This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02008D0590-20130701
Commission Decision of 16 June 2008 relating to the setting up of an Advisory Committee on Equal Opportunities for Women and Men (Codified version) (2008/590/EC)
Consolidated text: Besluit van de Commissie van 16 juni 2008 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen (Gecodificeerde versie) (2008/590/EG)
Besluit van de Commissie van 16 juni 2008 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen (Gecodificeerde versie) (2008/590/EG)
2008D0590 — NL — 01.07.2013 — 001.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 16 juni 2008 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen (Gecodificeerde versie) (PB L 190, 18.7.2008, p.17) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
VERORDENING (EU) Nr. 519/2013 VAN DE COMMISSIE van 21 februari 2013 |
L 158 |
74 |
10.6.2013 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2008
betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen
(Gecodificeerde versie)
(2008/590/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 82/43/EEG van de Commissie van 9 december 1981 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen ( 1 ) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd ( 2 ). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van dit besluit te worden overgegaan. |
(2) |
Gelijke kansen voor vrouwen en mannen is een vereiste vanuit een oogpunt van menselijke waardigheid en democratie en dit is een grondbeginsel van het gemeenschapsrecht, van de constituties en wetten van de lidstaten en van de internationale en Europese verdragen. |
(3) |
Het omzetten in de praktijk van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen moet worden gestimuleerd door een betere samenwerking en door uitwisseling van standpunten en ervaringen tussen de organen die in de lidstaten speciaal met het bevorderen van de gelijke kansen zijn belast enerzijds, en de Commissie anderzijds. |
(4) |
De algehele tenuitvoerlegging, zowel praktisch als theoretisch, van de richtlijnen, de aanbevelingen en de door de Raad op het gebied van gelijke kansen aangenomen resoluties kan aanzienlijk worden versneld dankzij de bijstand van nationale instanties die over een net van specifieke gegevens beschikken. |
(5) |
De voorbereiding en uitvoering van maatregelen van de Gemeenschap betreffende de werkgelegenheid van vrouwen, de verbetering van de positie van vrouwen die als zelfstandige en in de landbouw werkzaam zijn en het bevorderen van gelijke kansen vereist een nauwe samenwerking met de gespecialiseerde instanties in de lidstaten. |
(6) |
Bijgevolg is een geïnstitutionaliseerd kader vereist met het oog op regelmatig overleg met deze instanties, |
BESLUIT:
Artikel 1
Er wordt bij de Commissie een Raadgevend Comité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen opgericht, hierna „het comité” genoemd.
Artikel 2
1. Het comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij het uitstippelen en ten uitvoer leggen van de acties van de Gemeenschap ter bevordering van gelijke kansen van mannen en vrouwen alsmede ter begunstiging van de voortdurende uitwisseling van relevante ervaringen, beleidsmaatregelen en praktijken op dit gebied, tussen de lidstaten en tussen de verschillende belanghebbende actoren.
2. Teneinde de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken:
a) ondersteunt het comité de Commissie bij de ontwikkeling van instrumenten voor de follow-up, de beoordeling en de verspreiding van de resultaten van de in de Gemeenschap ondernomen acties ter bevordering van gelijke kansen;
b) draagt het comité bij aan de tenuitvoerlegging van communautaire actieprogramma’s op dit gebied, in het bijzonder door het onderzoeken van de resultaten daarvan en door het voorstellen van verbeteringen voor de ondernomen acties;
c) draagt het comité door zijn adviezen bij aan de opstelling van het jaarverslag van de Commissie betreffende de geboekte vooruitgang op het gebied van gelijke kansen voor vrouwen en mannen;
d) bevordert het comité de uitwisseling van informatie over de op alle niveaus ondernomen acties ter bevordering van gelijke kansen en doet, in voorkomend geval, voorstellen betreffende acties die in aansluiting op deze acties zouden kunnen worden gevoerd;
e) brengt het comité, hetzij op verzoek van de Commissie, hetzij op eigen initiatief, adviezen uit over alle kwesties die relevant zijn voor de bevordering van gelijke kansen in de Gemeenschap, of stelt verslagen hierover op.
