This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02005R0027-20051129
Council Regulation (EC) No 27/2005 of 22 December 2004 fixing for 2005 the fishing opportunities and associated conditions for certain fish stocks and groups of fish stocks, applicable in Community waters and, for Community vessels, in waters where catch limitations are required
Consolidated text: Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
2005R0027 — NL — 29.11.2005 — 003.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
VERORDENING (EG) Nr. 27/2005 VAN DE RAAD van 22 december 2004 (PB L 012, 14.1.2005, p.1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
L 144 |
1 |
8.6.2005 |
||
VERORDENING (EG) Nr. 1262/2005 VAN DE COMMISSIE van 1 augustus 2005 |
L 201 |
23 |
2.8.2005 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1300/2005 VAN DE RAAD van 3 augustus 2005 |
L 207 |
1 |
10.8.2005 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1936/2005 VAN DE RAAD van 21 november 2005 |
L 311 |
1 |
26.11.2005 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 27/2005 VAN DE RAAD
van 22 december 2004
tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid ( 1 ), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden ( 2 ), en met name op de artikelen 6 en 8,
Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand ( 3 ), en met name op artikel 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld. |
(2) |
Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening. |
(3) |
Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld. |
(4) |
De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren. |
(5) |
Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota ( 4 ), moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in de verordening bedoelde maatregelen worden toegepast. |
(6) |
De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, over de visserijrechten overleg gepleegd met Noorwegen ( 5 ), de Faeröer ( 6 ) en Groenland ( 7 ). |
(7) |
Overeenkomstig artikel 6 van de Toetredingsakte van 2003 wordt het beheer van de visserijovereenkomsten van Letland en Litouwen met derde landen waargenomen door de Gemeenschap. Uit hoofde van die overeenkomsten heeft de Gemeenschap overleg gepleegd met de Russische Federatie. |
(8) |
De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd. |
(9) |
Tijdens haar jaarlijkse vergadering in juni 2004 heeft de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten deze maatregelen toch worden uitgevoerd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen. |
(10) |
Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2004 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Europese Gemeenschap in 2003 zijn quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut. |
(11) |
Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat daarin, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel. |
(12) |
De ICCAT heeft tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst een aantal technische maatregelen aangenomen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en daarbij onder meer een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn, vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden ter bescherming van de grootoogtonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee, en een bemonsteringsprogramma voor de schatting van de maat van de gekooide blauwvintonijn vastgesteld. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden moeten deze maatregelen in 2005 worden uitgevoerd in afwachting van de aanneming van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 973/2001 van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden ( 8 ). |
(13) |
De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst in 2004 een aanbeveling goedgekeurd ter beperking van de visserij in bepaalde gebieden om kwetsbare diepwaterhabitats te beschermen. Deze aanbeveling dient door de Gemeenschap te worden uitgevoerd. |
(14) |
Als tijdelijke maatregel worden hoeveelheden haring die samen met andere soorten worden gevangen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 973/2001, in mindering gebracht op het betrokken quotum voor haring. |
(15) |
Als tijdelijke maatregel moet de visserij-inspanning betreffende bepaalde diepzeesoorten worden verminderd overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de ICES. |
(16) |
Bij de toepassing van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen ( 9 ), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten ( 10 ), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid ( 11 ), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee ( 12 ), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten ( 13 ), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren ( 14 ), Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund ( 15 ), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen ( 16 ), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie ( 17 ), Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden ( 18 ), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) ( 19 ), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen ( 20 ), Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden ( 21 ), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften ( 22 ) en Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen ( 23 ). |
(17) |
Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2005 ten uitvoer worden gelegd. |
(18) |
Voor de tongbestanden in het Westelijke Kanaal, van zuidelijke heek en Nephrops, moet een voorlopige regeling voor het beheer van de visserij-inspanning worden toegepast. Voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, in de Noordzee en het Skagerrak en het Westelijke kanaal, in de Ierse Zee en het Westen van Schotland, moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning worden aangepast. |
(19) |
Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserij-inspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC's overschrijden schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden terzake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden. |
(20) |
Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een tijdelijke regeling voor het beheer van de visserij-inspanning toe te passen voor de industriële visserij op zandspiering in ICES-deelgebied IV en sector IIIa Noord. |
(21) |
Wetenschappelijk advies geeft aan dat het bestand van de Noordzeeschol niet op duurzame wijze wordt bevist en dat er zeer veel wordt teruggegooid. Wetenschappelijk advies en advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee geven aan dat de vangstmogelijkheden wat betreft de visserijinspanning van vaartuigen die op schol vissen, moeten worden aangepast. |
(22) |
Om de beperkingen van de visserij-inspanning aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen voorgesteld teneinde de visserij-inspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van genoemde verordening. |
(23) |
Tijdens haar 25e jaarlijkse vergadering van 15 tot en met 19 september 2003 heeft de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (Northwest Atlantic Fisheries Organisation, NAFO) een herstelplan goedgekeurd voor de zwarte heilbot in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO. Het plan voorziet in een verlaging van de TAC tot 2007 en in extra maatregelen om de doeltreffendheid van het plan te bevorderen. Dit plan moet in 2005 worden toegepast in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad inzake meerjarige maatregelen voor het herstel van het zwarteheilbotbestand. |
(24) |
Tijdens haar 26e jaarlijkse vergadering van 13 tot en met 17 september 2004 heeft de NAFO beheersmaatregelen goedgekeurd voor enkele tot dusverre niet gereglementeerde bestanden, namelijk roggen in sectoren 3LNO, roodbaars in sector 3O en witte heek in sector 3NO. Deze maatregelen moeten worden toegepast en de vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld. |
(25) |
Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door laatstgenoemde commissie voor het seizoen 2004-2005 goedgekeurde TAC’s en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen. |
(26) |
Tijdens haar XXIIIe jaarlijkse vergadering in 2004 heeft de CCAMLR de maximaal toegestane vangsten bepaald voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR-commissie heeft ook ingestemd met de deelname van vissersvaartuigen die de vlag van een EU-lidstaat voeren, aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in FAO-deelgebied 88.1 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast. |
(27) |
Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visgronden op 1 januari 2005 worden opengesteld. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voor het jaar 2005 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen specifieke voorschriften.
Voor bepaalde Antarctische bestanden worden echter vangstmogelijkheden en specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IF vermelde periode.
Artikel 2
Werkingssfeer
Deze verordening is van toepassing op:
a) vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen,
b) vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen, in wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten, hierna „Gemeenschapswateren” of „EG-wateren” te noemen.
Artikel 3
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „vangstmogelijkheden”:
i) de totaal toegestane vangsten („TAC’s”) of het aantal vaartuigen waarvoor visvergunningen zijn toegekend en/of de geldigheidsduur daarvan,
ii) delen van de voor de Gemeenschap beschikbare TAC’s,
iii) aan de Gemeenschap in de wateren van derde landen toegewezen quota,
iv) een verdeling van de onder ii) en iii) bedoelde vangstmogelijkheden van de Gemeenschap over de lidstaten in de vorm van quota,
v) aan derde landen in Gemeenschapswateren toegewezen quota;
b) „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;
c) „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;
d) het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;
e) het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;
f) „Noordzee”: ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector IIIa dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals omschreven onder d);
g) „Golf van Riga”: de wateren begrensd in het westen door een lijn van de vuurtoren van Ovisi (57° 34,1234′ NB, 21° 42,9574′ OL) op de westkust van Letland rechtwijzend naar de zuidelijke rots van Kaap Loode (57° 57,4760′ NB, 21° 58,2789′ OL) op het eiland Saaremaa, vandaar rechtwijzend naar het meest zuidelijke punt van het schiereiland Sõrve en vandaar rechtwijzend in noordoostelijke richting langs de oostkust van het eiland Saaremaa; en in het noorden door een lijn van 58°30,0′ NB 23°13,2′ OL tot 58°30,0′ NB 23°41,1′ OL;
h) „Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7°23′48″ WL.
Artikel 4
Visserijzones
In deze verordening gelden:
a) voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea) de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van Lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen ( 24 );
b) voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34) de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van Lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan ( 25 );
c) voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation) de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de Lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen ( 26 );
d) voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources) de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP
Artikel 5
Vangstmogelijkheden en toewijzingen
1. De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in Gemeenschapswateren of in bepaalde wateren buiten de Gemeenschap en de verdeling van deze vangstmogelijkheden per lidstaat worden vastgesteld zoals aangegeven in bijlage I.
2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 9, 16 en 17 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland, en Noorwegen en in de visserijzone rond Jan Mayen.
3. De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de zones V en XIV (wateren van Groenland) voor de Gemeenschap vast op 7,7 % van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.
4. De vangstmogelijkheden voor de bestanden blauwe wijting in de gebieden I-XIV (EG-wateren en internationale wateren) en haring in de gebieden I en II (EG-wateren en internationale wateren) mogen door de Commissie worden verhoogd volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 indien derde landen deze bestanden niet op verantwoordelijke wijze beheren.
Artikel 6
Bijzondere bepalingen en toewijzingen
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002,
b) nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,
c) het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,
d) het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,
e) verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.
Artikel 7
Flexibiliteit
Voor 2005 is het bepaalde in bijlage I van toepassing op de volgende bestanden:
a) de bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt;
b) de bestanden waarop flexibiliteit volgens de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing is;
c) de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van de laatstgenoemde verordening bedoelde kortingen van toepassing zijn.
Artikel 8
Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten
1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:
a) die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of
b) die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat niet is opgebruikt, of
c) wat andere soorten dan haring en makreel betreft, de vangsten uit verschillende soorten bestaan en overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm zijn gedaan en noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of
d) wat haring betreft, de vangsten voldoen aan de in punt 12 van bijlage III bedoelde maatregelen, of
e) het aandeel van makreel in gemengde vangsten van makreel met horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of
f) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98 of Verordening (EG) nr. 88/98.
2. Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten als bedoeld in lid 1, onder c), e) en f).
3. In afwijking van lid 1 is het, wanneer de vangstmogelijkheden van een lidstaat voor haring in de deelgebieden II (EG-wateren), III en IV en in sector VIId, zijn opgebruikt, voor vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, geregistreerd zijn in de Gemeenschap en actief zijn in visserijtakken waarvoor de betreffende vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.
4. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98 en de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 88/98.
Artikel 9
Toegangsbeperkingen
Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 mijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.
Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:
Zuidwestelijk gebied
1. 63° 12′ NB en 23° 05′ WL via 62° 00′ NB en 26° 00′ WL,
2. 62° 58′ NB en 22° 25′ WL,
3. 63° 06′ NB en 21° 30′ WL,
4. 63° 03′ NB en 21° 00′ WL en vervolgens 180° 00′ rechtwijzend zuid;
Zuidoostelijk gebied
1. 63° 14′ NB en 10° 40′ WL,
2. 63° 14′ NB en 11° 23′ WL,
3. 63° 35′ NB en 12° 21′ WL,
4. 64° 00′ NB en 12° 30′ WL,
5. 63° 53′ NB en 13° 30′ WL,
6. 63° 36′ NB en 14° 30′ WL,
7. 63° 10′ NB en 17° 00′ WL en vervolgens 180° 00′ rechtwijzend zuid.
Artikel 10
Bijzondere voorwaarden voor het aanvoeren van ongesorteerde vangsten uit de deelgebieden IIa (EG-wateren), III, IV en VIId.
De in bijlage II vastgestelde maatregelen gelden voor het aanvoeren van ongesorteerde aanvoer uit de deelgebieden IIa (EG-wateren), III, IV en VIId.
Artikel 11
Overige technische en controlemaatregelen
De in bijlage III vastgestelde technische maatregelen gelden in 2005 naast die van de Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 1626/94 en (EG) nr. 973/2001.
Nadere bepalingen voor de tenuitvoerlegging van punt 10 van bijlage III kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.
Artikel 12
Inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden
1. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 januari 2005 gelden voor het beheer van de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Oostelijk Kanaal, in het Skagerrak, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden van de punten 1-5, 6a, 6c, 6d, 6e en 7-22 van Bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften ( 27 ).
2. Voor de periode van 1 februari 2005 tot en met 31 december 2005 gelden voor het beheer van de in lid 1 genoemde kabeljauwbestanden de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden van Bijlage IVa.
3. Vanaf 1 februari 2005 gelden voor het beheer van de visserij in de Cantabrische Zee en in de wateren ten westen van het Iberisch schiereiland, de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden van Bijlage IVB.
4. Vanaf 1 februari 2005 gelden voor het beheer van het tongbestand in het Westelijke Kanaal de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden van Bijlage IVc.
5. Voor het beheer van de zandspieringbestanden in het Skagerrak en de Noordzee gelden de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden van Bijlage V.
6. De Commissie stelt de definitieve visserij-inspanning in 2005 voor de visserij op zandspiering in de zones IIa, IIIa en IV vast volgens de regels van punt 6 van bijlage V.
7. Alle vaartuigen die soorten vistuig gebruiken als omschreven in de punten 4 van respectievelijk de Bijlagen IVa, IVb en IVc en die vissen in gebieden als bepaald in de punten 2 van respectievelijk de bijlagen IVa, IVb en IVc krijgen speciale visdocumenten, afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.
8. De lidstaten zorgen ervoor dat de visserij-inspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 90 % van de jaarlijkse visserij-inspanning van de vaartuigen van die lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke er werd beschikt over vergunningen voor diepzeevisserij en er diepzeesoorten, als opgesomd in Bijlage I en Bijlage II van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad werden gevangen, met uitzondering van de grote zilvervis.
HOOFDSTUK III
VANGSTMOGELIJKHEDEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN
Artikel 13
Toestemming
Vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die in de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 14, 15 en 18 tot en met 24 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.
Artikel 14
Geografische beperkingen
Vaartuigen die de vlag voeren van:
a) Noorwegen of die geregistreerd zijn op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Noordzee, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43°00′ noorderbreedte, met uitzondering van het gebied bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002; vaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden;
b) Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan, Zuid-Korea of Venezuela, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse departement Guyana.
Artikel 15
Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten
Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen met vaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt.
HOOFDSTUK IV
VERGUNNINGSREGELING VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP
Artikel 16
Vergunningen en daaraan verbonden voorwaarden
1. Niettegenstaande de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mag in de wateren van derde landen slechts worden gevist op grond van een vergunning die door de autoriteiten van het betrokken derde land is afgegeven.
De eerste alinea geldt bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee evenwel niet voor de volgende vaartuigen van de Gemeenschap:
a) vaartuigen van 200 GT of minder,
b) vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn,
c) vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.
2. Het maximale aantal vergunningen en de overige voorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen waarop de aanvragen betrekking hebben, door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.
Indien een lidstaat quota in de in bijlage VI, deel I, genoemde visserijzones aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”) worden daarbij ook de overeenkomstige vergunningen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage VI, deel I, vermelde totale aantal vergunningen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.
3. De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften welke van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.
Artikel 17
Faeröer
Vaartuigen van de Gemeenschap die vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere tak van gerichte visserij uitoefenen mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren kennis geven van deze wijziging.
HOOFDSTUK V
VERGUNNINGSREGELING VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN
Artikel 18
Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten
1. In afwijking van artikel 28ter van Verordening (EG) nr. 2847/93 hoeven vaartuigen van minder dan 200 GT die de vlag van Noorwegen voeren, niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.
2. De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die in Noorwegen of op de Faeröer geregistreerd staan.
3. Vaartuigen van derde landen die op 31 december 2004 mogen vissen, mogen hun activiteiten vanaf 1 januari 2005 voortzetten totdat de lijsten van vaartuigen met vergunning aan de Commissie zijn voorgelegd en door haar zijn goedgekeurd.
