Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02006D0133-20100101

    Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 13 februari 2006 tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 345) (2006/133/EG)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/133(1)/2010-01-01

    2006D0133 — NL — 01.01.2010 — 006.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 13 februari 2006

    tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 345)

    (2006/133/EG)

    (PB L 052, 23.2.2006, p.34)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 25 april 2008

      L 115

    41

    29.4.2008

    ►M2

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 15 mei 2008

      L 130

    22

    20.5.2008

     M3

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 19 augustus 2008

      L 224

    8

    22.8.2008

    ►M4

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 7 oktober 2008

      L 271

    47

    11.10.2008

    ►M5

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 15 december 2008

      L 338

    64

    17.12.2008

    ►M6

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 28 mei 2009

      L 135

    29

    30.5.2009

    ►M7

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 17 december 2009

      L 339

    40

    22.12.2009




    ▼B

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 13 februari 2006

    tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 345)

    (2006/133/EG)



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen ( 1 ), en met name op artikel 16, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Wanneer een lidstaat van mening is dat er acuut gevaar dreigt dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het „dennenaaltje”) vanuit een andere lidstaat op zijn grondgebied wordt binnengebracht, moet worden toegestaan dat deze lidstaat tijdelijk de nodige aanvullende maatregelen neemt om zich tegen dat gevaar te beschermen.

    (2)

    Portugal heeft de andere lidstaten en de Commissie op 25 juni 1999 meegedeeld dat bij enkele monsters van uit zijn grondgebied afkomstige grove den aantasting door het dennenaaltje is geconstateerd. Bij de Beschikkingen 2000/58/EG ( 2 ) en 2001/218/EG ( 3 ) heeft de Commissie maatregelen ter bestrijding van het dennenaaltje vastgesteld.

    (3)

    Uit de beoordelingen door het Voedsel- en Veterinair Bureau, met name de laatste beoordeling van november 2004, aanvullende informatie van Portugal en de officiële onderzoeken van andere lidstaten betreffende hout, aparte schors en planten van Abies Mill., Cedrus Trew, Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr. blijkt dat de verspreiding van het dennenaaltje als gevolg van de uitvoering van een uitroeiingsprogramma beperkt blijft tot de afgebakende gebieden in Portugal. In deze gebieden werden bij onderzoeken echter nog steeds bomen gevonden die symptomen van het dennenaaltje vertoonden.

    (4)

    De uitvoering van het Portugese programma voor de uitroeiing van het dennenaaltje op middellange termijn uit februari 2003, dat in juni 2003 is gewijzigd, is tijdens de vergaderingen van het Permanent Plantenziektekundig Comité van juli 2004 en mei 2005 geëvalueerd. Tijdens laatstgenoemde vergadering werd geconcludeerd dat de beoogde verlaging van de infectiegraad in de afgebakende gebieden nog niet volledig was bereikt.

    (5)

    Daarom moet Portugal specifieke maatregelen blijven nemen tegen het vervoer van hout, aparte schors en gastheerplanten binnen afgebakende gebieden in Portugal en vanuit die gebieden naar andere gebieden in Portugal en naar andere lidstaten.

    (6)

    Portugal moet ook maatregelen blijven nemen om verdere verspreiding van het dennenaaltje tegen te gaan met het oog op uitroeiing van dit organisme. Daarom moet een aangepast programma voor de uitroeiing op middellange termijn worden ingediend om verspreiding van het dennenaaltje beter tegen te gaan en de plaag uiteindelijk uit te roeien.

    (7)

    Voor de andere lidstaten moet het mogelijk blijven aanvullende maatregelen te nemen om hun grondgebied tegen het dennenaaltje te beschermen.

    (8)

    De resultaten van de specifieke maatregelen en van de uitvoering van het programma voor de uitroeiing op middellange termijn moeten voortdurend worden beoordeeld, met name op basis van de informatie die Portugal en de andere lidstaten verstrekken.

