moderne meetmethoden in acht nemen, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het verslag moet de energie-efficiëntie, de levensduur, het lumenbehoud en het kwikgehalte van de lichtbron aangeven. Als de voorgeschreven levensduurtest niet is voltooid, is de op de verpakking vermelde operationele levensduur aanvaardbaar in afwachting van het testresultaat. Het resultaat van de test moet echter binnen twaalf maanden na de aanvraagdatum voor de EU-milieukeur worden verstrekt. Voor de levensduurtest moet 75 % van de geteste producten aan de eis voldoen.

    Criterium 2 —    In-/uitschakelen

    Voor compacte fluorescentielampen (CFL’s) en leds moet het aantal in-/uitschakelcycli dat de lichtbron kan weerstaan voordat de lamp voortijdig uitvalt groter zijn dan de levensduur van de lamp, uitgedrukt in uren.

    Voor lampen die claimen frequent in-/uitschakelen te kunnen weerstaan, moet dit aantal hoger zijn dan 60 000 in-/uitschakelcycli.

    Beoordeling en controle: voor CFL’s moet de aanvrager een testverslag indienen waarin staat dat het aantal in-/uitschakelcycli voor een CFL is vastgesteld met gebruikmaking van een snelle-cyclustest (1 minuut aan, 3 minuten uit) en de testprocedures waarnaar wordt verwezen in EN 50285.

    Voor leds moet de aanvrager een testverslag indienen dat gebruikmaakt van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, die de algemeen erkende, state-of-the-artmeetmethoden in acht nemen, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Het verslag moet het aantal in-/uitschakelcycli dat is gerealiseerd aangeven wanneer 50 % van de geteste CFL’s voldoet aan de vereisten voor de levensduur waarnaar wordt verwezen in de relevante normen.

    Criterium 3 —    Kleurweergave-index

    De kleurweergave-index (Ra) van de lichtbron moet hoger zijn dan 85.

    Beoordeling en controle: de aanvrager moet een testverslag verstrekken waarin staat dat de kleurweergave-index van de lichtbron is vastgesteld met gebruikmaking van de testprocedure waarnaar wordt verwezen in CIE-document 13.3. Het verslag moet de kleurweergave-index van de lichtbron aangeven.

    Criterium 4 —    Kleurconsistentie

    De lichtbron moet een verspreiding van de toegevoegde kleurtemperatuur (CCT) hebben die binnen een driestaps MacAdam-ellips valt of beter.

    Beoordeling en controle: de aanvrager moet een testverslag indienen waarin staat dat de verspreiding van de toegevoegde kleurtemperatuur (CCT) binnen een driestaps MacAdam-ellips valt of beter, met gebruikmaking van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, die de algemeen erkende, state-of-the-artmeetmethoden in acht nemen, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Criterium 5 —    Gevaarlijke stoffen en mengsels

    Overeenkomstig artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 mag het product of enig onderdeel ervan geen stoffen bevatten waarnaar wordt verwezen in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 noch stoffen of mengsels waaraan de volgende gevarenaanduidingen of waarschuwingszinnen kunnen worden of zijn toegekend.



    Lijst van gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen:

    Gevarenaanduiding (1)

    Waarschuwingszin (2)