Artikel 19
Aanvragen om vergunningen en speciale visdocumenten
Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om vergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:
a) de naam van het vaartuig;
b) registratienummer;
c) op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;
d) haven van registratie;
e) naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;
f) brutotonnage (GT) en lengte over alles;
g) motorvermogen;
h) oproepnummer en radiofrequentie;
i) vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;
j) gebied waarin gevist zal worden;
k) vissoorten waarop gevist zal worden;
l) periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.
Artikel 20
Aantal vergunningen
Het aantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI, deel II, is aangegeven.
Artikel 21
Annulering en intrekking
1. Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.
2. Vergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.
3. Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.
Artikel 22
Niet-naleving
1. Voor vaartuigen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen vergunningen en speciale visdocumenten afgegeven.
2. De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vaartuigen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.
Artikel 23
Verplichtingen van de vergunninghouder
1. Vaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 850/98, nr. 1434/98 en (EEG) nr. 1381/87.
2. De in lid 1 bedoelde vaartuigen dienen een logboek bij te houden waarin de in bijlage VII, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.
3. Vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-sector IIIa vissen, delen de Commissie de in bijlage VIII bepaalde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.
Artikel 24
Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana
1. Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaar van het betrokken vaartuig zich ertoe verbindt om een waarnemer aan boord van zijn vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.
2. Kapiteins van vaartuigen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Deze aangifte moet worden opgesteld naar het model in bijlage VI, deel III. Voor de juistheid van de aangifte is alleen de kapitein verantwoordelijk. De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in artikel 23, lid 2, genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde beambte ondertekend. De Franse autoriteiten zenden de Commissie vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de vorige maand.
3. Vaartuigen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten echter een logboek bijhouden van het model in bijlage VII, deel II. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift daarvan aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.
4. Als de Commissie gedurende 1 maand geen mededeling ontvangt over een vaartuig met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de vergunning van dat vaartuig ingetrokken.
HOOFDSTUK VI
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO
DEEL 1
Deelname van de Gemeenschap
Artikel 25
Lijst van vaartuigen
1. Uitsluitend vaartuigen van de Gemeenschap van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen en die staan ingeschreven in het vlootregister van de NAFO, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun vergunning vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.
2. Iedere lidstaat stelt de Commissie binnen 15 dagen vóór het vaartuig het gereglementeerde gebied van de NAFO binnenvaart, in computerleesbare vorm in kennis van iedere wijziging in de lijst van vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en vergunning hebben om te vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.
3. De in lid 2 bedoelde gegevens omvatten het volgende:
a) het intern nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen ( 28 );
b) de internationale roepnaam van het vaartuig;
c) in voorkomend geval de partij die het vaartuig chartert;
d) het type vaartuig.
4. Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (gecharterd vaartuig), verstrekken de lidstaten de volgende gegevens:
a) de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;
b) de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat is toegestaan in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;
c) de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;
d) de naam van het vaartuig;
e) het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer;
f) de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;
g) de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;
h) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;
i) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO kan worden gevist;
j) de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.
DEEL 2
Technische maatregelen
Artikel 26
Maaswijdte van de netten
1. Bij de gerichte visserij op de in bijlage IX vermelde soorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte verhoogd tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.
2. Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.
Artikel 27
Voorzieningen aan netten
1. Het is verboden andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.
2. Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.
3. Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage X vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.
4. Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal in sector 3L moeten bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm gebruiken als beschreven in aanhangsel 4 bij bijlage III.
Artikel 28
Bijvangsten
1. De kapiteins van vissersvaartuigen mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst van een trek uitmaakt.
2. Bijvangsten van in bijlage ID vermelde soorten ten aanzien waarvan de Gemeenschap voor een bepaald deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO geen quota heeft vastgesteld en die in dit deel worden gevangen bij welke gerichte visserij dan ook, mogen voor elk van de soorten aan boord van het vaartuig niet meer bedragen dan 2 500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage ID vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is of waar een „ander” quotum volledig is opgebruikt, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1 250 kg of 5 %.
3. Als de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de in lid 2 vastgestelde limieten, moet het vissersvaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde limieten, moet het vissersvaartuig weer onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan en ten minste 48 uur niet naar dit gebied terugkeren.
4. Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal (Pandalus borealis) en waarvan de bijvangst van de vissoorten vermeld in bijlage ID in een trek in sector 3M meer dan 5 % en in sector 3L meer dan 2,5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen.
5. Vangsten van garnaal worden niet gebruikt bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvis.
Artikel 29
Minimummaat van de vissen
Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage XI vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet. Als de gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het vissersvaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities tijdens de vorige trek verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage XI vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.
DEEL 3
Controlemaatregelen
Artikel 30
Etikettering en gescheiden opslag
1. Alle vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevangen, moet zo worden geëtiketteerd dat iedere soort en iedere productcategorie duidelijk identificeerbaar zijn. Bovendien moet op de vis worden vermeld dat deze in het gereglementeerde gebied van de NAFO gevangen is.
2. Op alle garnaal die wordt gevangen in sector 3L en op alle zwarte heilbot die wordt gevangen in deelgebied 2 en in sectoren 3KLMNO moet worden vermeld in welk gebied deze gevangen is.
3. Vangsten van een bepaalde soort moeten duidelijk gescheiden van vangsten van andere soorten worden opgeslagen. Alle vangsten die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gedaan, moeten gescheiden van vangsten buiten dit gebied worden opgeslagen.
De betrokken vangsten mogen in verschillende gedeelten van het ruim worden opgeslagen, mits deze in ieder gedeelte van het ruim duidelijk van andere vangsten worden gescheiden door middel van plastic, hout, netten o.i.d.
Artikel 31
Logboek en opslagplattegrond
1. Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XII genoemde gegevens noteren.
2. Iedere lidstaat deelt de Commissie vóór de 15e van iedere maand in computerleesbare vorm de tijdens de voorgaande maand aangelande hoeveelheden mee van de in bijlage XIII vermelde bestanden, en delen haar alle ontvangen informatie mee als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93.
3. Door kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap, wordt over de vangst van de in bijlage ID genoemde soorten:
a) een productielogboek bijgehouden met de cumulatieve productie per soort;
b) een opslagplattegrond bijgehouden met de locatie van de verschillende soorten in het ruim en de hoeveelheden die van iedere soort aan boord worden gehouden, uitgedrukt in kg product.
4. Het productielogboek en de opslagplattegrond als bedoeld in lid 3 worden dagelijks bijgewerkt met de gegevens over de voorgaande dag tussen 00.00 uur (UTC) en 24.00 uur (UTC) en blijven aan boord tot het vaartuig volledig gelost is.
5. Kapiteins moeten de nodige assistentie verlenen voor controle van de in het logboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.
Artikel 32
Netten
Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage IX genoemde soorten zijn geen netten aan boord met een maaswijdte kleiner dan in artikel 26 is bepaald. Vaartuigen waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen echter dergelijke netten aan boord hebben op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Dit houdt in dat:
a) de netten moeten zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en
b) indien deze zich op of boven het dek bevinden, goed aan een deel van de bovenbouw moeten zijn vastgesjord.
Artikel 33
Overlading
Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten.
Artikel 34
Controle op de visserij-inspanning
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij-inspanning van zijn in artikel 25 bedoelde vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde gebied van de NAFO beschikt.
2. De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen, uiterlijk op 31 januari 2005, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In het visplan wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen in de betrokken visserijtakken zal worden gevist en wordt het beoogde aantal visdagen opgegeven in het gereglementeerde gebied van de NAFO.
De lidstaten brengen de Commissie op indicatieve basis op de hoogte van de voorgenomen activiteiten van de vaartuigen in andere gebieden.
In het visplan wordt de totale voorgenomen visserij-inspanning in de betrokken visserijtak afgezet tegen de vangstmogelijkheden waarover de lidstaat die de mededeling doet, beschikt.
Uiterlijk op 31 december 2005 brengen de lidstaten verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van hun visplannen, inclusief het aantal vaartuigen dat bij die visserijactiviteiten zijn ingezet en het totale aantal visdagen.
DEEL 4
Bijzondere bepalingen voor Noordse garnalen
Artikel 35
Visserij op Noordse garnalen
Iedere lidstaat meldt de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noordse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die zijn vlag voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap. Er mag uitsluitend in wateren van ten minste 200 meter diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.
DEEL 5
Bijzondere bepalingen voor een herstelplan voor zwarte heilbot
Artikel 36
Verbod met betrekking tot zwarte heilbot
Het is vaartuigen van de Gemeenschap niet toegestaan op zwarte heilbot te vissen in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO of in dat gebied gevangen zwarte heilbot aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren, tenzij zij een door hun vlaggenlidstaat afgegeven speciaal visdocument aan boord hebben.
Artikel 37
Lijst van vaartuigen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen waarvoor een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 36 moet worden afgegeven, worden opgenomen in een lijst met hun naam en het in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 gedefinieerde interne nummer. De lidstaten geven het speciaal visdocument alleen af indien het vaartuig ingeschreven staat in het vlootregister van de NAFO.
2. Elke lidstaat zendt de in lid 1 bedoelde lijst en alle daaropvolgende wijzigingen in computerleesbare vorm toe aan de Commissie.
3. Wijzigingen in de in lid 1 bedoelde lijst worden ten minste vijf dagen vóór de datum waarop het aan de lijst toegevoegde vaartuig deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO binnenvaart, aan de Commissie meegedeeld. De Commissie zendt deze wijzigingen onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.
4. Elke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om zijn quota voor zwarte heilbot te verdelen onder de vaartuigen die op de in lid 1 bedoelde lijst staan vermeld. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de verdeling van de quota.
Artikel 38
Verslagen
1. De kapiteins van de in artikel 37, lid 2, bedoelde vaartuigen delen de vlaggenlidstaat het volgende mee:
a) de hoeveelheden zwarte heilbot aan boord op het moment dat het vaartuig van de Gemeenschap NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO binnenvaart. Deze mededeling vindt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het binnenvaren van het gebied plaats;
b) de wekelijkse vangsten aan zwarte heilbot. Deze mededeling wordt voor de eerste maal niet later dan het einde van de zevende dag nadat het vaartuig deelgebied 2 en de sectoren 3KLMNO is binnengevaren, dan wel, wanneer de visreis langer duurt dan zeven dagen, ten laatste op de maandag voor vangsten die gedurende de voorgaande week eindigend op zondag middernacht in deelgebied 2 en de sectoren 3KLMNO zijn opgehaald;
c) de hoeveelheden zwarte heilbot aan boord op het moment dat het vaartuig van de Gemeenschap NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO verlaat. Deze mededeling vindt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het verlaten van het gebied plaats, en moet vergezeld gaan van het aantal visdagen en de totale vangst in het gebied;
d) de hoeveelheden zwarte heilbot die bij iedere overlading tijdens het verblijf van het vaartuig in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO zijn geladen of gelost. Deze mededeling vindt niet later dan 24 uur na het voltooien van de overlading plaats.
2. Na ontvangst sturen de lidstaten de in lid 1, onder a), c) en d) bedoelde mededelingen door aan de Commissie.
3. Wanneer door de vangsten aan zwarte heilbot die overeenkomstig lid 2 zijn meegedeeld, naar schatting 70 % van het aan de lidstaat toegewezen quotum is opgebruikt, delen de kapiteins de in lid 1, onder b), bedoelde gegevens eens in de drie dagen mee.
Artikel 39
Aangewezen havens
1. Het is niet toegestaan hoeveelheden zwarte heilbot aan te voeren in andere dan de door de verdragsluitende partijen van de NAFO aangewezen havens. De aanvoer van zwarte heilbot in havens van niet-verdragsluitende partijen is niet toegestaan.
2. Elke lidstaat wijst de havens aan waar zwarte heilbot mag worden aangevoerd en stellen de in dit verband geldende inspectie- en toezichtprocedures vast, met inbegrip van de voorwaarden voor de registratie en de opgave van de aangevoerde hoeveelheden zwarte heilbot bij iedere aanvoer.
3. Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een lijst van de aangewezen havens mee, alsmede binnen de daaropvolgende 15 dagen, de desbetreffende inspectie- en toezichtprocedures als bedoeld in lid 2. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.
4. De Commissie zendt alle lidstaten onverwijld een lijst toe van de in lid 2 bedoelde aangewezen havens en van de havens aangewezen door de overige verdragsluitende partijen van de NAFO.
Artikel 40
Inspectie in de haven
1. De lidstaten zien erop toe dat alle vaartuigen die een aangewezen haven aandoen om in deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO gevangen zwarte heilbot aan te voeren en/of over te laden, worden onderworpen aan een inspectie in de haven overeenkomstig de haveninspectieregeling van de NAFO.
2. Het is niet toegestaan vangsten van vaartuigen als bedoeld in lid 1 te lossen en/of over te laden voordat de inspecteurs ter plaatse zijn.
3. Alle geloste hoeveelheden worden per soort gewogen alvorens naar de koelopslag of enige andere bestemming te worden vervoerd.
4. De lidstaten doen het betrokken haveninspectieverslag uiterlijk 7 werkdagen na de datum waarop de inspectie is voltooid, aan de NAFO toekomen met een kopie aan de Commissie.
Artikel 41
Verbod op aanvoer of overlading voor vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen
De lidstaten verbieden de aanvoer en overlading van zwarte heilbot door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO hebben gevist.
Artikel 42
Follow-up van visserijactiviteiten
De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2005 een verslag over de uitvoering van de in de artikelen 36 tot en met 41 bedoelde maatregelen toekomen met onder meer het totale aantal visdagen.
DEEL 6
Bijzondere bepalingen voor roodbaars
Artikel 43
Visserij op roodbaars
1. De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap, die in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO op roodbaars vissen, delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, om de andere maandag mee welke hoeveelheden roodbaars in die gebieden zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag middernacht is geëindigd.
Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks op maandag plaatsvinden.
2. De lidstaten melden de Commissie om de twee weken op dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied geregistreerd zijn.
Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks plaatsvinden.
HOOFDSTUK VII
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED
DEEL 1
Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens
Artikel 44
Verboden en vangstbeperkingen
1. Gerichte visserij op de in bijlage XIV vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.
2. Voor nieuwe en experimentele visserij zijn de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied vastgelegd in bijlage XV.
Artikel 45
Vereiste mededelingen inzake vaartuigen met vergunning tot vissen in het CCAMLR-gebied
1. Naast de op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 601/2004 vereiste gegevens, delen de lidstaten vanaf 1 augustus 2005 de Commissie over bovenbedoelde vaartuigen de volgende gegevens mee:
a) IMO-nummer van het vaartuig (indien afgegeven);
b) vroegere vlag (indien van toepassing);
c) de internationale roepnaam van het vaartuig;
d) naam en adres van de eigenaar(s) en eventuele aandeelhouder(s), indien bekend;
e) type vaartuig;
f) plaats waar en jaar waarin het vaartuig is gebouwd;
g) lengte;
h) kleurenfoto’s van het vaartuig, bestaande uit:
i) een foto van minimaal 12 × 7 cm van de stuurboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;
ii) een foto van minimaal 12 × 7 cm van de bakboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;
iii) een foto van minimaal 12 × 7 cm van de achterzijde van het vaartuig, recht van achteren gefotografeerd;
i) maatregelen om ervoor te zorgen dat het satellietvolgsysteem aan boord fraudebestendig functioneert.
2. Met ingang van 1 augustus 2005 delen de lidstaten, voorzover mogelijk, de Commissie voor alle vaartuigen met vergunning om te vissen in het CCAMLR-gebied, de volgende gegevens mee:
a) naam en adres van de exploitant, indien verschillend van de eigenaar(s);
b) naam en nationaliteit van de kapitein en, indien van toepassing, van de vangstkapitein;
c) type vismethode(n);
d) boom (m);
e) brutoregistertonnage;
f) communicatiemiddelen en -nummers van het vaartuig (INMARSAT A, B en C nummers);
g) reguliere bemanning;
h) vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren (kW);
i) totale vervoerscapaciteit (tonnen), aantal visruimen en capaciteit (m3);
j) overige nuttig geachte gegevens (bijv. ijswaardigheid).