    (9)

    De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



    Artikel 1

    Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

    a) „het dennenaaltje”: Bursaphelenchus xylophilus (Steiner & Buhrer) Nickle et al.;

    b) „vatbaar hout en vatbare schors”: hout en aparte schors van Coniferae, met uitzondering van hout en aparte schors van Thuja L.;

    c) „vatbare planten”: planten (met uitzondering van vruchten en zaden) van Abies Mill., Cedrus Trew, Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr.

    ▼M1

    Artikel 2

    ▼M4

    Tot en met 31 maart 2012 zorgen Portugal en, in voorkomend geval, Spanje ervoor dat de in de bijlage vastgestelde voorwaarden worden nageleefd ten aanzien van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten die binnen de overeenkomstig artikel 5 afgebakende gebieden, of vanuit die gebieden naar andere dan de afgebakende gebieden in de lidstaten of naar derde landen worden vervoerd.

    ▼M6

    Bij het toezicht op de naleving van de in punt 1 van de bijlage opgenomen voorwaarden past Portugal het hoogst haalbare niveau van officiële controles toe op het vervoer van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten uit afgebakende gebieden op zijn grondgebied naar andere dan de afgebakende gebieden in lidstaten of in derde landen. Het besteedt speciale aandacht aan het vervoer waarbij het risico dat levende dennenaaltjes buiten de afgebakende gebieden worden gebracht het grootst is. De officiële controles worden uitgevoerd op de punten waar het vatbare hout, de vatbare schors en de vatbare planten de afgebakende gebieden verlaten. Alle resultaten worden wekelijks aan de Commissie en de andere lidstaten medegedeeld.

    ▼M1

    Tot en met 31 maart 2012 voert Portugal een uitroeiingprogramma uit om de verspreiding van het dennenaaltje te bestrijden met als doel de plaag uiteindelijk uit te roeien. Dat programma bevat bijzonderheden betreffende het beheer, in het afgebakende gebied, van plantensoorten waarvan bekend is dat zij onder de in Portugal heersende omstandigheden zeer vatbaar voor het dennenaaltje zijn. Dit programma wordt jaarlijks uiterlijk op 31 december opnieuw bekeken.

    ▼M6

    Artikel 3

    1.  Andere lidstaten van bestemming dan Portugal voeren officieel toezicht uit op vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten, die afkomstig zijn uit Portugal en hun grondgebied binnenkomen. Dit toezicht omvat een controle van de documenten, waaronder een controle op de aanwezigheid en de conformiteit van de markering overeenkomstig deze beschikking, een overeenstemmingscontrole en zo nodig een fytosanitaire controle, waaronder eventueel een test op de aanwezigheid van dennenaaltjes.

    2.  Het officiële toezicht in de zin van lid 1 wordt uitgevoerd met een frequentie die vooral afhankelijk is van het risico dat de verschillende soorten vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten meebrengen en van de naleving van de eisen in deze beschikking door de voor het vervoer van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten verantwoordelijke marktdeelnemer in het verleden.

    3.  Indien door het overeenkomstig lid 1 uitgevoerde officiële toezicht wordt bevestigd dat de voorschriften niet worden nageleefd, worden passende maatregelen genomen, zoals die welke worden genoemd in artikel 11 van Richtlijn 2000/29/EG.

    ▼M2

    Artikel 4

    1.  De lidstaten moeten van hun grondgebied afkomstig vatbaar hout en van hun grondgebied afkomstige vatbare schors en planten eens per jaar officieel onderzoeken op sporen van besmetting met het dennenaaltje.

    Onverminderd artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG worden de andere lidstaten en de Commissie jaarlijks vóór 15 december van de resultaten van die onderzoeken in kennis gesteld.

    2.   ►M4  In aanvulling op de in lid 1 bedoelde onderzoeken stellen Portugal en, in voorkomend geval, Spanje jaarlijks een onderzoekprogramma voor de afgebakende gebieden op en leggen dit ter goedkeuring aan de Commissie voor. Het programma is op een risicobeoordeling gebaseerd en houdt rekening met de verspreiding van vatbare planten op hun grondgebied. ◄

    De resultaten van de op grond van dat programma uitgevoerde onderzoek worden ter kennis gesteld van de Commissie en de andere lidstaten, zodra zij beschikbaar zijn.

