This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02007R0861-20170114
Regulation (EC) No 861/2007 of the European Parliament and of the Council of 11 July 2007 establishing a European Small Claims Procedure
Consolidated text: Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
02007R0861 — NL — 14.01.2017 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) nr. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 158 |
1 |
10.6.2013 |
||
VERORDENING (EU) 2015/2421 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2015 |
L 341 |
1 |
24.12.2015 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) nr. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 juli 2007
tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
HOOFDSTUK I
DOEL EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Onderwerp
De verordening stelt een Europese procedure voor geringe vorderingen in (hierna „Europese procedure voor geringe vorderingen” genoemd), die beoogt de procesvoering betreffende geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen en de kosten ervan te verminderen. De Europese procedure voor geringe vorderingen is voor de partijen beschikbaar als alternatief voor de bestaande procedures krachtens het recht van de lidstaten.
Ook elimineert deze verordening de intermediaire procedures die nodig zijn voor de erkenning en tenuitvoerlegging in andere lidstaten van in een lidstaat gegeven beslissingen in de Europese procedure voor geringe vorderingen.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan 2 000 EUR. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken, of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen of omissies bij de uitoefening van het staatsgezag („acta jure imperii”).
2. Deze verordening is niet van toepassing op zaken met betrekking tot:
a) de staat en de bekwaamheid van natuurlijke personen;
b) het huwelijksgoederenrecht, onderhoudsverplichtingen en testamenten en erfenissen;
c) faillissement, surséance van betaling, procedures ter ontbinding van insolvente vennootschappen of andere rechtspersonen, gerechtelijke en faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures;
d) sociale zekerheid;
e) arbitrage;
f) arbeidsrecht;
g) huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende zaken, met uitzondering van vorderingen van geldelijke aard, of
h) inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen laster.
3. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „lidstaat” verstaan, iedere lidstaat, behalve Denemarken.
Artikel 3
Grensoverschrijdende zaken
1. In deze verordening wordt onder grensoverschrijdende zaak verstaan, een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.
2. De woonplaats wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EG) nr. 44/2001.
3. Het tijdstip waarop het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen is bepalend voor het grensoverschrijdende karakter van de zaak.
HOOFDSTUK II
DE EUROPESE PROCEDURE VOOR GERINGE VORDERINGEN
Artikel 4
Rechtsingang
1. De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaard vorderingsformulier A van bijlage I invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of elektronische post, dat aanvaard wordt door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.
2. De lidstaten delen de Commissie mede welke communicatiemiddelen zij aanvaarden. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.
3. Indien de vordering buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt, stelt het gerecht de eiser hiervan in kennis. Tenzij de eiser de vordering intrekt, wordt deze door het gerecht behandeld overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.
4. Indien het gerecht de door de eiser verstrekte gegevens ontoereikend of onvoldoende duidelijk acht of indien het vorderingsformulier niet naar behoren is ingevuld, biedt het de eiser de mogelijkheid om binnen een door hem bepaalde termijn het vorderingsformulier aan te vullen of te corrigeren of bepaalde aanvullende gegevens of stukken te verstrekken, dan wel zijn vordering in te trekken, tenzij de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt. Het gerecht gebruikt daartoe standaardformulier B van bijlage II.
Indien de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt of indien de eiser verzuimt het vorderingsformulier binnen de vastgestelde termijn aan te vullen of te corrigeren, wordt het verzoek afgewezen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat het vorderingsformulier beschikbaar is bij ieder gerecht waarbij de Europese procedure voor geringe vorderingen kan worden ingeleid.
Artikel 5
Verloop van de procedure
1. De Europese procedure voor geringe vorderingen is een schriftelijke procedure. Het gerecht houdt een mondelinge behandeling indien het dat nodig acht of indien een partij daarom verzoekt. Het gerecht kan een dergelijk verzoek weigeren indien het gezien de omstandigheden van de zaak van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak klaarblijkelijk geen mondelinge behandeling vergt. De redenen voor afwijzing van het verzoek worden schriftelijk gegeven. De weigering kan niet afzonderlijk worden betwist.
2. Na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier vult het gerecht deel I van het standaard antwoordformulier C van bijlage III in.
Een afschrift van het vorderingsformulier en, in voorkomend geval, van de ter staving dienende stukken, wordt tezamen met het aldus ingevulde antwoordformulier overeenkomstig artikel 13 aan de verweerder betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier verzonden.
3. De verweerder antwoordt binnen 30 dagen na de betekening of kennisgeving van het vorderingsformulier en het antwoordformulier door deel II van standaard antwoordformulier C in te vullen en dit, waar nodig vergezeld van de ter staving dienende stukken, terug te zenden naar het gerecht, of door op een andere passende wijze te antwoorden zonder gebruik te maken van het antwoordformulier.