DEEL 2
Experimentele visserij
Artikel 46
Deelname aan experimentele visserij
1. Vissersvaartuigen die de vlag van Spanje voeren en er geregistreerd staan, en die bij de CCAMLR zijn aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 601/2004 mogen uitsluitend deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op de Dissostichus spp. in FAO-deelgebied 88.1 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) buiten gebieden onder nationale jurisdictie, en 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.
2. In de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen.
3. De maximale totale vangsten en bijvangsten in deelgebied 88.1 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2, en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU’s) in elk gebied staan vermeld in bijlage XV. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt, waarna dit vak gedurende de rest van het seizoen voor de visserij gesloten blijft.
4. De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en inspanningen te voorkomen. In de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen in wateren van minder dan 550 m diepte.
Artikel 47
Meldingsregelingen
Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, zijn de volgende stelsels voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:
a) het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en visserij-inspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere periode mededelen aan de Commissie, waarna deze onverwijld moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In deelgebied 88.1 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 worden de gegevens meegedeeld per SSRU;
b) het in artikel 13, van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens;
c) de melding van het totale aantal vissen en het gewicht aan Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.
Artikel 48
Bijzondere vereisten
1. De in artikel 46 bedoelde experimentele visserij moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren ( 29 ) met betrekking tot de toepasselijke maatregelen ter beperking van de incidentele sterfte van zeevogels bij de beugvisserij. Naast bedoelde maatregelen:
a) geldt bij deze visserijactiviteiten een verbod op de teruggooi van afval;
b) zijn vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 en die voldoen aan de CCAMLR-protocollen (A, B of C) inzake het verzwaren van de beug, niet verplicht om ’s nachts te vissen; vaartuigen die in totaal drie (3) zeevogels vangen moeten echter weer onmiddellijk ’s nachts gaan vissen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004;
c) vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in deelgebied 88.1 en in de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) en die in totaal drie (3) zeevogels vangen, moeten de visserij onmiddellijk staken en mogen gedurende de rest van het seizoen 2004/2005 niet meer buiten de reguliere visserij vissen.
2. Voor vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in FAO-deelgebied 88.1 gelden bovendien de volgende extra vereisten:
a) het is de vaartuigen niet toegestaan het volgende op zee te lozen:
i) olie, olieproducten of residuen van olie, tenzij toegestaan op grond van bijlage I van MARPOL 73/78 (Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen);
ii) afval;
iii) voedselresten die niet door een rooster met een maaswijdte van maximaal 25 mm kunnen;
iv) pluimvee of delen daarvan (met inbegrip van eierschalen);
v) afvalwater binnen 12 zeemijlen van land of ijs of terwijl het vaartuig een snelheid van minder dan vier knopen heeft;
vi) verbrandingsresten;
b) levend pluimvee of andere levende vogels mogen deelgebied 88.1 niet worden binnengebracht en niet-geconsumeerd bereid gevogelte moet uit deelgebied 88.1 worden verwijderd;
c) de visserij op Dissostichus spp. in deelgebied 88.1 is verboden binnen 10 zeemijlen van de kust van de Balleny Islands.
Artikel 49
Definitie van uitzettingen
1. Voor de toepassing van dit deel wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserij-inspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).
2. Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:
a) de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijlen bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;
b) bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;
c) de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen;
Artikel 50
Onderzoeksplannen
Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 46, moeten een onderzoeksplan toepassen in alle afzonderlijke SSRU's waarin FAO-deelgebied 88.1 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden toegepast:
a) wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” te noemen, als „onderzoeksuitzettingen”, welke moeten voldoen aan de in artikel 49, lid 2, vermelde criteria;
b) de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen beantwoorden aan de vereisten van artikel 49, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;
c) na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens hetzelfde verblijf in de SSRU als de eerste en de tweede reeks;
d) nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;
e) in SSRU's A, B, C, E en G van deelgebied 88.1 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoekstrekken de visserij in de SSRU voortzetten.
Artikel 51
Gegevensverzamelingsplannen
1. Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 46, moeten een gegevensverzamelingsplan toepassen in alle afzonderlijke SSRU's waarin FAO-deelgebied 88.1 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:
a) de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;
b) de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;
c) het aantal en de soorten vissen verloren gegaan aan de oppervlakte;
d) het aantal haken dat is aangebracht;
e) het type aas;
f) het percentage aas dat is aangenomen;
g) het type haken;
h) de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.
2. Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.
Artikel 52
Merkprogramma
Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in lid 46, moeten onderstaand merkprogramma uitvoeren:
a) gedurende het gehele seizoen moet per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. één exemplaar worden gemerkt en vrijgelaten volgens het merkprotocol („tagging protocol”) van de CCAMLR. Het merken mag pas worden gestaakt zodra het vaartuig 500 exemplaren heeft gemerkt of wanneer de visgrond wordt verlaten en per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. steeds één exemplaar is gemerkt;
b) het programma moet worden gericht op exemplaren van verschillende grootte om te voldoen aan de vereiste om per ton gevangen onverwerkte vis één exemplaar te merken. Alle teruggezette exemplaren moeten worden voorzien van twee merktekens en over een zo groot mogelijk geografisch gebied gespreid worden vrijgelaten;
c) alle merktekens moeten duidelijk zijn bedrukt met een uniek serienummer en een retouradres zodat de oorsprong van de merktekens kan worden bepaald ingeval een exemplaar opnieuw wordt gevangen;
d) opnieuw gevangen exemplaren (d.w.z. vissen met een eerder aangebracht merkteken) mogen niet worden vrijgelaten, zelfs niet als zij na het merken slechts korte tijd in vrijheid zijn geweest;
e) alle opnieuw gevangen exemplaren moeten biologisch beschreven worden (lengte, gewicht, geslacht, toestand van de gonaden) en indien mogelijk digitaal gefotografeerd worden, en hun otolieten en merktekens moeten worden verwijderd;
f) alle gegevens van de merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch aan de CCAMLR worden gemeld binnen drie maanden nadat het vaartuig de visserij in het betrokken gebied heeft beëindigd;
g) alle gegevens betreffende merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch worden gemeld aan het betrokken regionale meldpunt overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.
Artikel 53
Wetenschappelijke waarnemers
Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.
HOOFDSTUK VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 54
Wetenschappelijk toezicht
1. Deze verordening is niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat of lidstaten en waarvan de Commissie en de lidstaat of lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.
2. Mariene organismen die voor de onder a) genoemde doeleinden gevangen zijn, mogen worden verkocht, opgeslagen, uitgestald of te koop aangeboden, op voorwaarde dat zij:
a) voldoen aan de normen van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 en aan de handelsnormen die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ►C1 visserijproducten of producten van de aquacultuur ( 30 ) ◄
b) rechtstreeks worden verkocht voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.
Artikel 55
Gegevensoverdracht
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 doen de lidstaten de gegevens met betrekking tot het aanlanden van hoeveelheden gevangen vis in computerleesbare vorm met gebruikmaking van de in iedere tabel vermelde codes voor de bestanden aan de Commissie toekomen.
Artikel 56
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag dat zij wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is met ingang van 1 januari 2005 van toepassing.
Voor TAC’s voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2005, is artikel 44 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP
Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 9 van deze verordening en derhalve geldt daarvoor het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, inzonderheid in de artikelen 14 en 15.
Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. Hierna volgt een overzichtstabel waarin de gebruikelijke naam en de corresponderende wetenschappelijke naam naast elkaar zijn weergegeven:
Gewone benaming |
Drielettercode |
Wetenschappelijke naam |
Witte tonijn |
ALB |
Thunnus alalunga |
Bericyden |
ALF |
Beryx spp. |
Lange schol |
PLA |
Hippoglossoides platessoides |
Ansjovis |
ANE |
Engraulis encrasicolus |
Zeeduivel |
ANF |
Lophiidae |
IJsvis |
ANI |
Champsocephalus gunnari |
Zwarte Patagonische ijsvis |
TOP |
Dissostichus eleginoides |
Zeewolf |
CAT |
Anarhichas lupus |
Heilbot |
HAL |
Hippoglossus hippoglossus |
Atlantische zalm |
SAL |
Salmo salar |
Reuzenhaai |
BSK |
Cetorhinus maximus |
Grootoogtonijn |
BET |
Thunnus obesus |
Spitssnuitdoornhaai |
DCA |
Deania calcea |
Zwarte haarstaartvis |
BSF |
Aphanopus carbo |
Scotiazee-ijsvis |
SSI |
Chaenocephalus aceratus |
Blauwe leng |
BLI |
Molva dypterigia |
Blauwe marlijn |
BUM |
Makaira nigricans |
Blauwe wijting |
WHB |
Micromesistius poutassou |
Blauwvintonijn |
BFT |
Thunnus thynnus |
Kabeljauw |
COD |
Gadus morhua |
Tong |
SOL |
Solea solea |
Krab |
PAI |
Paralomis spp. |
Schar |
DAB |
Limanda limanda |
Platvis |
FLX |
Pleuronectiformes |
Bot |
FLX |
Platichthys flesus |
Gaffelkabeljauwen |
FOX |
Phycis spp. |
Grote zilvervis |
ARU |
Argentina silus |
Zwarte heilbot |
GHL |
Reinhardtius hippoglossoides |
Grenadiers |
GRV |
Macrourus spp. |
Grote lantaarnhaai |
ETR |
Etmopterus princeps |
Grijze zuidpoolkabeljauw |
NOS |
Lepidonotothen squamifrons |
Schelvis |
HAD |
Melanogrammus aeglefinus |
Heek |
HKE |
Merluccius merluccius |
Haring |
HER |
Clupea harengus |
Horsmakreel |
JAX |
Trachurus spp. |
Groene zuidpoolkabeljauw |
NOG |
Gobionotothen gibberifrons |
Zwarte haai |
SCK |
Dalatias licha |
Krielgarnaal |
KRI |
Euphausia superba |
Lantaarnvis |
LAC |
Lampanyctus achirus |
Donkere doornhaai |
GUQ |
Centrophorus squamosus |
Tongschar |
LEM |
Microstomus kitt |
Leng |
LIN |
Molva molva |
Makreel |
MAC |
Scomber scombrus |
Gemarmerde ijsvis |
NOR |
Notothenia rossii |
Schartong |
LEZ |
Lepidorhombus spp. |
Noordse garnaal |
PRA |
Pandalus borealis |
Langoestine |
NEP |
Nephrops norvegicus |
Kever |
NOP |
Trisopterus esmarki |
Orange roughy |
ORY |
Hoplostethus atlanticus |
Peneide garnalen |
PEN |
Penaeus spp. |
Schol |
PLE |
Pleuronectes platessa |
Arctische kabeljauw |
POC |
Boreogadus saida |
Pollak |
POL |
Pollachius pollachius |
Haringhaai |
POR |
Lamna nasus |
Portugese hondshaai |
CYO |
Centroscymnus coelolepis |
Roodbaarzen |
RED |
Sebastes spp. |
Zeebrasem |
SBR |
Pagellus bogaraveo |
Noordelijke grenadier |
RHG |
Macrourus berglax |
Grenadiervis |
RNG |
Coryphaenoides rupestris |
Koolvis |
POK |
Pollachius virens |
Zandspiering |
SAN |
Ammodytidae |
Kortvinnige pijlinktvis |
SQI |
Illex illecebrosus |
Roggen |
SRX-RAJ |
Rajidae |
Gladde lantaarnhaai |
ETP |
Etmopterus pusillus |
Sneeuwkrabben |
PCR |
Chionoecetes spp. |
Georgia ijsvis |
SGI |
Pseudochaenichthys georgianus |
Middellandse-Zeeleng |
SLI |
Molva macrophthalmus |
Sprot |
SPR |
Sprattus sprattus |
Doornhaai |
DGS |
Squalus acanthias |
Zwaardvis |
SWO |
Xiphias gladius |
Ruwe haai |
GAG |
Galeorhinus galeus |
Tarbot |
TUR |
Psetta maxima |
Torsk |
USK |
Brosme brosme |
Langsnuitijsvis |
LIC |
Channichthys rhinoceratus |
Zwarte doornhaai |
ETX |
Etmopterus spinax |
Witte heek |
HKW |
Urophycis tenuis |
Witte marlijn |
WHM |
Tetrapturus alba |
Wijting |
WHG |
Merlangius merlangus |
Witje |
WIT |
Glyptocephalus cynoglossus |
Geelvintonijn |
YFT |
Thunnus albacares |
Geelstaartschar |
YEL |
Limanda ferruginea |
BIJLAGE I A
OOSTZEE
Alle TAC’s in dit gebied, behalve die voor schol en kabeljauw in de sectoren 25-32, zijn vastgesteld in de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC).
