EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02008D0411-20190208

Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3400-3800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1873) (Voor de EER relevante tekst) (2008/411/EG)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/411/2019-02-08

02008D0411 — NL — 08.02.2019 — 002.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 mei 2008

betreffende de harmonisering van de 3 400 -3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1873)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/411/EG)

(PB L 144 van 4.6.2008, blz. 77)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 2014/276/EU van 2 mei 2014

  L 139

18

14.5.2014

►M2

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/235 VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 24 januari 2019

  L 37

135

8.2.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 092, 1.4.2019, blz.  11 (2019/235)




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 mei 2008

betreffende de harmonisering van de 3 400 -3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1873)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/411/EG)



Artikel 1

Deze beschikking beoogt de voorwaarden te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het doelmatige gebruik van de 3 400 -3 800 MHz-band voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen zonder afbreuk te doen aan de bescherming en de voorgezette exploitatie van andere bestaande toepassingen in deze band.

▼M1

Artikel 2

▼M2

1.  Onverminderd de bescherming en de voortgezette exploitatie van ander bestaand gebruik in deze band wijzen de lidstaten de 3 400 -3 800  MHz-frequentieband op niet-exclusieve basis toe aan terrestrische elektronischecommunicatienetwerken en stellen zij deze beschikbaar, in overeenstemming met de in de bijlage vermelde parameters.

▼M1

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde netwerken passende bescherming bieden aan systemen in aangrenzende banden.

3.  De lidstaten zijn niet verplicht de verplichtingen uit hoofde van deze beschikking uit te voeren in geografische gebieden waar coördinatie met derde landen een afwijking vergt van de in de bijlage vermelde parameters.

De lidstaten leveren alle praktische inspanningen om dergelijke afwijkingen op te lossen en stellen de Commissie hiervan in kennis, met inbegrip van de desbetreffende geografische gebieden, en maken de relevante informatie bekend overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG.

▼B

Artikel 3

De lidstaten staan het gebruik van de 3 400 -3 800 MHz-band toe in overeenstemming met artikel 2 voor netwerken voor vaste, nomadische en mobiele elektronische communicatie.

▼M1

De lidstaten vergemakkelijken grensoverschrijdende coördinatieovereenkomsten om de exploitatie van deze netwerken mogelijk te maken, rekening houdend met de bestaande regelgevingsprocedures en rechten.

▼B

Artikel 4

De lidstaten houden nauwlettend toezicht op het gebruik van de 3 400 -3 800 MHz-band en delen hun bevindingen aan de Commissie mee, zodat de beschikking periodiek en tijdig kan worden getoetst.

▼M2

Artikel 4 bis

De lidstaten brengen uiterlijk 30 september 2019 verslag uit over de uitvoering van dit besluit.

▼B

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

▼M2




BIJLAGE

IN ARTIKEL 2 BEDOELDE PARAMETERS

A.   DEFINITIES

„Actieve antennesystemen” (AAS) : een basisstation en een antennesysteem waarbij de amplitude en/of fase tussen antenne-onderdelen voortdurend worden aangepast, zodat een antennepatroon wordt verkregen dat varieert als reactie op kortetermijnveranderingen in de radio-omgeving. Langetermijnbundelvorming, zoals een vaste elektrische downtilt, wordt hierdoor uitgesloten. In AAS-basisstations is het antennesysteem geïntegreerd als onderdeel van het basisstationsysteem of -product.

„Gesynchroniseerd gebruik” : het gebruik van twee of meer verschillende TDD-netwerken (Time Division Duplex) waarbij uplink- en downlink-transmissies niet tegelijk voorkomen, d.w.z. op een bepaald tijdstip verloopt de transmissie in alle netwerken ofwel downlink (DL) ofwel uplink (UL). Daartoe moeten alle DL- en UL-transmissies voor alle betrokken TDD-netwerken op elkaar worden afgestemd en moet het begin van het frame voor alle netwerken gesynchroniseerd worden.

„Niet-gesynchroniseerd gebruik” : het gebruik van twee of meer verschillende TDD-netwerken waarbij op een bepaald tijdstip de transmissie in minstens één netwerk downlink verloopt terwijl die in minstens één ander netwerk uplink verloopt. Dat kan het geval zijn als de TDD-netwerken niet alle DL- en UL-transmissies op elkaar afstemmen of niet gesynchroniseerd worden aan het begin van een frame.