    H300 Dodelijk bij inslikken

    R28

    H301 Giftig bij inslikken

    R25

    H304 Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt

    R65

    H310 Dodelijk bij contact met de huid

    R27

    H311 Giftig bij contact met de huid

    R24

    H330 Dodelijk bij inademing

    R23/26

    H331 Giftig bij inademing

    R23

    H340 Kan genetische schade veroorzaken

    R46

    H341 Verdacht van het veroorzaken van genetische schade

    R68

    H350 Kan kanker veroorzaken

    R45

    H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing

    R49

    H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

    R40

    H360F Kan de vruchtbaarheid schaden

    R60

    H360D Kan het ongeboren kind schaden

    R61

    H360FD Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden

    R60/61/60-61

    H360Fd Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R60/63

    H360Df Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

    R61/62

    H361f Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

    R62

    H361d Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R63

    H361fd Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R62-63

    H362 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding

    R64

    H370 Veroorzaakt schade aan organen

    R39/23/24/25/26/27/28

    H371 Kan schade aan organen veroorzaken

    R68/20/21/22

    H372 Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling

    R48/25/24/23

    H373 Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling

    R48/20/21/22

    H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

    R50

    H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R50-53

    H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R51-53

    H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R52-53

    H413 Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben

    R53

    EUH059 Gevaarlijk voor de ozonlaag

    R59

    EUH029 Vormt giftig gas in contact met water

    R29

    EUH031 Vormt giftig gas in contact met zuren

    R31

    EUH032 Vormt zeer giftig gas in contact met zuren

    R32

    EUH070 Giftig bij oogcontact

    R39-41

    (1)   Zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (2)   Zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).

    Uitgesloten van bovenstaande eis is het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de eigenschappen tijdens de verwerking zodanig veranderen (ze worden bijvoorbeeld niet meer biologisch beschikbaar, hun chemische samenstelling verandert) dat het gevaar in kwestie niet meer van toepassing is.

    Concentratiegrenzen van stoffen of mengsels die voldoen aan de criteria voor indeling in bovenstaande gevarenklassen of -categorieën, en van stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57, onder a), b) of c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, mogen de algemene en specifieke concentratiegrenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 niet overschrijden. Indien specifieke concentratiegrenzen worden vastgesteld, hebben deze voorrang op de algemene concentratiegrenzen.

    Concentratiegrenzen voor stoffen die voldoen aan criteria van artikel 57, onder d), e) of f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen niet meer dan 0,1 gewichtsprocent van het gewicht bedragen.

    De volgende stoffen/het volgende gebruik van stoffen zijn/is specifiek uitgesloten van deze eis:



    Homogene onderdelen met een gewicht van minder dan 5 g

    Alle bovenstaande gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

    Beoordeling en controle: voor ieder onderdeel dat meer dan 5 g weegt, moet de aanvrager een verklaring indienen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met hiermee verband houdende documentatie, zoals verklaringen van overeenstemming die zijn ondertekend door de leveranciers van stoffen en kopieën van relevante veiligheidsinformatiebladen overeenkomstig bijlage II van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen of mengsels. De concentratiegrenzen moeten worden opgegeven in de veiligheidsinformatiebladen op grond van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen en mengsels.

    Criterium 6 —    Stoffen die zijn opgenomen in de lijst overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

    Er mag geen uitzondering op de uitsluiting in artikel 6, lid 6, worden toegestaan voor stoffen die beschouwd worden als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, die in concentraties van meer dan 0,1 procent aanwezig zijn in mengsels, in een voorwerp of in een homogeen onderdeel van een samengesteld voorwerp. Specifieke concentratiegrenzen die zijn bepaald krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn van toepassing in geval van een concentratie van minder dan 0,1 procent.

    Beoordeling en controle: de lijst van stoffen die beschouwd worden als zeer zorgwekkende stoffen en die zijn opgenomen in de kandidaatslijst krachtens artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is beschikbaar op de website:

    http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp.

    Op de aanvraagdatum moet naar deze lijst worden verwezen.

    De aanvrager moet een verklaring indienen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met hiermee verband houdende documentatie, zoals verklaringen van overeenstemming die zijn ondertekend door de leveranciers van stoffen en kopieën van relevante veiligheidsinformatiebladen overeenkomstig bijlage II van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen of mengsels. De concentratiegrenzen moeten worden opgegeven in de veiligheidsinformatiebladen op grond van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen en mengsels.

    Criterium 7 —    Kunststofonderdelen

    a) Indien een weekmaker in het productieproces wordt toegepast, moet deze voldoen aan de in criterium 5 en 6 vastgestelde eisen met betrekking tot gevaarlijke stoffen.

    Daarnaast mogen DNOP (di-n-octylftalaat), DINP (diisononylftalaat) en DIDP (diisodecylftalaat) niet doelbewust aan het product worden toegevoegd.

    b) Kunststof onderdelen mogen maximaal 50 gewichtsprocent chloor bevatten.