    ▼B

    Artikel 5

    Portugal stelt vast van welke gebieden bekend is dat het dennenaaltje er niet voorkomt en bakent gebieden af (hierna „afgebakende gebieden” genoemd) bestaande uit een deel waarvan bekend is dat het dennenaaltje er voorkomt, en een als bufferzone aangewezen deel, namelijk een strook van ten minste 20 km breed daaromheen, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de in artikel 4 bedoelde onderzoeken.

    ▼M4

    Ingeval de resultaten van het in artikel 4, lid 2, bedoelde onderzoek de aanwezigheid van het dennenaaltje op minder dan 20 km van de grens met Spanje aantonen, stelt Portugal Spanje daarvan onmiddellijk in kennis. Als de aanwezigheid wordt bevestigd binnen 3 km van de grens met Spanje of als binnen één jaar een andere aanwezigheid in de nabijheid van de eerste aanwezigheid wordt geconstateerd, stelt Spanje op zijn grondgebied een afgebakend gebied ter uitbreiding van het Portugese afgebakende gebied vast, dat een bufferzone omvat met een breedte van 20 km rond de locatie waar de aanwezigheid is geconstateerd.

    ▼B

    De Commissie stelt een lijst van gebieden vast waarvan bekend is dat het dennenaaltje er niet voorkomt, en zendt deze lijst naar het Permanent Plantenziektekundig Comité en de lidstaten. Alle gebieden in Portugal die niet in de lijst zijn opgenomen, worden geacht afgebakende gebieden te zijn.

    ▼M2

    De lijst wordt aangepast overeenkomstig de resultaten van de in artikel 4 bedoelde onderzoeken en de bevindingen waarvan op grond van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG kennis wordt gegeven.

    ▼B

    Artikel 6

    Beschikking 2001/218/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 7

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE

    In het kader van artikel 2 moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

    ▼M5

    1. Onverminderd het bepaalde in punt 2 geldt in geval van vervoer uit afgebakende gebieden naar andere dan afgebakende gebieden in lidstaten of derde landen, alsook voor vervoer uit het deel van de afgebakende gebieden waarvan bekend is dat het dennenaaltje er voorkomt naar het deel van de afgebakende gebieden dat als bufferzone is aangewezen, het volgende:

    a) vatbare planten moeten voor bestemmingen binnen de Gemeenschap vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie ( 4 ) is opgesteld en afgegeven, nadat:

     zij officieel zijn gecontroleerd op en vrij zijn bevonden van sporen of symptomen van het dennenaaltje, en

     er sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van het dennenaaltje zijn waargenomen op de plaats van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan;

    b) vatbaar hout en vatbare schors, behalve hout in de vorm van:

     plakjes, spanen, kleine stukjes, resten of afval, geheel of gedeeltelijk verkregen uit deze Coniferae,

     pakkisten, kratten, trommels en vergelijkbare verpakkingen,

     laadborden, opzetranden voor laadborden, laadkisten of andere laadplateaus,

     stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken,

    maar inclusief van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, mag het afgebakende gebied niet verlaten; de verantwoordelijke officiële instantie kan een uitzondering op dit verbod toestaan, als het hout of de schors voor bestemmingen binnen de Gemeenschap vergezeld gaat van het onder a) bedoelde plantenpaspoort en een passende warmtebehandeling (kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende 30 minuten) heeft ondergaan om ervoor te zorgen dat dat hout of die schors vrij is van levende dennenaaltjes;

    c) vatbaar hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, resten of afval, geheel of gedeeltelijk verkregen uit deze Coniferae, mag het afgebakende gebied niet verlaten; de verantwoordelijke officiële instantie kan een uitzondering op dit verbod toestaan, als dat hout voor bestemmingen binnen de Gemeenschap vergezeld gaat van het onder a) bedoelde plantenpaspoort en een passende fumigatiebehandeling heeft ondergaan om ervoor te zorgen dat dat hout vrij is van levende dennenaaltjes;

    ▼M6

    d) vatbaar hout in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken, met inbegrip van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, en in de vorm van pakkisten, met uitzondering van die welke geheel bestaan uit hout met een dikte van 6 mm of minder, kratten, trommels of vergelijkbare verpakkingen, laadborden, laadkisten of andere laadplateaus, en opzetranden voor laadborden, al dan niet daadwerkelijk gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen, mag het afgebakende gebied niet verlaten; de verantwoordelijke officiële instantie kan een uitzondering op dit verbod toestaan als het hout is onderworpen aan een van de goedgekeurde behandelingen zoals aangegeven in bijlage I bij de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” en is gemerkt overeenkomstig bijlage II bij die norm.