„Semi-gesynchroniseerd gebruik” : het gebruik van twee of meer verschillende TDD-netwerken waarbij een deel van het frame overeenstemt met gesynchroniseerd gebruik en het resterende deel van het frame overeenstemt met niet-gesynchroniseerd gebruik. Daartoe moet een framestructuur voor alle betrokken TDD-netwerken worden vastgesteld, onder meer met slots waarin de UL-/DL-richting niet is gespecificeerd, en moet het begin van het frame voor alle netwerken worden gesynchroniseerd.

„Totaal uitgestraald vermogen” (TRP) :

een maat voor de hoeveelheid vermogen die een samengestelde antenne uitstraalt. Dat komt overeen met de totale input van het geleide vermogen in het antennesysteem minus de eventuele verliezen. TRP is de integraal van het uitgezonden vermogen in verschillende richtingen in de volledige stralingssfeer, zoals aangegeven in de formule:

▼C1

image

waarbij P(image,φ) het door een antennesysteem uitgestraald vermogen is in richting (image,φ) zoals aangegeven door de formule:

P(image,φ) = PTxg(image,φ)

waarbij PTx het geleide vermogen (gemeten in watt) aangeeft dat in het systeem wordt ingevoerd en g(image,φ) de richtingsindex van het systeem aangeeft voor de richting (image, φ).

▼M2

B.   ALGEMENE PARAMETERS

Binnen de 3 400 -3 800  MHz-frequentieband:

1. wordt in de duplexmode gebruikgemaakt van Time Division Duplex (TDD);

2. is de toegewezen omvang van de blokken in veelvouden van 5 MHz. De onderste frequentiegrens van een toegewezen blok wordt in veelvouden van 5 MHz afgestemd op of gescheiden van de onderste rand van de frequentieband van 3 400  MHz ( 1 );

3. maakt het beschikbare spectrum voldoende grote delen van aan elkaar grenzend spectrum (bij voorkeur 80-100 MHz) toegankelijk voor draadloze breedbanddiensten voor elektronische communicatie;

4. gebeurt de basisstations- en eindstationstransmissie in overeenstemming met de technische voorwaarden in respectievelijk deel C en deel D.

C.   TECHNISCHE VOORWAARDEN VOOR BASISSTATIONS — BLOCK EDGE MASK

De volgende technische parameters voor basisstations, block edge mask (BEM) genoemd, zijn een wezenlijk onderdeel van de voorwaarden die nodig zijn om te zorgen voor co-existentie tussen aangrenzende netwerken wanneer er geen bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen exploitanten van die aangrenzende netwerken bestaan. Minder strikte technische parameters kunnen ook worden gebruikt als de exploitanten van die netwerken daarover een overeenkomst sluiten.

De BEM bestaat uit verschillende onderdelen zoals vermeld in tabel 1. De grenswaarde voor het in-blockvermogen wordt toegepast op een blok dat aan een exploitant toebehoort. De grenswaarde voor het basisvermogen, die bedoeld is om het spectrum van andere gebruikers te beschermen, de grenswaarde van het vermogen in de overgangsgebieden, die progressieve filtering van het vermogen binnen in het blok tot aan de grenswaarde voor het basisvermogen mogelijk maken, en de grenswaarde voor beperkt basisvermogen die kan worden toegepast bij niet-gesynchroniseerd of semi-gesynchroniseerd gebruik, vormen out-of-blockonderdelen. De grenswaarde voor bijkomend basisvermogen is een out-of-bandvermogensgrenswaarde die wordt gebruikt voor de bescherming van radarwerking onder 3 400  MHz of de bescherming van vaste satellietdiensten (FSS) en vaste diensten (FS) boven 3 800  MHz.

De tabellen 2 tot en met 7 bevatten de vermogensgrenswaarden voor de verschillende BEM-onderdelen voor TDD-netwerken voor het leveren van draadloze breedbanddiensten voor elektronische communicatie (WBB ECS). Er worden vermogensgrenswaarden gegeven voor gesynchroniseerde, niet-gesynchroniseerde en semi-gesynchroniseerde WBB ECS-netwerken.

In de tabellen 3 en 4 is het vermogensniveau PMax het maximale draaggolfvermogen in dBm voor het desbetreffende basisstation. PMax wordt gedefinieerd en gemeten als het equivalent isotroop uitgestraald vermogen (e.i.r.p.) per antenne voor basisstations met niet-actieve antennesystemen (non-AAS). Voor basisstations met actieve antennesystemen (ASS) wordt PMax gedefinieerd als het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation en gemeten als TRP per draaggolf in een bepaalde cel.