3. De wijze van verspreiding van de adviezen en verslagen van het comité wordt in overleg met de Commissie vastgesteld. De adviezen en verslagen kunnen als bijlage bij het jaarverslag van de Commissie betreffende gelijke kansen van vrouwen en mannen gepubliceerd worden.
Artikel 3
1. Het comité telt ►M1 70 ◄ leden, dat wil zeggen:
a) per lidstaat één vertegenwoordig(st)er van de ministeries of diensten die zijn belast met de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen; deze vertegenwoordig(st)er wordt door de regering van de betreffende lidstaat benoemd;
b) per lidstaat één vertegenwoordig(st)er van de officieel opgerichte nationale comités of instellingen die specifiek zijn belast met gelijke kansen van vrouwen en mannen en die de betrokken kringen vertegenwoordigen; in geval er in een lidstaat verscheidene comités of instellingen zijn die zich met deze kwesties bezighouden, bepaalt de Commissie welke instelling, krachtens haar doelstellingen, haar structuur, haar representativiteit en haar mate van onafhankelijkheid, het best geschikt is om in het comité te zijn vertegenwoordigd; de deelname van de lidstaten die niet over dergelijke comités beschikken, wordt verzekerd door personen die instellingen vertegenwoordigen die door de Commissie worden geacht soortgelijke taken uit te oefenen; deze vertegenwoordig(st)er wordt door de Commissie op voorstel van het relevante nationale comité of de relevante nationale instelling benoemd;
c) zeven leden die de werkgeversorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen;
d) zeven leden die de werknemersorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen.
Deze vertegenwoordig(st)ers worden door de Commissie op voorstel van de sociale partners op communautair niveau benoemd.
2. Twee vertegenwoordig(st)ers van de Europese vrouwenlobby nemen als waarnemers aan de vergaderingen van het comité deel.
3. Als waarnemers kunnen ook de vertegenwoordigers van internationale beroepsorganisaties of verenigingen worden toegelaten, die daartoe een behoorlijk gemotiveerd verzoek bij de Commissie indienen.
Artikel 4
Voor elk van de leden van het comité wordt op dezelfde wijze als bedoeld in artikel 3 een plaatsvervanger benoemd.
Onverminderd artikel 7 neemt de vervanger aan de bijeenkomsten van het comité alleen deel ingeval van verhindering van het lid dat hij vervangt.
Artikel 5
Het mandaat van een lid van het comité duurt drie jaar. Het mandaat kan worden hernieuwd.
Na het verstrijken van de periode van drie jaar blijven de leden van het comité in functie totdat in hun vervanging of in de hernieuwing van hun mandaat is voorzien.
Aan het mandaat van een lid komt vóór het verstrijken van de periode van drie jaar een einde door ontslag, doordat de betrokkene ophoudt lid te zijn van de instelling die hij vertegenwoordigt, of door te overlijden. Het mandaat van een lid kan eveneens worden beëindigd wanneer de instelling die hem als kandidaat heeft voorgesteld, om zijn vervanging verzoekt.
In al deze gevallen wordt het lid voor het nog te vervullen deel van het mandaat overeenkomstig de in artikel 4 beschreven procedure vervangen.
De leden worden voor deze functie niet bezoldigd; de voor de vergaderingen van het comité en van de krachtens artikel 8 ingestelde werkgroepen gemaakte reis- en verblijfkosten worden door de Commissie vergoed volgens de van kracht zijnde administratieve voorschriften.
Artikel 6
Het comité wordt voorgezeten door een uit zijn leden gekozen voorzit(s)ter. Deze wordt voor de duur van één jaar gekozen. De verkiezing heeft plaats bij meerderheid van twee derden van de aanwezige leden met ten minste de helft van de stemmen voor.
Met dezelfde meerderheid en op dezelfde wijze worden twee vicevoorzit(s)ters gekozen. Zij hebben tot taak de voorzit(s)ter in geval van verhindering te vervangen. De voorzit(s)ter en de vicevoorzit(s)ters moeten uit verschillende lidstaten afkomstig zijn. Zij vormen het bureau van het comité, dat vóór elke vergadering van het comité bijeenkomt.
