Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02010R1093-20200101

Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1093/2020-01-01

02010R1093 — NL — 01.01.2020 — 007.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1093/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2010

tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie

(PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 1022/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2013

  L 287

5

29.10.2013

►M2

RICHTLIJN 2014/17/ЕU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 4 februari 2014

  L 60

34

28.2.2014

►M3

RICHTLIJN 2014/59/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 15 mei 2014

  L 173

190

12.6.2014

►M4

VERORDENING (EU) Nr. 806/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 juli 2014

  L 225

1

30.7.2014

 M5

RICHTLIJN (EU) 2015/2366 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 25 november 2015

  L 337

35

23.12.2015

►M6

VERORDENING (EU) 2018/1717 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 november 2018

  L 291

1

16.11.2018

►M7

VERORDENING (EU) 2019/2175 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 december 2019

  L 334

1

27.12.2019




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1093/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2010

tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie



HOOFDSTUK I

OPRICHTING EN RECHTSSTATUS

Artikel 1

Oprichting en werkterrein

1.  Bij deze verordening wordt een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (hierna „de Autoriteit”) opgericht.

▼M7

2.  De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2008/48/EG ( 1 ), Richtlijn 2009/110/EG, Verordening (EU) nr. 575/2013 ( 2 ), Richtlijn 2013/36/EU ( 3 ), Richtlijn 2014/49/EU ( 4 ), Richtlijn 2014/92/EU ( 5 ), Richtlijn (EU) 2015/2366 ( 6 ) van het Europees Parlement en de Raad en, voor zover die handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, van de desbetreffende onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden opgedragen. De Autoriteit handelt tevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad ( 7 ).

De Autoriteit handelt ook overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) en van Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) voor zover die richtlijn en verordening van toepassing zijn op financiëlesectordeelnemers en de bevoegde autoriteiten die op hen toezicht houden. Uitsluitend met het oog daarop voert de Autoriteit de taken uit die door juridisch bindende Uniehandelingen zijn opgedragen aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ), of aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ). Bij de uitvoering van die taken raadpleegt de Autoriteit die Europese Toezichthoudende autoriteiten en houdt ze deze op de hoogte van haar werkzaamheden met betrekking tot entiteiten die een „financiële instelling” in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of een „financiëlemarktdeelnemer” in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn.

3.  De Autoriteit handelt op het werkterrein van kredietinstellingen, financiële conglomeraten, beleggingsondernemingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld, eveneens met betrekking tot zaken die niet rechtstreeks onder de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen vallen, onder meer op het vlak van ondernemingsbestuur, accountantscontrole en financiële verslaglegging, rekening houdend met duurzame bedrijfsmodellen en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren, op voorwaarde dat dergelijk optreden noodzakelijk is om de effectieve en consistente toepassing van deze handelingen te waarborgen.

▼B

4.  De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 258 VWEU, om de naleving van het Unierecht te verzekeren.

▼M7

5.  De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, bij aan:

▼B

a) 

de verbetering van de werking van de interne markt, daaronder met name begrepen een solide, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht,

b) 

het verzekeren van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten,

c) 

de versterking van de internationale coördinatie van het toezicht,

d) 

het voorkomen van reguleringsarbitrage en het bevorderen van gelijke concurrentievoorwaarden,

▼M7

e) 

het waarborgen van passende regulering en passend toezicht met betrekking tot het aangaan van kredietrisico’s en andere risico’s,

f) 

het verbeteren van de bescherming van cliënten en consumenten,

▼M7

g) 

het bevorderen van de convergentie op het gebied van toezicht op de interne markt, en

h) 

het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

▼M7

Te dien einde draagt de Autoriteit bij aan het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 van dit artikel genoemde handelingen, bevordert zij de convergentie op het gebied van het toezicht en verstrekt zij adviezen aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie in overeenstemming met artikel 16 bis.

▼B

Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan systeemrisico’s die veroorzaakt worden door instellingen waarvan de insolventie de werking van het financiële stelsel of de reële economie kan aantasten.

▼M7

Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk, objectief en op niet-discriminerende en transparante wijze in het belang van de Unie als geheel, en eerbiedigt zij, waar relevant, het evenredigheidsbeginsel. De Autoriteit legt verantwoording af, handelt integer en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden billijk worden behandeld.

▼M7

De inhoud en vorm van de acties en maatregelen van de Autoriteit, met name richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen, vragen en antwoorden, ontwerpen van reguleringsnormen en ontwerpen van uitvoeringsnormen, nemen de toepasselijke wettelijke bepalingen van deze verordening en van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen volledig in acht. Voor zover toegestaan en relevant op grond van die bepalingen, houden de acties en maatregelen van de Autoriteit, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, terdege rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van een financiële instelling, een onderneming, een andere partij of een financiële activiteit, die door de acties en maatregelen van de Autoriteit worden geraakt.

6.  De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een commissie in die haar adviseert over de vraag hoe, met volledige inachtneming van de toepasselijke voorschriften, in haar activiteiten en maatregelen rekening moet worden gehouden met specifieke verschillen die in de sector bestaan met betrekking tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, de bedrijfsmodellen en praktijken, alsook de grootte van financiële instellingen en van markten voor zover dergelijke factoren op grond van de betrokken voorschriften relevant zijn.

▼B

Artikel 2

Het Europees Systeem voor financieel toezicht

▼M7

1.  De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision - ESFS). Het hoofddoel van het ESFS is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd teneinde de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met doeltreffende en voldoende bescherming voor cliënten en consumenten van financiële diensten.

▼B

2.  Het ESFS bestaat uit de volgende instanties:

a) 

het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) voor de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 en de onderhavige verordening omschreven taken;

b) 

de Autoriteit;

c) 

de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 ( 12 )van het Europees Parlement en de Raad;

d) 

de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 ( 13 )van het Europees Parlement en de Raad;

e) 

het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten („Gemengd Comité”) voor de uitoefening van de in de artikelen 54 tot en met 57 van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 omschreven taken;

▼M1

f) 

de bevoegde of toezichthoudende autoriteiten als gespecificeerd in de Uniehandelingen die vermeld worden in artikel 1, lid 2, van deze verordening, met inbegrip van de Europese Centrale Bank wat betreft de aan haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

3.  Via het Gemengd Comité werkt de Autoriteit regelmatig en nauw samen met het ESRB alsook met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en zorgt daarmee voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en het bereiken van gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties.

▼M7

4.  Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) werken de partijen bij het ESFS met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een stroom van passende en betrouwbare informatie tussen hen onderling en van de Autoriteit naar het Europees Parlement, naar de Raad en naar de Commissie.

▼B

5.  De toezichthoudende autoriteiten die deel uitmaken van het ESFS zijn gehouden overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen toezicht uit te oefenen op financiële instellingen die in de Unie opereren.

▼M7

Onverminderd nationale bevoegdheden, omvatten verwijzingen in deze verordening naar toezicht alle relevante activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.

▼M7

Artikel 3

Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten

1.  De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. De Europese Centrale Bank legt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013, aan het Europees Parlement en aan de Raad verantwoording af wat betreft de uitoefening van de toezichtstaken die aan haar zijn toevertrouwd krachtens die verordening.

2.  In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd.

3.  De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.

4.  Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen.

5.  Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit.

6.  Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.

7.  De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag.

8.  Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht.

9.  Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.

▼B

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van onderhavige verordening wordt verstaan onder:

▼M7

1. 

„financiële instelling”: onderneming die onderworpen is aan regulering en toezicht overeenkomstig een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;

▼M7

bis

„financiëlesectordeelnemer”: een entiteit als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2015/849, die ofwel een financiële instelling is in de zin van punt 1 van dit artikel of artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 is, dan wel een financiëlemarktdeelnemer in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010;

▼M7

2. 

„bevoegde autoriteiten”:

i) 

bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de Europese Centrale Bank voor kwesties die betrekking hebben op de taken die haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd;

ii) 

wat Richtlijn 2002/65/EG betreft, de autoriteiten en organen bevoegd voor het afdwingen van naleving van de vereisten van die richtlijn door financiële instellingen;

iii) 

wat Richtlijn (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten en organen die toezicht uitoefenen op financiëlesectordeelnemers en bevoegd zijn voor het afdwingen van naleving door die instellingen van de vereisten van die richtlijn;

iv) 

wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 2014/49/EU of, ingeval de activiteiten van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming worden beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels, en de betrokken administratieve autoriteiten als bedoeld in die richtlijn;

v) 

wat Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ) en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ) betreft, de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU, de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 opgerichte gemeenschappelijke afwikkelingsraad, en de Raad en de Commissie wanneer zij maatregelen nemen krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 806/2014, met uitzondering van het geval waarin zij discretionaire bevoegdheden uitoefenen of beleidskeuzen maken;

vi) 

„bevoegde autoriteiten” als bedoeld in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ), in Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad ( 17 ), in Richtlijn (EU) 2015/2366, in Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 18 ), en in Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 );

vii) 

„organen en autoriteiten” als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG.

▼B

Artikel 5

Rechtsstatus

1.  De Autoriteit is een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid.

2.  In elke lidstaat geniet de Autoriteit de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3.  De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter.

Artikel 6

Samenstelling

De Autoriteit bestaat uit:

1. 

een raad van toezichthouders, die de in artikel 43 vastgestelde taken uitoefent;

2. 

een raad van bestuur, die de in artikel 47 vastgestelde taken uitoefent;

3. 

een voorzitter, die de in artikel 48 vastgestelde taken uitoefent;

4. 

een uitvoerend directeur, die de in artikel 53 vastgestelde taken uitoefent;

5. 

een bezwaarcommissie die de in artikel 60 vastgestelde taken uitoefent.

▼M6

Artikel 7

Zetel

De Autoriteit heeft haar zetel in Parijs, Frankrijk.

De locatie van de zetel van de Autoriteit is niet van invloed op de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Autoriteit, de opzet van haar beheersstructuur, de werking van haar centrale organisatie of de belangrijkste financiering van haar activiteiten, en maakt het, in voorkomend geval, mogelijk dat administratieve ondersteunende diensten en bedrijfsondersteuningsdiensten die geen verband houden met de kerntaken van de Autoriteit, met andere agentschappen van de Unie worden gedeeld. Uiterlijk 30 maart 2019 en daarna elke twaalf maanden dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de inachtneming van dat vereiste door de Europese toezichthoudende autoriteiten.

▼B



HOOFDSTUK II

TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT

Artikel 8

Taken en bevoegdheden van de Autoriteit

1.  De Autoriteit heeft de volgende taken:

▼M7

a) 

op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtsnormen en -praktijken, met name door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, waaronder adviezen;

a bis) 

opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie dat beste toezichtspraktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen beschrijft en rekening houdt met onder meer veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;

▼M7

a ter) 

opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie dat beste praktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen voor afwikkeling beschrijft, en rekening houdt met de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad en veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;

▼M7

b) 

bijdragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtscultuur bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, reguleringsarbitrage te voorkomen, onafhankelijkheid van toezichthouders te bevorderen en te monitoren, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiële instellingen en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;

▼M1

c) 

vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;

▼B

d) 

nauw samenwerken met het ESRB, met name door het ESRB de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB;

▼M7

e) 

organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtsresultaten te verhogen;

f) 

monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot trends in kredietverstrekking, met name aan huishoudens en het mkb, en in innovatieve financiële diensten waarbij terdege rekening wordt gehouden met ontwikkelingen in verband met ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren;

g) 

verrichten van marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;

h) 

bevorderen, in voorkomend geval, van de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers, in het bijzonder met betrekking tot tekortkomingen in een grensoverschrijdende context en rekening houdend met de daaraan gerelateerde risico’s;

▼M1

i) 

bevorderen van de consistente en samenhangende werking van colleges van toezichthouders, de monitoring, beoordeling en meting van het systeemrisico, de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen, waarbij in de gehele Unie een hoge beschermingsgraad wordt geboden aan depositohouders en beleggers en er methoden voor de afwikkeling van failliet gaande financiële instellingen worden ontwikkeld alsmede een beoordeling van de noodzaak tot passende financieringsinstrumenten overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26 ter bevordering van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het beheer van crises waarbij grensoverschrijdende instellingen betrokken zijn die een systeemrisico kunnen vormen;

▼M7

i bis) 

bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie van de Unie met betrekking tot financiële gegevens;

▼B

j) 

vervullen van alle andere specifieke taken die in deze verordening of in andere wetgevingshandelingen zijn vastgesteld;

k) 

bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten, met name, binnen haar bevoegdheden, ten aanzien van geregistreerde financiële instellingen, teneinde gemakkelijk toegankelijke informatie voor het publiek te garanderen;

▼M7

k bis) 

op haar website publiceren, en regelmatig bijwerken, van alle technische reguleringsnormen, technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en vragen en antwoorden voor elke in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandeling, met inbegrip van overzichten van de stand van zaken ten aanzien van de werkzaamheden en de tijdsplanning van de goedkeuring van ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen.

▼M1 —————

▼M7

l) 

bijdragen aan het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, onder meer door de consistente, efficiënte en effectieve toepassing te bevorderen van de wetgevingshandelingen bedoeld in respectievelijk artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 met betrekking tot de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

▼M1

1 bis.  Bij de uitoefening van haar taken overeenkomstig deze verordening:

a) 

maakt de Autoriteit volledig gebruik van de haar ter beschikking staande bevoegdheden; en

▼M7

b) 

houdt de Autoriteit, met inachtneming van de doelstelling om de veiligheid en soliditeit van de financiële instellingen te waarborgen, naar behoren rekening met de diverse soorten financiële instellingen, hun bedrijfsmodellen en met hun verschillende grootten; en

▼M7

c) 

houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.

▼B

2.  Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in onderhavige verordening vastgestelde bevoegdheden, met name de bevoegdheid om:

a) 

voorstellen voor technische reguleringsnormen te ontwikkelen in de in artikel 10 bedoelde specifieke gevallen;

b) 

voorstellen voor technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen, in de in artikel 15 bedoelde specifieke gevallen;

c) 

richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 16;

▼M7

c bis) 

aanbevelingen te doen als bepaald in artikel 29 bis;

▼B

d) 

in specifieke gevallen aanbevelingen te doen, als bedoeld in artikel 17, lid 3;

▼M7

d bis) 

waarschuwingen te geven overeenkomstig artikel 9, lid 3;

▼B

e) 

in de in de artikelen 18, lid 3, en 19, lid 3, genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten;

f) 

in gevallen die betrekking hebben op rechtstreeks toepasselijk Unierecht, individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot financiële instellingen, in de in artikel 17, lid 6, in artikel 18, lid 4, en in artikel 19, lid 4, bedoelde specifieke gevallen;

▼M7

g) 

adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, aan de Raad of aan de Commissie als bepaald in artikel 16 bis;

▼M7

g bis) 

vragen op antwoorden te verstrekken, zoals bepaald in artikel 16 ter;

g ter) 

maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 9 quater;

▼B

h) 

overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;

i) 

gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van instellingen en op de consumentenbescherming te ontwikkelen;

j) 

een centraal toegankelijke gegevensbank op te zetten van geregistreerde financiële instellingen in haar ambtsgebied, indien dat in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen is gespecificeerd.

▼M7

3.  Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken en bij de uitoefening van de in lid 2 bedoelde bevoegdheden handelt de Autoriteit op basis van en binnen de grenzen van het wetgevingskader en houdt zij terdege rekening met het beginsel van evenredigheid, voor zover relevant, en betere regelgeving, alsmede met de resultaten van de kosten-batenanalyses overeenkomstig deze verordening.

De openbare raadplegingen als bedoeld in de artikelen 10, 15, 16 en 16 bis worden op een zo breed mogelijk schaal gehouden om een inclusieve benadering ten opzichte van alle belanghebbenden te waarborgen en bieden belanghebbenden een redelijke termijn om te reageren. De Autoriteit maakt een samenvatting bekend van de van belanghebbenden ontvangen input en geeft een overzicht van de manier waarop de tijdens de raadpleging verzamelde informatie en standpunten zijn gebruikt in een ontwerp van technische reguleringsnorm en een ontwerp van technische uitvoeringsnorm.