▼C1

In de tabellen 3, 4 en 7 worden de grenswaarden bepaald ten opzichte van een vaste bovengrens door de formule Min(PMax – A, B), die de laagste (of strengste) van twee waarden bepaalt: 1) (PMax – A) drukt het maximale draaggolfvermogen PMax minus een genormaliseerde verschuiving A uit, en 2) de vaste bovengrenswaarde B.

▼M2

Om een BEM voor een specifiek blok te verkrijgen, worden de BEM-onderdelen die in tabel 1 zijn gedefinieerd, gecombineerd in de volgende stappen:

1. grenswaarden voor in-blockvermogen worden gebruikt voor het aan de exploitant toegewezen blok;

2. overgangsgebieden worden bepaald en overeenstemmende vermogensgrenzen worden gebruikt;

3. de grenswaarde voor basisvermogen wordt gebruikt in het geval van gesynchroniseerde WBB ECS-netwerken voor spectrum binnen de band, behalve van het desbetreffende blok van de exploitant en de overeenstemmende overgangsgebieden;

4. de grenswaarden voor beperkt basisvermogen worden gebruikt in het geval van niet-gesynchroniseerde en semi-gesynchroniseerde WBB ECS-netwerken;

5. voor spectrum onder 3 400  MHz wordt de respectieve grenswaarde voor bijkomend basisvermogen gebruikt;

6. voor co-existentie met FSS/FS boven 3 800  MHz wordt een grenswaarde voor bijkomend basisvermogen gebruikt.

In de onderstaande figuur wordt een voorbeeld gegeven van de combinatie van verschillende BEM-onderdelen.

Figuur

Voorbeeld van BEM-onderdelen van een basisstation en vermogensgrenswaarden

image



Tabel 1

Definitie van BEM-onderdelen

BEM-onderdeel

Definitie

Beschermingsband

Heeft betrekking op een blok waarvoor de BEM wordt afgeleid.

Basisvermogen

Spectrum binnen 3 400 -3 800  MHz gebruikt voor WBB ECS, met uitzondering van het aan de exploitant toegewezen blok en de overeenstemmende overgangsgebieden.

Overgangsgebied

Spectrum van 0 tot 10 MHz onder en van 0 tot 10 MHz boven het aan de exploitant toegewezen blok. Overgangsgebieden zijn niet van toepassing op aan andere exploitanten toegewezen TDD-blokken, tenzij de netwerken gesynchroniseerd zijn. De overgangsgebieden zijn niet van toepassing onder 3 400  MHz of boven 3 800  MHz.

Bijkomend basisvermogen

Spectrum onder 3 400  MHz en boven 3 800  MHz.

Beperkt basisvermogen

Spectrum dat voor WBB ECS wordt gebruikt door netwerken die niet- of semi-gesynchroniseerd zijn met het desbetreffende blok van de exploitant.

Toelichting bij tabel 1

De BEM-onderdelen zijn van toepassing op basisstations met verschillende vermogensniveaus (in het algemeen aangeduid als macro-, micro-, pico- en femto-basisstations) ( 2 ).



Tabel 2

Grenswaarde voor in-blockvermogen voor non-AAS- en AAS-basisstations

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

Grenswaarde voor non-AAS- en AAS-basisstations

Beschermingsband

Aan de exploitant toegewezen blok

Niet verplicht.

Toelichting bij tabel 2

Voor femto-basisstations moet vermogensbegrenzing worden toegepast om interferentie met aangrenzende kanalen te minimaliseren. De eis tot vermogensbegrenzing voor femto-basisstations vloeit voort uit de noodzaak om interferentie te beperken door apparatuur die eventueel door consumenten is opgesteld en mogelijk dus niet gecoördineerd is met omringende netwerken. lidstaten die een grenswaarde in hun vergunning willen opnemen of een grenswaarde willen gebruiken voor coördinatiedoeleinden, kunnen dergelijke grenswaarden vaststellen op nationaal niveau.



Tabel 3

Grenswaarden voor basisvermogen in non-AAS- en AAS-basisstations met gesynchroniseerd netwerkgebruik

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

E.i.r.p.-grenswaarde voor non-AAS

TRP-grenswaarde voor AAS

Basisvermogen

Onder – 10 MHz verschuiving van onderste block edge

Boven 10 MHz verschuiving van bovenste block edge

Binnen 3 400 -3 800  MHz

Min(PMax – 43, 13) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 43, 1) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

(*1)   PMax is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als e.i.r.p. per draaggolf per antenne.