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Deelsectoren 30-31 HER/3D30.; HER/3D31. |
|
Finland |
72 625 |
|
Zweden |
14 231 |
|
EG |
86 856 |
|
TAC |
86 856 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Sectoren 22-24 HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. |
|
Denemarken |
6 448 |
|
Duitsland |
25 380 |
|
Finland |
3 |
|
Polen |
5 985 |
|
Zweden |
8 184 |
|
EG |
46 000 |
|
TAC |
46 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Sectoren 25-29 (m.u.v. Golf van Riga) en 32 HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32. |
|
Denemarken |
2 588 |
|
Duitsland |
686 |
|
Estland |
13 218 |
|
Finland |
25 801 |
|
Letland |
3 262 |
|
Litouwen |
3 405 (1) |
|
Polen |
27 862 (2) |
|
Zweden |
39 350 |
|
EG |
116 172 (3) |
|
TAC |
130 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 30 ton verlaagd. (2) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 1 450 ton verlaagd. (3) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 1 480 ton verlaagd. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Golf van Riga HER/03D.RG |
|
Estland |
16 972 (1) |
|
Letland |
20 452 |
|
EG |
37 424 (1) |
|
TAC |
38 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 576 ton verlaagd. |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Sectoren 25-32 (EG-wateren) COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. |
|
Denemarken |
8 959 |
|
Duitsland |
3 564 |
|
Estland |
873 |
|
Finland |
686 |
|
Letland |
3 331 |
|
Litouwen |
2 189 (1) |
|
Polen |
10 203 (2) |
|
Zweden |
9 077 |
|
EG |
38 882 (3) |
|
TAC |
n.v.t. |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 6 ton verlaagd. (2) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 112 ton verlaagd. (3) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 118 ton verlaagd. |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Sectoren 22-24 (EG-wateren) COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. |
|
Denemarken |
10 781 |
|
Duitsland |
5 271 |
|
Estland |
239 |
|
Finland |
212 |
|
Letland |
892 |
|
Litouwen |
579 |
|
Polen |
2 885 |
|
Zweden |
3 841 |
|
EF |
24 700 |
|
TAC |
24 700 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: IIIbcd (EG-wateren) PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. |
|
Denemarken |
2 697 |
|
Duitsland |
300 |
|
Zweden |
203 |
|
Polen |
565 |
|
EG |
3 766 |
|
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Atlantische zalm Salmo salar |
Zone: IIIbcd (EG-wateren) met uitzondering van sector 32 SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. |
|
Denemarken |
93 512 (1) |
|
Duitsland |
10 404 (1) |
|
Estland |
9 504 (1) |
|
Finland |
116 603 (1) |
|
Letland |
59 478 (1) |
|
Litouwen |
6 992 (1) |
|
Polen |
28 368 (1) |
|
Zweden |
126 400 (1) |
|
EG |
451 260 (1) |
|
TAC |
460 000 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Uitgedrukt in aantal exemplaren. |
Soort: Atlantische zalm Salmo salar |
Zone: Sector 32 SAL/3D32. |
|
Estland |
1 581 (1) |
|
Finland |
13 838 (1) |
|
EG |
15 419 (1) |
|
TAC |
17 000 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Uitgedrukt in aantal exemplaren. |
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
Zone: IIIbcd (EG-wateren) SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. |
|
Denemarken |
48 785 |
|
Duitsland |
30 907 |
|
Estland |
56 650 |
|
Finland |
25 538 |
|
Letland |
68 420 |
|
Litouwen |
24 750 |
|
Polen |
141 275 (1) |
|
Zweden |
94 311 |
|
EG |
490 636 (1) |
|
TAC |
550 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Wegens overbevissing in 2003 is het quotum overeenkomstig besluiten van de IBSFC met 3 924 ton verlaagd. |
BIJLAGE I B
SKAGERRAK, KATTEGAT, NOORDZEE, EN WESTELIJKE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP
ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X, CECAF (EG-wateren) en Frans Guyana
Soort: Zandspiering Ammodytidae |
Zone: IV (Noorse wateren) SAN/04-N. |
|
Denemarken |
9 500 |
|
Verenigd Koninkrijk |
500 |
|
EG |
10 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Zandspiering Ammodytidae |
SAN/2A3A4. | |
Denemarken |
618 767 |
|
Verenigd Koninkrijk |
13 525 |
|
Alle lidstaten |
23 668 (2) |
|
EG |
655 960 |
|
Noorwegen |
5 000 (3) |
|
TAC |
660 960 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Gemeenschapswateren exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula. (2) Uitgezonderd Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. (3) Te vangen in de Noordzee. |
Soort: Grote zilvervis Argentina silus |
Zone: I, II (Communautaire wateren en internationale wateren) |
|
Duitsland |
31 |
|
Frankrijk |
10 |
|
Nederland |
25 |
|
Verenigd Koninkrijk |
50 |
|
EG |
116 |
Soort: Grote zilvervis Argentina silus |
Zone: III, IV (Communautaire wateren en internationale wateren) |
|
Denemarken |
1 180 |
|
Duitsland |
12 |
|
Frankrijk |
8 |
|
Ierland |
8 |
|
Nederland |
55 |
|
Zweden |
46 |
|
Verenigd Koninkrijk |
21 |
|
EG |
1 331 |
Soort: Grote zilvervis Argentina silus |
Zone: V, VI, VII (Communautaire wateren en internationale wateren) |
|
Duitsland |
405 |
|
Frankrijk |
9 |
|
Ierland |
375 |
|
Nederland |
4 225 |
|
Verenigd Koninkrijk |
297 |
|
EG |
5 310 |
|
TAC |
5 310 |
Soort: Torsk Brosme brosme |
Zone: EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII USK/2A47-C |
|
EG |
Niet relevant (1) |
|
Noorwegen |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004. (2) Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII zijn toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton. (3) Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn: 6 800 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen. |
Soort: Torsk Brosme brosme |
Zone: IV (Noorse wateren) USK/04-N. |
|
België |
1 |
|
Denemarken |
191 |
|
Duitsland |
1 |
|
Frankrijk |
1 |
|
Nederland |
1 |
|
Verenigd Koninkrijk |
5 |
|
EG |
200 |
|
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Reuzenhaai Cetorhinus maximus |
Zone: EG-wateren van de zones IV, VI en VII BSK/467. |
|
EG |
0 |
|
TAC |
0 |
Soort: Haring (1) Clupea harengus |
Zone: IIIa HER/03A. |
|
Denemarken |
40 104 |
|
Duitsland |
642 |
|
Zweden |
41 950 |
|
EG |
82 696 |
|
Faeröer |
500 (2) |
|
TAC |
96 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overige vangst. (2) Te vangen in het Skagerrak. |
Soort: Haring (1) Clupea harengus |
Zone: IV benoorden 53o 30′ NB HER/4AB |
|
Denemarken |
95 211 |
|
Duitsland |
57 215 |
|
Frankrijk |
20 548 |
|
Nederland |
56 745 |
|
Zweden |
5 443 |
|
Verenigd Koninkrijk |
70 395 |
|
EG |
305 557 |
|
Noorwegen |
60 000 (2) |
|
TAC |
535 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overage vangst; de lidstaten moeten de gevangen hoeveelheden haring melden aan de Commissie, daarbij onderscheid makend tussen ICES-sectoren IV a en IV b (zones HER/04 A en HER/04 B). (2) Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren bezuiden 62o NB (HER/*04N-) |
|
EG |
60 000 |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB HER/04-N. |
|
Zweden |
1 102 (1) |
|
EG |
1 102 |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten. |
Soort: Haring (1) Clupea harengus |
Zone: IIIa HER/03A-BC |
|
Denemarken |
20 642 |
|
Duitsland |
184 |
|
Zweden |
3 324 |
|
EG |
24 150 |
|
TAC |
24 150 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Ongesorteerd aangelande bijvangsten van haring bij de visserij op andere soorten. |
Soort: Haring (1) Clupea harengus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV, VIId HER/2A47DX |
|
België |
248 |
|
Denemarken |
47 865 |
|
Duitsland |
248 |
|
Frankrijk |
248 |
|
Nederland |
248 |
|
Zweden |
234 |
|
Verenigd Koninkrijk |
909 |
|
EG |
50 000 |
|
TAC |
50 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Ongesorteerd aangelande bijvangsten van haring bij de visserij op andere soorten. |
Soort: Haring (1) Clupea harengus |
Zone: IVc (2), VIId HER/4CXB7D |
|
België |
9 684 (3) |
|
Denemarken |
1 882 (3) |
|
Duitsland |
1 131 (3) |
|
Frankrijk |
19 341 (3) |
|
Nederland |
34 704 (3) |
|
Verenigd Koninkrijk |
7 551 (3) |
|
EG |
74 293 |
|
TAC |
535 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overige vangst. (2) Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51°56′ NB, 1°19,1′ OL) tot 51°33′ NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk. (3) Tot 50 % van dit quotum mag worden overgedragen naar ICES-sector IV b. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: Vb, VIaN (1) (EG-wateren), VIb HER/5B6ANB |
|
Duitsland |
3 291 |
|
Frankrijk |
623 |
|
Ierland |
4 447 |
|
Nederland |
3 291 |
|
Verenigd Koninkrijk |
17 788 |
|
EG |
29 440 |
|
Faeröer |
660 (2) |
|
TAC |
30 100 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, benoorden 56°00′ NB, en in het gedeelte van VI a ten oosten van 07°00° WL en benoorden 55°00′ NB, met uitzondering van de Clyde. (2) Mag enkel worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30′ NB. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: VIaS (1), VIIbc HER/6AS7BC |
|
Ierland |
12 727 |
|
Nederland |
1 273 |
|
EG |
14 000 |
|
TAC |
14 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, ten zuiden van 56°00′ NB en ten westen van 07°00′ WL. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: VIa Clyde (1) HER/06ACL. |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 000 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
1 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: VIIa (1) HER/07A/MM |
|
Ierland |
1 250 |
|
Verenigd Koninkrijk |
3 550 |
|
EG |
4 800 |
|
TAC |
4 800 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) ICES-sector VII a wordt verkleind met de zone die wordt toegevoegd aan ICES-zone VIIghjk en die wordt begrensd: — in het noorden, door de breedtegraad op 52°30′ NB, — in het zuiden door de breedtegraad op 52°00′ NB, — in het westen door de kust van Ierland, — in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: VIIe,f HER/7EF. |
|
Frankrijk |
500 |
|
Verenigd Koninkrijk |
500 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
1 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: VIIg,h,j,k (1) HER/7G-K. |
|
Duitsland |
144 |
|
Frankrijk |
802 |
|
Ierland |
11 236 |
|
Nederland |
802 |
|
Verenigd Koninkrijk |
16 |
|
EG |
13 000 |
|
TAC |
13 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) ICES-sector VIIghjk wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd: — in het noorden, door de breedtegraad op 52°30′ NB, — in het zuiden door de breedtegraad op 52°00′ NB, — in het westen door de kust van Ierland, — in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. |
Soort: Ansjovis Engraulis encrasicolus |
Zone: VIII ANE/08. |
|
Spanje |
27 000 |
|
Frankrijk |
3 000 |
|
EG |
30 000 |
|
TAC |
30 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Ansjovis Engraulis encrasicolus |
Zone: IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) ANE/9/3411 |
|
Spanje |
3 826 |
|
Portugal |
4 174 |
|
EG |
8 000 |
|
TAC |
8 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Skagerrak COD/03AN. |
|
België |
10 |
|
Denemarken |
3 119 |
|
Duitsland |
78 |
|
Nederland |
20 |
|
Zweden |
546 |
|
EG |
3 773 |
|
TAC |
3 900 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Kattegat COD/03AS. |
|
Denemarken |
617 |
|
Duitsland |
13 |
|
Zweden |
370 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
1 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: IIa (EG-wateren), IV COD/2AC4. |
|
België |
807 |
|
Denemarken |
4 635 |
|
Duitsland |
2 939 |
|
Frankrijk |
997 |
|
Nederland |
2 619 |
|
Zweden |
31 |
|
Verenigd Koninkrijk |
10 631 |
|
EG |
22 659 |
|
Noorwegen |
4 641 (1) |
|
TAC |
27 300 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren (COD/*04N-) |
|
EG |
19 694 |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB COD/04-N. |
|
Zweden |
411 |
|
EG |
411 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV COD/561214 |
|
België |
1 |
|
Duitsland |
11 |
|
Frankrijk |
114 |
|
Ierland |
162 |
|
Verenigd Koninkrijk |
433 |
|
EG |
721 |
|
TAC |
721 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Vb (EG-zone), VIa (COD/*5BC6A) |
|
België |
1 |
Duitsland |
10 |
Frankrijk |
110 |
Ierland |
156 |
Verenigd Koninkrijk |
415 |
EG |
692 |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: VIIa COD/07A. |
|
België |
29 |
|
Frankrijk |
79 |
|
Ierland |
1 416 |
|
Nederland |
7 |
|
Verenigd Koninkrijk |
619 |
|
EG |
2 150 |
|
TAC |
2 150 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: VIIb-k, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) COD/7X7A34 |
|
België |
266 |
|
Frankrijk |
4 554 |
|
Ierland |
849 |
|
Nederland |
38 |
|
Verenigd Koninkrijk |
493 |
|
EG |
6 200 |
|
TAC |
6 200 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schartong Lepidorhombus spp. |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) LEZ/2AC4-C |
|
België |
5 |
|
Denemarken |
4 |
|
Duitsland |
4 |
|
Frankrijk |
28 |
|
Nederland |
22 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 677 |
|
EG |
1 740 |
|
TAC |
1 740 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schartong Lepidorhombus spp. |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV LEZ/561214 |
|
Spanje |
327 |
|
Frankrijk |
1 277 |
|
Ierland |
373 |
|
Verenigd Koninkrijk |
903 |
|
EG |
2 880 |
|
TAC |
2 880 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schartong Lepidorhombus spp. |
Zone: VII LEZ/07. |
|
België |
520 |
|
Spanje |
5 779 |
|
Frankrijk |
7 013 |
|
Ierland |
3 189 |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 762 |
|
EG |
19 263 |
|
TAC |
19 263 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schartong Lepidorhombus spp. |
Zone: VIIIa,b,d,e LEZ/8ABDE. |
|
Spanje |
1 238 |
|
Frankrijk |
999 |
|
EG |
2 237 |
|
TAC |
2 237 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schartong Lepidorhombus spp. |
Zone: VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) LEZ/8C3411 |
|
Spanje |
1 233 |
|
Frankrijk |
62 |
|
Portugal |
41 |
|
EG |
1 336 |
|
TAC |
1 336 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schar en bot Limanda limanda en Platichthys flesus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) D/F/2AC4-C |
|
België |
491 |
|
Denemarken |
1 844 |
|
Duitsland |
2 766 |
|
Frankrijk |
192 |
|
Nederland |
11 151 |
|
Zweden |
6 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 550 |
|
EG |
18 000 |
|
TAC |
18 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) ANF/2AC4-C |
|
België |
365 |
|
Denemarken |
804 |
|
Duitsland |
393 |
|
Frankrijk |
75 |
|
Nederland |
276 |
|
Zweden |
9 |
|
Verenigd Koninkrijk |
8 392 |
|
EG |
10 314 |
|
TAC |
10 314 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: IV (Noorse wateren) ANF/04-N. |
|
België |
54 |
|
Denemarken |
1 381 |
|
Duitsland |
22 |
|
Nederland |
20 |
|
Verenigd Koninkrijk |
323 |
|
EG |
1 800 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV ANF/561214 |
|
België |
168 |
|
Duitsland |
192 |
|
Spanje |
180 |
|
Frankrijk |
2 073 |
|
Ierland |
469 |
|
Nederland |
162 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 442 |
|
EG |
4 686 |
|
TAC |
4 686 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: VII ANF/07. |
|
België |
2 318 |
|
Duitsland |
258 |
|
Spanje |
921 |
|
Frankrijk |
14 874 |
|
Ierland |
1 901 |
|
Nederland |
300 |
|
Verenigd Koninkrijk |
4 510 |
|
EG |
25 082 |
|
TAC |
25 082 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: VIIIa,b,d,e ANF/8ABDE. |
|
Spanje |
932 |
|
Frankrijk |
5 188 |
|
EG |
6 120 |
|
TAC |
6 120 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
Zone: VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) ANF/8C3411 |
|
Spanje |
1 629 |
|
Frankrijk |
2 |
|
Portugal |
324 |
|
EG |
1 955 |
|
TAC |
1 955 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: IIIa, IIIb,c,d (EG-wateren) HAD/3A/BCD |
|
België |
18 |
|
Denemarken |
3 036 |
|
Duitsland |
193 |
|
Nederland |
4 |
|
Zweden |
359 |
|
EG |
3 610 (1) |
|
TAC |
4 018 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Exclusief naar schatting 239 ton industriële bijvangst. |
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV HAD/2AC4. |
|
België |
544 |
|
Denemarken |
3 742 |
|
Duitsland |
2 381 |
|
Frankrijk |
4 150 |
|
Nederland |
408 |
|
Zweden |
264 |
|
Verenigd Koninkrijk |
39 832 |
|
EG |
51 321 (1) |
|
Noorwegen |
14 679 |
|
TAC |
66 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Exclusief naar schatting 578 ton industriële bijvangst. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren (HAD/*04N-) |
|
EG |
38 175 |
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB HAD/04-N. |
|
Zweden |
761 |
|
EG |
761 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: VIb, XII, XIV HAD/6B1214 |
|
België |
2 |
|
Duitsland |
2 |
|
Frankrijk |
77 |
|
Ierland |
55 |
|
Verenigd Koninkrijk |
566 |
|
EG |
702 |
|
TAC |
702 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: Vb, VIa (EG-wateren) HAD/5BC6A. |
|
België |
17 |
|
Duitsland |
20 |
|
Frankrijk |
838 |
|
Ierland |
598 |
|
Verenigd Koninkrijk |
6 127 |
|
EG |
7 600 |
|
TAC |
7 600 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: VII, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) HAD/7/3411 |
|
België |
128 |
|
Frankrijk |
7 680 |
|
Ierland |
2 560 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 152 |
|
EG |
11 520 |
|
TAC |
11 520 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de opgegeven hoeveelheden:
VIIa (HAD/*07A.) |
|
België |
24 |
Frankrijk |
109 |
Ierland |
649 |
Verenigd Koninkrijk |
718 |
EG |
1 500 |
Bij melding van de vangsten aan de Commissie, moeten de lidstaten de in VIIa gevangen hoeveelheden apart opgeven. Aan land brengen van schelvis uit sector VIIa verboden wanneer de totale aanvoer meer dan 1 500 ton bedraagt. |
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: IIIa WHG/03A. |
|
Denemarken |
651 |
|
Nederland |
2 |
|
Zweden |
70 |
|
EG |
723 (1) |
|
TAC |
1 500 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Exclusief naar schatting 750 ton industriële bijvangst. |
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV WHG/2AC4. |
|
België |
605 |
|
Denemarken |
2 618 |
|
Duitsland |
681 |
|
Frankrijk |
3 935 |
|
Nederland |
1 513 |
|
Zweden |
4 |
|
Verenigd Koninkrijk |
10 444 |
|
EG |
19 800 (1) |
|
Noorwegen |
2 800 (2) |
|
TAC |