▼B

Artikel 9

Taken in verband met consumentenbescherming en financiële activiteiten

1.  De Autoriteit speelt een leidende rol bij het bevorderen van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten of diensten aan consumenten in de gehele interne markt, onder meer door:

▼M7

a) 

het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends, zoals de ontwikkeling van de kosten en lasten van financiële diensten en producten voor consumenten in de lidstaten;

▼M7

a bis) 

het uitvoeren van diepgaande thematische onderzoeken naar marktgedragingen, waarbij wordt gewerkt aan het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip van marktpraktijken om potentiële problemen in kaart te brengen en de impact ervan te analyseren;

a ter) 

het ontwikkelen van retailrisico-indicatoren om mogelijke oorzaken van schade voor consumenten tijdig te identificeren;

▼B

b) 

het evalueren en coördineren van financiële kennis van de bevoegde autoriteiten en van de door hen genomen educatieve initiatieven;

c) 

de ontwikkeling van opleidingsnormen voor de industrie; en

d) 

bij te dragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels;

▼M7

e) 

bij te dragen tot een gelijk speelveld op de interne markt, waar consumenten en andere gebruikers van financiële diensten gelijke toegang hebben tot financiële diensten en producten;

f) 

het bevorderen van verdere ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht die een diepgaandere harmonisatie en integratie op Unieniveau kunnen vergemakkelijken; en

g) 

in voorkomend geval, het coördineren van „mystery shopping”-activiteiten van bevoegde autoriteiten.

▼M7

2.  De Autoriteit monitort nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de soliditeit van markten en de convergentie en doeltreffendheid van regulerings- en toezichtspraktijken te bevorderen.

▼B

3.  De Autoriteit kan tevens waarschuwingen geven ingeval een financiële activiteit een ernstige bedreiging vormt van de doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 1, lid 5.

▼M7

4.  De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een commissie consumentenbescherming en financiële innovatie in, waarin alle betrokken bevoegde autoriteiten en autoriteiten voor consumentenbescherming zitting hebben, om de consumentenbescherming te versterken, te komen tot een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regulering voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en adviezen aan te leveren welke de Autoriteit aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie verstrekt. De Autoriteit werkt nauw samen met het Europees Comité voor gegevensbescherming, ingesteld bij Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 20 ), om dubbel werk, inconsistenties en rechtsonzekerheid op het gebied van gegevensbescherming te voorkomen. De Autoriteit kan ook nationale autoriteiten voor gegevensbescherming uitnodigen als waarnemers in die commissie.

5.  De Autoriteit kan het in de handel brengen, de distributie of de verkoop van bepaalde financiële producten, instrumenten of activiteiten tijdelijk verbieden of beperken als deze cliënten of consumenten aanzienlijke financiële schade zouden kunnen berokkenen, of een bedreiging vormen voor de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan in de gevallen die gespecificeerd zijn, en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of, indien dit in een noodsituatie vereist is, overeenkomstig artikel 18 en onder de daarin bepaalde voorwaarden.

De Autoriteit evalueert het in de eerste alinea bedoelde besluit met passende tussenpozen en ten minste om de zes maanden. Na ten minste twee opeenvolgende verlengingen en op basis van een passende analyse die erop gericht is de impact op de cliënt of consument te beoordelen, kan de Autoriteit besluiten het verbod met periodes van een jaar te verlengen.

Een lidstaat kan de Autoriteit verzoeken haar besluit te heroverwegen. In dat geval beslist de Autoriteit, overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 1, tweede alinea, of zij dat besluit handhaaft.

De Autoriteit kan ook beoordelen of het nodig is bepaalde soorten financiële activiteiten of praktijken te verbieden of te beperken en, wanneer die noodzaak bestaat, de Commissie en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen om de vaststelling van dergelijke verboden of dergelijke beperkingen te vergemakkelijken.

▼M7

Artikel 9 bis

Bijzondere taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

1.  De Autoriteit neemt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, een leidende, coördinerende en monitorende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen die witwassen van geld en terrorismefinanciering in dat stelsel moeten voorkomen en tegengaan. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan die maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en houden zij terdege rekening met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en grootte van financiëlesectordeelnemers en van markten. Deze maatregelen omvatten:

a) 

het verzamelen van informatie bij bevoegde autoriteiten met betrekking tot zwakke punten die tijdens lopende toezichts- en vergunningverleningsprocedures zijn geconstateerd in de processen en procedures, governanceregelingen, de deskundigheid en betrouwbaarheid, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van financiëlesectordeelnemers wat betreft het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, alsmede door bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen in respons op de volgende wezenlijke zwakke punten die van invloed zijn op een of meer vereisten uit de wetgevingshandelingen bedoeld in artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1095/2010 en van de eventuele nationale wetgeving tot omzetting ervan, respectievelijk met betrekking tot het voorkomen van en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering:

i) 

een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer op dergelijke vereisten,

ii) 

de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van dergelijke vereisten, of

iii) 

de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van zijn interne gedragslijnen en procedures teneinde aan dergelijke vereisten te voldoen.

De bevoegde autoriteiten verstrekken al deze informatie aan de Autoriteit, in aanvulling op alle verplichtingen op grond van artikel 35 van deze verordening, en stellen de Autoriteit steeds tijdig op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met de verstrekte informatie. De Autoriteit coördineert nauw met financiële-inlichtingeneenheden („FIE’s”) in de Unie als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849, met inachtneming van hun status en verplichtingen en zonder onnodige overlappingen te creëren;

De bevoegde autoriteiten kunnen eventueel aanvullende informatie die zij van belang achten voor het voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, overeenkomstig het nationaal recht delen met de in lid 2 bedoelde centrale databank.

b) 

nauwe coördinatie en, in voorkomend geval, informatie-uitwisseling met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank, ten aanzien van kwesties die verband houden met de taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd, en met de autoriteiten aan welke van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, alsook met FIE’s, met inachtneming van de status en de verplichtingen van de FIE’s op grond van Richtlijn (EU) 2015/849;

c) 

het ontwikkelen van gemeenschappelijke richtsnoeren en normen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bijdragen aan de consistente implementatie daarvan, in het bijzonder door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen vastgestelde mandaten, alsook van richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, met inbegrip van adviezen die op de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn gebaseerd;

d) 

het bieden van ondersteuning aan bevoegde autoriteiten, naar aanleiding van hun specifieke verzoeken;

e) 

het monitoren van marktontwikkelingen en het beoordelen van kwetsbare punten en risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector.

Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin zwakke punten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), nader worden omschreven, met inbegrip van de overeenkomstige situaties waarin zich zwakke punten kunnen voordoen, de wezenlijkheid ervan en de praktische uitvoering van de informatieverzameling door de Autoriteit, alsmede het soort informatie dat overeenkomstig, punt a) van de eerste alinea moet worden verstrekt. Bij het opstellen van die technische normen houdt de Autoriteit rekening met het volume van de te verstrekken informatie en de noodzaak overlapping te voorkomen. Ook stelt zij regelingen op ter waarborging van doeltreffendheid en vertrouwelijkheid.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

2.  De Autoriteit zet een centrale databank op voor de in overeenstemming met lid 1, onder a), verzamelde informatie en houdt deze actueel. De Autoriteit zorgt ervoor dat die informatie wordt geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld op need-to-know-basis en op vertrouwelijke basis. In voorkomend geval kan de Autoriteit informatie waarover zij beschikt en die aanleiding zou kunnen geven tot strafrechtelijke procedures, doen toekomen aan de nationale rechterlijke instanties en de bevoegde instanties van de betreffende lidstaat in overeenstemming met nationale procedureregels. De Autoriteit kan, in voorkomend geval, ook bewijsmateriaal doen toekomen aan de instelling van het Europees openbaar ministerie wanneer dat bewijs strafbare feiten betreft ten aanzien waarvan de instelling van het Europees Openbaar Ministerie bevoegdheid uitoefent of kan uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad ( 21 ).

3.  De bevoegde autoriteiten kunnen gemotiveerde verzoeken richten tot de Autoriteit voor informatie over financiëlesectordeelnemers die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De Autoriteit beoordeelt die verzoeken en verstrekt de door de bevoegde autoriteiten gevraagde informatie tijdig op een „need-to-know”-basis. Indien de Autoriteit de gevraagde informatie niet verstrekt, stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit hiervan in kennis en legt zij uit waarom de informatie niet wordt verstrekt. De Autoriteit deelt de bevoegde autoriteit of iedere andere autoriteit of instelling die de gevraagde informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, mede welke bevoegde autoriteit om de informatie heeft verzocht, op welke financiëlesectordeelnemer de informatie betrekking heeft, waarom het verzoek om informatie werd ingediend, en of de informatie is gedeeld. Daarnaast analyseert de Autoriteit de informatie teneinde bevoegde autoriteiten op eigen initiatief informatie mede te delen die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Wanneer zij die mededeling doet, stelt zij de bevoegde autoriteit die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, daarvan in kennis. Ook verricht zij op geaggregeerd niveau een analyse ten behoeve van het advies dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen.

Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit technische reguleringsnormen op waarin nader wordt bepaald hoe de informatie moet worden geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld op een „need-to-know”-basis en vertrouwelijke basis.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

4.  De Autoriteit bevordert de convergentie van de in Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde toezichtsprocessen, onder meer door, in overeenstemming met artikel 30 van deze verordening, collegiale toetsingen uit te voeren en in verband daarmee verslagen uit te brengen en follow-upmaatregelen te nemen. Bij het verrichten van dergelijke toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, houdt de Autoriteit rekening met relevante evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen die bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag dat wordt opgesteld door de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849, en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van die richtlijn verrichte risicobeoordeling.

5.  De Autoriteit verricht, met medewerking van de bevoegde autoriteiten, risicobeoordelingen van de strategieën, capaciteiten en middelen van de bevoegde autoriteiten voor het aanpakken van de in de supranationale risicobeoordeling in kaart gebrachte belangrijkste nieuwe risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering op Unieniveau. Zij verricht die risicobeoordelingen met name om het advies te kunnen uitbrengen dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen. De Autoriteit verricht risicobeoordelingen op basis van de informatie die haar ter beschikking staat, waaronder collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, de geaggregeerde analyse die zij heeft verricht op basis van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel met het oog op de centrale databank verzamelde informatie, alsook de desbetreffende evaluaties, beoordelingen of verslagen opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2015/849 verrichte risicobeoordelingen. De Autoriteit stelt de risicobeoordelingen ter beschikking van alle bevoegde autoriteiten.

Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid ontwikkelt en implementeert de Autoriteit via het op grond van lid 7 van dit artikel ingestelde interne comité methoden die een objectieve beoordeling, alsook een hoogwaardige en consistente evaluatie van de beoordelingen en de toepassing van de methodiek mogelijk maken, en die een gelijk speelveld garanderen. Dat interne comité toetst de risicobeoordelingen op kwaliteit en consistentie. Het bereidt de ontwerpen van risicobeoordelingen voor met het oog op de vaststelling ervan door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 44.

6.  In gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat financiëlesectordeelnemers inbreuken hebben gepleegd op de in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgelegde vereisten en er van een grensoverschrijdende dimensie met derde landen sprake is, krijgt de Autoriteit zo nodig een leidende rol bij het bijdragen aan het faciliteren van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen. Die rol van de Autoriteit laat de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet.

7.  De Autoriteit richt een permanent intern comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering op voor de coördinatie van maatregelen ter voorkoming en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en voor het voorbereiden, overeenkomstig Verordening (EU) 2015/847 en Richtlijn (EU) 2015/849, van alle ontwerpbesluiten die de Autoriteit overeenkomstig artikel 44 van deze verordening moet nemen.

8.  Het in lid 7 bedoelde comité bestaat uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de autoriteiten en organen van alle lidstaten die bevoegd zijn de naleving door financiëlesectordeelnemers van Richtlijn (EU) 2015/847 en Verordening (EU) 2015/849 af te dwingen en die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken, alsmede vertegenwoordigers op hoog niveau die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en specifieke sectorale kenmerken van, respectievelijk, de Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). De vertegenwoordigers op hoog niveau van de Autoriteit en van die andere Europese Toezichthoudende Autoriteiten nemen zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van het comité. Daarnaast wijzen de Commissie, het ESRB en de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aan om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van dat comité. De voorzitter van dat comité wordt door de stemgerechtigde leden van dat comité uit hun midden gekozen.

Alle in de eerste alinea bedoelde instellingen, autoriteiten en organen wijzen een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan uit hun personeel, die het lid kan vervangen wanneer die persoon verhinderd is. De lidstaten met meer dan één autoriteit bevoegd voor het waarborgen van de naleving van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiëlesectordeelnemers kunnen één vertegenwoordiger voor elke bevoegde autoriteit aanwijzen. Elke lidstaat heeft één stem, ongeacht het aantal in de vergadering vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten. Dat comité kan voor de voorbereiding van zijn ontwerpbesluiten interne werkgroepen oprichten voor specifieke aspecten van zijn werkzaamheden. Die groepen staan open voor deelname door personeelsleden van alle in dat comité vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten en van de Autoriteit, van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

9.  De Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) kunnen te allen tijde schriftelijke opmerkingen bij ieder ontwerpbesluit van het in lid 7 van dit artikel bedoelde comité indienen. De raad van toezichthouders houdt terdege rekening met dergelijke opmerkingen voordat hij een definitief besluit neemt. Indien een ontwerpbesluit is gebaseerd op of in verband staat met de overeenkomstig artikel 9 ter, 17 of 19 aan de Autoriteit verleende bevoegdheden en betrekking heeft op

a) 

financiële instellingen in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, of

b) 

financiëlemarktdeelnemers in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of de daarop toezichthoudende bevoegde autoriteiten.

kan de Autoriteit het besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) in het geval vermeld in punt a), of met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) in het geval vermeld in punt b). De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geven aan de Autoriteit kennis van hun standpunt binnen 20 dagen vanaf de datum van het ontwerpbesluit van het comité als bedoeld in lid 7. Wanneer zij niet binnen 20 dagen aan de Autoriteit kennis geven van hun standpunt en geen goed onderbouwd verzoek doen voor een verlenging van de kennisgevingstermijn, worden zij geacht met het besluit in te stemmen.

Artikel 9 ter

Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

1.  In kwesties met betrekking tot het in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/849 voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, kan de Autoriteit, indien zij over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), verzoeken om: a) een onderzoek te doen naar door een financiëlesectordeelnemer eventueel gemaakte inbreuken op Unierecht en, indien dat Unierecht uit richtlijnen bestaat of lidstaten uitdrukkelijk opties laat, inbreuken op nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; en b) om te overwegen aan die partij sancties op te leggen ten aanzien van die inbreuken. Zo nodig kan zij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), ook verzoeken om te overwegen een tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het rechtstreeks toepasselijke Unierecht of op grond van nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, met inbegrip van het stopzetten van haar activiteiten. De in dit lid bedoelde verzoeken mogen de reeds genomen toezichtsmaatregelen van de bevoegde autoriteit waaraan het verzoek is gericht, niet in gevaar brengen.

2.  De bevoegde autoriteit voldoet aan verzoeken die in overeenstemming met lid 1 tot haar zijn gericht, en stelt de Autoriteit zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen tien werkdagen in kennis van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om aan dat verzoek te voldoen.

3.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, is artikel 17 van deze verordening van toepassing indien een bevoegde autoriteit de Autoriteit niet binnen tien werkdagen in kennis stelt van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om te voldoen aan lid 2 van dit artikel.

Artikel 9 quater

Geen-actiebrieven

1.  De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:

a) 

de Autoriteit is van oordeel dat bepalingen in die handeling rechtstreeks in strijd kunnen zijn met een andere relevante handeling;

b) 

wanneer de handeling een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen is, het ontbreken van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die de betrokken handeling zouden aanvullen of specificeren, zou gewettigde twijfel over de uit de wetgevingshandeling voortvloeiende rechtsgevolgen of de correcte toepassing ervan doen rijzen;

c) 

het ontbreken van richtsnoeren en aanbevelingen als bedoeld in artikel 16 zou aanleiding geven tot praktische moeilijkheden bij de toepassing van de betrokken wetgevingshandeling.