De werkzaamheden van het comité worden door de Commissie in nauw overleg met de voorzit(s)ter georganiseerd. De ontwerpagenda van de vergaderingen van het comité wordt door de Commissie in overleg met de voorzit(s)ter vastgesteld. Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door de eenheid van de Commissie die belast is met gelijke kansen van vrouwen en mannen. De verslagen van de vergaderingen van het comité worden door de diensten van de Commissie opgesteld en ter goedkeuring aan het comité voorgelegd.
Artikel 7
De voorzitter kan eenieder die een bijzondere bevoegdheid heeft met betrekking tot een op de agenda geplaatst onderwerp, uitnodigen als deskundige aan de werkzaamheden van het comité deel te nemen.
De deelname van de deskundigen aan de werkzaamheden beperkt zich tot het punt waarvoor zij werden uitgenodigd.
Artikel 8
1. Het comité kan werkgroepen oprichten.
2. Voor de opstelling van zijn adviezen kan het comité rapporten doen opmaken door een rapporteur of een externe deskundige, onder nader te bepalen voorwaarden.
3. Eén of meer leden van het comité kunnen als waarnemers aan de vergaderingen van andere raadgevende comités van de Commissie deelnemen en het comité daarover inlichten.
Artikel 9
De ter uitvoering van de artikelen 7 en 8 getroffen maatregelen die een financiële weerslag hebben op de begroting van de Europese Gemeenschappen, worden vooraf ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd en moeten overeenkomstig de van kracht zijnde administratieve voorschriften worden uitgevoerd.
Artikel 10
Het comité komt bijeen in de gebouwen van de Commissie en op haar uitnodiging. Het komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.
Artikel 11
De beraadslagingen van het comité hebben betrekking op de door de Commissie opgestelde verzoeken om advies en op de adviezen die het op eigen initiatief uitbrengt. Zij worden door geen enkele stemming gevolgd.
Bij het verzoek om advies van het comité kan de Commissie de termijn vaststellen waarbinnen het advies moet worden gegeven.
De standpunten van de vertegenwoordigde categorieën worden opgenomen in een verslag dat aan de Commissie wordt toegezonden.
Indien er met betrekking tot het gevraagde advies eenstemmigheid bestaat in het comité, stelt dit gemeenschappelijke conclusies op, welke bij het verslag van de besprekingen worden gevoegd.
Artikel 12
Onverminderd artikel 287 van het Verdrag, dienen de leden van het comité zich te onthouden van het verspreiden van de gegevens waarvan zij bij de werkzaamheden van het comité of de werkgroepen kennis hebben gekregen, indien de Commissie hen meedeelt dat een advies of een punt betrekking heeft op een vertrouwelijke aangelegenheid.
In dat geval mogen alleen de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de Commissie aan de bijeenkomsten deelnemen.
Artikel 13
Besluit 82/43/EEG wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar het onderhavige besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
BIJLAGE I
Ingetrokken besluit met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
Besluit 82/43/EEG van de Commissie (PB L 20 van 28.1.1982, blz. 35) |
|
Punt VIII.12 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1985 (PB L 302 van 15.11.1985, blz. 209) |
|
Punt IV.C van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994 (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 115) |
|
Besluit 95/420/EG van de Commissie (PB L 249 van 17.10.1995, blz. 43) |
|
Punt 11.4 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 585) |
|
Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1) |
Uitsluitend wat de verwijzing naar Besluit 82/43/EEG in het zesde streepje van artikel 1, lid 2, en punt 9.1 van de bijlage betreft |
BIJLAGE II
Concordantietabel
Besluit 82/43/EEG |
Het onderhavige besluit |
Artikelen 1 en 2 |
Artikelen 1 en 2 |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder a) |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder a) |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder b) |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder b) |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), eerste streepje |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c) |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), tweede streepje |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder d) |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea |
Artikel 3, leden 2 en 3 |
Artikel 3, leden 2 en 3 |
Artikel 4, eerste zin |
Artikel 4, eerste alinea |
Artikel 4, tweede zin |
Artikel 4, tweede alinea |
Artikelen 5 t/m 12 |
Artikelen 5 t/m 12 |
Artikel 13 |
— |
— |
Artikel 13 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
( 1 ) PB L 20 van 28.1.1982, blz. 35. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).
( 2 ) Zie bijlage I.