4. Binnen veertien dagen na ontvangst van het antwoord van de verweerder zendt het gerecht een afschrift hiervan, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, aan de eiser.
5. Indien de verweerder in zijn antwoord stelt dat de waarde van een niet-geldelijke vordering hoger is dan het in artikel 2, lid 1, vermelde maximum, besluit het gerecht binnen 30 dagen nadat aan de eiser het antwoord is toegezonden of de vordering binnen de werkingssfeer van deze verordening valt. Deze beslissing kan niet afzonderlijk worden betwist.
6. Een eventuele tegenvordering, in te dienen door gebruik te maken van standaardformulier A, wordt, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, overeenkomstig artikel 13 aan de eiser betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst verzonden.
De eiser beschikt over een termijn van 30 dagen na de betekening of kennisgeving om op de tegenvordering te reageren.
7. Indien de tegenvordering het in artikel 2, lid 1, genoemde bedrag overschrijdt, worden de vordering en de tegenvordering niet behandeld volgens de Europese procedure voor geringe vorderingen, maar overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.
Artikel 2, artikel 4, en de leden 3, 4, en 5, van onderhavig artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op de tegenvordering.
Artikel 6
Talen
1. Het vorderingsformulier, het antwoord, de tegenvordering, het eventuele antwoord daarop en de beschrijving van de ter staving dienende stukken worden ingediend in de taal of een van de talen van het gerecht.
2. Indien het gerecht enig ander stuk ontvangt dat niet in de taal is gesteld waarin de procedure wordt gevoerd, kan het gerecht een vertaling van deze stukken slechts verlangen indien de vertaling noodzakelijk blijkt voor het geven van de beslissing.
3. Indien een partij heeft geweigerd een stuk te aanvaarden omdat het niet in een van de volgende talen is gesteld:
a) de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er in de aangezochte lidstaat verscheidene officiële talen zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht of waar het stuk naartoe moet worden gezonden; dan wel
b) een taal die de geadresseerde begrijpt,
stelt het gerecht de andere partij daarvan in kennis, zodat deze een vertaling van het stuk kan verstrekken.
Artikel 7
Beëindiging van de procedure
1. Binnen 30 dagen na ontvangst van het antwoord dat de verweerder of de eiser binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn indient, geeft het gerecht een beslissing of,
a) verzoekt het de partijen nadere gegevens over de vordering te verstrekken binnen een wel bepaalde termijn van ten hoogste 30 dagen,
b) geeft het aan welk bewijs het verlangt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, of
c) roept het de partijen op voor een mondelinge behandeling, die binnen 30 dagen na de oproeping wordt gehouden.
2. Het gerecht geeft de beslissing binnen 30 dagen na een mondelinge behandeling of na ontvangst van alle informatie die het nodig heeft om een beslissing te geven. De beslissing wordt overeenkomstig artikel 13 aan de partijen betekend of ter kennis gebracht.
3. Indien het gerecht niet binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn een antwoord van de betrokken partij heeft ontvangen, geeft het een beslissing over de vordering of de tegenvordering.
Artikel 8
Mondelinge behandeling
Het gerecht kan, bij beschikbaarheid van de technische middelen, een mondelinge behandeling houden met behulp van een videoconferentie of andere vormen van communicatietechnologie.
Artikel 9
Bewijsverkrijging
1. Het gerecht bepaalt met welke middelen het bewijs wordt verkregen en welk bewijs het overeenkomstig de voorschriften inzake de toelaatbaarheid van bewijs nodig heeft om een uitspraak te kunnen doen. Het gerecht kan bewijsverkrijging door middel van een schriftelijke verklaring van getuigen, deskundigen of partijen toelaten. Het gerecht kan ook, bij beschikbaarheid van de technische middelen, bewijsverkrijging met behulp van een videoconferentie of andere vormen van communicatietechnologie toelaten.
2. Het gerecht kan een deskundigenonderzoek of een mondelinge getuigenis slechts gelasten indien dit voor het geven van de beslissing noodzakelijk is. Het gerecht houdt daarbij rekening met de kosten.
3. Het gerecht kiest de eenvoudigste en minst bezwarende wijze van bewijsverkrijging.
Artikel 10
Vertegenwoordiging van partijen
De partijen zijn niet verplicht zich door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar te laten vertegenwoordigen.
Artikel 11
Bijstand aan de partijen
De lidstaten waarborgen dat de partijen bij het invullen van de formulieren praktische bijstand kunnen verkrijgen.