28 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Exclusief naar schatting 5 400 ton industriële bijvangst. (2) Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren (WHG/*04N-) |
|
EG |
17 073 |
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV WHG/561214 |
|
Duitsland |
10 |
|
Frankrijk |
195 |
|
Ierland |
478 |
|
Verenigd Koninkrijk |
917 |
|
EG |
1 600 |
|
TAC |
1 600 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: VIIa WHG/07A. |
|
België |
1 |
|
Frankrijk |
18 |
|
Ierland |
296 |
|
Nederland |
0 |
|
Verenigd Koninkrijk |
199 |
|
EG |
514 |
|
TAC |
514 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: VIIb-k WHG/7X7A. |
|
België |
211 |
|
Frankrijk |
12 960 |
|
Ierland |
6 006 |
|
Nederland |
105 |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 318 |
|
EG |
21 600 |
|
TAC |
21 600 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: VIII WHG/08. |
|
Spanje |
1 440 |
|
Frankrijk |
2 160 |
|
EG |
3 600 |
|
TAC |
3 600 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
Zone: IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) WHG/9/3411 |
|
Portugal |
816 |
|
EG |
816 |
|
TAC |
816 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Wijting en pollak Merlangius merlangus en Pollachius pollachius |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB W/P/04-N. |
|
Zweden |
190 |
|
EG |
190 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Heek Merluccius merluccius |
Zone: IIIa, IIIb,c,d (EG-wateren) HKE/3A/BCD |
|
Denemarken |
1 183 |
|
Zweden |
101 |
|
EG |
1 284 |
|
TAC |
1 284 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Binnen een totale TAC van 42 600 ton voor het noordelijke heekbestand. |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) HKE/2AC4-C |
|
België |
21 |
|
Denemarken |
866 |
|
Duitsland |
99 |
|
Frankrijk |
191 |
|
Nederland |
50 |
|
Verenigd Koninkrijk |
269 |
|
EG |
1 496 |
|
TAC |
1 496 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Binnen een totale TAC van 42 600 ton voor het noordelijke heekbestand. |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV HKE/571214 |
|
België |
220 |
|
Spanje |
7 042 |
|
Frankrijk |
10 873 |
|
Ierland |
1 318 |
|
Nederland |
142 |
|
Verenigd Koninkrijk |
4 293 |
|
EG |
23 888 |
|
TAC |
23 888 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Binnen een globale TAC van 42 600 ton voor het noordelijke heekbestand. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
VIIIabde (HKE/*8ABDE) |
|
België |
28 |
Spanje |
1 137 |
Frankrijk |
1 137 |
Ierland |
142 |
Nederland |
14 |
Verenigd Koninkrijk |
639 |
EG |
3 096 |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
Zone: VIIIa,b,d,e HKE/8ABDE. |
|
België |
7 |
|
Spanje |
4 902 |
|
Frankrijk |
11 009 |
|
Nederland |
14 |
|
EG |
15 932 |
|
TAC |
15 932 (1) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Binnen een globale TAC van 42 600 ton voor het noordelijke heekbestand. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV (HKE/*57-14) |
|
België |
1 |
Spanje |
1 420 |
Frankrijk |
2 557 |
Nederland |
4 |
EG |
3 982 |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
Zone: VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) HKE/8C3411 |
|
Spanje |
3 819 |
|
Frankrijk |
367 |
|
Portugal |
1 782 |
|
EG |
5 968 |
|
TAC |
5 968 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) WHB/2AC4-C |
|
Denemarken |
118 475 |
|
Duitsland |
195 |
|
Nederland |
359 |
|
Zweden |
382 |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 613 |
|
EG |
122 024 |
|
Noorwegen |
40 000 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Binnen een totaal quotum van 120 000 ton in EG-wateren. |
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: IV (Noorse wateren) WHB/04-N. |
|
Denemarken |
18 050 |
|
Verenigd Koninkrijk |
950 |
|
EG |
19 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: V, VI, VII, XII, en XIV WHB/571214 |
|
Denemarken |
9 803 |
|
Duitsland |
37 947 |
|
Spanje |
63 244 (1) |
|
Frankrijk |
52 809 |
|
Ierland |
75 893 |
|
Nederland |
119 216 |
|
Portugal |
4 743 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
110 678 |
|
EG |
474 333 |
|
Noorwegen |
||
Faeröer |
||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Waarvan maximaal 75 % mag worden gevangen in de zones VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren). (2) Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56°30′N, VIb, VII ten westen van 12°W. (3) Waarvan tot pm ton mag bestaan uit zilvervis (Argentina spp.). (4) Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilvervis bevatten (Argentina spp.) (5) Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones VIa ten noorden van 56°30′N, VIb, VII ten westen van 12°W. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
IVa WHB/*04A-C |
|
Noorwegen |
40 000 |
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: VIIIa,b,d,e WHB/8ABDE. |
|
Spanje |
24 404 |
|
Frankrijk |
18 936 |
|
Portugal |
3 661 |
|
Verenigd Koninkrijk |
17 672 |
|
EG |
64 673 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Bijzondere voorwaarden:
Alle delen van bovengenoemde quota mogen in ICES-sector Vb (EG-wateren), deelgebieden VI, VII, XII en XIV (WHB/*5B-14) worden gevangen.
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) WHB/8C3411 |
|
Spanje |
107 382 |
|
Portugal |
26 845 |
|
EG |
134 227 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tongschar en witje Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) L/W/2AC4-C |
|
België |
352 |
|
Denemarken |
970 |
|
Duitsland |
125 |
|
Frankrijk |
265 |
|
Nederland |
807 |
|
Zweden |
11 |
|
Verenigd Koninkrijk |
3 970 |
|
EG |
6 500 |
|
TAC |
6 500 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Blauwe leng Molva dypterigia |
Zone: IIa, IV, Vb, VI, VII (Gemeenschapswateren) BLI/2A47-C |
|
EG |
Niet relevant (1) |
|
Noorwegen |
200 |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004. |
Soort: Blauwe leng Molva dypterigia |
Zone: EG-wateren van sectoren VIa (benoorden 56°30′ NB), VIb BLI/6AN6B. |
|
Faeröer |
900 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Te vangen met de trawl, bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht. |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: I, II (Communautaire wateren en internationale wateren) |
|
Denemarken |
10 |
|
Duitsland |
10 |
|
Frankrijk |
10 |
|
Verenigd Koninkrijk |
10 |
|
Overigen (1) |
5 |
|
EG |
45 |
|
(1) Exclusiief voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: III (Communautaire wateren en internationale wateren) |
|
België |
10 (1) |
|
Denemarken |
76 |
|
Duitsland |
10 |
|
Zweden |
30 |
|
Verenigd Koninkrijk |
10 (1) |
|
EG |
136 |
|
(1) Mag niet in sector 3 III b, c, d worden gevist. |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: IV (Gemeenschapswateren en internationale wateren) |
|
België |
25 |
|
Denemarken |
397 |
|
Duitsland |
246 |
|
Frankrijk |
221 |
|
Nederland |
8 |
|
Zweden |
17 |
|
Verenigd Koninkrijk |
3 052 |
|
EG |
3 966 |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: V (Gemeenschapswateren en internationale wateren) |
|
België |
12 |
|
Denemarken |
9 |
|
Duitsland |
9 |
|
Frankrijk |
9 |
|
Verenigd Koninkrijk |
9 |
|
EG |
48 |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (Gemeenschapswateren en internationale wateren) |
|
België |
56 |
|
Denemarken |
10 |
|
Duitsland |
204 |
|
Spanje |
4 124 |
|
Frankrijk |
4 397 |
|
Ierland |
1 102 |
|
Portugal |
10 |
|
Verenigd Koninkrijk |
5 063 |
|
EG |
14 966 |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII LIN/2A47-C |
|
EG |
Niet relevant (1) |
|
Noorwegen |
||
Faeröer |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004. (2) Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de deelgebieden VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton. (3) Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn: 6 000 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen. (4) Inclusief blauwe leng en torsk. In de sectoren VIa (benoorden 56°30′ NB) en VIb mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen. (5) Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20 % per vaartuig in deelgebied VI is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in deelgebied VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton. |
Soort: Leng Molva molva |
Zone: IV (Noorse wateren) LIN/04-N. |
|
België |
7 |
|
Denemarken |
878 |
|
Duitsland |
25 |
|
Frankrijk |
10 |
|
Nederland |
1 |
|
Verenigd Koninkrijk |
79 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: IIIa (EG-wateren), IIIbcd (EG-wateren) NEP/3A/BCD |
|
Denemarken |
3 454 |
|
Duitsland |
10 |
|
Zweden |
1 236 |
|
EG |
4 700 |
|
TAC |
4 700 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) NEP/2AC4-C |
|
België |
1 117 |
|
Denemarken |
1 117 |
|
Duitsland |
16 |
|
Frankrijk |
33 |
|
Nederland |
575 |
|
Verenigd Koninkrijk |
18 492 |
|
EG |
21 350 |
|
TAC |
21 350 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: IV (Noorse wateren) NEP/04-N. |
|
Denemarken |
946 |
|
Duitsland |
1 |
|
Verenigd Koninkrijk |
53 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: Vb (EG-wateren), VI NEP/5BC6. |
|
Spanje |
26 |
|
Frankrijk |
103 |
|
Ierland |
172 |
|
Verenigd Koninkrijk |
12 399 |
|
EG |
12 700 |
|
TAC |
12 700 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: VII NEP/07. |
|
Spanje |
1 173 |
|
Frankrijk |
4 753 |
|
Ierland |
7 207 |
|
Verenigd Koninkrijk |
6 411 |
|
EG |
19 544 |
|
TAC |
19 544 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: VIIIabde NEP/8ABDE. |
|
Spanje |
186 |
|
Frankrijk |
2 914 |
|
EG |
3 100 |
|
TAC |
3 100 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: VIIIc NEP/08C. |
|
Spanje |
156 |
|
Frankrijk |
6 |
|
EG |
162 |
|
TAC |
162 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
Zone: IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) NEP/9/3411 |
|
Spanje |
135 |
|
Portugal |
405 |
|
EG |
540 |
|
TAC |
540 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: IIIa PRA/03A. |
|
Denemarken |
3 717 |
|
Zweden |
2 002 |
|
EG |
5 719 |
|
TAC |
10 710 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: II a (EG-wateren), IV (EG-wateren) PRA/2AC4-C |
|
Denemarken |
3 700 |
|
Nederland |
35 |
|
Zweden |
149 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 096 |
|
EG |
4 980 |
|
TAC |
4 980 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB PRA/04-N. |
|
Denemarken |
900 |
|
Zweden |
151 (1) |
|
EG |
1 051 |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten. |
Soort: Peneide garnalen Penaeus spp. |
Zone: Frans-Guyana PEN/FGU. |
|
Frankrijk |
4 000 (1) |
|
EG |
4 000 (1) |
|
Barbados |
24 (1) |
|
Guyana |
24 (1) |
|
Suriname |
0 (1) |
|
Trinidad en Tobago |
60 (1) |
|
TAC |
4 108 (1) |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m. |
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: Skagerrak PLE/03AN. |
|
België |
46 |
|
Denemarken |
5 917 |
|
Duitsland |
30 |
|
Nederland |
1 138 |
|
Zweden |
317 |
|
EG |
7 448 |
|
TAC |
7 600 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: Kattegat PLE/03AS. |
|
Denemarken |
1 691 |
|
Duitsland |
19 |
|
Zweden |
190 |
|
EG |
1 900 |
|
TAC |
1 900 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: IIa (EG-wateren), IV PLE/2AC4. |
|
België |
3 530 |
|
Denemarken |
11 474 |
|
Duitsland |
3 310 |
|
Frankrijk |
662 |
|
Nederland |
22 066 |
|
Verenigd Koninkrijk |
16 328 |
|
EG |
57 370 |
|
Noorwegen |
1 630 |
|
TAC |
59 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren (PLE/*04N-) |
|
EG |
30 000 |
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV PLE/561214 |
|
Frankrijk |
27 |
|
Ierland |
358 |
|
Verenigd Koninkrijk |
597 |
|
EG |
982 |
|
TAC |
982 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIIa PLE/07A. |
|
België |
41 |
|
Frankrijk |
18 |
|
Ierland |
1 051 |
|
Nederland |
13 |
|
Verenigd Koninkrijk |
485 |
|
EG |
1 608 |
|
TAC |
1 608 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIIbc PLE/7BC. |
|
Frankrijk |
32 |
|
Ierland |
128 |
|
EG |
160 |
|
TAC |
160 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIIde PLE/7DE. |
|
België |
843 |
|
Frankrijk |
2 810 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 498 |
|
EG |
5 151 |
|
TAC |
5 151 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIIfg PLE/7FG. |
|
België |
73 |
|
Frankrijk |
132 |
|
Ierland |
202 |
|
Verenigd Koninkrijk |
69 |
|
EG |
476 |
|
TAC |
476 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIIhjk PLE/7HJK. |
|
België |
29 |
|
Frankrijk |
58 |
|
Ierland |
204 |
|
Nederland |
117 |
|
Verenigd Koninkrijk |
58 |
|
EG |
466 |
|
TAC |
466 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
Zone: VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) PLE/8/3411 |
|
Spanje |
75 |
|
Frankrijk |
298 |
|
Portugal |
75 |
|
EG |
448 |
|
TAC |
448 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV POL/561214 |
|
Spanje |
8 |
|
Frankrijk |
270 |
|
Ierland |
79 |
|
Verenigd Koninkrijk |
206 |
|
EG |
563 |
|
TAC |
563 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
Zone: VII POL/07. |
|
België |
529 |
|
Spanje |
32 |
|
Frankrijk |
12 177 |
|
Ierland |
1 298 |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 964 |
|
EG |
17 000 |
|
TAC |
17 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
Zone: VIIIabde POL/8ABDE. |
|
Spanje |
286 |
|
Frankrijk |
1 394 |
|
EG |
1 680 |
|
TAC |
1 680 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
Zone: VIIIc POL/08C. |
|
Spanje |
295 |
|
Frankrijk |
33 |
|
EG |
328 |
|
TAC |
328 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
Zone: IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) POL/9/3411 |
|
Spanje |
278 |
|
Portugal |
10 |
|
EG |
288 |
|
TAC |
288 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: IIa (EG-wateren), IIIa, IIIbcd (EG-wateren), IV POK/2A34. |
|
België |
51 |
|
Denemarken |
6 013 |
|
Duitsland |
15 184 |
|
Frankrijk |
35 733 |
|
Nederland |
152 |
|
Zweden |
826 |
|
Verenigd Koninkrijk |
11 641 |
|
EG |
69 600 |
|
Noorwegen |
75 400 (1) |
|
TAC |
145 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) en het Skagerrak worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
Noorse wateren (POK/*04N-) |
|
EG |
69 600 |
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: Noorse wateren bezuiden 62° NB POK/04-N. |
|
Zweden |
947 |
|
EG |
947 |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV POK/561214 |
|
Duitsland |
984 |
|
Frankrijk |
9 774 |
|
Ierland |
494 |
|
Verenigd Koninkrijk |
3 792 |
|
EG |
15 044 |
|
TAC |
15 044 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: VII, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) POK/7X1034 |
|
België |
14 |
|
Frankrijk |
3 137 |
|
Ierland |
1 568 |
|
Verenigd Koninkrijk |
855 |
|
EG |
5 574 |
|
TAC |
5 574 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tarbot en griet Psetta maxima en Scopthalmus rhombus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) T/B/2AC4-C |
|
België |
334 |
|
Denemarken |
713 |
|
Duitsland |
182 |
|
Frankrijk |
86 |
|
Nederland |
2 527 |
|
Zweden |
5 |
|
Verenigd Koninkrijk |
703 |
|
EG |
4 550 |
|
TAC |
4 550 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Roggen Rajidae |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) SRX/2AC4-C |
|
België |
542 |
|
Denemarken |
21 |
|
Duitsland |
27 |
|
Frankrijk |
85 |
|
Nederland |
462 |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 083 |
|
EG |
3 220 |
|
TAC |
3 220 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: IIa (wateren van de Gemeenschap), IV, VI (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) |
|
Denemarken |
10 |
|
Duitsland |
18 |
|
Estland |
10 |
|
Spanje |
10 |
|
Frankrijk |
168 |
|
Ierland |
10 |
|
Litouwen |
10 |
|
Polen |
10 |
|
Verenigd Koninkrijk |
661 |
|
EG |
1 052 |
|
Noorwegen |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) In deelgebied VI mag alleen met beuglijnen worden gevist. (2) Te vangen in wateren van de Gemeenschap in de zones II en VI. |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
Zone: IIa (EG-wateren), IIIa, IIIbcd (EG-wateren), IV MAC/2A34. |
|
België |
148 |
|
Denemarken |
11 866 |
|
Duitsland |
155 |
|
Frankrijk |
467 |
|
Nederland |
470 |
|
Zweden |
||
Verenigd Koninkrijk |
435 |
|
EG |
17 067 (2) |
|
Noorwegen |
28 676 (4) |
|
TAC |
420 000 (5) |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Met inbegrip van een vangst door deze lidstaat van 1 865 ton makreel in de ICES-sectoren IIIa en IVab (EG-wateren) (MAC/*3A4AB). (2) Inclusief 315 ton te vangen in Noorse wateren van ICES-deelgebied IV (MAC/*04N-). (3) Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten. (4) Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel („access quota”). Dit quotum mag enkel in sector IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in sector IIIa. (5) TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied. |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
IIIa MAC/*03A. |
IIIa, IVbc MAC/*3A4BC |
IVb MAC/*04B. |
IVc MAC/*04C. |
IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2005 MAC/*2A6. |
|
Denemarken |
4 130 |
4 020 |
|||
Frankrijk |
467 |
||||
Nederland |
470 |
||||
Zweden |
390 |
10 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
435 |
||||
Noorwegen |
3 000 |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
Zone: II a (niet-EG-wateren), V b (EG-wateren en internationale wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV MAC/2CX14- |
|
Duitsland |
13 845 |
|
Spanje |
20 |
|
Estland |
115 |
|
Frankrijk |
9 231 |
|
Ierland |
46 149 |
|
Letland |
85 |
|
Litouwen |
85 |
|
Nederland |
20 190 |
|
Polen |
844 |
|
Verenigd Koninkrijk |
126 913 |
|
EG |
217 477 |
|
Noorwegen |
8 500 (1) |
|
Faeröer |
3 322 (2) |
|
TAC |
420 000 (3) |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Mag alleen worden gevist in II a, VI a (benoorden 56o 30′ NB), IV a, VII d, e, f, h. (2) Waarvan 1 002 ton mag worden gevist in ICES-sector IV a benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. Een hoeveelheid van 2 763 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag worden gevist in ICES-sector VI a (benoorden 56° 30′ NB) gedurende het gehele jaar en/of in ICES-sectoren VII e, f, h, en/of ICES-sector IV a. (3) TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied. |
Bijzondere voorwaarden:
In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.