2.  In de in lid 1 genoemde gevallen doet de Autoriteit de bevoegde autoriteiten en de Commissie een uitvoerige schriftelijke beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan.

In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.

In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16.

De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen bedoeld in lid 1.

3.  Wanneer zulks nodig is in de in lid 1 bedoelde gevallen, en in afwachting van de vaststelling en toepassing van nieuwe maatregelen na de in lid 2 bedoelde stappen, brengt de Autoriteit adviezen uit met betrekking tot specifieke bepalingen van de in lid 1 bedoelde handelingen om bij te dragen aan consistente, efficiënte en effectieve toezichts- en handhavingspraktijken en om een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van Unierecht te bevorderen.

4.  Wanneer de Autoriteit op basis van de informatie die zij heeft ontvangen, met name van bevoegde autoriteiten, van oordeel is dat een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of een op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandeling aanzienlijke uitzonderlijke problemen doet rijzen met betrekking tot het marktvertrouwen, de bescherming van consumenten, cliënten of beleggers, de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie, doet zij de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk zonder onnodige vertraging een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. De Autoriteit kan de Commissie een advies verschaffen over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling en over de urgentie van het probleem. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.

▼B

Artikel 10

Technische reguleringsnormen

▼M7

1.  Wanneer het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid overdragen om door middel van gedelegeerde handelingen technische reguleringsnormen vast te stellen teneinde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, kan de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen. De Autoriteit legt haar ontwerpen van technische reguleringsnormen ter aanneming aan de Commissie voor. De Autoriteit doet deze ontwerpen van technische reguleringsnormen tegelijkertijd ter informatie toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

▼B

De technische reguleringsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen of beleidskeuzen in, en zijn inhoudelijk beperkt door de wetgevingshandelingen waarop zij gebaseerd zijn.

▼M7

Alvorens ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

▼M7 —————

▼M7

Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische reguleringsnorm besluit de Commissie of zij het ontwerp aanneemt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische reguleringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.

Indien de Commissie voornemens is een ontwerp van technische reguleringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij het niet heeft aangenomen of motiveert zij haar wijzigingen. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van dit schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en deze in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

▼B

Indien de Autoriteit na het verstrijken van die termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, of een ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend dat niet is gewijzigd op een manier die strookt met de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, mag de Commissie de technische reguleringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht, dan wel de norm verwerpen.

De Commissie mag de inhoud van het door de Autoriteit opgestelde ontwerp van technische reguleringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.

▼M7

2.  Indien de Autoriteit binnen de termijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, geen ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie een dergelijk ontwerp binnen een nieuwe termijn verlangen. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdig op de hoogte van het feit dat zij de nieuwe termijn niet in acht zal nemen.

▼B

3.  Enkel wanneer de Autoriteit geen ontwerp van technische reguleringsnorm bij de Commissie indient binnen de in lid 2 bedoelde termijnen, mag de Commissie middels een gedelegeerde handeling een technische reguleringsnorm aannemen zonder een ontwerp van de Autoriteit.

▼M7

De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische reguleringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

▼B

De Commissie doet het ontwerp van technische reguleringsnorm onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

De Commissie zendt haar ontwerp van technische reguleringsnorm aan de Autoriteit toe. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen en dit in de vorm van een formeel advies aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formeel advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea bedoelde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie de technische reguleringsnorm aannemen.

Indien de Autoriteit binnen de periode van zes weken een gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen op basis van de door de Autoriteit voorgestelde wijzigingen, dan wel de technische reguleringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht. De Commissie mag de inhoud van het door de Autoriteit opgestelde ontwerp van technische reguleringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.

▼M7

4.  De technische reguleringsnormen worden vastgesteld door middel van verordeningen of besluiten. De woorden „technische reguleringsnorm” komen voor in de titel van deze verordeningen of besluiten. Die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden op de daarin vermelde datum in werking.

▼B

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om de in artikel 10 bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar te rekenen vanaf 16 december 2010. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn van vier jaar stelt de Commissie een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met dezelfde termijn verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 14.

2.  Zodra de Commissie een technische reguleringsnorm heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.  De bevoegdheid om technische reguleringsnormen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 12 tot en met 14.

Artikel 12

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De in artikel 10 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.  De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheid mogelijk worden ingetrokken.

3.  Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde technische reguleringsnormen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Bezwaar tegen technische reguleringsnormen

1.  Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

▼M7 —————

▼B

2.  Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de technische reguleringsnorm wordt de technische reguleringsnorm bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt deze in werking op de daarin bepaalde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft meegedeeld dat het respectievelijk hij voornemens is geen bezwaar aan te tekenen, mag de technische reguleringsnorm vóór het verstrijken van die termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3.  Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een technische reguleringsnorm binnen de in lid 1 vermelde termijn, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU wordt door de instelling die bezwaar aantekent, het bezwaar tegen de technische reguleringsnorm met redenen omkleed.

Artikel 14

Niet-bevestiging of wijziging van ontwerpen van technische reguleringsnormen

1.  Indien de Commissie een ontwerp van technische reguleringsnorm overeenkomstig artikel 10 niet bevestigt of het wijzigt, stelt zij de Autoriteit, het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis en omkleedt zij dit met redenen.

2.  In voorkomend geval kan het Europees Parlement of de Raad het verantwoordelijke lid van de Commissie samen met de voorzitter van de Autoriteit binnen één maand na de in lid 1 bedoelde kennisgeving uitnodigen voor een ad-hocvergadering van de bevoegde commissie van het Europees Parlement of de Raad om hun meningsverschillen uiteen te zetten en toe te lichten.

Artikel 15

Technische uitvoeringsnormen

▼M7

1.  Wanneer het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringsbevoegdheden toekennen aan de Commissie voor de vaststelling van technische uitvoeringsnormen door middel van uitvoeringshandelingen op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen zijn bepaald, kan de Autoriteit ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen. De technische uitvoeringsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen of beleidskeuzen in en bepalen inhoudelijk de voorwaarden voor de toepassing van die handelingen. De Autoriteit legt haar ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter aanneming aan de Commissie voor. De Autoriteit doet deze technische normen tegelijkertijd ter informatie toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

Alvorens ontwerpen van technische uitvoeringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dit ontwerp aanneemt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische uitvoeringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.

Indien de Commissie voornemens is het ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij niet voornemens is het aan te nemen of waarom zij het heeft gewijzigd. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van haar schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en dit in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea genoemde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, of een ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend dat niet is gewijzigd op een manier die strookt met de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, kan de Commissie de technische uitvoeringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht, dan wel de norm verwerpen.

De Commissie mag de inhoud van een door de Autoriteit opgesteld ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.

2.  Indien de Autoriteit binnen de termijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, geen ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie een dergelijk ontwerp binnen een nieuwe termijn verlangen. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdig op de hoogte van het feit dat zij de nieuwe termijn niet in acht zal nemen.

▼B

3.  Enkel wanneer de Autoriteit geen ontwerp van technische uitvoeringsnorm bij de Commissie indient binnen de termijn overeenkomstig lid 2, kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling een technische uitvoeringsnorm aannemen zonder een ontwerp van de Autoriteit.

▼M7

De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische uitvoeringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

▼B

De Commissie doet het ontwerp van technische uitvoeringsnorm onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

De Commissie zendt het ontwerp van technische uitvoeringsnorm aan de Autoriteit toe. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen en dit in de vorm van een formeel advies aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea bedoelde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, kan de Commissie de technische uitvoeringsnorm aannemen.

Indien de Autoriteit binnen die termijn van zes weken een gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen op basis van de door de Autoriteit voorgestelde wijzigingen, dan wel de technische uitvoeringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht.

De Commissie mag de inhoud van de door de Autoriteit opgestelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.

▼M7

4.  De technische uitvoeringsnormen worden vastgesteld door middel van verordeningen of besluiten. De woorden „technische uitvoeringsnorm” komen voor in de titel van deze verordeningen of besluiten. Die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden op de daarin vermelde datum in werking.

▼B

Artikel 16

Richtsnoeren en aanbevelingen

▼M7

1.  Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen het ESFS en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het Unierecht brengt de Autoriteit tot alle bevoegde autoriteiten of alle financiële instellingen gerichte richtsnoeren uit en brengt zij tot één of meer bevoegde autoriteiten of tot één of meer financiële instellingen gerichte aanbevelingen uit.

De richtsnoeren en aanbevelingen zijn in overeenstemming met de bevoegdheden die zijn overgedragen bij de in artikel 1, lid 2, of in dit artikel genoemde wetgevingshandelingen.

2.  De Autoriteit houdt, waar passend, openbare raadplegingen over de richtsnoeren en aanbevelingen die zij uitbrengt, en analyseert de potentiële kosten en baten van het uitbrengen van deze richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen. Ook wint de Autoriteit, waar passend, het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen. Wanneer de Autoriteit geen openbare raadplegingen uitvoert of geen advies inwint van de Stakeholdergroep bankwezen, maakt zij de redenen hiervoor kenbaar.

▼M7

2 bis.  Richtsnoeren en aanbevelingen vormen niet slechts een verwijzing naar of een kopie van elementen van wetgevingshandelingen. Voordat zij een nieuw richtsnoer of een nieuwe aanbeveling uitbrengt, herziet de Autoriteit eerst bestaande richtsnoeren en aanbevelingen om overlapping te voorkomen.

▼B

3.  Bevoegde autoriteiten en financiële instellingen spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.

Binnen twee maanden nadat een richtsnoer of aanbeveling is gegeven, bevestigt elke bevoegde autoriteit of zij aan dat richtsnoer of die aanbeveling voldoet of voornemens is die op te volgen. Wanneer een bevoegde autoriteit daaraan niet voldoet of niet voornemens is die op te volgen, stelt zij de Autoriteit daarvan in kennis, met opgave van de redenen.

Het feit dat de bevoegde autoriteit niet aan het richtsnoer of de aanbeveling in kwestie voldoet of niet voornemens is die op te volgen, wordt door de Autoriteit bekendgemaakt. De Autoriteit kan eveneens per geval besluiten de redenen die de bevoegde autoriteit aanvoert om niet aan het richtsnoer of de aanbeveling in kwestie te voldoen, bekend te maken. De bevoegde autoriteit ontvangt vooraf een kennisgeving van deze bekendmaking.

Indien zulks in dat richtsnoer of die aanbeveling is voorgeschreven, melden de financiële instellingen op duidelijke en gedetailleerde wijze of zij zich aan dat richtsnoer of die aanbeveling houden.

▼M7

4.  In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de gegeven richtsnoeren en aanbevelingen.

▼M7

Artikel 16 bis

Adviezen

1.  De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, of op eigen initiatief, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie adviezen verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.

2.  Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een openbare raadpleging of een technische analyse omvatten.

3.  Met betrekking tot de in artikel 22 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde beoordelingen, waarvoor volgens dat artikel overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over dat soort beoordelingen. Het advies wordt terstond uitgebracht, maar hoe dan ook vóór het eind van de in dat artikel bedoelde beoordelingsperiode.

4.  Op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, kan de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van technisch advies voorzien op de gebieden als bedoeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

Artikel 16 ter

Vragen en antwoorden

1.  Onverminderd lid 5 van dit artikel, kunnen vragen in verband met de praktische toepassing of uitvoering van bepalingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of hiermee verband houdende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen die op grond van die wetgevingshandelingen zijn aangenomen, bij de Autoriteit worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en instellingen en organen van de Unie, in een van de officiële talen van de Unie.

Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, beoordelen financiële instellingen of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen.

Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld.

2.  De antwoorden van de Autoriteit op in lid 1 bedoelde vragen zijn niet-bindend. Die antwoorden worden ten minste in de taal waarin de vraag is gesteld, beschikbaar gesteld.

3.  De Autoriteit ontwikkelt en onderhoudt een onlinehulpmiddel op haar website voor het indienen van vragen en het tijdig bekendmaken van alle ontvangen vragen en alle antwoorden op alle overeenkomstig lid 1 ontvankelijke vragen, tenzij de bekendmaking hiervan strijdig is met het rechtmatige belang van die personen of risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel zou inhouden. De Autoriteit kan vragen afwijzen die zij niet voornemens is te beantwoorden. Afgewezen vragen worden gedurende twee maanden door de Autoriteit op haar website bekendgemaakt.

4.  Drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders kunnen de raad van toezichthouders verzoeken om op grond van artikel 44 te besluiten of het onderwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvankelijke vraag wordt behandeld in richtsnoeren als bedoeld in artikel 16, om advies in te winnen van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep, om vragen en antwoorden op gezette tijden opnieuw te bezien, om een openbare raadpleging te houden of om mogelijke gerelateerde kosten en baten te analyseren. Deze raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, aard en impact van de betrokken ontwerpvragen en -antwoorden of tot de specifieke urgentie van de zaak. In geval van betrokkenheid van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep geldt er een verplichting tot vertrouwelijkheid.

5.  De Autoriteit geleidt vragen die de uitlegging van Unierecht vergen, door naar de Commissie. De Autoriteit maakt de door de Commissie gegeven antwoorden bekend.

▼B

Artikel 17

Inbreuk op het Unierecht

1.  Ingeval een bevoegde autoriteit de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 10 tot en met 15 vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, niet heeft toegepast of heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het Unierecht, met name door niet te verzekeren dat een financiële instelling de in die handelingen vastgestelde eisen vervult, handelt de Autoriteit overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 6 van dit artikel genoemde bevoegdheden.

▼M7

2.  Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Stakeholdergroep bankwezen, of op eigen initiatief, met inbegrip wanneer dit is gebaseerd op naar behoren gestaafde informatie van natuurlijke of rechtspersonen, en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, geeft de Autoriteit aan hoe zij in de zaak te werk zal gaan en, in voorkomend geval, de aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht zal onderzoeken.

▼M2

Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het Unierecht.

▼M7

Onverminderd de in de artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben ingelicht, een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek om informatie rechtstreeks richten aan andere bevoegde autoriteiten, telkens als de aan de betrokken bevoegde autoriteit gevraagde informatie ontoereikend is gebleken of ontoereikend wordt geacht om de informatie te verkrijgen die nodig wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht.

De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.

2 bis.  Onverminderd haar bevoegdheden op grond van deze verordening en voordat zij een aanbeveling uitbrengt als uiteengezet in lid 3, treedt de Autoriteit, wanneer zij dit passend acht om een oplossing te vinden voor een inbreuk op Unierecht, in overleg met de betrokken bevoegde autoriteiten om te proberen tot overeenstemming te komen over de vraag welke maatregelen nodig zijn om de bevoegde autoriteit aan het Unierecht te laten voldoen.

▼B

3.  De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken bevoegde autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het Unierecht te voldoen.

De bevoegde autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het Unierecht te verzekeren.

4.  Ingeval de bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het Unierecht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een formeel advies uitbrengen op grond waarvan de bevoegde autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het Unierecht na te leven. De Commissie houdt in haar formeel advies rekening met de aanbeveling van de Autoriteit.

De Commissie brengt een dergelijk formeel advies uit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen.

De Autoriteit en de bevoegde autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie.

5.  Binnen tien werkdagen na ontvangst van het in lid 4 bedoelde formeel advies informeert de bevoegde autoriteit de Commissie en de Autoriteit over de stappen die zij heeft gedaan of zal doen om dat formeel advies na te leven.

▼M7

6.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 4 van dit artikel bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en wanneer het nodig is deze niet-naleving tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van het financiële stelsel te verzekeren, de Autoriteit, indien de toepasselijke eisen van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks toepasselijk zijn op financiële instellingen of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, op financiëlesectordeelnemers, een tot een financiële instelling of tot een andere financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van activiteiten.

In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, de Autoriteit een besluit vaststellen waarin de bevoegde autoriteit wordt gelast het in lid 4 van dit artikel bedoelde formeel advies na te leven binnen de daarin vermelde termijn. Indien die autoriteit dat besluit niet naleeft, kan de Autoriteit ook in overeenstemming met de eerste alinea een besluit vaststellen. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dat Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe voor zover dit dient ter uitoefening van die opties.

Het besluit van de Autoriteit is in overeenstemming met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.