    ▼M5

    De verantwoordelijke officiële instantie machtigt de verwerkende bedrijven de onder de punten b), c) en d) bedoelde behandelingen uit te voeren en de in punt a) bedoelde plantenpaspoorten voor het onder de punten b) en c) vermelde vatbare hout af te geven of het onder punt d) vermelde vatbare hout te merken overeenkomstig de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen. De officiële controles van de erkende verwerkende bedrijven worden continu uitgevoerd om de doeltreffendheid van de behandeling en de traceerbaarheid van het hout te verifiëren.

    De verantwoordelijke officiële instantie kan producenten machtigen om, overeenkomstig bijlage II bij de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen, de wijnkisten te merken die zij vervaardigen van hout dat overeenkomstig die norm door een erkend verwerkend bedrijf is behandeld en vergezeld gaat van het onder a) bedoelde plantenpaspoort. De officiële controles van de erkende producenten van wijnkisten worden continu uitgevoerd om te garanderen dat alleen dergelijk behandeld hout dat vergezeld gaat van het onder a) bedoelde plantenpaspoort, wordt gebruikt voor de vervaardiging van de wijnkisten en dat dat hout kan worden teruggetraceerd naar een erkend verwerkend bedrijf.

    De Commissie stelt een lijst van de door de verantwoordelijke officiële instantie erkende verwerkende bedrijven op en zendt die lijst toe aan het Permanent Plantenziektekundig Comité en aan de lidstaten. Die lijst wordt bijgewerkt overeenkomstig de resultaten van de officiële controles om de doeltreffendheid van de behandeling en de traceerbaarheid van het hout te verifiëren en overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG meegedeelde bevindingen.

    Portugal zorgt ervoor dat alleen in die lijst opgenomen verwerkende bedrijven worden gemachtigd om de in punt a) bedoelde plantenpaspoorten af te geven voor het onder de punten b) en c) vermelde vatbare hout of het onder punt d) vermelde vatbare hout te merken overeenkomstig de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

    Elke vervoerde eenheid vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten wordt voorzien van het in punt a) bedoelde plantenpaspoort of het merkteken overeenkomstig de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

    ▼B

    2.  ►M4  In het geval van vervoer binnen de afgebakende gebieden geldt het volgende: ◄

    ▼M1

    a) Vatbare planten moeten als volgt worden behandeld:

    i) vatbare planten die gekweekt zijn op plaatsen waar of in de onmiddellijke omgeving waarvan sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van het dennenaaltje zijn waargenomen, en die bij officiële controles vrij zijn bevonden van sporen of symptomen van het dennenaaltje moeten, wanneer zij de plaats van productie verlaten, vergezeld gaan van bovenbedoeld plantenpaspoort;

    ii) vatbare planten die gekweekt zijn op plaatsen waar of in de onmiddellijke omgeving waarvan sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus symptomen van het dennenaaltje zijn waargenomen, of die door het dennenaaltje aangetast zijn gebleken, mogen de plaats van productie niet verlaten en moeten door verbranding worden vernietigd;

    iii) vatbare planten die gekweekt zijn op plaatsen zoals bossen en openbare of particuliere tuinen, en die ofwel aangetast blijken te zijn door het dennenaaltje, ofwel symptomen van een gebrekkige gezondheid vertonen of zich in herstelgebieden bevinden, moeten:

     indien zij in de periode van 1 november tot en met 1 april als zodanig zijn aangemerkt, binnen die periode worden geveld, of