IV a (EG-wateren) MAC/*04A-C |
|
Duitsland |
4 175 |
Spanje |
0 |
Frankrijk |
2 784 |
Ierland |
13 918 |
Nederland |
6 089 |
Verenigd Koninkrijk |
38 274 |
EG |
65 240 |
Noorwegen |
8 500 |
Faeröer |
1 002 (1) |
(1) Benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
Zone: VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) MAC/8C3411 |
|
Spanje |
20 500 (1) |
|
Frankrijk |
136 (1) |
|
Portugal |
4 237 (1) |
|
EG |
24 873 |
|
TAC |
24 873 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) De hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in ICES-sector VIIIabd worden gevangen, tot een maximum van 25 % van het quotum van de gevende lidstaat (MAC/*8ABD.). |
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
VIIIb (MAC/*08B.) |
|
Spanje |
1 722 |
Frankrijk |
11 |
Portugal |
356 |
Soort: Tong Solea solea |
Zone: III a, III b, c, d (EG-wateren) SOL/3A/BCD |
|
Denemarken |
755 |
|
Duitsland |
44 |
|
Nederland |
73 |
|
Zweden |
28 |
|
EG |
900 |
|
TAC |
900 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: II, IV (EG-wateren) SOL/24. |
|
België |
1 527 |
|
Denemarken |
698 |
|
Duitsland |
1 221 |
|
Frankrijk |
305 |
|
Nederland |
13 784 |
|
Verenigd Koninkrijk |
785 |
|
EG |
18 320 |
|
Noorwegen |
280 |
|
TAC |
18 600 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV SOL/561214 |
|
Ierland |
54 |
|
Verenigd Koninkrijk |
14 |
|
EG |
68 |
|
TAC |
68 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIa SOL/07A. |
|
België |
474 |
|
Frankrijk |
6 |
|
Ierland |
117 |
|
Nederland |
150 |
|
Verenigd Koninkrijk |
213 |
|
EG |
960 |
|
TAC |
960 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIbc SOL/7BC. |
|
Frankrijk |
10 |
|
Ierland |
55 |
|
EG |
65 |
|
TAC |
65 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIfg SOL/7FG. |
|
België |
625 |
|
Frankrijk |
63 |
|
Ierland |
31 |
|
Verenigd Koninkrijk |
281 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
1 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIhjk SOL/7HJK. |
|
België |
54 |
|
Frankrijk |
108 |
|
Ierland |
293 |
|
Nederland |
87 |
|
Verenigd Koninkrijk |
108 |
|
EG |
650 |
|
TAC |
650 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIIab SOL/8AB. |
|
België |
51 |
|
Spanje |
9 |
|
Frankrijk |
3 796 |
|
Nederland |
284 |
|
EG |
4 140 |
|
TAC |
4 140 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tongen Solea spp. |
Zone: VIIIcde, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren) SOX/8CDE34 |
|
Spanje |
458 |
|
Portugal |
758 |
|
EG |
1 216 |
|
TAC |
1 216 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
Zone: IIIa SPR/03A. |
|
Denemarken |
33 504 |
|
Duitsland |
70 |
|
Zweden |
12 676 |
|
EG |
46 250 |
|
TAC |
50 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) SPR/2AC4-C |
|
België |
2 877 |
|
Denemarken |
227 669 |
|
Duitsland |
2 877 |
|
Frankrijk |
2 877 |
|
Nederland |
2 877 |
|
Zweden |
1 330 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
9 493 |
|
EG |
250 000 |
|
Noorwegen |
1 000 (2) |
|
Faeröer |
6 000 (3) |
|
TAC |
257 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Inclusief zandspiering. (2) Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist. (3) In het quotum is een bijvangst van ten hoogste 1 200 ton haring begrepen. Bijvangsten van blauwe wijting worden in mindering gebracht op het voor de zones VIa, VIb en VII vastgestelde quotum voor blauwe wijting. |
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
Zone: VII d, e SPR/7DE. |
|
België |
38 |
|
Denemarken |
2 496 |
|
Duitsland |
38 |
|
Frankrijk |
538 |
|
Nederland |
538 |
|
Verenigd Koninkrijk |
4 032 |
|
EG |
7 680 |
|
TAC |
7 680 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Doornhaai Squalus acanthias |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) DGS/2AC4-C |
|
België |
19 |
|
Denemarken |
111 |
|
Duitsland |
20 |
|
Frankrijk |
35 |
|
Nederland |
30 |
|
Zweden |
2 |
|
Verenigd Koninkrijk |
919 |
|
EG |
1 136 |
|
Noorwegen |
100 (1) |
|
TAC |
1 236 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai, zwarte doornhaai, vogelbekhondshaai, donkere doornhaai, grote lantaarnhaai, gladde lantaarnhaai en Portugese hondshaai. Mag enkel in ICES-deelgebieden IV, VI en VII worden gevist. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren) JAX/2AC4-C |
|
België |
64 |
|
Denemarken |
27 547 |
|
Duitsland |
2 077 |
|
Frankrijk |
44 |
|
Ierland |
1 599 |
|
Nederland |
4 469 |
|
Zweden |
750 |
|
Verenigd Koninkrijk |
4 066 |
|
EG |
40 616 |
|
Noorwegen |
1 600 (1) |
|
Faeröer |
1 823 (2) |
|
TAC |
42 727 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist. (2) Binnen een totaal quotum van 6 500 ton voor ICES-deelgebied IV en -sectoren VIa (benoorden 56°30′NB) en VIIefh. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: V b (EG-wateren en internationale wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV JAX/578/14 |
|
Denemarken |
12 088 |
|
Duitsland |
9 662 |
|
Spanje |
13 195 |
|
Frankrijk |
6 384 |
|
Ierland |
31 454 |
|
Nederland |
46 096 |
|
Portugal |
1 277 |
|
Verenigd Koninkrijk |
13 067 |
|
EG |
133 223 |
|
Faeröer |
||
TAC |
137 000 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Mag enkel worden gevangen in ICES-gebieden IV, VI a (benoorden 56o 30′ NB) en VII e, f, h. (2) Binnen een totaal quotum van 6 500 ton voor ICES-gebieden IV, VI a (benoorden 56o 30′ NB) en VII e, f, h. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: VIIIc, IX JAX/8C9. |
|
Spanje |
29 587 (1) |
|
Frankrijk |
377 (1) |
|
Portugal |
25 036 (1) |
|
EG |
55 000 |
|
TAC |
55 000 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: X, CECAF (1) JAX/X34PRT |
|
Portugal |
3 200 |
|
EG |
3 200 |
|
TAC |
3 200 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Wateren grenzend aan de Azoren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: CECAF (EG-wateren) (1) JAX/341PRT |
|
Portugal |
1 600 |
|
EG |
1 600 |
|
TAC |
1 600 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Wateren grenzend aan Madeira onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal. |
Soort: Horsmakreel Trachurus spp. |
Zone: CECAF (EG-wateren) () JAX/341SPN |
|
Spanje |
1 600 |
|
EG |
1 600 |
|
TAC |
1 600 |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Wateren grenzend aan de Canarische eilanden onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Spanje. |
Soort: Kever Trisopterus esmarki |
Zone: IIa (EG-wateren), IIIa, IV (EG-wateren) NOP/2A3A4. |
|
Denemarken |
0 |
|
Duitsland |
0 |
|
Nederland |
0 |
|
EG |
0 |
|
Noorwegen |
1 000 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
(1) Mag enkel worden gevangen in sector VIa benoorden 56°30′ NB. |
Soort: Kever Trisopterus esmarki |
Zone: IV (Noorse wateren) NOP/04-N. |
|
Denemarken |
||
Verenigd Koninkrijk |
||
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel. (2) Alleen als bijvangst. |
Soort: Industrievisserij |
Zone: IV (Noorse wateren) I/F/04-N. |
|
Zweden |
||
EG |
800 |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten. (2) Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel. |
Soort: Gecombineerde quota |
Zone: EG-wateren van de zones V b, VI en VII R/G/5B67-C |
|
EG |
Niet relevant |
|
Noorwegen |
600 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van grenadiervissen, Mora mora en gaffelkabeljauw. |
Soort: Andere soorten |
Zone: IV (Noorse wateren) OTH/04-N. |
|
België |
38 |
|
Denemarken |
3 500 |
|
Duitsland |
395 |
|
Frankrijk |
162 |
|
Nederland |
280 |
|
Zweden |
Niet relevant (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
2 625 |
|
EG |
7 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”. |
Soort: Andere soorten |
Zone: EG-wateren van gebieden II a, IV, VI a (benoorden 56° 30' NB) OTH/2A46AN |
|
EG |
Niet relevant |
|
Noorwegen |
4 720 (1) |
|
Faeröer |
400 (2) |
|
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Beperkt tot II a en IV. Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijtakken. (2) In de gebieden IV en VI a beperkt tot bijvangsten van morene. |
BIJLAGE I C
NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND
ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)
Soort: Sneeuwkrabben Chionoecetes spp. |
Zone: NAFO 0,1 (wateren van Groenland) PCR/N01GRN |
|
Ierland |
125 |
|
Spanje |
875 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
Soort: Grenadiervis Coryphaenoides rupestris |
Zone: NAFO 0, 1 (wateren van Groenland) RNG/N01GRN |
|
Duitsland |
1 035 (2) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Waarvan 315 ton toegewezen aan Noorwegen. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Grenadiervis Coryphaenoides rupestris |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) RNG/514GRN |
|
Duitsland |
0 (2) |
|
Verenigd Koninkrijk |
0 (2) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.