    Beoordeling en controle: de producent dient de bevoegde instantie die de milieukeur toekent een ondertekende verklaring te verstrekken waarin hij verklaart dat aan deze eisen is voldaan. Verder dient de bevoegde instantie die de milieukeur toekent ook een verklaring van de leveranciers van de kunststofonderdelen alsmede kopieën van de relevante veiligheidsinformatiebladen te worden verstrekt.

    Criterium 8 —    Verpakking

    Laminaten en samengestelde kunststoffen mogen niet worden gebruikt.

    Indien kartonnen dozen worden gebruikt, moeten zij gemaakt zijn van 80 % post-consumer gerecycleerd materiaal.

    Indien kunststofmaterialen worden gebruikt, moeten zij gemaakt zijn van ten minste 50 % post-consumer gerecycleerd materiaal.

    Beoordeling en controle: een monster van de productverpakking moet bij de aanvraag worden verstrekt, samen met een bijbehorende verklaring waarin staat dat aan dit criterium is voldaan. Dit criterium geldt alleen voor primaire verpakking in de zin van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).

    Criterium 9 —    Gebruiksaanwijzingen

    Het product moet worden verkocht met relevante informatie voor de gebruiker op de verpakking of in een afzonderlijke folder die bij het product wordt geleverd, waarbij passend advies wordt gegeven over een milieuverantwoord gebruik ervan. Met name:

    a) voor lampen met de lampvoeten E27, E14, B22 of B15 moeten de relatieve maat en vorm van de lichtbron ten opzichte van een conventionele gloeilamp op de verpakking worden aangegeven;

    b) voor lichtbronnen met dubbele fitting: informatie op de verpakking moet aangeven dat de milieuprestatie van de lichtbron beter is wanneer deze wordt gebruikt met elektronische regelinrichtingen met hoge frequentie;

    c) richtsnoeren voor het opruimen van een gebroken fluorescentielichtbron op de verpakking;

    d) het juiste onderhoud van lampen, zoals reiniging, om de lichtopbrengst te behouden;

    e) het uitschakelen van lampen bespaart energie en geld.

    Beoordeling en controle: de aanvrager moet in een verklaring bevestigen dat het product aan deze eisen voldoet, en moet de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt een exemplaar van de verpakking of folder verstrekken.

    Criterium 10 —    Maatschappelijk verantwoord ondernemen

    Grondbeginselen en grondrechten met betrekking tot arbeidsomstandigheden moeten in acht worden genomen tijdens de productie van de lichtbron waaraan de EU-milieukeur is toegekend.

    De aanvrager moet waarborgen dat de productie van de lichtbron de IAO-verdragen ( 6 ) betreffende kinderarbeid, dwangarbeid, gezondheid en veiligheid, discriminatie, discipline, arbeidsuren, loon, vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen naleeft.

    Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat aan deze eis is voldaan en een specificatie van contracten met inspectie-instanties en een gedragscode inzake IAO-verdragen of een SA8000-certificering overleggen.

    Criterium 11 —    Informatie op de EU-milieukeur

    Het facultatieve etiket met tekstruimte moet de volgende tekst bevatten:

    „— Hoge energie-efficiëntie — bespaart geld

     Lange levensduur

     Prestatietest uitgevoerd”.

    Indien de lichtbron geen kwik bevat, mag het facultatieve etiket vermelden dat de lichtbron geen kwik bevat.

    De richtsnoeren voor het gebruik van het facultatieve etiket met de tekstruimte kunnen worden geraadpleegd in de „Guidelines for use of the Ecolabel logo” op de website: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/promo/logos_en.htm.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient een monster van het etiket te verstrekken, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.



    ( 1 ) PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

    ( 2 ) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 44.

    ( 3 ) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    ( 4 ) PB L 71 van 10.3.1998, blz. 1.

    ( 5 ) PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.

    ( 6 ) http://www.ilo.org/

    Top