Artikel 12
Taak van het gerecht
1. Het gerecht verlangt niet van de partijen dat zij de vordering juridisch beoordelen.
2. Indien nodig worden de partijen door het gerecht over procedurekwesties geïnformeerd.
3. Voor zover dit zinvol is, tracht het gerecht een schikking tussen de partijen te bewerkstelligen.
Artikel 13
Betekening of kennisgeving van stukken
1. De betekening of kennisgeving van stukken geschiedt per aangetekende post met bericht van ontvangst met vermelding van de datum van ontvangst.
2. Indien de betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is, kan zij geschieden op een van de wijzen die zijn bepaald in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 805/2004.
Artikel 14
Termijnen
1. Wanneer door het gerecht een termijn wordt gesteld, dient de desbetreffende partij op de hoogte gesteld te worden van de gevolgen van het niet in acht nemen van deze termijn.
2. Het gerecht kan in uitzonderlijke omstandigheden de in artikel 4, lid 4, artikel 5, leden 3 en 6, en artikel 7, lid 1, bepaalde termijnen verlengen, indien dit nodig is om de rechten van de partijen te waarborgen.
3. Indien het gerecht zich in uitzonderlijke omstandigheden niet aan de termijnen van artikel 5, leden 2 tot en met 6, en artikel 7, kan houden, neemt het zo snel mogelijk de bij die bepalingen voorgeschreven maatregelen.
Artikel 15
Uitvoerbaarheid van de beslissing
1. De beslissing is uitvoerbaar, niettegenstaande mogelijk beroep. Er behoeft geen zekerheid te worden gesteld.
2. Artikel 23 is ook van toepassing indien de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd in de lidstaat waar de beslissing is gegeven.
Artikel 16
Kosten
De in het ongelijk gestelde partij wordt in de proceskosten veroordeeld. Het gerecht wijst de in het gelijk gestelde partij echter geen vergoeding toe voor kosten die onnodig zijn gemaakt of die niet in verhouding staan tot de vordering.
Artikel 17
Beroep
1. De lidstaten delen de Commissie mee of krachtens hun procesrecht beroep kan worden ingesteld tegen een in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing en binnen welke termijn een dergelijk beroep moet worden ingesteld. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.
2. Artikel 16 is van toepassing op een beroepsprocedure.
Artikel 18
Minimumnormen voor heroverweging van de beslissing
1. De verweerder kan het bevoegde gerecht in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, om heroverweging van de in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing verzoeken, indien:
a)
i) het vorderingsformulier of de oproeping voor een mondelinge behandeling aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht op een wijze waarbij bewijs van persoonlijke ontvangst is als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 805/2004, en
ii) de betekening of kennisgeving buiten zijn schuld niet zo tijdig is geschied als met het oog op zijn verdediging nodig was,
of
b) de verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld,
mits hij in beide gevallen onverwijld handelt.
2. Indien het gerecht de heroverweging weigert omdat geen van de in lid 1 vermelde gronden van toepassing is, blijft de in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing van kracht.
Indien het gerecht besluit dat heroverweging om een van de in lid 1 bedoelde redenen gegrond is, is de in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing nietig.
Artikel 19
Toepasselijk procesrecht
Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt de Europese procedure voor geringe vorderingen beheerst door het procesrecht van de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.
HOOFDSTUK III
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING IN EEN ANDERE LIDSTAAT
Artikel 20
Erkenning en tenuitvoerlegging
1. De in de Europese procedure voor geringe vorderingen in een lidstaat gegeven beslissing wordt in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring nodig is, en zonder de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning openstaat.
2. Op verzoek van een partij verstrekt het gerecht een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen zonder extra kosten door gebruik te maken van standaardformulier D van bijlage IV.
Artikel 21
Tenuitvoerleggingsprocedure
1. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
De beslissing die in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, wordt onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.
2. De partij die om de tenuitvoerlegging van een beslissing verzoekt, legt het volgende over:
a) een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden om de echtheid ervan te kunnen vaststellen, en
b) een afschrift van het in artikel 20, lid 2, bedoelde certificaat en, indien nodig, een vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging, of indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een van de officiële rechtstalen van de plaats van tenuitvoerlegging overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft verklaard te aanvaarden. Elke lidstaat kan aangeven welke officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die van zijn eigen taal verschillen hij voor de Europese procedure voor geringe vorderingen aanvaardt. De inhoud van formulier D wordt vertaald door een in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegde persoon.
3. Voor de tenuitvoerlegging van de beslissing die in de Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan van de partij die om de tenuitvoerlegging verzoekt, niet worden verlangd dat zij in de lidstaat van tenuitvoerlegging beschikt over:
a) een gemachtigd vertegenwoordiger, of
b) een postadres
anders dan bij de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerleggingsprocedure.