7.  In overeenstemming met lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.

Bij het nemen van maatregelen met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen zijn aan een formeel advies ingevolge lid 4 van dit artikel of aan een besluit ingevolge lid 6, conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naargelang het geval.

▼B

8.  De Autoriteit vermeldt in het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag welke bevoegde autoriteiten en financiële instellingen de in lid 4 van dit artikel bedoelde formele adviezen of de in lid 6 van dit artikel bedoelde besluiten niet hebben nageleefd.

▼M7

Artikel 17 bis

Bescherming van melders

1.  De Autoriteit beschikt over speciaal daartoe bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht meldt.

2.  De natuurlijke of rechtspersonen die via deze kanalen melden, zijn, in voorkomend geval, in overeenstemming met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad ( 22 ) tegen vergelding beschermd.

3.  De Autoriteit zorgt ervoor dat alle informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig kan worden gemeld. Indien de Autoriteit van oordeel is dat de gemelde informatie bewijs of significante aanwijzingen van een wezenlijke inbreuk bevat, geeft zij feedback aan de persoon die de melding doet.

▼B

Artikel 18

Maatregelen in noodsituaties

▼M1

1.  In geval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, faciliteert de Autoriteit actief de door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten genomen maatregelen en coördineert zij, voor zover dit nodig wordt geacht, alle door de desbetreffende bevoegde toezichthoudende autoriteiten ondernomen handelingen.

Om deze faciliterende en coördinerende rol te kunnen verrichten wordt de Autoriteit volledig ingelicht over relevante ontwikkelingen en wordt zij uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan elke relevante bijeenkomst van de desbetreffende bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

▼B

2.  De Raad kan, na een verzoek van de Autoriteit, de Commissie of het ESRB, in overleg met de Commissie en het ESRB en, voor zover van toepassing, de ESA’s, een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van deze verordening. De Raad evalueert dat besluit met passende tussenpozen en ten minste elke maand. Indien het besluit op het einde van een periode van een maand niet wordt verlengd, verstrijkt het automatisch. De Raad kan de noodsituatie te allen tijde voor beëindigd verklaren.

Indien het ESRB of de Autoriteit oordeelt dat er een noodsituatie kan ontstaan, geven zij een aan de Raad gerichte vertrouwelijke aanbeveling en leggen zij een beoordeling van de situatie voor. De Raad beoordeelt vervolgens of het nodig is een vergadering bijeen te roepen. In dit proces moet de geheimhouding worden gewaarborgd.

Indien de Raad bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt hij het Europees Parlement en de Commissie daarvan onverwijld naar behoren in kennis.

▼M7

3.  Ingeval de Raad een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 2 van dit artikel, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van bevoegde autoriteiten noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie of de bescherming van cliënten en consumenten ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.

▼B

4.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 3 bedoelde besluit van de Autoriteit niet binnen de in dat besluit vastgestelde termijn naleeft, de Autoriteit, ingeval de desbetreffende eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, daaronder begrepen de technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen die zijn vastgesteld overeenkomstig die handelingen, rechtstreeks toepasselijk zijn op financiële instellingen, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens die wetgeving, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten. Dit geldt uitsluitend in situaties waarin een bevoegde autoriteit de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, daaronder begrepen de technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen die zijn vastgesteld overeenkomstig die handelingen, niet toepast, of toepast op een manier die een kennelijke schending van die handelingen inhoudt die dringend ongedaan moet worden gemaakt om de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of van een deel van het financiële systeem in de Unie te herstellen.

5.  Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.

Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot kwesties die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.

Artikel 19

Schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties

▼M7

1.  In de gevallen die zijn gespecificeerd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel in één van de volgende omstandigheden:

a) 

op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;

b) 

in de gevallen waarin de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen erin voorzien dat de Autoriteit op eigen initiatief bijstand kan verlenen, wanneer op basis van objectieve redenen een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.

In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, en waarin op grond van deze handelingen de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten op eigen initiatief kan bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.

▼M7

1 bis.  De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen zonder onnodige vertraging in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:

a) 

wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:

i) 

de termijn is verstreken; of

ii) 

ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat;

b) 

wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:

i) 

ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat; of

ii) 

twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan die handelingen te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.

1 ter.  De voorzitter beoordeelt of de Autoriteit dient te handelen in overeenstemming met lid 1. Wanneer de Autoriteit op eigen initiatief ingrijpt, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit betreffende het ingrijpen.

In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 van dit artikel beschreven procedure is afgerond.

▼B

2.  De Autoriteit stelt een termijn vast voor verzoening tussen de bevoegde autoriteiten rekening houdend met desbetreffende termijnen die in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen worden bepaald en met de complexiteit en urgentie van de aangelegenheid. In dat stadium treedt de Autoriteit als bemiddelaar op.

3.   ►M7  Wanneer de betrokken bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tijdens de in lid 2 bedoelde verzoeningsfase tot overeenstemming te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen waarin wordt verlangd dat die bevoegde autoriteiten specifieke maatregelen nemen of van het nemen van bepaalde maatregelen afzien om de zaak te regelen en om de naleving van het Unierecht te garanderen. Het besluit van de Autoriteit is bindend voor de betrokken bevoegde autoriteiten. In het besluit van de Autoriteit kan van bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij een door hen vastgesteld besluit herroepen of wijzigen of dat zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij op grond van het desbetreffende Unierecht beschikken. ◄

▼M7

3 bis.  De Autoriteit stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het feit dat de procedures volgens de leden 2 en 3 zijn afgerond, samen met, in voorkomend geval, het op grond van lid 3 genomen besluit.

▼M7

4.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiële instelling of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, een financiëlesectordeelnemer voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks op die instelling of die partij van toepassing zijn, een tot die financiële instelling of tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiële instelling of die financiëlesectordeelnemer de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.

In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan de Autoriteit, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, ook een besluit vaststellen in overeenstemming met de eerste alinea van dit lid. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dit Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden laten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe, voor zover dergelijke opties zijn uitgeoefend.

▼B

5.  Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of lid 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.

6.  De voorzitter van de Autoriteit vermeldt in het in artikel 50, lid 2, bedoelde verslag de aard en het type van de meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten, de bereikte overeenkomsten en de besluiten die genomen zijn om die meningsverschillen te schikken.

Artikel 20

Schikking van intersectorale meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten

Het Gemengd Comité schikt overeenkomstig de procedure van de artikelen 19 en 56 intersectorale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, punt 2), van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 respectievelijk Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼M1

Artikel 20 bis

Convergentie van procedures voor toetsing door toezichthouders

De Autoriteit bevordert binnen haar bevoegdheden de convergentie van de procedures van toezichthouders voor toetsing en evaluatie in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU teneinde in de Unie sterke toezichtnormen tot stand te brengen.

▼B

Artikel 21

Colleges van toezichthouders

▼M7

1.  De Autoriteit bevordert en monitort, binnen haar bevoegdheden, de efficiënte, effectieve en consistente werking van de colleges van toezichthouders indien die bij in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn opgericht en bevordert de consistente en coherente toepassing van het Unierecht door alle colleges van toezichthouders. Teneinde te komen tot convergentie wat betreft beste praktijken inzake toezicht, bevordert de Autoriteit gemeenschappelijke toezichtsplannen en gezamenlijke onderzoeken, en heeft het personeel van de Autoriteit volledige participatierechten in de colleges van toezichthouders en kan het als zodanig deelnemen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk door twee of meer bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd.

▼M1

2.  De Autoriteit neemt het voortouw bij het realiseren van een consistente werking van de colleges van toezichthouders voor grensoverschrijdende instellingen in de gehele Unie, rekening houdend met het systeemrisico dat de in artikel 23 bedoelde financiële instellingen opleveren, en belegt zo nodig een vergadering van een college.

▼B

Voor de toepassing van dit lid en van lid 1 van dit artikel wordt de Autoriteit beschouwd als een „bevoegde autoriteit” in de zin van de toepasselijke wetgeving.

De Autoriteit kan:

a) 

alle relevante informatie verzamelen en delen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten om het werk van het college te vergemakkelijken en een centraal systeem op te zetten en te beheren om deze informatie beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten in het college;

▼M7

b) 

Uniebrede stresstests overeenkomstig artikel 32 initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen, met name het systeemrisico dat de in artikel 23 bedoelde financiële instellingen opleveren, bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen, en een beoordeling te verrichten van de mogelijkheid dat het systeemrisico toeneemt in stresssituaties, waarbij ervoor wordt gezorgd dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een consistente methode wordt gevolgd, en indien nodig, aan de bevoegde autoriteit een aanbeveling richten om problemen aan te pakken die bij de stresstest aan het licht zijn gekomen, onder meer een aanbeveling om specifieke evaluaties uit te voeren; zij kan de bevoegde autoriteiten aanbevelen inspecties ter plaatse uit te voeren en kan deelnemen aan dergelijke inspecties ter plaatse om de vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de methoden, praktijken en resultaten van de Uniebrede beoordelingen te waarborgen;

▼B

c) 

effectieve en efficiënte toezichtpraktijken bevorderen, inclusief het evalueren van de risico’s waaraan financiële instellingen blootgesteld zijn of zouden kunnen zijn als geconstateerd bij het toezichtproces of in stresssituaties;

d) 

toezicht houden, overeenkomstig de taken en bevoegdheden die in deze verordening zijn vermeld, op de taken die door de bevoegde autoriteiten worden uitgeoefend; en

e) 

verzoeken om verdere beraadslagingen in een college wanneer zij van oordeel is dat een besluit zou resulteren in een incorrecte toepassing van het Unierecht of niet zou bijdragen tot de doelstelling van convergentie inzake toezichtpraktijken. Zij kan de consoliderende toezichthouder tevens verzoeken een vergadering van het college te organiseren of een punt toe te voegen aan de agenda van een vergadering.

▼M7

3.  De Autoriteit kan ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de machtigingen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15, opstellen om te zorgen voor uniforme toepassingsvoorwaarden voor de bepalingen betreffende de operationele werking van colleges van toezichthouders. De Autoriteit kan overeenkomstig artikel 16 vastgestelde richtsnoeren en aanbevelingen uitvaardigen ter bevordering van de convergentie bij de werking van het toezicht en de door de colleges van toezichthouders aangenomen beste praktijken.

▼B

4.  De Autoriteit kan met wettelijk bindende kracht bemiddelend optreden om geschillen tussen bevoegde autoriteiten te beslechten overeenkomstig de in artikel 19 omschreven procedure. De Autoriteit kan overeenkomstig artikel 19 toezichtbesluiten nemen die rechtstreeks toepasselijk zijn op de betrokken instelling.

Artikel 22

▼M7

Algemene bepalingen inzake systeemrisico’s

▼B

1.  De Autoriteit beraadt zich terdege op het systeemrisico als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1092/2010. Zij pakt risico’s op verstoring van de financiële dienstverlening aan wanneer deze verstoring:

a) 

veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële systeem of van delen daarvan, en

b) 

mogelijk ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor de interne markt en de reële economie.

De Autoriteit beraadt zich, waar passend, op de door het ESRB en haarzelf ingestelde monitoring en beoordeling van systeemrisico’s en reageert op de waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

▼M1

1 bis.  De Autoriteit gaat op zijn minst jaarlijks na of het uitvoeren van Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen, in overeenstemming met artikel 32, dienstig is en brengt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van haar bevindingen. Wanneer degelijke Uniebrede beoordelingen worden uitgevoerd en de Autoriteit het dienstig acht, maakt zij voor elke deelnemende financiële instelling de resultaten bekend.

▼M7

2.  De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het ESRB en overeenkomstig artikel 23 een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risicodashboard”) voor het vaststellen en meten van systeemrisico’s.

▼B

De Autoriteit ontwikkelt tevens een adequate regeling voor stresstests die moeten helpen vaststellen welke instellingen een systeemrisico kunnen opleveren. De betrokken instellingen worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.

3.  Onverminderd de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen stelt de Autoriteit zo nodig aanvullende richtsnoeren en aanbevelingen voor financiële instellingen op, teneinde rekening te houden met het systeemrisico dat zij opleveren.

De Autoriteit zorgt ervoor dat het systeemrisico dat financiële instellingen kunnen opleveren, in aanmerking wordt genomen bij de ontwikkeling van ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen op de gebieden die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.

▼M7

4.  De Autoriteit kan op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, of op eigen initiatief, een onderzoek verrichten naar een welbepaalde soort financiële instelling, product of gedraging teneinde mogelijke bedreigingen van de stabiliteit van het financiële stelsel of van de bescherming van cliënten of consumenten te beoordelen.

Na een overeenkomstig de eerste alinea gevoerd onderzoek kan de raad van toezichthouders de betrokken bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor maatregelen doen.

Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van artikel 35, zijn verleend.

▼B

5.  Het Gemengd Comité zorgt voor de algemene en sectoroverschrijdende coördinatie van de activiteiten die op grond van dit artikel worden verricht.

Artikel 23

Vaststelling en meting van systeemrisico

▼M7

1.  De Autoriteit stelt, in overleg met het ESRB, criteria vast voor de vaststelling en meting van systeemrisico, alsook een adequate regeling voor stresstests die een beoordeling omvat van de mogelijkheid dat het systeemrisico dat financiële instellingen opleveren of dat voor financiële instellingen ontstaat, waaronder het potentiële milieugerelateerde systeemrisico, in stresssituaties toeneemt. De financiële instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren, worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, aan de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.

▼B

2.  De Autoriteit houdt bij het opstellen van criteria voor de vaststelling en meting van het systeemrisico dat financiële instellingen opleveren ten volle rekening met de internationale methoden op dat gebied, onder meer de methoden die zijn opgesteld door de Raad voor Financiële stabiliteit, het Internationaal Monetair Fonds en de Bank voor Internationale Betalingen.

Artikel 24

Permanente capaciteit om te reageren op systeemrisico’s

1.  De Autoriteit zorgt ervoor dat zij over een gespecialiseerde en permanente capaciteit beschikt om doeltreffend te reageren op het ontstaan van systeemrisico’s als bedoeld in de artikelen 22 en 23, met name wat betreft instellingen die een systeemrisico opleveren.

2.  De Autoriteit vervult de taken die haar in deze verordening en de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving zijn toevertrouwd, en draagt bij tot het instellen van een coherente en gecoördineerde regeling voor crisismanagement en -afwikkeling in de Unie.

Artikel 25

Herstel- en afwikkelingsprocedures

▼M1

1.  De Autoriteit draagt bij tot en neemt actief deel in de ontwikkeling en coördinatie van doeltreffende, consistente en geactualiseerde herstel- en afwikkelingsplannen voor financiële instellingen. Wanneer hierin is voorzien in de in artikel 1, lid 2, bedoelde Uniehandelingen, draagt de Autoriteit bij tot de ontwikkeling van procedures voor noodsituaties en preventieve maatregelen teneinde het systeemeffect van het failliet gaan van financiële instellingen zo beperkt mogelijk te houden.

▼M4

bis.  De Autoriteit kan collegiale toetsingen van de uitwisseling van informatie en van de gezamenlijke activiteiten van de in de Verordening (EU) nr. 806/2014 bedoelde afwikkelingsraad en nationale afwikkelingsautoriteiten van lidstaten die niet aan het gemeenschappelijk afwikkelingmechanisme deelnemen, in de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen organiseren en voeren, teneinde de resultaten doeltreffender en samenhangender te maken. De Autoriteit ontwikkelt te dien einde methoden om objectieve beoordeling en vergelijking mogelijk te maken.

▼B

2.  De Autoriteit kan beste praktijken vaststellen die ertoe strekken de afwikkeling van failliet gaande instellingen en in het bijzonder grensoverschrijdende groepen te vergemakkelijken, volgens methoden die besmetting voorkomen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de passende instrumenten, inclusief de nodige middelen, beschikbaar zijn, en die het mogelijk maken de instelling of de groep op een ordelijke, kostenefficiënte en tijdige manier af te wikkelen.

3.  De Autoriteit kan overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 15 technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen vaststellen als omschreven in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.