(*2)   PMax′ is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als TRP per draaggolf in een bepaalde cel.

(*3)   In een basisstation met meerdere sectoren geldt de grenswaarde voor het uitgestraalde vermogen voor elk van de afzonderlijke sectoren.

Toelichting bij tabel 3

De toegepaste vaste bovengrenswaarde (13 dBm/(5 MHz) voor non-AAS of 1 dBm/(5 MHz) voor AAS) voorziet in een bovengrens voor de interferentie van een basisstation. Als twee TDD-blokken gesynchroniseerd zijn, zal er geen interferentie tussen basisstations zijn.



Tabel 4

Vermogensgrenzen voor overgangsgebied voor non-AAS- en AAS-basisstations met gesynchroniseerd WBB ECS-netwerkgebruik

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

E.i.r.p.-grenswaarde voor non-AAS

TRP-grenswaarde voor AAS

Overgangsgebied

– 5 tot 0 MHz verschuiving van onderste block edge of

0 tot 5 MHz verschuiving van bovenste block edge

Min(PMax – 40, 21) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 40, 16) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

Overgangsgebied

– 10 tot – 5 MHz verschuiving van onderste block edge of

5 tot 10 MHz verschuiving van bovenste block edge

Min(PMax – 43, 15) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 43, 12) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

(*1)   PMax is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als e.i.r.p. per draaggolf per antenne.

(*2)   PMax′ is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als TRP per draaggolf in een bepaalde cel.

(*3)   In een basisstation met meerdere sectoren geldt de grenswaarde voor het uitgestraalde vermogen voor elk van de afzonderlijke sectoren.



Tabel 5

Grenswaarden voor beperkt basisvermogen voor non-AAS- en AAS-basisstations met niet-gesynchroniseerd en semi-gesynchroniseerd WBB ECS-netwerkgebruik

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

E.i.r.p.-grenswaarde voor non-AAS

TRP-grenswaarde voor AAS

Beperkt basisvermogen

Niet-gesynchroniseerde en semi-gesynchroniseerde blokken, onder de onderste block edge en boven de bovenste block edge, binnen 3 400 -3 800  MHz

– 34 dBm/(5 MHz) per cel (1)

– 43 dBm/(5 MHz) per cel (1)

(*1)   In een basisstation met meerdere sectoren geldt de grenswaarde voor het uitgestraalde vermogen voor elk van de afzonderlijke sectoren.

Toelichting bij tabel 5

Deze grenswaarden voor beperkt vermogen worden toegepast op niet-gesynchroniseerd en semi-gesynchroniseerd gebruik van basisstations, als geen geografische scheiding beschikbaar is. Bovendien kunnen de lidstaten, afhankelijk van de nationale omstandigheden, een versoepelde alternatieve grenswaarde voor beperkt basisvermogen vaststellen die van toepassing is op specifieke uitvoeringsgevallen om een efficiënter gebruik van het spectrum te waarborgen.



Tabel 6

Grenswaarden voor bijkomend basisvermogen voor non-AAS- en AAS-basisstations (1) onder 3 400 MHz voor landenspecifieke gevallen

 

Geval

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

E.i.r.p.-grenswaarde voor non-AAS

TRP-grenswaarde voor AAS

A

Lidstaten met systemen voor militaire radiolokalisatie onder 3 400  MHz

Bijkomend basisvermogen

Onder 3 400  MHz (2)

– 59 dBm/MHz per antenne

– 52 dBm/MHz per cel (3)

B

Lidstaten met systemen voor militaire radiolokalisatie onder 3 400  MHz

Bijkomend basisvermogen

Onder 3 400  MHz (2)

– 50 dBm/MHz per antenne

C

Lidstaten zonder aangrenzend bandgebruik of met gebruik dat geen extra bescherming nodig heeft

Bijkomend basisvermogen

Onder 3 400  MHz

Niet van toepassing

Niet van toepassing

(*1)   Voor binnenshuis gebruikte AAS-basisstations kunnen per geval alternatieve maatregelen op nationaal niveau nodig zijn.