|
(1) Waarvan 285 ton toegewezen aan Noorwegen. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Haring Clupea harengus |
Zone: I, II (EG-wateren en internationale wateren) HER/1/2 |
|
België |
31 |
|
Denemarken |
30 677 |
|
Duitsland |
5 373 |
|
Spanje |
101 |
|
Frankrijk |
1 324 |
|
Ierland |
7 942 |
|
Nederland |
10 979 |
|
Polen |
1 553 |
|
Portugal |
101 |
|
Finland |
475 |
|
Zweden |
11 368 |
|
Verenigd Koninkrijk |
19 613 |
|
EG |
89 537 |
|
Faröer |
7 548 (1) |
|
TAC |
890 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Mag in de wateren van de EG worden gevist. |
Bijzondere voorwaarden:
In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:
II, Vb benoorden 62° NB (wateren van de Faröer) (HER/*25B-F) |
|
België |
3 |
Denemarken |
2 580 |
Duitsland |
452 |
Spanje |
9 |
Frankrijk |
111 |
Ierland |
668 |
Nederland |
924 |
Polen |
131 |
Portugal |
9 |
Finland |
40 |
Zweden |
956 |
Verenigd Koninkrijk |
1 650 |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: I, II (Noorse wateren) COD/1N2AB. |
|
Duitsland |
2 356 |
|
Griekenland |
292 |
|
Spanje |
2 628 |
|
Ierland |
292 |
|
Frankrijk |
2 163 |
|
Portugal |
2 628 |
|
Verenigd Koninkrijk |
9 140 |
|
EG |
19 499 |
|
TAC |
471 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: NAFO 0, 1 (incl. V, XIV (wateren van Groenland)) COD/N01514 |
|
Duitsland |
0 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
0 (1) |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: I, II b COD/1/2B. |
|
Duitsland |
3 116 |
|
Spanje |
8 056 |
|
Frankrijk |
1 330 |
|
Polen |
1 460 |
|
Portugal |
1 701 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 995 |
|
Alle lidstaten |
100 (1) |
|
EG |
17 757 (2) |
|
TAC |
471 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Uitgezonderd Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. (2) De toewijzing van het aandeel van het beschikbare kabeljauwbestand aan de Gemeenschap in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet. |
Soort: Kabeljauw en schelvis Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) C/H/05B-F. |
|
Duitsland |
10 |
|
Frankrijk |
60 |
|
Verenigd Koninkrijk |
430 |
|
EG |
500 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) HAL/514GRN |
|
Portugal |
800 (3) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen. (2) Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt. (3) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
Zone: NAFO 0, 1 (wateren van Groenland) HAL/N01GRN |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen. (2) Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt. (3) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Lodde Mallotus villosus |
Zone: IIb CAP/02B. |
|
EG |
0 |
|
TAC |
0 |
Soort: Lodde Mallotus villosus |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) CAP/514GRN |
|
Alle lidstaten |
0 |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Waarvan 45 930 ton toegewezen aan IJsland. (2) Te vangen vóór 30 april 2005. |
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Zone: I, II (Noorse wateren) HAD/1N2AB. |
|
Duitsland |
484 |
|
Frankrijk |
291 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 485 |
|
EG |
2 260 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: I, II (internationale wateren) WHB/1/2INT |
|
EG |
70 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: I, II (Noorse wateren) WHB/1/2-N. |
|
Duitsland |
500 |
|
Frankrijk |
500 |
|
EG |
1 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) WHB/05B-F. |
|
Denemarken |
7 040 |
|
Duitsland |
480 |
|
Frankrijk |
768 |
|
Nederland |
672 |
|
Verenigd Koninkrijk |
7 040 |
|
EG |
16 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Leng en blauwe leng Molva molva en Molva dypterigia |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) B/L/05B-F. |
|
Duitsland |
950 (1) |
|
Frankrijk |
2 106 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
184 (1) |
|
EG |
3 240 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht. |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) PRA/514GRN |
|
Denemarken |
887 (2) |
|
Frankrijk |
887 (2) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Waarvan 2 750 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 ton aan de Faeröer. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: NAFO 0, 1 (wateren van Groenland) PRA/N01GRN |
|
Denemarken |
2 000 (1) |
|
Frankrijk |
2 000 (1) |
|
EG |
4 000 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: I, II (Noorse wateren) POK/1N2AB. |
|
Duitsland |
2 880 |
|
Frankrijk |
463 |
|
Verenigd Koninkrijk |
257 |
|
EG |
3 600 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: I, II (internationale wateren) POK/1/2INT |
|
EG |
0 |
|
TAC |
Niet relevant |
Soort: Koolvis Pollachius virens |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) POK/05B-F. |
|
België |
50 |
|
Duitsland |
310 |
|
Frankrijk |
1 510 |
|
Nederland |
50 |
|
Verenigd Koninkrijk |
580 |
|
EG |
2 500 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: I, II (Noorse wateren) GHL/1N2AB. |
|
Duitsland |
50 |
|
Verenigd Koninkrijk |
50 |
|
EG |
100 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: I, II (internationale wateren) GHL/1/2INT |
|
EG |
0 |
|
TAC |
Niet relevant |
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) GHL/514GRN |
|
Duitsland |
5 154 (2) |
|
Verenigd Koninkrijk |
271 (2) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: NAFO 0, 1 (wateren van Groenland) GHL/N01GRN |
|
Duitsland |
550 (2) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
Zone: IIa (Noorse wateren) MAC/02A-N. |
|
Denemarken |
8 500 (1) |
|
EG |
8 500 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Mag ook worden gevangen in deelgebied IV (Noorse wateren) en in sector IIa (niet-EG-wateren) (MAC/*4N-2A). |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) MAC/05B-F. |
|
Denemarken |
2 763 (1) |
|
EG |
2 763 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Mag in sector IVa (wateren van de EG) (MAC/*04A-C) worden gevangen. |
Soort: Roodbaarzen Sebastes spp. |
RED/51214. | |
Estland |
344 (2) |
|
Duitsland |
6 986 (2) |
|
Spanje |
1 227 (2) |
|
Frankrijk |
652 (2) |
|
Ierland |
2 (2) |
|
Letland |
562 (2) |
|
Litouwen |
3 625 (2) |
|
Nederland |
3 (2) |
|
Polen |
629 (2) |
|
Portugal |
1 466 (2) |
|
Verenigd Koninkrijk |
17 (2) |
|
EG |
15 513 (2) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) EG-wateren en internationale wateren. (2) Mag worden gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF en 3K van het gereglementeerde gebied van de NAFO, maar zal in mindering worden gebracht op de quota voor V, XII en XIV binnen een totaal quotum van 25 000 ton (RED/*N1F3K). |
Soort: Roodbaarzen Sebastes spp. |
Zone: I, II (Noorse wateren) RED/1N2AB. |
|
Duitsland |
766 (1) |
|
Spanje |
95 (1) |
|
Frankrijk |
84 (1) |
|
Portugal |
405 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
150 (1) |
|
EG |
1 500 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Enkel als bijvangst. |
Soort: Roodbaars Sebastes spp. |
Zone: V, XIV (wateren van Groenland) RED/514GRN |
|
Duitsland |
11 794 (4) |
|
Frankrijk |
60 (4) |
|
Verenigd Koninkrijk |
84 (4) |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Mag worden gevangen met de pelagische trawl. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen. (2) Waarvan 3 500 ton, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen is toegewezen. (3) Waarvan 500 ton is toegewezen aan de Faeröer. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven. (4) Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Roodbaars Sebastes spp. |
Zone: V a (wateren van IJsland) RED/05A-IS |
|
België |
||
Duitsland |
||
Frankrijk |
||
Verenigd Koninkrijk |
||
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Inclusief onvermijdelijke bijvangsten (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan). (2) Te vangen tussen juli en december. |
Soort: Roodbaarzen Sebastes spp. |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) RED/05B-F. |
|
België |
29 |
|
Duitsland |
3 679 |
|
Frankrijk |
249 |
|
Verenigd Koninkrijk |
43 |
|
EG |
4 000 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Bijvangsten |
Zone: NAFO 0, 1 (wateren van Groenland) XBC/N01GRN |
|
EG |
||
TAC |
Niet relevant |
|
(1) Betreft het totaal van de vangsten aan kabeljauw, katvis, rog, leng en torsk. De bijvangsten aan kabeljauw mogen niet meer dan 100 ton bedragen. Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen. (2) Voorlopige quota in afwachting van het resultaat van het visserijoverleg met Denemarken (namens de Faeröer en Groenland) voor 2005. |
Soort: Andere soorten (1) |
Zone: I, II (Noorse wateren) OTH/1N2AB. |
|
Duitsland |
150 (1) |
|
Frankrijk |
60 (1) |
|
Verenigd Koninkrijk |
240 (1) |
|
EG |
450 (1) |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Enkel als bijvangst. |
Soort: Andere soorten (1) |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) OTH/05B-F. |
|
Duitsland |
305 |
|
Frankrijk |
275 |
|
Verenigd Koninkrijk |
180 |
|
EG |
760 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Exclusief soorten zonder handelswaarde. |
Soort: Platvis |
Zone: Vb (Faeröer-wateren) FLX/05B-F. |
|
Duitsland |
108 |
|
Frankrijk |
84 |
|
Verenigd Koninkrijk |
408 |
|
EG |
600 |
|
TAC |
Niet relevant |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
BIJLAGE I D
NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN
NAFO-gebied
Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: NAFO 2J3KL COD/N2J3KL |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: NAFO 3NO COD/N3NO. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
Zone: NAFO 3M COD/N3M. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Witje Glyptocephalus cynoglossus |
Zone: NAFO 2J3KL WIT/N2J3KL |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Witje Glyptocephalus cynoglossus |
Zone: NAFO 3NO WIT/N3NO. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Lange schol Hippoglossoides platessoides |
Zone: NAFO 3M PLA/N3M. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Lange schol Hippoglossoides platessoides |
Zone: NAFO 3LNO PLA/N3LNO. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Kortvinnige pijlinktvis Illex illecebrosus |
Zone: NAFO-deelgebieden 3 en 4 SQI/N34. |
|
Estland |
128 (2) |
|
Letland |
128 (2) |
|
Litouwen |
128 (2) |
|
Polen |
227 (2) |
|
EG |
||
TAC |
34 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton. (2) Te vissen tussen 1 juli en 31 december. |
Soort: Geelstaartschar Limanda ferruginea |
Zone: NAFO 3LNO YEL/N3LNO. |
|
Estland |
||
Letland |
||
Litouwen |
||
Polen |
||
EG |
||
TAC |
15 000 |
|
(1) Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 76 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan; deze soort mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de voorschriften van artikel 28. (2) Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt. |
Soort: Lodde Mallotus villosus |
Zone: NAFO 3NO CAP/N3NO. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: NAFO 3L (1) PRA/N3L. |
||||||||||||||||
Estland |
144 (2) |
||||||||||||||||
Letland |
144 (2) |
||||||||||||||||
Litouwen |
144 (2) |
||||||||||||||||
Polen |
144 (2) |
||||||||||||||||
EG |
|||||||||||||||||
TAC |
13 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
|||||||||||||||
(1) Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:
(2) Mag worden gevist tussen 1 januari en 31 maart, tussen 1 juli en 14 september, en tussen 1 december en 31 december. (3) Alle lidstaten met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen. |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
Zone: NAFO 3M (1) PRA/N3M. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TAC |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:
|
Soort: Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Zone: NAFO 3LMNO GHL/N3LMNO |
|
Estland |
380 |
|
Duitsland |
388 |
|
Letland |
54 |
|
Litouwen |
27 |
|
Spanje |
5 208 |
|
Portugal |
2 197 |
|
EG |
8 254 |
|
TAC |
14 079 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Roggen Rajidae |
Zone: NAFO 3LNO SRX/N3LNO. |
|
Spanje |
6 561 |
|
Portugal |
1 274 |
|
Estland |
546 |
|
Litouwen |
119 |
|
EG |
8 500 |
|
TAC |
13 500 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Roodbaars Sebastes spp. |
Zone: NAFO 3LN RED/N3LN. |
|
EG |
0 (1) |
|
TAC |
0 (1) |
|
(1) Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28. |
Soort: Roodbaars Sebastes spp. |
Zone: NAFO 3M RED/N3M. |
|
Estland |
1 571 (1) |
|
Duitsland |
513 (1) |
|
Spanje |
233 (1) |
|
Letland |
1 571 (1) |
|
Litouwen |
1 571 (1) |
|
Portugal |
2 354 (1) |
|
EG |
7 813 (1) |
|
TAC |
5 000 (1) |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Op voorwaarde dat de voor dit bestand vastgestelde TAC van 5 000 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten. |
Soort: Roodbaars Sebastes spp. |
Zone: NAFO 3O RED/N3O. |
|
Spanje |
1 771 |
|
Portugal |
5 229 |
|
EG |
7 000 |
|
TAC |
20 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Witte heek Urophycis tenuis |
Zone: NAFO 3NO HKW/N3NO |
|
Spanje |
2 165 |
|
Portugal |
2 835 |
|
EG |
5 000 |
|
TAC |
8 500 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
BIJLAGE I E
OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN
Alle gebieden
Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.
Soort: Blauwvintonijn Thunnus thynnus |
Zone: Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee BFT/AE045W |
|
Cyprus |
||
Griekenland |
323,4 |
|
Spanje |
6 276,7 |
|
Frankrijk |
6 192,7 |
|
Italië |
4 888 |
|
Malta |
||
Portugal |
590,2 |
|
Alle lidstaten |
60 (2) |
|
EG |
18 331 |
|
TAC |
32 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Cypus en Malta mogen vissen uit hoofde van het „Overige”-quotum van de ICCAT, in overeenstemming met de nalevingstabellen van de ICCAT die tijdens de jaarlijkse vergadering van de ICCAT in 2003 zijn goedgekeurd. (2) Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst. |
Soort: Zwaardvis Xiphias gladius |
Zone: Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB SWO/AN05N |
|
Spanje |
6 541,5 |
|
Portugal |
1 010,4 |
|
Alle lidstaten |
148,5 (1) |
|
EG |
7 700,4 |
|
TAC |
14 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
(1) Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst. |
Soort: Zwaardvis Xiphias gladius |
Zone: Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB SWO/AS05N |
|
Spanje |
6 595,6 |
|
Portugal |
371,1 |
|
EG |
6 966,7 |
|
TAC |
15 956 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Noord-Atlantische witte tonijn Germo alalunga |
Zone: Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB ALB/AN05N |
|||||||||||||||
Ierland |
||||||||||||||||
Spanje |
||||||||||||||||
Frankrijk |
||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
||||||||||||||||
Portugal |
||||||||||||||||
EG |
||||||||||||||||
TAC |
34 500 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
||||||||||||||
(1) Het gebruik van drijfnetten, geankerde kieuwnetten, schakels of warnetten is niet toegestaan. (2) Het aantal communautaire vissersvaartuigen die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen, wordt overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 vastgesteld op pm. (3) Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 973/2001, als volgt over de lidstaten verdeeld.
|
Soort: Zuid-Atlantische witte tonijn Germo alalunga |
Zone: Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB ALB/AS05N |
|
Spanje |
943,7 |
|
Frankrijk |
311 |
|
Portugal |
660 |
|
EG |
1 914,7 |
|
TAC |
30 915 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Grootoogtonijn Thunnus obesus |
Zone: Atlantische Oceaan BET/ATLANT |
|
Spanje |
21 526,4 |
|
Frankrijk |
9 438 |
|
Portugal |
13 511 |
|
EG |
44 475,4 |
|
TAC |
90 000 |
De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing.
|
Soort: Blauwe marlijn Makaira nigricans |
Zone: Atlantische Oceaan BUM/ATLANT |
|
EG |
103 |
|
TAC |
Niet relevant |
Soort: Witte marlijn Tetrapturus alba |
Zone: Atlantische Oceaan WHM/ATLANT |
|
EG |
46,5 |
|
TAC |
Niet relevant |
BIJLAGE I F
ANTARCTISCH GEBIED
CCAMLR-gebied
Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.