Artikel 26

Europees systeem van depositogarantiestelsels

1.  De Autoriteit draagt bij tot de versterking van het Europees Systeem van nationale depositogarantiestelsels door te handelen krachtens de bevoegdheden die haar bij deze verordening worden toegekend, teneinde de juiste toepassing van Richtlijn 94/19/EG te waarborgen en er zo voor te zorgen dat de nationale depositogarantiestelsels naar behoren worden gefinancierd uit bijdragen van de financiële instellingen, met inbegrip van financiële instellingen die binnen de Unie vestigingen hebben en deposito’s in ontvangst nemen maar hun hoofdkantoor buiten de Unie hebben, als bedoeld in Richtlijn 94/19/EG, en een hoog niveau van bescherming te bieden aan alle depositohouders binnen een op Unieniveau geharmoniseerd kader dat de stabiliserende en waarborgende rol van onderlinge waarborgregelingen intact laat, voor zover deze beantwoorden aan het Unierecht.

2.  Op depositogarantiestelsels is artikel 16 betreffende de bevoegdheid van de Autoriteit tot het geven van richtsnoeren en aanbevelingen van toepassing.

3.  De Autoriteit kan overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 15 technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen vaststellen als omschreven in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.

4.  Bij de evaluatie van deze verordening als bedoeld in artikel 81 wordt met name de convergentie met het Europees systeem van depositogarantiestelsels onderzocht.

Artikel 27

Europees systeem van afwikkelings- en financieringsregelingen in de banksector

1.  De Autoriteit draagt bij tot het ontwikkelen van methoden voor de afwikkeling van failliet gaande financiële instellingen, met name indien deze een systeemrisico kunnen opleveren, die besmetting voorkomen, die de ordelijke en tijdige afbouw van die instellingen mogelijk maken en die, in voorkomend geval, coherente en geloofwaardige financieringsmechanismen omvatten.

▼M1

2.  De Autoriteit beoordeelt de noodzaak van een systeem van coherente, solide en geloofwaardige financieringsmechanismen, met passende financieringsinstrumenten, gekoppeld aan een reeks gecoördineerde regelingen voor crisismanagement.

▼B

De Autoriteit draagt bij tot de werkzaamheden betreffende aangelegenheden in verband met gelijke marktvoorwaarden en de cumulatieve gevolgen van stelsels van heffingen op en bijdragen van financiële instellingen, die zouden kunnen worden ingevoerd om een eerlijke lastenverdeling te garanderen, en van stimulansen om systeemrisico’s in te dammen, als onderdeel van een coherent en geloofwaardig afwikkelingskader.

▼M7 —————

▼B

Artikel 28

Delegatie van taken en verantwoordelijkheden

1.  Bevoegde autoriteiten kunnen, met instemming van de gedelegeerde taken en verantwoordelijkheden aan de Autoriteit of andere bevoegde autoriteiten delegeren overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan moet zijn voldaan voordat hun bevoegde autoriteiten dergelijke delegatieovereenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op grensoverschrijdende financiële instellingen of groepen mogelijk te maken.

2.  De Autoriteit stimuleert en vergemakkelijkt de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde autoriteiten door de taken en verantwoordelijkheden aan te wijzen welke kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk uitgeoefend en door beste praktijken te bevorderen.

3.  De delegatie van verantwoordelijkheden resulteert in een nieuwe toewijzing van de bevoegdheden die in de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen zijn vastgesteld. Het recht van de gedelegeerde autoriteit is van toepassing op de procedure, de handhaving en de administratieve en gerechtelijke toetsing van de gedelegeerde verantwoordelijkheden.

4.  De bevoegde autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit.

De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven.

De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de bevoegde autoriteiten gesloten, om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.

Artikel 29

Gemeenschappelijke toezichtcultuur

1.  De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke toezichtcultuur van de Unie en consistente toezichtpraktijken alsmede in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Unie. De Autoriteit voert ten minste de volgende activiteiten uit:

a) 

verlenen van adviezen aan bevoegde autoriteiten;

▼M7

a bis) 

bepalen van strategische toezichtsprioriteiten van de Unie overeenkomstig artikel 29 bis;

a ter) 

opzetten van coördinatiegroepen overeenkomstig artikel 45 ter voor het bevorderen van toezichtsconvergentie en het in kaart brengen van beste praktijken;

▼M7

b) 

bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema’s, met inbegrip van cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie wordt voorzien;

▼B

c) 

bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen verslagleggingsnormen en internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig artikel 1, lid 3;

d) 

evalueren van de toepassing van de desbetreffende door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen en van de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen; en

▼M7

e) 

opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden, en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten; en

▼M7

f) 

invoeren van een monitoringsysteem voor de beoordeling van wezenlijke ecologische, sociale en governancegerelateerde risico’s, rekening houdend met de Overeenkomst van Parijs binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

▼M7

2.  De Autoriteit kan, in voorkomend geval, nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtsbenaderingen en -praktijken.

Om een gemeenschappelijke toezichtscultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. De Autoriteit ontwikkelt en actualiseert ook een Uniehandboek over de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. In zowel het Unietoezichtshandboek als het Unieafwikkelingshandboek worden beste praktijken beschreven en worden hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen nader uitgewerkt.

De Autoriteit houdt, in voorkomend geval, openbare raadplegingen over de in lid 1, onder a), genoemde adviezen en over de in dit lid genoemde hulpmiddelen en instrumenten. Zij analyseert, indien passend, ook de mogelijke kosten en baten daarvan. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de adviezen of hulpmiddelen en instrumenten. Ook wint de Autoriteit in voorkomend geval het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

▼M7

Artikel 29 bis

Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie

Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe onder meer richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren.

De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.

▼M7

Artikel 30

Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten

1.  De Autoriteit voert periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten uit om de consistentie en de doeltreffendheid van de toezichtsresultaten verder te versterken. Daartoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking van de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de planning en uitvoering van collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle relevante overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle relevante informatie van stakeholders.

2.  Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit ad-hoccommissies voor collegiale toetsing op, die uit personeelsleden van de Autoriteit en leden van de bevoegde autoriteiten bestaan. De commissies voor collegiale toetsing worden voorgezeten door een personeelslid van de Autoriteit. De voorzitter stelt, na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname, de voorzitter en de leden van een commissie voor collegiale toetsing voor, die de goedkeuring krijgen van de raad van toezichthouders. Het voorstel wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de raad van toezichthouders, binnen tien dagen nadat de voorzitter dit voorstel heeft gedaan, een besluit vaststelt om het te verwerpen.

3.  De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:

a) 

de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;

b) 

de doeltreffendheid en de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtspraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 10 tot en met 16 vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtspraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;

c) 

de toepassing van door bevoegde autoriteiten ontwikkelde beste praktijken waarvan de aanneming voor andere bevoegde autoriteiten nuttig kan zijn;

d) 

de effectiviteit en de mate van convergentie die bereikt worden met betrekking tot de handhaving van de bepalingen die zijn goedgekeurd ter uitvoering van het Unierecht, met inbegrip van de bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die zijn ingesteld jegens personen die verantwoordelijkheid dragen voor het niet-naleven van die bepalingen.

4.  De Autoriteit legt een verslag met de uitkomsten van de collegiale toetsing voor. Dat verslag inzake collegiale toetsing wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere verslagen inzake collegiale toetsing te behouden en voor een gelijk speelveld te zorgen. De raad van bestuur gaat met name na of de methodiek op dezelfde manier is toegepast. Het verslag geeft toelichting en vermeldt welke vervolgmaatregelen in aansluiting op de collegiale toetsing passend, evenredig en noodzakelijk worden geacht. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen krachtens artikel 16 en adviezen krachtens artikel 29, lid 1, onder a).

Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.

Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit.

5.  De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de collegiale toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat een verdere harmonisering van de Unieregels die gelden voor financiële instellingen of voor bevoegde autoriteiten, noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van de Unie.

6.  De Autoriteit legt twee jaar na de publicatie van het verslag van collegiale toetsing een vervolgverslag voor. Het vervolgverslag wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere vervolgverslagen te behouden. Het vervolgverslag omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot, de adequaatheid en doeltreffendheid van de door de bevoegde autoriteiten ondernomen acties waarop de collegiale toetsing van toepassing is in antwoord op de vervolgmaatregelen van het verslag van collegiale toetsing.

7.  De commissie voor collegiale toetsing identificeert, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten waarop de collegiale toetsing van toepassing is, de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing. De Autoriteit maakt de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing en van het in lid 6 bedoelde vervolgverslag bekend. Wanneer de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit verschillen van die welke de commissie voor collegiale toetsing heeft vastgesteld, zendt de Autoriteit, op vertrouwelijke basis, de bevindingen van de commissie voor collegiale toetsing aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie. Wanneer een bevoegde autoriteit waarop de collegiale toetsing van toepassing is, bezorgd is dat de bekendmaking van de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit een risico zou inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel, beschikt zij over de mogelijkheid om de zaak aan de raad van toezichthouders voor te leggen. De raad van toezichthouders kan besluiten die uittreksels niet bekend te maken.

8.  Voor de toepassing van dit artikel doet de raad van bestuur een voorstel voor een werkplan voor collegiale toetsingen voor de volgende twee jaar, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de uit de vorige collegiale toetsingen getrokken lessen en met de besprekingen van de in artikel 45 ter bedoelde coördinatiegroepen. Het werkplan voor collegiale toetsingen vormt een apart onderdeel van het jaarlijkse en het meerjarenwerkprogramma. Het wordt openbaar gemaakt. In dringende gevallen of bij onvoorziene gebeurtenissen kan de Autoriteit besluiten aanvullende collegiale toetsingen uit te voeren.

▼B

Artikel 31

Coördinerende functie

▼M7

1.  De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, met name in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie in gevaar kunnen brengen.

2.  De Autoriteit bevordert een gecoördineerde reactie van de Unie, onder meer door:

▼B

a) 

de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;

▼M1

b) 

de reikwijdte vast te stellen en in voorkomend geval de betrouwbaarheid te controleren van informatie die aan alle betrokken bevoegde autoriteiten ter beschikking moet worden gesteld;

▼B

c) 

onverminderd artikel 19, op verzoek van de bevoegde autoriteiten of op eigen initiatief niet-bindende bemiddeling te verrichten;

▼M1

d) 

het ESRB, de Raad en de Commissie onverwijld op de hoogte brengen van elke mogelijke noodsituatie;

▼M7

e) 

passende maatregelen te treffen in geval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen met het oog op de coördinatie van acties van de relevante bevoegde autoriteiten;

▼M7

e bis) 

passende maatregelen te treffen om acties van de relevante bevoegde autoriteiten te coördineren om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie;

▼M1

f) 

de informatie centraal te verzamelen die overeenkomstig de artikelen 21 en 35 van de bevoegde autoriteiten is ontvangen als uitvloeisel van de wettelijke rapportageverplichtingen van instellingen. De Autoriteit deelt deze informatie met de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

▼M7

3.  Teneinde bij te dragen aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese benadering ten aanzien van technologische innovatie bevordert de Autoriteit toezichtsconvergentie, in voorkomend geval met de steun van de commissie consumentenbescherming en financiële innovatie, om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie, en met name via de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Waar nodig kan de Autoriteit richtsnoeren of aanbevelingen in overeenstemming met artikel 16 vaststellen.

Artikel 31 bis

Uitwisseling van informatie over de deskundigheid en betrouwbaarheid

De Autoriteit zet, samen met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiële instellingen.

▼B

Artikel 32

▼M7

Beoordeling van marktontwikkelingen, met inbegrip van stresstests

1.  De Autoriteit monitort en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), het ESRB, en het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van de relevante microprudentiële trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten. De Autoriteit neemt in haar beoordelingen een analyse op van de markten waarop financiële instellingen opereren, en een beoordeling van de gevolgen van mogelijke marktontwikkelingen voor die instellingen.

2.  De Autoriteit initieert en coördineert Uniebrede beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen. Hiertoe ontwikkelt zij:

a) 

gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario’s op de financiële positie van een financiële instelling, rekening houdend met onder meer risico’s afkomstig van schadelijke ecologische ontwikkelingen;

▼M7

a bis) 

gemeenschappelijke methoden voor het vaststellen welke financiële instellingen moeten worden opgenomen in de Uniebrede beoordelingen;

▼M1

b) 

gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen;

▼M7

c) 

gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten of distributieprocessen op een financiële instelling;

d) 

gemeenschappelijke methoden voor de waardebepaling van de activa, indien dit voor de stresstests nodig wordt geacht, en

▼M7

e) 

gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van milieurisico’s op de financiële stabiliteit van financiële instellingen.

Voor de toepassing van dit lid werkt de Autoriteit samen met het ESRB.

▼M7

3.  Onverminderd de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 vastgestelde taken van het ESRB verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied eenmaal per jaar, en zo nodig vaker, aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie en aan het ESRB beoordelingen van trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten, in combinatie met het in artikel 22, lid 2, van deze verordening bedoelde risicodashboard.

▼B

De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico’s en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan.

▼M1

3 bis.  Voor de uitvoering van de Uniebrede beoordeling van de weerbaarheid van financiële instellingen uit hoofde van dit artikel, kan de Autoriteit in overeenstemming met artikel 35 en behoudens de daarin vervatte voorwaarden rechtstreeks informatie bij de financiële instellingen opvragen. Zij kan voorts verlangen dat de bevoegde autoriteiten specifieke controles uitvoeren. Zij kan bevoegde autoriteiten verzoeken om inspecties ter plaatse uit te voeren, en kan deelnemen aan dergelijke inspecties ter plaatse overeenkomstig de voorwaarden van artikel 21 en behoudens de daarin vervatte voorwaarden, teneinde toe te zien op de vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van methoden, praktijken en resultaten.

▼M7

3 ter.  De Autoriteit kan de bevoegde autoriteiten verzoeken dat zij financiële instellingen verplichten om de informatie die zij op grond van lid 3 bis moeten verstrekken, aan een onafhankelijke audit te onderwerpen.

▼B

4.  De Autoriteit brengt over sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico’s en zwakke plekken adequaat verslag uit door via het Gemengd Comité nauw samen te werken met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

▼M7

Artikel 33

Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid

1.  Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de instellingen van de lidstaten en van de Unie kan de Autoriteit contacten ontwikkelen met regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten, internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen, en met hen administratieve regelingen sluiten. Die regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en voor haar lidstaten, noch beletten zij lidstaten en hun bevoegde autoriteiten om bilaterale of multilaterale regelingen te sluiten met die derde landen.

Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van dat derde land om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit.

2.  De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van gelijkwaardigheidsbesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtsregelgeving in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Commissie of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen daartoe verplicht is.

3.  De Autoriteit monitort, met bijzondere aandacht voor de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit, de integriteit van de markt, de bescherming van beleggers en de werking van de interne markt, de relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en, in voorkomend geval, afwikkeling en handhavingspraktijken en marktontwikkelingen, voor zover deze van belang zijn voor risicogebaseerde gelijkwaardigheidsbeoordelingen, in derde landen waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld worden.

De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie en bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoring van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, beleggersbescherming of de werking van de interne markt.

Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering, toezicht of, in voorkomend geval, afwikkeling of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis.

4.  Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1 van dit artikel, werkt de Autoriteit, voor zover mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook met de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:

a) 

de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, de toezichtsbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het gelijkwaardigheidsbesluit;

b) 

voor zover vereist voor de follow-up van die gelijkwaardigheidsbesluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtsactiviteiten, met inbegrip van, waar nodig, inspecties ter plaatse.

De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken.

5.  De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om die modelregelingen te volgen.

In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 3 van dit artikel.

6.  De Autoriteit draagt, binnen haar bevoegdheden op grond van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, bij aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie in internationale fora.

▼M7 —————

▼B

Artikel 35

Verzamelen van informatie

▼M1

1.  Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten aan de Autoriteit alle nodige informatie in de voorgeschreven vorm om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, op voorwaarde dat zij rechtens inzage in de desbetreffende informatie kunnen krijgen. De informatie moet correct, coherent, volledig en tijdig beschikbaar zijn.

2.  De Autoriteit kan ook verzoeken dat de informatie op gezette tijden en volgens gespecificeerde formats of middels vergelijkbare door de Autoriteit goedgekeurde sjablonen wordt verstrekt. Voor deze verzoeken wordt, waar mogelijk, gebruik gemaakt van gemeenschappelijke formats.