(*2)   In gevallen waarin de lidstaten reeds vóór de vaststelling van dit besluit en overeenkomstig Beschikking 2008/411/EG van de Commissie een scheidingsband hebben ingevoerd bij afgifte van vergunningen voor terrestrische systemen die WBB ECS kunnen leveren, mogen zij het bijkomend basisvermogen alleen toepassen onder die scheidingsband, op voorwaarde dat dit in overeenstemming is met de bescherming van radars in de aangrenzende band en met grensoverschrijdende verplichtingen.

(*3)   In een basisstation met meerdere sectoren geldt de grenswaarde voor het uitgestraalde vermogen voor elk van de afzonderlijke sectoren.

Toelichting bij tabel 6

De grenswaarden voor het bijkomend basisvermogen wijzen op een behoefte aan bescherming voor militaire radiolokalisatie in een aantal landen. De lidstaten kunnen de grenswaarden van geval A of B voor niet-AAS selecteren naargelang het vereiste beschermingsniveau voor radar in de desbetreffende regio. Een coördinatiezone tot 12 km rond vaste terrestrische radars, op basis van een TRP-grenswaarde voor AAS van -52 dBm/MHz per cel, kan noodzakelijk zijn. De verantwoordelijkheid voor die coördinatie ligt bij de betrokken lidstaat.

Andere beperkende maatregelen zoals geografische scheiding, coördinatie per afzonderlijk geval of een bijkomende scheidingsband kunnen noodzakelijk zijn. Voor opstellingen binnenshuis kunnen de lidstaten een versoepelde grenswaarde voor specifieke uitvoeringsgevallen vaststellen.



Tabel 7

Grenswaarden voor bijkomend basisvermogen boven 3 800 MHz voor basisstations voor co-existentie met FSS/FS

BEM-onderdeel

Frequentiebereik

E.i.r.p.-grenswaarde voor non-AAS

TRP-vermogensgrenswaarde voor AAS

Bijkomend basisvermogen

3 800 -3 805  MHz

Min(PMax – 40, 21) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 40, 16) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

3 805 -3 810  MHz

Min(PMax – 43, 15) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 43, 12) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

3 810 -3 840  MHz

Min(PMax – 43, 13) dBm/(5 MHz) per antenne (1)

Min(PMax′ – 43, 1) dBm/(5 MHz) per cel (2) (3)

Boven 3 840  MHz

– 2 dBm/(5 MHz) per antenne (1)

– 14 dBm/(5 MHz) per cel (3)

(*1)   PMax is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als e.i.r.p. per draaggolf per antenne.

(*2)   PMax′ is het maximale gemiddelde draaggolfvermogen in dBm voor het basisstation, gemeten als TRP per draaggolf in een bepaalde cel.

(*3)   In een basisstation met meerdere sectoren verwijst de grenswaarde voor het uitgestraalde vermogen naar het niveau dat overeenstemt met elk van de afzonderlijke sectoren.

Toelichting bij tabel 7

De grenswaarden voor bijkomend basisvermogen gelden voor de 3 800  MHz-rand van de band ter ondersteuning van het op nationaal niveau uit te voeren coördinatieproces.

D.   TECHNISCHE VOORWAARDEN VOOR EINDSTATIONS



Tabel 8

In-block-voorschriften — in-block-vermogensgrens voor eindstation-BEM

Maximaal in-blockvermogen

28 dBm TRP

Toelichting bij tabel 8

De in-blockgrenswaarde voor uitgestraald vermogen voor vaste en nomadische stations mag de grenswaarde van tabel 8 overschrijden op voorwaarde dat aan de grensoverschrijdende verplichtingen is voldaan. Voor dergelijke eindstations kunnen beperkende maatregelen voor de bescherming van radar onder 3 400  MHz noodzakelijk zijn, zoals geografische scheiding of een bijkomende scheidingsband.



( 1 ) Als de toegewezen blokken moeten worden verschoven met het oog op aanpassing aan andere bestaande gebruikers, moet een raster van 100 kHz worden gebruikt. Kleinere blokken kunnen worden gedefinieerd in aangrenzing op andere gebruikers om efficiënt gebruik van het spectrum mogelijk te maken.

( 2 ) Deze termen zijn niet eenduidig gedefinieerd en hebben betrekking op cellulaire basisstations met verschillende vermogensniveaus die afnemen in deze volgorde: macro, micro, pico, femto. Met name femtocellen zijn kleine basisstations met het laagste vermogensniveau, die meestal binnenshuis worden gebruikt.

Top