4. Van de partij die in een lidstaat om de tenuitvoerlegging verzoekt van de beslissing welke in een andere lidstaat in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, worden gevraagd op grond van het feit dat zij onderdaan van een derde land is of haar woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.
Artikel 22
Weigering van de tenuitvoerlegging
1. De tenuitvoerlegging wordt op verzoek van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, door het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging geweigerd, indien de beslissing onverenigbaar is met een in een lidstaat of in een derde land gegeven eerdere beslissing, op voorwaarde dat:
a) de eerdere beslissing tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust;
b) de eerdere beslissing in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven, of aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet, en
c) de onverenigbaarheid in de gerechtelijke procedure in de lidstaat waar de beslissing is gegeven niet als verweer is aangevoerd en ook niet had kunnen worden aangevoerd.
2. In geen geval wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging de juistheid van de beslissing onderzocht.
Artikel 23
Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging
Indien een partij tegen de beslissing een rechtsmiddel heeft ingesteld of dit nog kan doen of om heroverweging heeft verzocht in de zin van artikel 18, kan het bevoegde gerecht of de bevoegde instantie in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de persoon tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd:
a) de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken;
b) de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door dit gerecht te bepalen zekerheid, of
c) in buitengewone omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
Voorlichting
De lidstaten werken samen om het publiek en de rechtsbeoefenaars over de Europese procedure voor geringe vorderingen, onder meer over de kosten, voor te lichten, meer bepaald via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG.
Artikel 25
Door de lidstaten te verstrekken gegevens
1. Uiterlijk op 13 januari 2017 doen de lidstaten de Commissie mededeling van:
a) de gerechten die bevoegd zijn om een beslissing te geven in een Europese procedure voor geringe vorderingen;
b) de communicatiemiddelen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, ten behoeve van de procedure worden aanvaard en de gerechten ter beschikking staan;
c) de autoriteiten of organisaties die bevoegd zijn om praktische bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 11;
d) de middelen voor elektronische betekening en kennisgeving en elektronische communicatie die technisch beschikbaar zijn en uit hoofde van hun procedurevoorschriften toelaatbaar zijn overeenkomstig artikel 13, leden 1, 2 en 3, en de eventuele middelen om voorafgaande aanvaarding van het gebruik van elektronische middelen kenbaar te maken, krachtens artikel 13, leden 1 en 2, die hun krachtens het nationale recht ter beschikking staan;
e) de eventuele personen of beroepscategorieën die wettelijk verplicht zijn betekening en kennisgeving van documenten en andere schriftelijke communicatie met elektronische middelen te aanvaarden overeenkomstig artikel 13, leden 1 en 2;
f) de gerechtskosten voor de Europese procedure voor geringe vorderingen en de wijze waarop die worden berekend, alsmede de betaalwijzen die worden aanvaard voor de betaling van de gerechtskosten overeenkomstig artikel 15 bis;
g) het beroep dat krachtens hun procesrecht overeenkomstig artikel 17 mogelijk is, de termijn waarbinnen dit beroep dient te worden ingesteld en het gerecht waarbij dit kan worden ingesteld;
h) de procedures voor een verzoek om heroverweging als bedoeld in artikel 18 en de gerechten die voor deze heroverweging bevoegd zijn;
i) de talen die zij ingevolge artikel 21 bis, lid 1, aanvaarden, en
j) de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging en de instanties die bevoegd zijn voor de toepassing van artikel 23.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van die informatie.
2. De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie openbaar met passende middelen, zoals via het Europees e-justitieportaal.
Artikel 26
Uitvoeringsmaatregelen
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen betreffende de actualisering of technische wijziging van de in de bijlagen opgenomen formulieren worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 27
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 28
Evaluatie
Uiterlijk op 1 januari 2014 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag in over de werking van de Europese procedure voor geringe vorderingen, onder meer over de in artikel 2, lid 1, vermelde waarde van de vordering. Het verslag bevat een evaluatie van de werking van de procedure en een uitvoerige effectbeoordeling voor elke lidstaat.
Te dien einde, en om te waarborgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met in de Europese Unie beproefde methoden, die de beginselen van betere regelgeving weerspiegelen, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over de grensoverschrijdende werking van de procedure. Deze informatie heeft betrekking op de gerechtskosten, de duur van de procedure, de doelmatigheid, de gebruiksvriendelijkheid en de interne procedures voor geringe vorderingen van de lidstaten.
Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
Artikel 29
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is met ingang van 1 januari 2009 van toepassing, met uitzondering van artikel 25, dat met ingang van 1 januari 2008 van toepassing is.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
HOOFDSTUK I
BIJLAGE II
BIJLAGE III
BIJLAGE IV