3.  Op een naar behoren gerechtvaardigd verzoek van een bevoegde autoriteit verstrekt de Autoriteit de informatie die nodig is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren, overeenkomstig de verplichtingen inzake beroepsgeheim als vastgelegd in sectorale wetgeving en in artikel 70.

▼B

4.  Voordat er overeenkomstig dit artikel om informatie wordt gevraagd en om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden, maakt de Autoriteit gebruik van de bestaande statistieken, zoals opgemaakt en verspreid door het Europees statistisch systeem en het Europees Stelsel van centrale banken.

5.  Ingeval de bevoegde autoriteiten informatie niet of niet tijdig beschikbaar stellen, kan de Autoriteit een naar behoren gerechtvaardigd en met redenen omkleed verzoek richten tot andere toezichthoudende autoriteiten, tot het ministerie dat verantwoordelijk is voor financiën, voor zover dit over toezichtinformatie beschikt, tot de nationale centrale bank of tot het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.

▼M1

6.  Indien complete of correcte informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld in overeenstemming met lid 1 of lid 5, kan de Autoriteit, middels een naar behoren gerechtvaardigd en met redenen omkleed verzoek, de volgende instellingen rechtstreeks om informatie verzoeken:

a) 

de desbetreffende financiële instellingen;

b) 

holdings of filialen van een relevante financiële instelling;

c) 

niet-gereguleerde operationele entiteiten binnen een financiële groep of conglomeraat die van belang zijn voor de financiële activiteiten van de desbetreffende financiële instellingen.

De geadresseerde van een dergelijk verzoek verstrekt de Autoriteit onverwijld en zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.

▼B

De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken ingevolge dit lid en ingevolge lid 5.

Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.

7.  De Autoriteit kan ingevolge dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen verplichtingen.

▼M1

7 bis.  Wanneer een uit hoofde van lid 6 aangezochte entiteit niet stipt duidelijke, correcte en volledige informatie verstrekt, meldt de Autoriteit dat aan de Europese Centrale Bank, indien van toepassing, en aan de desbetreffende autoriteiten in de betrokken lidstaten, die overeenkomstig de nationale wetgeving hun medewerking aan de Autoriteit verlenen om volledige toegang te verkrijgen tot de informatie en originele documenten, boeken of bescheiden waar de aangezochte entiteit rechtens inzage in heeft, teneinde de informatie te controleren.

▼B

Artikel 36

Verhouding met het ESRB

1.  De Autoriteit werkt nauw en op regelmatige basis met het ESRB samen.

2.  De Autoriteit verstrekt het ESRB regelmatig en tijdig de informatie die nodig is voor de vervulling van zijn taken. Alle voor de vervulling van zijn taken benodigde gegevens die niet in een samengevatte of geaggregeerde vorm beschikbaar zijn, worden na een met redenen omkleed verzoek onverwijld aan het ESRB verstrekt, als bepaald in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1092/2010. De Autoriteit beschikt, in samenwerking met het ESRB, over adequate interne procedures voor de verzending van vertrouwelijke informatie, met name informatie betreffende individuele financiële instellingen.

▼M7 —————

▼M7

4.  Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB bespreekt de Autoriteit die waarschuwing of die aanbeveling tijdens de volgende vergadering van de raad van toezichthouders of, indien passend, voordien, teneinde de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken te beoordelen en een eventuele follow-up uit te voeren.

Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en de aanbevelingen aangewezen kwesties.

Indien de Autoriteit aan een waarschuwing of aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het ESRB. Het ESRB stelt het Europees Parlement daarvan in kennis overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1092/2010. Het ESRB stelt ook de Raad hiervan in kennis.

5.  Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB kan de Autoriteit, in voorkomend geval, van de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden gebruikmaken om een tijdige follow-up te verzekeren.

Een adressaat die voornemens is de aanbeveling van het ESRB niet op te volgen, omkleedt zijn voornemen met redenen die hij voorlegt aan en bespreekt met de raad van toezichthouders.

Indien de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1092/2010, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ESRB van de door haar in antwoord op een aanbeveling van het ESRB genomen maatregelen in kennis stelt, houdt zij naar behoren rekening met de zienswijzen van de raad van toezichthouders.

▼M7 —————

▼B

Artikel 37

Stakeholdergroep bankwezen

1.  Ter bevordering van het overleg met stakeholders op gebieden die relevant zijn voor de taken van de Autoriteit, wordt een Stakeholdergroep bankwezen opgericht. De Stakeholdergroep bankwezen wordt geraadpleegd over maatregelen die getroffen worden overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 inzake de technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen en, indien nodig en voor zover zij geen betrekking hebben op individuele financiële instellingen, overeenkomstig artikel 16 inzake richtsnoeren en aanbevelingen. Indien er dringend moet worden opgetreden en overleg onmogelijk blijkt, wordt de Stakeholdergroep bankwezen daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld.

▼M1

De Stakeholdergroep bankwezen komt op eigen initiatief telkens wanneer dit nodig wordt geacht, en in elk geval ten minste viermaal per jaar bijeen.

▼M7

2.  De Stakeholdergroep bankwezen is samengesteld uit 30 leden. Het gaat hierbij om:

a) 

13 leden die op evenwichtige wijze de financiële instellingen vertegenwoordigen die in de Unie opereren, van wie drie coöperatieve en spaarbanken vertegenwoordigen;

b) 

13 leden die de vertegenwoordigers van werknemers van financiële instellingen die in de Unie opereren, consumenten, gebruikers van bankdiensten en vertegenwoordigers van het mkb vertegenwoordigen; en

c) 

vier leden die onafhankelijke vooraanstaande academici zijn.

3.  De leden van de Stakeholdergroep bankwezen worden na een open en transparante selectieprocedure door de raad van toezichthouders aangesteld. Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, voor zover mogelijk, een passende weerspiegeling van de diversiteit van de bankensector, van de geografische en genderbalans en van de vertegenwoordiging van stakeholders uit de gehele Unie. De leden van de Stakeholdergroep bankwezen worden geselecteerd op basis van hun kwalificaties, vaardigheden, relevante kennis en bewezen deskundigheid.

▼M7

3 bis.  De leden van de Stakeholdergroep bankwezen kiezen een voorzitter van die groep uit de leden. Het voorzitterschap wordt bekleed voor een periode van twee jaar.

Het Europees Parlement mag de voorzitter van de Stakeholdergroep bankwezen uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.

▼M7

4.  De Autoriteit verstrekt, met inachtneming van het bij artikel 70 van deze verordening voorgeschreven beroepsgeheim, alle nodige informatie, en zorgt voor adequate secretariële ondersteuning van de Stakeholdergroep bankwezen. Voor leden van de Stakeholdergroep bankwezen die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, met uitsluiting van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, wordt een toereikende vergoeding vastgesteld. Voor deze vergoeding worden de voorbereidende en follow-upwerkzaamheden van de leden in aanmerking genomen en ze komt op zijn minst overeen met de vergoedingstarieven voor ambtenaren overeenkomstig Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ( 23 ) (Statuut van de ambtenaren). De Stakeholdergroep bankwezen kan werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep bankwezen bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.

▼B

De leden van de Stakeholdergroep bankwezen kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen.

▼M7

5.  De Stakeholdergroep bankwezen kan aan de Autoriteit advies verstrekken over alle kwesties die verband houden met de taken van de Autoriteit, met name wat betreft de in de artikelen 10 tot en met 16, 29, 30 en 32 vermelde taken.

Wanneer de leden van de Stakeholdergroep bankwezen geen overeenstemming kunnen bereiken over een advies, mogen een derde van de leden van die groep, of de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk advies uitbrengen.

De Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep effecten en markten, de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen kunnen een gezamenlijke advies uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de ESA’s op grond van artikel 56 over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen.

▼B

6.  De Stakeholdergroep bankwezen stelt haar reglement van orde op basis van overeenstemming onder een tweederdemeerderheid van de leden vast.

▼M7

7.  De Autoriteit maakt het advies van de Stakeholdergroep bankwezen, de afzonderlijke adviezen van haar leden en de resultaten van haar raadplegingen openbaar, evenals informatie over de wijze waarop deze adviezen en die resultaten van raadplegingen in aanmerking zijn genomen.

▼B

Artikel 38

Vrijwaringsmaatregelen

1.  De Autoriteit verzekert dat een op grond van artikel 18 of artikel 19 vastgesteld besluit in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten.

2.  Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 19, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij, binnen twee weken na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit en de Commissie ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.

In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.

In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.

Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept. Indien het besluit wordt gehandhaafd of gewijzigd, verklaart de Autoriteit dat de budgettaire verantwoordelijkheden onverlet blijven.

Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft, beslist de Raad, bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen, uiterlijk twee maanden nadat de Autoriteit de lidstaat op de hoogte heeft gebracht als bepaald in de vierde alinea, of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd.

Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, geen besluit neemt tot handhaving van het besluit van de Autoriteit, overeenkomstig de vijfde alinea, komt het besluit van de Autoriteit te vervallen.

3.  Indien een lidstaat van oordeel is dat een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij de Autoriteit, de Commissie en de Raad, binnen drie werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.

In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.

In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.

De Raad roept binnen tien werkdagen een vergadering bijeen en neemt, met gewone meerderheid van de leden, een besluit over de vraag of het besluit van de Autoriteit wordt herroepen.

Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, overeenkomstig de vierde alinea geen besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit neemt, wordt de opschorting van het besluit van de Autoriteit beëindigd.

4.  Indien de Raad overeenkomstig lid 3 heeft besloten een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit van de Autoriteit niet te herroepen, en de betrokken lidstaat nog steeds van oordeel is dat het besluit van de Autoriteit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan die lidstaat de Commissie en de Autoriteit daarvan in kennis stellen en de Raad verzoeken de kwestie opnieuw te bestuderen. De betrokken lidstaat zet duidelijk de redenen uiteen waarom hij het niet eens is met het besluit van de Raad.

Binnen vier weken na de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving bevestigt de Raad zijn oorspronkelijke besluit of neemt hij een nieuw besluit overeenkomstig lid 3.

De periode van vier weken kan door de Raad met nog eens vier weken worden verlengd, indien de bijzondere omstandigheden van het geval zulks vereisen.

5.  Misbruik van dit artikel, in het bijzonder met betrekking tot een besluit van de Autoriteit dat geen aanzienlijke of wezenlijke budgettaire gevolgen heeft, is verboden als zijnde onverenigbaar met de interne markt.

▼M7

Artikel 39

Besluitvormingsprocedures

1.  De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 van dit artikel wanneer zij overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 besluiten vaststelt.

2.  De Autoriteit stelt adressaten van een besluit in de officiële taal van de adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. Adressaten kunnen hun standpunten in hun officiële taal kenbaar maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3.

3.  De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed.

4.  De adressaten van besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.

5.  Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3 of lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden.

6.  De besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge artikel 17, 18 of 19, worden bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar zou kunnen brengen.

▼B



HOOFDSTUK III

ORGANISATIE



AFDELING 1

Raad van toezichthouders

Artikel 40

Samenstelling

1.  De raad van toezichthouders bestaat uit:

▼M7

a) 

de voorzitter;

▼B

b) 

de hoofden van de nationale overheidsinstanties die bevoegd zijn voor het toezicht op kredietinstellingen in elke lidstaat; deze hoofden ontmoeten elkaar ten minste tweemaal per jaar persoonlijk;

c) 

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;

▼M1

d) 

een door de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank aan te wijzen vertegenwoordiger, zonder stemrecht;

▼B

e) 

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ESRB;

f) 

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.

2.  De raad van toezichthouders belegt regelmatig vergaderingen met de Stakeholdergroep bankwezen, en wel ten minste tweemaal per jaar.

3.  Elke bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.

4.  Ingeval de in lid 1, onder b), bedoelde autoriteit geen centrale bank is, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten zich te laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de centrale bank van de lidstaat.

▼M1

4 bis.  Bij besprekingen die geen betrekking hebben op individuele financiële instellingen, zoals bedoeld in artikel 44, lid 4, kan de door de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank aangestelde vertegenwoordiger vergezeld worden van een tweede vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank met deskundigheid op het gebied van taken van centrale banken.

▼B

5.  In lidstaten waar meer dan één autoriteit bevoegd is voor het toezicht op grond van deze verordening, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Ingeval een door de raad van toezichthouders te behandelen aangelegenheid niet onder de bevoegdheid valt van de nationale autoriteit die door het in lid 1, onder b), bedoelde lid wordt vertegenwoordigd, kan dat lid zich laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de relevante nationale autoriteit.

6.  Het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan, indien hij binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 94/19/EG moet handelen, zich in voorkomend geval laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de relevante organen die in elke lidstaat de depositogarantieregelingen beheren.

▼M3

Het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan, wanneer hij binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU handelt, zich in voorkomend geval laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de afwikkelingsautoriteit in elke lidstaat.

▼M4

Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU op te treden, is de voorzitter van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad waarnemer bij de raad van toezichthouders.

▼B

7.  De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.

De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.

▼M7

8.  Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde nationale overheidsinstantie niet verantwoordelijk is voor de handhaving van de regels inzake consumentenbescherming, kan het in dat punt bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten een vertegenwoordiger van de autoriteit voor consumentenbescherming van de lidstaat uit te nodigen, die niet stemgerechtigd is. Ingeval de verantwoordelijkheid inzake consumentenbescherming wordt gedeeld door verschillende autoriteiten in een lidstaat, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger.

▼M7

Artikel 41

Interne comités

1.  De raad van toezichthouders kan, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter, voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. Op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de voorzitter kan de raad van toezichthouders voor bepaalde aan de raad van bestuur toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter.

2.  Voor de toepassing van artikel 17, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die een inbreuk op het Unierecht zou hebben gepleegd en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteit.

Elk lid van het panel heeft één stem.

Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.

3.  Voor de toepassing van artikel 19, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteiten.

Elk lid van het panel heeft één stem.

Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.

4.  Om het in artikel 22, lid 4, eerste alinea, bedoelde onderzoek te kunnen voeren, kan de voorzitter ook een besluit tot instelling van het onderzoek en een besluit tot bijeenroeping van een onafhankelijk panel voorstellen, welke besluiten door de raad van toezichthouders moeten worden aangenomen. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter van de raad van toezichthouders en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname.

Elk lid van het panel heeft één stem.

Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen.

5.  De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde panels of de voorzitter leggen een besluit op grond van artikel 17 of van artikel 19, behalve voor kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en voor terrorismefinanciering, ter definitieve vaststelling aan de raad van toezichthouders voor. Een in lid 4 van dit artikel bedoeld panel presenteert de uitkomsten van het overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, gevoerde onderzoek aan de raad van toezichthouders.

6.  De raad van toezichthouders stelt voor de in dit artikel bedoelde panels een reglement van orde vast.

Artikel 42

Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders

1.  Bij de uitvoering van de hun bij deze verordening toevertrouwde taken, handelen de leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie in haar geheel, en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van een ander publiek of privaat orgaan.

2.  De lidstaten, de instellingen of organen van de Unie, en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken.

3.  De leden van de raad van toezichthouders, de voorzitter en de niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers en waarnemers die aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen, maken vóór dergelijke vergaderingen accuraat en onverkort kenbaar of er al dan niet belangen zijn die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van agendapunten, en zij nemen niet deel aan de bespreking en de stemming betreffende die agendapunten.

4.  De raad van toezichthouders legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen vast voor de in lid 3 bedoelde belangenverklaringen en voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten.

▼B

Artikel 43

Taken

▼M7

1.  De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en besluiten van de Autoriteit vast en brengt het in hoofdstuk II bedoelde advies uit, op basis van een voorstel van het desbetreffende interne comité of panel, van de voorzitter of van de raad van bestuur, naargelang het geval.

▼M7 —————

▼B

4.  De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.

▼M7

5.  De raad van toezichthouders stelt, op basis van een voorstel van de raad van bestuur, het jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.

▼B

6.  De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.

7.  De raad van toezichthouders stelt de begroting vast overeenkomstig artikel 63.

▼M7

8.  De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit. Hij kan de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 51, lid 5, uit zijn ambt ontzetten.