     indien zij in de periode van 2 april tot en met 31 oktober als zodanig zijn aangemerkt, onmiddellijk worden geveld, en

     op de aanwezigheid van het dennenaaltje worden getest wanneer dergelijke vatbare planten zich bevinden in het deel van de afgebakende gebieden dat overeenkomstig artikel 5 als bufferzone is aangewezen. Als de aanwezigheid wordt bevestigd, moeten de aangetaste planten en alle vatbare planten in een zone binnen een straal van ten minste 50 m rond de aangetaste planten en in elk geval binnen een straal die ten minste tien vatbare planten bestrijkt, worden vernietigd (kerngebied). Alle vatbare planten in een zone binnen een straal van ten minste 50 m rond het kerngebied moeten elke twee maanden officieel worden gecontroleerd gedurende een periode van ten minste één jaar nadat de aangetaste planten zijn verwijderd (veiligheidszone). Als tijdens die periode een andere aanwezigheid van het dennenaaltje in de omgeving wordt bevestigd, moet het afgebakende gebied worden gewijzigd overeenkomstig artikel 5, eerste alinea;

    ▼M4 —————

    ▼B

    b) vatbaar hout in de vorm van rondhout of gezaagd hout, met of zonder schors, met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlakte heeft behouden, moet in de periode van 1 november tot en met 1 april:

    i) wanneer het is verkregen van bomen waarvan is vastgesteld dat zij zijn besmet met het dennenaaltje, of die zich in herstelgebieden bevinden vóór 2 april ofwel:

     op daartoe geschikte plaatsen onder officieel toezicht worden vernietigd door verbranding, of

     onder officieel toezicht worden vervoerd naar:

     

     een verwerkend bedrijf om daar tot spaanders te worden verwerkt en binnen dit bedrijf te worden gebruikt, of

     een industrieel bedrijf, voor gebruik als brandhout binnen dit bedrijf, of

     een verwerkend bedrijf, waar het hout:

     

     een warmtebehandeling ondergaat waarbij gedurende 30 minuten een kerntemperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden, of

     tot spaanders wordt verwerkt en wordt gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes;

    ii) wanneer het is verkregen van andere bomen dan de onder i) bedoelde, officieel worden getest op de aanwezigheid van het dennenaaltje en van Monochamus spp.; als de aanwezigheid van het dennenaaltje of van Monochamus spp. wordt aangetoond, moet het hout worden onderworpen aan het bepaalde onder i); als de aanwezigheid van het dennenaaltje en van Monochamus spp. niet wordt aangetoond, mag het hout onder officieel toezicht naar een verwerkend bedrijf worden vervoerd voor verder gebruik als timmerhout of mag het, in afwijking daarvan, onder officieel toezicht naar een bij de Commissie aangemeld erkend verwerkend bedrijf in een ander gebied in Portugal dan een van de afgebakende gebieden worden vervoerd, waar tussen 1 november en 1 april:

     de van dat hout vervaardigde spaanders voor industriële doeleinden worden gebruikt in een erkend verwerkend bedrijf, of

     het hout:

     

     een warmtebehandeling ondergaat waarbij gedurende 30 minuten een kerntemperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden. Dit warmtebehandelde hout mag verder worden vervoerd als het vergezeld gaat van een plantenpaspoort, of

     tot spaanders wordt verwerkt en wordt gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes. Dit gefumigeerde hout mag verder worden vervoerd als het vergezeld gaat van een plantenpaspoort, of

     binnen dit bedrijf tot spaanders wordt verwerkt en voor industriële doeleinden wordt gebruikt, of

     onder officieel toezicht wordt vervoerd naar een bedrijf waar het:

     

     een warmtebehandeling ondergaat waarbij gedurende 30 minuten een kerntemperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden, of

     tot spaanders wordt verwerkt en gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes, of

     tot spaanders wordt verwerkt en voor industriële doeleinden wordt gebruikt;

    c) vatbaar hout in de vorm van rondhout of gezaagd hout, met of zonder schors, met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlakte heeft behouden, moet in de periode van 2 april tot en met 31 oktober:

    i) wanneer het is verkregen van bomen waarvan is vastgesteld dat zij zijn besmet met het dennenaaltje, of die zich in herstelgebieden bevinden:

     onmiddellijk op daartoe geschikte plaatsen onder officieel toezicht worden vernietigd door verbranding, of

     op daartoe geschikte plaatsen buiten het bos onmiddellijk worden ontschorst alvorens onder officieel toezicht te worden vervoerd naar opslagplaatsen waar het wordt behandeld met een adequaat insecticide, of die ten minste gedurende de hierboven vermelde periode over adequate en erkende voorzieningen voor natte opslag beschikken, met het oog op verder vervoer naar een industrieel bedrijf:

     

     om onmiddellijk tot spaanders te worden verwerkt en voor industriële doeleinden te worden gebruikt, of

     voor onmiddellijk gebruik als brandhout binnen dit bedrijf, of

     om onmiddellijk een warmtebehandeling te ondergaan waarbij gedurende 30 minuten een kerntemperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden, of

     om onmiddellijk tot spaanders te worden verwerkt en te worden gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes;

    ii) wanneer het is verkregen van andere bomen dan de onder i) bedoelde, onmiddellijk worden ontschorst op de plaats waar de boom is geveld of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en:

     officieel worden getest op de aanwezigheid van het dennenaaltje en van Monochamus spp.; als de aanwezigheid van het dennenaaltje of van Monochamus spp. wordt aangetoond, moet het hout worden onderworpen aan het bepaalde onder i); als de aanwezigheid van het dennenaaltje en van Monochamus spp. niet wordt aangetoond, mag het hout onder officieel toezicht naar een verwerkend bedrijf worden vervoerd voor verder gebruik als timmerhout, of

     onder officieel toezicht worden vervoerd naar een bedrijf, waar het:

     

     tot spaanders wordt verwerkt en voor industriële doeleinden wordt gebruikt, of

     een warmtebehandeling ondergaat waarbij gedurende 30 minuten een kerntemperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden, of

     tot spaanders wordt verwerkt en wordt gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes;

    d) vatbare schors moet:

     worden vernietigd door verbranding of als brandstof worden gebruikt op een verwerkend industrieel bedrijf, of

     een warmtebehandeling ondergaan waarbij gedurende 30 minuten overal in de schors een temperatuur van ten minste 56 °C wordt aangehouden, of

     worden gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het vrij is van levende dennenaaltjes;

    ▼M1

    e) vatbaar hout in de vorm van bij het vellen van de bomen ontstaan afval, moet onder officieel toezicht op daartoe geschikte plaatsen worden verbrand of in spaanders van minder dan 3 cm dik en breed worden gehakt en op het terrein worden achtergelaten:

     in de periode van 1 november tot en met 1 april, binnen die periode, of

     in de periode van 2 april tot en met 31 oktober, onmiddellijk;

    f) vatbaar hout in de vorm van bij de houtverwerking ontstaan afval, moet onmiddellijk onder officieel toezicht op daartoe geschikte plaatsen worden verbrand, als brandhout worden gebruikt in een verwerkend bedrijf, of worden gefumigeerd om ervoor te zorgen dat het hout vrij is van levende dennenaaltjes;

    ▼M6

    g) vatbaar hout van oorsprong uit de afgebakende gebieden in de vorm van nieuw geproduceerde pakkisten, met uitzondering van die welke geheel bestaan uit hout met een dikte van 6 mm of minder, kratten, trommels of vergelijkbare verpakkingen, laadborden, laadkisten of andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken, met inbegrip van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, moet onderworpen worden aan een van de goedgekeurde behandelingen, als aangegeven in bijlage I bij de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” en moet worden voorzien van een merkteken overeenkomstig bijlage II bij die norm.



    ( 1 ) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/77/EG van de Commissie (PB L 296 van 12.11.2005, blz. 17).

    ( 2 ) PB L 21 van 26.1.2000, blz. 36.

    ( 3 ) PB L 81 van 21.3.2001, blz. 34. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2003/127/EG (PB L 50 van 25.3.2003, blz. 27).

    ( 4 ) PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22.

    Top