▼M7

Artikel 43 bis

Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten

Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit, uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiële instellingen niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

▼B

Artikel 44

Besluitvorming

▼M7

1.  De raad van toezichthouders besluit met gewone meerderheid van zijn leden. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem.

Met betrekking tot de in de artikelen 10 tot en met 16 van deze verordening genoemde handelingen en de ingevolge artikel 9, lid 5, derde alinea, van deze verordening en hoofdstuk VI van deze verordening vastgestelde maatregelen en besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid, besluit de raad van toezichthouders met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, VEU en in artikel 3 van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen; die meerderheid omvat ten minste een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die deelnemende lidstaten zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 („deelnemende lidstaten”), en een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die geen deelnemende lidstaten zijn („niet-deelnemende lidstaten”).

De voorzitter stemt niet over de in de tweede alinea bedoelde besluiten.

Met betrekking tot de samenstelling van de panels in overeenstemming met artikel 41, leden 2, 3 en 4, en de leden van de commissie voor collegiale toetsing als bedoeld in artikel 30, lid 2, streeft de raad van toezichthouders, bij het onderzoek van de voorstellen van zijn voorzitter, naar consensus. Bij gebreke van consensus neemt de raad van toezichthouders besluiten bij een meerderheid van drie vierde van zijn stemgerechtigde leden. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem.

Met betrekking tot de op grond van artikel 18, leden 3 en 4, vastgestelde besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid neemt de raad van toezichthouders besluiten bij gewone meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, welke bestaat uit een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten en een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.

▼B

2.  De vergaderingen van de raad van toezichthouders worden door de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden bijeengeroepen, en worden door de voorzitter voorgezeten.

3.  De raad van toezichthouders stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.

▼M7

3 bis.  Met betrekking tot de besluiten overeenkomstig artikel 30 stemt de raad van toezichthouders door middel van een schriftelijke procedure over de voorgestelde besluiten. De stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders beschikken over acht werkdagen om hun stem uit te brengen. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Het voorgestelde besluit wordt geacht te zijn vastgesteld, tenzij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maakt. Onthoudingen worden noch als stem voor, noch als stem tegen geteld, en worden niet in aanmerking genomen bij het berekenen van het aantal uitgebrachte stemmen. Indien drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maken tegen de schriftelijke procedure, wordt het ontwerpbesluit besproken en wordt daarover beslist door de raad van toezichthouders overeenkomstig de procedure van lid 1 van dit artikel.

3 ter.  Met betrekking tot besluiten overeenkomstig de artikelen 17 en 19 stemt de raad van toezichthouders door middel van een schriftelijke procedure over de voorgestelde besluiten. De stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders beschikken over acht werkdagen om hun stem uit te brengen. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Het voorgestelde besluit wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij een gewone meerderheid van zijn leden van de bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten of een gewone meerderheid van zijn leden van de bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten bezwaar maakt. Onthoudingen worden noch als stem voor, noch als stem tegen geteld, en worden niet in aanmerking genomen bij het berekenen van het aantal uitgebrachte stemmen. Indien drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maken tegen de schriftelijke procedure, wordt het ontwerpbesluit besproken door de raad van toezichthouders en kan het worden aangenomen met een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, welke bestaat uit een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten en een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.

In afwijking van de eerste alinea wordt vanaf de datum waarop vier of minder stemgerechtigde leden afkomstig zijn van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten, het voorgestelde besluit aangenomen bij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, die ten minste één stem omvat van leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.

▼M7

4.  De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

De eerste alinea is niet van toepassing op de uitvoerend directeur en op de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.

4 bis.  De voorzitter van de Autoriteit kan te allen tijde een stemming houden. Onverminderd deze bevoegdheid en de effectiviteit van de besluitvormingsprocedures van de Autoriteit, streeft de raad van toezichthouders van de Autoriteit naar consensus bij haar besluitvorming.

▼B



AFDELING 2

Raad van bestuur

▼M7

Artikel 45

Samenstelling

1.  De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en zes leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen.

Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn.

2.  Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt tweeënhalf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is genderevenwichtig en proportioneel en vormt een afspiegeling van de gehele Unie. De raad van bestuur telt ten minste twee vertegenwoordigers van niet-deelnemende lidstaten. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem.

3.  De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit noodzakelijk acht. Hij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen.

4.  De leden van de raad van bestuur kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.

▼M7

Artikel 45 bis

Besluitvorming

1.  De raad van bestuur besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij naar consensus wordt gestreefd. Elk lid heeft één stem. De voorzitter is een stemgerechtigd lid.

2.  De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden.

3.  De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.

Artikel 45 ter

Coördinatiegroepen

1.  De raad van bestuur kan, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, coördinatiegroepen opzetten rond specifieke thema’s waarvoor er, gelet op specifieke marktontwikkelingen, behoefte aan coördinatie kan zijn. De raad van bestuur stelt coördinatiegroepen rond specifieke thema’s in op verzoek van vijf leden van de raad van toezichthouders.

2.  Alle bevoegde autoriteiten nemen deel aan de coördinatiegroepen en verschaffen de coördinatiegroepen, in overeenstemming met artikel 35, de nodige informatie zodat deze coördinatiegroepen hun coördinerende taken kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun mandaat. De werkzaamheden van de coördinatiegroepen zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteiten verschafte informatie en door de Autoriteit gedane bevindingen.

3.  De groepen worden voorgezeten door een lid van de raad van bestuur. Elk jaar brengt het respectieve lid van de raad van bestuur dat met de coördinatiegroep is belast, bij de raad van toezichthouders verslag uit over de belangrijkste elementen van de besprekingen en bevindingen en doet hij, indien zulks relevant is, een voorstel voor een follow-up op reguleringsgebied of voor een collegiale toetsing op het betrokken gebied. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis van de wijze waarop zij de werkzaamheden van coördinatiegroepen bij hun activiteiten in aanmerking hebben genomen.

4.  Bij het monitoren van marktontwikkelingen die bij coördinatiegroepen centraal kunnen staan, kan de Autoriteit bevoegde autoriteiten verzoeken om overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie te verschaffen om de Autoriteit in staat te stellen haar monitorende rol te spelen.

▼M7

Artikel 46

Onafhankelijkheid van de raad van bestuur

De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.

Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.

▼B

Artikel 47

Taken

1.  De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.

2.  De raad van bestuur legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.

3.  De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 63 en 64.

▼M7

3 bis.  De raad van bestuur kan alle aangelegenheden onderzoeken, hierover advies uitbrengen en hierover voorstellen doen, behalve voor taken bedoeld in de artikelen 9 bis, 9 ter en 30, alsmede de artikelen 17 en 19 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en voor terrorismefinanciering.

▼M1

4.  De raad van bestuur stelt het personeelsbeleid van de Autoriteit vast en krachtens artikel 68, lid 2, de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het Statuut van de ambtenaren.

▼B

5.  De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van de Autoriteit overeenkomstig artikel 72.

▼M7

6.  De raad van bestuur legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.

▼B

7.  De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.

▼M7

8.  De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58, leden 3 en 5, waarbij hij terdege rekening houdt met een voorstel van de raad van toezichthouders.

▼M7

9.  De leden van de raad van bestuur maken alle georganiseerde bijeenkomsten en de ontvangen voordelen openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.

▼B



AFDELING 3

voorzitter

Artikel 48

Benoeming en taken

1.  De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.

▼M7

De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders, met inbegrip van het opstellen van de door de raad van toezichthouders goed te keuren agenda, het bijeenroepen van de vergaderingen en het behandelen van besluitpunten, en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders voor.

De voorzitter is verantwoordelijk voor het opstellen van de agenda van de raad van bestuur, die door de raad van bestuur moet worden goedgekeurd, en zit de vergaderingen van de raad van bestuur voor.

De voorzitter kan de raad van bestuur uitnodigen om het opzetten van een coördinatiegroep in overeenstemming met artikel 45 ter te overwegen.

2.  De voorzitter wordt, na een open selectieprocedure die conform is met het beginsel van genderevenwicht en in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De raad van toezichthouders stelt, met de hulp van de Commissie, een shortlist op van geschikte kandidaten voor de functie van voorzitter. Op basis van de shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voorzitter, na bevestiging door het Europees Parlement.

Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of wanneer is vastgesteld dat hij op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.

De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden ook een ondervoorzitter die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die ondervoorzitter wordt niet gekozen uit de leden van de raad van bestuur.

▼B

3.  Het mandaat van de voorzitter bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.

4.  In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders:

a) 

de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;

b) 

de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.

▼M7

Ten behoeve van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie worden de taken van de voorzitter verricht door de ondervoorzitter.

De Raad kan, op voorstel van de raad van toezichthouders en met de hulp van de Commissie en rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen.

5.  De voorzitter kan slechts om ernstige redenen uit zijn functie worden ontzet. Hij kan alleen door het Europees Parlement uit zijn functie worden ontzet na een besluit van de Raad, dat is vastgesteld na raadpleging van de raad van toezichthouders.

▼B

Artikel 49

▼M7

Onafhankelijkheid van de voorzitter

Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.

▼B

De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de voorzitter bij het vervullen van zijn taken.

Overeenkomstig het Statuut, bedoeld in artikel 68, blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.

▼M7

Artikel 49 bis

Onkosten

De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.

▼M7 —————

▼B



AFDELING 4

Uitvoerend directeur

Artikel 51

Benoeming

1.  De Autoriteit wordt geleid door een uitvoerend directeur, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.

2.  De uitvoerend directeur wordt na een open selectieprocedure en na bevestiging door het Europees Parlement door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten, relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering en managementervaring.

3.  Het mandaat van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.

4.  In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit van met name:

a) 

de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;

b) 

de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.

Rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen.

5.  De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders.

Artikel 52

Onafhankelijkheid

Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van welk ander publiek of privaat orgaan dan ook.

De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur bij het vervullen van zijn taken.

Overeenkomstig het in artikel 68 bedoelde Statuut blijft de uitvoerend directeur na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.

▼M1

Artikel 52 bis

Kosten

De uitvoerend directeur maakt bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren.

▼B

Artikel 53

Taken

1.  De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor.

2.  De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de raad van bestuur.

3.  De uitvoerend directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota’s, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.

4.  De uitvoerend directeur stelt een meerjarig werkprogramma op, als bedoeld in artikel 47, lid 2.

5.  Elk jaar stelt de uitvoerend directeur uiterlijk op 30 juni een werkprogramma op voor het volgende jaar, als bedoeld in artikel 47, lid 2.

6.  De uitvoerend directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit op overeenkomstig artikel 63 en voert de begroting van de Autoriteit uit overeenkomstig artikel 64.

7.  De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpverslag op met een hoofdstuk over de regulerings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.

8.  De uitvoerend directeur oefent de in artikel 68 bepaalde bevoegdheden uit met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en beheert personeelskwesties.



HOOFDSTUK IV

GEMENGDE ORGANEN VAN DE EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN



AFDELING 1

Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten

Artikel 54

Oprichting

1.  Hierbij wordt het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten opgericht.

▼M7

2.  Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt om, met volledige inachtneming van specifieke sectorale kenmerken, te zorgen voor de intersectorale samenhang met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), in het bijzonder met betrekking tot:

— 
financiële conglomeraten en, wanneer op grond van het Unierecht vereist, prudentiële consolidatie;

▼B

— 
financiële verslaglegging en controle;
— 
microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen, risico’s en kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit;
— 
retailbeleggingsproducten;

▼M7

— 
cyberbeveiliging;
— 
uitwisseling van informatie en van beste praktijken met het ESRB en de andere ESA’s;

▼M7

— 
financiële retaildiensten en aangelegenheden met betrekking tot de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers;
— 
advies door de overeenkomstig artikel 1, lid 6, opgerichte commissie.

2 bis.  Het Gemengd Comité kan de Commissie bijstaan bij het evalueren van de voorwaarden en de technische specificaties en procedures die nodig zijn voor een veilige en doeltreffende koppeling van de gecentraliseerde automatische mechanismen overeenkomstig het verslag als bedoeld in artikel 32 bis, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849, alsook de effectieve koppeling van de nationale registers op grond van die richtlijn.

▼M7

3.  Het Gemengd Comité beschikt over specifiek personeel dat ter beschikking wordt gesteld door de ESA’s en dat als permanent secretariaat optreedt. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, infrastructurele en operationele kosten.

▼B

4.  Ingeval een financiële instelling in verschillende sectoren opereert, beslecht het Gemengd Comité meningsverschillen overeenkomstig artikel 56.

Artikel 55

Samenstelling

1.  Het Gemengd Comité bestaat uit de voorzitters van de ESA’s en, waar van toepassing, de voorzitter van een overeenkomstig artikel 57 opgericht subcomité.

2.  De uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité en van de in artikel 57 bedoelde subcomités bij te wonen.

▼M7

3.  Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt via een jaarlijks roulatieschema toegekend aan een van de voorzitters van de ESA’s. De voorzitter van het Gemengd Comité is de tweede ondervoorzitter van het ESRB.

▼B

4.  Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast. Het reglement kan voorzien in bijkomende deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité.

▼M7

Het Gemengd Comité vergadert ten minste om de drie maanden.

▼M7

5.  De voorzitter van de Autoriteit informeert de raad van toezichthouders regelmatig over standpunten die zij inneemt tijdens de vergaderingen van het Gemengd Comité.

▼M7

Artikel 56

Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen

Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening bepaalde taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) vallen, parallel vastgesteld, naargelang het geval, door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

Artikel 57

Subcomités

1.  Het Gemengd Comité mag subcomités oprichten met het oog op het opstellen van ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen voor het Gemengd Comité.

2.  Elk subcomité is samengesteld uit de in artikel 55, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat.

3.  Elk subcomité kiest uit de vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde autoriteiten een voorzitter, die ook waarnemer is in het Gemengd Comité.

4.  Voor de toepassing van artikel 56 wordt bij het Gemengd Comité een subcomité financiële conglomeraten ingesteld.

5.  Het Gemengd Comité maakt op zijn website alle ingestelde subcomités bekend, samen met de mandaten ervan en een lijst van de leden met vermelding van hun functie in het desbetreffende subcomité.

▼B



AFDELING 2

Bezwaarcommissie

Artikel 58

Samenstelling en werking

▼M7

1.  Hierbij wordt de bezwaarcommissie van de Europese toezichthoudende autoriteiten opgericht.

2.  De bezwaarcommissie bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis van het Unierecht en internationale beroepservaring te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, bedrijfspensioenen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en die geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of organen of instellingen of organen van de Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn en geen lid zijn van de Stakeholdergroep bankwezen. De leden en plaatsvervangende leden zijn onderdanen van een lidstaat en beschikken over een grondige kennis van ten minste twee officiële talen van de Unie. De bezwaarcommissie beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de rechtmatigheid, met inbegrip van de evenredigheid, van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.

▼B

De bezwaarcommissie wijst zelf haar voorzitter aan.

▼M7

3.  Twee leden van de bezwaarcommissie en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde shortlist benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit.

Na ontvangst van de shortlist kan het Europees Parlement kandidaten voor het lidmaatschap en vervangers uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en eventuele door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.

Het Europees Parlement mag de leden van de bezwaarcommissie uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden, met uitzondering van verklaringen, vragen of antwoorden die betrekking hebben op individuele gevallen waarover de bezwaarcommissie heeft beslist of die bij deze aanhangig zijn.

▼B

4.  De ambtstermijn van de leden van de bezwaarcommissie bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan één keer worden verlengd.

5.  Een lid van de bezwaarcommissie dat door de raad van bestuur van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet ontslagen worden, tenzij het op ernstige wijze is tekortgeschoten en de raad van bestuur daartoe na raadpleging van de raad van toezichthouders een besluit neemt.

6.  De besluiten van de bezwaarcommissie worden genomen met een meerderheid van de stemmen van ten minste vier van de zes leden. Indien het aangevochten besluit binnen de werkingssfeer van deze verordening valt, bestaat de beslissende meerderheid uit ten minste een van de twee door de Autoriteit benoemde leden van de bezwaarcommissie.

7.  De bezwaarcommissie wordt door haar voorzitter bijeengeroepen wanneer dat noodzakelijk is.

8.  De ESA’s zorgen via het Gemengd Comité voor adequate operationele en secretariële ondersteuning van de bezwaarcommissie.

Artikel 59

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

1.  De leden van de bezwaarcommissie zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in de Autoriteit zelf of in de raad van bestuur of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.

▼M7

2.  De leden van de bezwaarcommissie en het personeel van de Autoriteit dat operationele en secretariële ondersteuning biedt, nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen bezwaar is aangetekend.

▼B

3.  Indien een lid van de bezwaarcommissie om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een bezwaarprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de bezwaarcommissie daarvan in kennis.

4.  Een lid van de bezwaarcommissie kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de bezwaarprocedure worden gewraakt.

Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de bezwaarprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de bezwaarcommissie.

5.  De bezwaarcommissie beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen.

Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de bezwaarcommissie vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter van de Autoriteit een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.

6.  De leden van de bezwaarcommissie verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden.

Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.

Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt.



HOOFDSTUK V

RECHTSMIDDELEN

Artikel 60

Bezwaarprocedures

1.  Elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van een bevoegde autoriteit, kan bezwaar aantekenen tegen een in de artikelen 17, 18 en 19 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere door de Autoriteit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen van de Unie genomen besluiten die gericht zijn tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook als het tot een andere persoon is gericht.

▼M7

2.  Het bezwaar wordt tezamen met een uiteenzetting van de gronden voor het bezwaar binnen drie maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke van kennisgeving, binnen drie maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit aangetekend.

De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.

▼B

3.  Een ingevolge lid 1 van dit artikel aangetekend bezwaar heeft geen schorsende werking.

De bezwaarcommissie kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.

4.  Indien het bezwaar ontvankelijk is, onderzoekt de bezwaarcommissie of het gegrond is. De raad nodigt de partijen in de bezwaarprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de bezwaarprocedure. Het is partijen in de bezwaarprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.

5.  De bezwaarcommissie kan het door het bevoegde orgaan van de Autoriteit genomen besluit bekrachtigen, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van de Autoriteit. Dit bevoegde orgaan van de Autoriteit is gebonden aan de beslissing van de bezwaarcommissie en neemt een gewijzigd besluit met betrekking tot de betrokken zaak.

6.  De bezwaarcommissie stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.

7.  De door de bezwaarcommissie genomen besluiten worden met redenen omkleed en door de Autoriteit bekendgemaakt.

▼M7

Artikel 60 bis

Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit

Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.

▼B

Artikel 61

Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie

1.  Overeenkomstig artikel 263 VWEU kan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de bezwaarcommissie of, bij ontbreken van recht op bezwaar bij de bezwaarcommissie, tegen beslissingen van de Autoriteit.

2.  Overeenkomstig artikel 263 VWEU kunnen de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks beroep instellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen besluiten van de Autoriteit.

3.  Ingeval de Autoriteit verplicht is een besluit te nemen en dat nalaat, kan overeenkomstig artikel 265 VWEU bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep wegens nalaten worden ingesteld.

4.  De Autoriteit moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.



HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 62

Begroting van de Autoriteit

▼M7

1.  De inkomsten van de Autoriteit, een Europees orgaan overeenkomstig artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad ( 24 ) („het Financieel Reglement”), bestaan met name uit een combinatie van:

▼B

a) 

verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten, die worden bepaald overeenkomstig een formule die gebaseerd is op de stemmenweging van artikel 3, lid 3, van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. Voor de toepassing van dat artikel blijft artikel 3, lid 3, van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen ook na de daarin vastgestelde uiterste termijn van 31 oktober 2014 van toepassing;

b) 

een subsidie van de Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie);

c) 

vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante rechtsinstrumenten van de Unie;

▼M7

d) 

vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;

e) 

overeengekomen vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de Autoriteit verstrekte diensten, indien hierom specifiek is verzocht door een of meer bevoegde autoriteiten.

Vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers als bedoeld in punt d) van de eerste alinea worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel zou doen ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit. Vrijwillige bijdragen die een compensatie vormen voor de kosten van door een bevoegde autoriteit aan de Autoriteit gedelegeerde taken, worden niet geacht twijfel te doen ontstaan over de onafhankelijkheid van de Autoriteit.

▼B

2.  De uitgaven van de Autoriteit bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.

3.  De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.

4.  Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de Autoriteit.

▼M7

Artikel 63

Vaststelling van de begroting

1.  Jaarlijks stelt de uitvoerend directeur, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt hij dit aan de raad van bestuur en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie.

2.  De raad van toezichthouders stelt, op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast.

3.  Het enig programmeringsdocument wordt door de raad van bestuur uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Europese Rekenkamer gezonden.

4.  Rekening houdend met dit enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de compensatiebijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU.

5.  Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de compensatiebijdrage aan de Autoriteit goed.

6.  De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

7.  De raad van bestuur stelt het Europees Parlement en de Raad zonder onnodige vertraging op de hoogte van de projecten die hij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen.

8.  Onverminderd de artikelen 266 en 267 van het Financieel Reglement, is de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad vereist voor projecten die aanzienlijke financiële of langetermijngevolgen voor de financiering van de begroting van de Autoriteit kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen, met inbegrip van verbrekingsclausules.

Artikel 64

Uitvoering van en toezicht op de begroting

1.  De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de jaarlijkse begroting van de Autoriteit uit.

2.  Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Artikel 70 belet de Autoriteit niet de Rekenkamer informatie te verstrekken waarom deze verzoekt, voor zover deze informatie binnen haar bevoegdheden valt.

3.  Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.

4.  Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer.

5.  Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. De uitvoerend directeur zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over die rekeningen uitbrengt.

6.  Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.

7.  Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8.  Uiterlijk op 30 september zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen en zendt hij ook een afschrift van dat antwoord aan de raad van bestuur en aan de Commissie.

9.  Overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.

10.  Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

11.  De Autoriteit verstrekt een met redenen omkleed advies over het standpunt van het Europees Parlement en eventuele andere opmerkingen van het Europees Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure.

Artikel 65

Financiële regels

De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie ( 25 ), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.

▼B

Artikel 66

Fraudebestrijdingsmaatregelen

▼M7

1.  Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ) onverkort van toepassing op de Autoriteit.

▼B

2.  De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn.

3.  In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.



HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 67

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol (nr. 7) inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het TFEU is gehecht, is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.

Artikel 68

Personeel

1.  Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de voorzitter.

2.  De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.

3.  De Autoriteit oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.  De raad van bestuur stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.

Artikel 69

Aansprakelijkheid van de Autoriteit

1.  In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door de Autoriteit zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

2.  De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de Autoriteit ten aanzien van de Autoriteit wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van de Autoriteit geldende voorschriften.

Artikel 70

Beroepsgeheim

▼M7

1.  De leden van de raad van toezichthouders en alle personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren, en alle overige personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.

▼B

2.  Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.

▼M7

De verplichting op grond van lid 1 van dit artikel en van de eerste alinea van dit lid staat er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.

▼M7

2 bis.  De raad van bestuur en de raad van toezichthouders zien erop toe dat personen die, direct of indirect, op permanente basis of incidenteel, diensten verrichten met betrekking tot de taken van de Autoriteit, met inbegrip van functionarissen en andere personen die door de raad van bestuur en de raad van toezichthouders zijn gemachtigd of daartoe door de bevoegde autoriteiten zijn aangesteld, zijn onderworpen aan eisen inzake beroepsgeheim die gelijkwaardig zijn aan die in de leden 1 en 2.

Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de raad van bestuur en de raad van toezichthouders en die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.

▼M7

3.  De leden 1 en 2 staan er niet aan in de weg dat de Autoriteit informatie uitwisselt met bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.

Die informatie valt onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.

4.  De Autoriteit past Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie toe ( 27 ).

Artikel 71

Gegevensbescherming

Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens op grond van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 28 ) bij het uitoefenen van haar taken.

▼B

Artikel 72

Toegang tot documenten

1.  Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit.

▼M7

2.  De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

▼B

3.  Tegen besluiten van de Autoriteit uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie na bezwaar te hebben aangetekend bij de bezwaarcommissie, al naargelang het geval, onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU.

Artikel 73

Talenregeling

1.  Verordening nr. 1 van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap ( 29 ) is van toepassing op de Autoriteit.

2.  De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.

3.  De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 74

Zetelovereenkomst

▼M7

De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.

▼B

De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.

Artikel 75

Deelname van derde landen

1.  Derde landen die met de Unie overeenkomsten hebben gesloten waardoor zij het Unierecht binnen de in artikel 1, lid 2, bedoelde bevoegdheidsgebieden van de Autoriteit hebben vastgesteld en toepassen, mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de Autoriteit.

2.  De Autoriteit kan samenwerken met de in lid 1 bedoelde landen die wetgeving toepassen welke binnen de in artikel 1, lid 2, genoemde bevoegdheidsgebieden van de Autoriteit als gelijkwaardig is erkend, als bepaald in overeenkomstig artikel 216 VWEU door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.

3.  Op basis van de desbetreffende bepalingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van de in lid 1 bedoelde landen bij de werkzaamheden van de Autoriteit, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage. Zij kunnen zorgen voor een vertegenwoordiger, als waarnemer, bij de raad van toezichthouders, maar zorgen ervoor dat deze landen niet deelnemen aan besprekingen met betrekking tot individuele financiële instellingen, behalve in gevallen waarbij zij rechtstreeks belang hebben.



HOOFDSTUK VIII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

▼M7

Artikel 76

Verhouding met het Comité van Europese bankentoezichthouders

De Autoriteit wordt beschouwd als de rechtsopvolger van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Committee of European Banking Supervisors - CEBS). Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEBS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEBS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEBS en door de Commissie.

▼B

Artikel 77

Overgangsbepalingen voor het personeel

1.  In afwijking van artikel 68 blijven alle door het CEBT of het secretariaat daarvan gesloten arbeidsovereenkomsten en detacheringsregelingen die van kracht zijn op 1 januari 2011 tot hun einddatum geldig. Zij mogen niet worden verlengd.

2.  Alle in lid 1 bedoelde contractuele personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de rang als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit.

Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het contractueel personeel van het CEBT of het secretariaat daarvan om de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen te toetsen. In de interne selectieprocedure wordt ten volle rekening gehouden met de vaardigheden en ervaring die de individuele werknemer voor de aanwerving heeft laten zien.

3.  Afhankelijk van het type en het niveau van de uit te oefenen functies wordt de geslaagde kandidaten een contract als tijdelijk ambtenaar aangeboden, met een duur die ten minste de resterende tijd van het vroegere contract bedraagt.

4.  De toepasselijke nationale wetgeving met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en andere toepasselijke instrumenten blijven van toepassing op de voormalige contractuele personeelsleden die niet naar een contract als tijdelijk ambtenaar solliciteren of geen tijdelijk contract aangeboden krijgen overeenkomstig lid 2.

Artikel 78

Nationale bepalingen

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.

Artikel 79

Wijzigingen

Besluit nr. 716/2009/EG wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het CEBT verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit.

Artikel 80

Intrekking

Besluit 2009/78/EG van de Commissie tot instelling van het CEBT wordt hierbij ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 81

Evaluatie

▼M7

1.  Uiterlijk op 31 december 2021 en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures opgedane ervaring. In dat verslag worden onder meer de volgende elementen beoordeeld:

a) 

de mate van doeltreffendheid en convergentie in toezichtspraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt:

i) 

de mate van onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten en de mate van convergentie in normen die gelijkwaardig zijn aan corporate governance;

▼B

ii) 

de onpartijdigheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van de Autoriteit;

b) 

de werking van de colleges van toezichthouders;

c) 

de geboekte vooruitgang met betrekking tot convergentie op gebieden als crisispreventie, -management en -afwikkeling, daaronder begrepen financieringsmechanismen van de Unie;

d) 

de rol van de Autoriteit wat systeemrisico’s betreft;

e) 

de toepassing van de bij artikel 38 ingestelde vrijwaringsclausule;

f) 

de toepassing van het bij artikel 19 ingestelde bindende bemiddelende optreden;

▼M7

g) 

de werking van het Gemengd Comité;

h) 

de belemmeringen voor of het effect op prudentiële consolidatie overeenkomstig artikel 8.

▼B

2.  In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ook onderzocht:

a) 

of het toezicht op bankwezen, verzekeringen en bedrijfspensioenen, effecten en financiële markten gescheiden moet blijven;

b) 

of het prudentieel toezicht en het toezicht op de gedragsregels moeten worden gecombineerd dan wel gescheiden;

c) 

of de architectuur van het ESFS moet worden vereenvoudigd en versterkt om de samenhang tussen het macro- en het microniveau en tussen de ESA’s te vergroten;

d) 

of de ontwikkeling van het ESFS gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkeling;

e) 

of er binnen het ESFS voldoende diversiteit en topkwaliteit beschikbaar is;

f) 

of verantwoordingsplicht en transparantie met betrekking tot de publicatievoorschriften adequaat zijn;

g) 

of de middelen waarover de Autoriteit beschikt, berekend zijn op de uitvoering van haar taken;

h) 

of de vestigingsplaats van de Autoriteit behouden moet worden, of het passend is de ESA’s met het oog op een betere onderlinge coördinatie naar één vestigingsplaats over te brengen.

▼M7

2 bis.  Als onderdeel van het in lid 1 van dit artikel bedoelde algemeen verslag voert de Commissie, na raadpleging van alle relevante autoriteiten en belanghebbenden, een alomvattende beoordeling uit van de toepassing van artikel 9 quater.

2 ter.  Als onderdeel van het algemeen verslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, voert de Commissie, na raadpleging van alle relevante bevoegde autoriteiten en belanghebbenden, een alomvattende beoordeling uit van de implementatie, werking en effectiviteit van de specifieke taken die betrekking hebben op het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en aan de Autoriteit zijn opgedragen overeenkomstig artikel 1, lid 2, artikel 8, lid 1, onder l), en de artikelen 9 bis, 9 ter, 17 en 19, van deze verordening. Als onderdeel van haar beoordeling analyseert de Commissie de interactie tussen deze taken en de taken die zijn opgedragen aan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), alsmede de juridische uitvoerbaarheid van de bevoegdheden van de Autoriteit voor zover zij de Autoriteit toestaan om maatregelen te baseren op nationale wetgeving die richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van opties. Bovendien voert de Commissie, op basis van een alomvattende kosten-batenanalyse en met inachtneming van de doelstelling om consistentie, efficiëntie en effectiviteit te waarborgen, grondig onderzoek uit naar de mogelijkheid om specifieke taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering op te dragen aan een bestaand of een nieuw, specifiek voor de gehele EU bestemd agentschap.

▼M1

3.  Met betrekking tot het rechtstreeks toezicht op instellingen of infrastructuren met een Europese reikwijdte stelt de Commissie, in het licht van de marktontwikkelingen, de stabiliteit van de interne markt en de cohesie van de Unie, jaarlijks een verslag op over de vraag of de autoriteit meer toezichttaken op dit gebied moet krijgen.

▼B

4.  Het verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

▼M1

Artikel 81 bis

Evaluatie van de stemregeling

Met ingang van de datum waarop het aantal niet-deelnemende lidstaten vier bereikt, evalueert de Commissie de werking van de in de artikelen 41 en 44 omschreven stemregeling, rekening houdend met de sinds de inwerkingtreding van deze verordening opgedane ervaring, en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad.

▼B

Artikel 82

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011, uitgezonderd artikel 76 en artikel 77, leden 1 en 2, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

De Autoriteit wordt opgericht op 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

( 3 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

( 4 ) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).

( 5 ) Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).

( 6 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

( 7 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

( 8 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( 9 ) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1)

( 10 ) Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

( 11 ) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

( 12 ) Zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad.

( 13 ) Zie bladzijde 84 van dit Publicatieblad.

( 14 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

( 15 ) Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).

( 16 ) Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).

( 17 ) Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 1).

( 18 ) Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).

( 19 ) Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

( 20 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

( 21 ) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

( 22 ) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

( 23 ) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

( 24 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

( 25 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).

( 26 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

( 27 ) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

( 28 ) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

( 29 ) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.

Top