Soort: Scotiazee-ijsvis Chaenocephalus aceratus |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren SSI/F483. |
|
TAC |
2 200 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Langsnuitijsvis Channichthys rhinoceratus |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren LIC/F5852. |
|
TAC |
150 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: IJsvis Champsocephalus gunnari |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren ANI/F483. |
|
TAC |
3 574 (1) |
|
(1) Van toepassing voor de periode van 15 november 2004 tot en met 14 november 2005. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2005 is de visserij op dit bestand beperkt tot 894 ton. |
Soort: IJsvis Champsocephalus gunnari |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren (2) ANI/F5852. |
|
TAC |
1 864 (1) |
|
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. (2) In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO afgebakend door de lijn die loopt: a) van het snijpunt van lengtegraad 72°15′OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-France Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53°25′ZB; b) vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74°OL; c) daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52°40′ZB met lengtegraad 76°OL; d) vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 74°ZB; e) daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51°ZB met lengtegraad 74°30′OL; f) vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt. |
Soort: Zwarte Patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren TOP/F483. |
|||||||
TAC |
||||||||
(1) Van toepassing voor beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2005 en voor korfvisserij voor de periode van 1 december tot en met 30 november 2005. (2) Met inbegrip van 152 ton roggen en 152 ton Macrourus spp. als bijvangst. Bijzondere voorwaarden:Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
|
Soort: Zwarte Patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Zone: FAO 48.4 Antarctische wateren TOP/F484. |
|
TAC |
||
(1) Enkel te vangen met de beuglijn. (2) Van toepassing gedurende dezelfde periode als bepaald voor zone 48.3 of, als dat vroeger is, totdat de TAC voor Dissostichus eleginoides in zone 48.4 of die in zone 48.3 is gehaald. |
Soort: Zwarte Patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren TOP/F5852. |
|
TAC |
||
(1) Van toepassing voor trawlvisserij voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005 en voor de beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2005. (2) Uitsluitend van toepassing ten westen van 79°20′OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze meridiaan in deze zone te vissen (zie bijlage XV). |
Soort: Krielgarnaal Euphausia superba |
Zone: FAO 48 KRI/F48. |
|||||||||
TAC |
4 000 000 (1) |
|||||||||
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. Bijzondere voorwaarden:Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
|
Soort: Krielgarnaal Euphausia superba |
Zone: FAO 58.4.1 Antarctische wateren KRI/F5841. |
|||||
TAC |
440 000 () |
|||||
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. Bijzondere voorwaarden:Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
|
Soort: Krielgarnaal Euphausia superba |
Zone: FAO 58.4.2 Antarctische wateren KRI/F5842. |
|
TAC |
450 000 (1) |
|
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. |
Soort: Groene zuidpoolkabeljauw Gobionotothen gibberifrons |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren NOG/F483. |
|
TAC |
1 470 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Grijze zuidpoolkabeljauw Lepidonotothen squamifrons |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren NOS/F483. |
|
TAC |
300 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Grijze zuidpoolkabeljauw Lepidonotothen squamifrons |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren NOS/F5852. |
|
TAC |
80 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Gemarmerde ijsvis Notothenia rossii |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren NOR/F483. |
|
TAC |
300 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Krab Paralomis spp. |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren PAI/F483. |
|
TAC |
1 600 (1) |
|
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. |
Soort: Georgia-ijsvis Pseudochaenichthus georgianus |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren SGI/F483. |
|
TAC |
300 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Grenadiers Macrourus spp. |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren GRV/F5852. |
|
TAC |
360 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Andere soorten |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren OTH/F5852. |
|
TAC |
50 (1) |
|
(1) TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. |
Soort: Roggen Rajae |
Zone: FAO 58.5.2 Antarctische wateren SRX/F5852. |
|
TAC |
||
(1) TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten. (2) Voor de toepassing van deze TAC worden alle roggen als een enkele soort beschouwd. |
Soort: Inktvis Martialia hyadesi |
Zone: FAO 48.3 Antarctische wateren SQS/F483. |
|
TAC |
2 500 (1) |
|
(1) Van toepassing voor de periode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005. |
BIJLAGE II
BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR AANVOER VAN ONGESORTEERDE VANGSTEN IN DEELGEBIEDEN IIa (EG-WATEREN), III, IV EN VIId
1. Het is verboden ongesorteerde vangsten aan te landen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat er een adequaat bemonsteringsprogramma voor een efficiënt toezicht op de aanvoer per soort bij ongesorteerde aanvoer bestaat. De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 1 maart 2005 een gedetailleerde beschrijving van de bemonsteringsprogramma's toe, alsook een lijst van havens en aanvoerplaatsen waar de bemonsteringssystemen worden toegepast.
3. In afwijking van punt 1 is het toegestaan ongesorteerde vangsten aan te landen in havens en aanvoerplaatsen waar een bemonsteringsprogramma als bedoeld in punt 2 fungeert.
BIJLAGE III
OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN
DEEL A
OOSTZEE
Deel 1
Kabeljauwvisserij
1. Voorwaarden voor bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt bij de kabeljauwvisserij in de Oostzee
1.1. Sleepnetten
1.1.1. Zonder ontsnappingspanelen
Sleepnetten zonder ontsnappingspanelen zijn verboden.
1.1.2. Met ontsnappingspanelen
In afwijking van de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 88/98 inzake speciale voorzieningen voor selectiviteit, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.
1.1.3. Eén-netregel
Wanneer sleepnetten met ontsnappingspanelen worden gebruikt, mag geen vistuig van een ander type aan boord worden gehouden.
1.2. Kieuwnetten
In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 88/98 is de minimummaaswijdte voor kieuwnetten 110 mm.
Voor vaartuigen met een lengte over alles tot en met 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 12 km.
Voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 24 km.
De uitzettijd van de netten bedraagt ten hoogste 48 uur, ingaand bij de eerste tewaterlating en eindigend wanneer de netten volledig weer zijn ingehaald.
2. Bijvangst van kabeljauw in de Oostzee
2.1. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 88/98 mag geen ondermaatse kabeljauw aan boord worden gehouden, behalve in de in punt 2.2 genoemde gevallen. |
2.2. |
In afwijking evenwel van het bepaalde in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 88/98, mag de bijvangst van kabeljauw bij de visserij op haring en sprot met netten met een maaswijdte van 32 mm of kleiner niet meer bedragen dan 3 gewichtspercenten van het totale gewicht van de vangsten. Van de toegestane bijvangst van kabeljauw aan boord mag niet meer dan 5 % ondermaats zijn. |
2.3. |
Bij de visserij op andere soorten dan haring en sprot met andere trawlnetten en Deense zegennetten dan die vermeld in punt 1.1.2, mogen de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 10 % bedragen. |
3. Minimummaat voor kabeljauw in de Oostzee
In afwijking van het bepaalde in bijlage III van Verordening (EG) nr. 88/98 is de minimummaat voor kabeljauw 38 cm.
4. Verbod om in de zomer in de Oostzee op kabeljauw te vissen
De visserij op kabeljauw is verboden van 1 maart tot en met 30 april 2005 in de deelgebieden 22-24 en van 1 mei tot en met 15 september 2005 in de deelgebieden 25-32.
5. Beperkingen voor de visserij op kabeljauw in de Oostzee
Iedere vorm van visserij is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:
Gebied 1:
— 55°45′NB, 15°30′OL
— 55°45′NB, 16°30′OL
— 55°00′NB, 16°30′OL
— 55°00′NB, 16°00′OL
— 55°15′NB, 16°00′OL
— 55°15′NB, 15°30′OL
— 55°45′NB, 15°30′OL
Gebied 2:
— 56°00′NB, 19°14′OL
— 54°48′NB, 19°20′OL
— 54°45′NB, 19°19′OL
— 54°45′NB, 18°55′OL
— 55°00′NB, 19°14′OL
Gebied 3:
— 56°13′NB, 18°27′OL
— 56°13′NB, 19°31′OL
— 55°59′NB, 19°13′OL
— 56°03′NB, 19°06′OL
— 56°00′NB, 18°51′OL
— 55°47′NB, 18°57′OL
— 55°30′NB, 18°34′OL
— 56°13′NB, 18°27′OL
6. Tijdelijke en aanvullende voorwaarden op het gebied van controle, inspectie en toezicht in de context van het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee
6.1. Algemene voorschriften
6.1.1. |
Het programma voor controle, inspectie en toezicht ten aanzien van de kabeljauwbestanden in de Oostzee omvat de volgende elementen: Bijzondere voorwaarden voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee. Nationale actieprogramma’s voor controle die moeten worden opgesteld door Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden. Aanvullende maatregelen inzake controle, toezicht en inspectie. Gezamenlijk toezicht en uitwisseling van inspecteurs. |
6.1.2. |
De nationale actieprogramma’s voor controle van de kabeljauwbestanden kunnen op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat worden herzien. |
6.2. Bijzondere voorwaarden voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee.
6.2.1. |
Alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 8 meter die voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee toegestaan vistuig aan boord hebben of gebruiken moeten beschikken over een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee. |
6.2.2. |
Iedere lidstaat moet een lijst opstellen van de vaartuigen die beschikken over een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee. |
6.2.3. |
De kapitein of zijn vertegenwoordiger van een vissersvaartuig waaraan een lidstaat een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee heeft afgegeven, moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2. |
6.3. Nationale actieprogramma’s voor controle.
6.3.1. |
Iedere betrokken lidstaat stelt een nationaal actieprogramma voor controle in de Oostzee vast. |
6.3.2. |
De Commissie belegt in 2005 ten minste éénmaal een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur voor het evalueren van de naleving en resultaten van het nationaal actieprogramma voor controle van de kabeljauwvisserij in de Oostzee. |
6.4. Toezicht, inspectie en bewaking door de lidstaten.
6.4.1. |
Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk 30 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een lijst van de aangewezen havens mee, alsmede het in punt 6.3.1 bedoelde nationaal controleprogramma en een regeling voor de tenuitvoerlegging daarvan. De Commissie geeft deze informatie door aan alle betrokken lidstaten. |
6.4.2. |
In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 houden de kapiteins van vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die conform punt 6.2.1 over een speciaal visdocument beschikken om in de Oostzee op kabeljauw te vissen een logboek van hun activiteiten bij overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93. |
6.4.3. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2807/83 bedraagt de toegestane afwijking bij de raming van hoeveelheden aan boord in kilogrammen, voor vis waarop een TAC van toepassing is, 8 %. |
6.4.4. |
Van kabeljauw die wordt aangeland in een aangewezen haven, worden representatieve monsters die ten minste 20 % van de aangelande hoeveelheid vertegenwoordigen, in aanwezigheid van door de lidstaten erkende controleurs gewogen voordat deze voor eerste verkoop aangeboden en verkocht worden. Te dien einde delen de lidstaten de Commissie binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening nadere gegevens mee betreffende de te gebruiken bemonsteringsmethode. |
6.4.5. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 19 bis, lid 1 bis, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, is het bepaalde in de artikelen 19 sexies, 19 septies, 19 octies, 19 nonies en 19 decies, van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een speciaal visdocument om in de Oostzee op kabeljauw te vissen overeenkomstig punt 6.2.1. |
6.4.6. |
Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 zien de lidstaten erop toe dat de op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van die verordening verkregen satellietvolggegevens over vaartuigen met een speciaalvisdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee worden gebruikt om: a) alle gegevens betreffende het binnenvaren en verlaten van de haven in een voor de computer leesbare vorm op te slaan; b) alle gegevens betreffende het binnenvaren en verlaten van de voor de kabeljauwvisserij gesloten gebieden in de Oostzee op te slaan. |
6.4.7. |
De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 6.4.5 bedoelde aangifteverplichtingen, mits die maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast. |
6.4.8. |
In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg kabeljauw die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet. |
6.4.9. |
In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor kabeljauw in de Oostzee meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding. |
6.5. Gezamenlijk toezicht en uitwisseling van inspecteurs.
6.5.1. |
De lidstaten ondernemen gezamenlijk inspectie- en toezichtactiviteiten en stellen daartoe operationele procedures vast voor hun inspectie-eenheden. |
6.5.2. |
Uiterlijk 30 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden de voor inspectie bevoegde nationale autoriteiten door het voorzitterschap bijeengeroepen om het gezamenlijke inspectie- en toezichtprogramma te coördineren. |
6.5.3. |
De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat inspecteurs van andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om ten minste aan hun gezamenlijke inspectieactiviteiten deel te nemen. |
6.5.4. |
Inspecteurs van de Commissie mogen aan deze uitwisselingen en aan gezamenlijke inspecties deelnemen. |
Deel 2
Golf van Riga
7. Specifieke bepalingen voor de Golf van Riga
7.1. Speciaal visdocument
7.1.1. |
Voor de visserij in de Golf van Riga moeten vaartuigen beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94. |
7.1.2. |
De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen waaraan een speciaal visdocument is afgegeven overeenkomstig punt 1, voorkomen op een door elke lidstaat aan de Commissie mee te delen lijst waarin hun naam en intern registratienummer is vermeld. De vaartuigen op die lijst moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: a) het totaal motorvermogen (kW) van de in de lijsten opgenomen vaartuigen mag niet groter zijn dan het vermogen dat voor de betrokken lidstaat in de jaren 2000 – 2001 in de Golf van Riga is geconstateerd; b) hun motorvermogen mag nooit groter zijn dan 221 kilowatt (kW). |
7.2. Vervanging van vaartuigen of motoren
7.2.1. |
Elk vaartuig op de in punt 7.1.2 bedoelde lijst mag worden vervangen door een of meer andere vaartuigen, op voorwaarde dat: a) vervanging in geen enkel geval leidt tot een verhoging van het in punt 7.1.2, onder a), bedoelde totale motorvermogen per lidstaat, en b) het motorvermogen van vervangende vaartuigen nooit groter is dan 221 kW. |
7.2.2. |
De motoren van de vaartuigen die voorkomen op de in punt 7.1.2 bedoelde lijsten van de lidstaten mogen worden vervangen, op voorwaarde dat: a) de vervanging van een motor er nooit toe leidt dat het motorvermogen van een vaartuig groter is dan 221 kW, en b) het vermogen van de ruilmotor niet zodanig is dat de vervanging leidt tot een verhoging van het totale motorvermogen voor de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 7.1.2, onder a). |
DEEL B
SKAGERRAK EN KATTEGAT
8. Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat
In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 3 van deze bijlage van toepassing.
DEEL C
ICES-DEELGEBIEDEN I TOT EN MET VII
9. Aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel
9.1. Werkingssfeer
9.1.1. De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:
a) voor haring, ICES-deelgebieden I, II, IV, VI en VII en sectoren III a en V b,
b) voor makreel en horsmakreel in ICES-deelgebieden III, IV, VI en VII en sector II a.
9.2. Aangewezen havens
9.2.1. In punt 9.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.
9.2.2. Elke betrokken lidstaat stuurt de Commissie alle wijzigingen toe in de in 2004 meegedeelde lijst van aangewezen havens waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, evenals wijzigingen in de inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 9.1.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. Deze wijzigingen dienen ten minste 15 dagen voor de inwerkingtreding ervan te worden meegedeeld. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.
9.3. Binnenlopen van de haven
9.3.1. De kapitein van een in punt 9.1.1 bedoeld vaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:
a) de haven die hij wil aandoen alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig;
b) het verwachte tijdstip van aankomst in die haven;
c) de hoeveelheid in kilogram in levend gewicht per aan boord aanwezige soort;
d) het in bijlage I bij deze verordening vermelde beheersgebied waar de vangst is gedaan.
9.4. Lossen
9.4.1. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.
9.5. Logboek
9.5.1. In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de door de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven gevraagde bladzijde(n) uit het logboek over.
De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 9.3.1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.
In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 8 %.
9.6. Wegen van verse vis
9.6.1. Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte en verkoopdocumenten.
9.6.2. Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.
9.7. Wegen van verse vis na vervoer
9.7.1. In afwijking van punt 9.6.1 kan lidstaten worden toegestaan verse vis te wegen na vervoer van de aanvoerhaven mits de vis wordt vervoerd naar een bestemming op het grondgebied van de lidstaat die niet meer dan 60 km verwijderd is van de haven van aanvoer en:
a) de container waarin de vis wordt vervoerd, van de aanvoerhaven naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of
b) de bevoegde autoriteiten toestemming geven om de vis van de aanvoerhaven te vervoeren onder de volgende voorwaarden:
i) onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit de vis is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen, evenals het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming;
ii) een kopie van de onder i) bedoelde ervaring wordt door de chauffeur tijdens het transport bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd.
9.8. Factuur
9.8.1. Naast de verplichtingen vermeld in artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2847/93 dient de verwerker of koper van de aangevoerde hoeveelheden verse vis bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een kopie van de rekening of een document ter vervanging daarvan, als bedoeld in artikel 22, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag ( 31 ) over te leggen.
9.8.2. Op dergelijke rekeningen en vervangende documenten moeten steeds alle op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2847/93 vereiste gegevens worden vermeld, evenals de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost. Deze rekening of dit document moet op verzoek of binnen 12 uur na voltooiing van de weging worden ingediend.
9.9. Wegen van bevroren vis
9.9.1. Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.
9.9.2. Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten leggen iedere wijziging in de door de Commissie in 2004 goedgekeurde bemonsteringsmethode ter goedkeuring aan haar voor. Deze wijzigingen worden door de Commissie goedgekeurd. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte en verkoopdocumenten.
9.10. Weegvoorzieningen
9.10.1. Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt gevoegd bij de rekening die overeenkomstig punt 9.8 bij de bevoegde autoriteiten wordt ingediend.
9.10.2. Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, moet het systeem door de bevoegde autoriteiten worden goedgekeurd, geijkt en verzegeld, en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a) de partij die de vis weegt, houdt een gepagineerd weeglogboek bij, waarin het volgende wordt vermeld:
i) naam en registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost;
ii) het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging van de haven van aanvoer is vervoerd;
iii) de soort vis;
iv) het gewicht van iedere aanvoer;
v) de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging;
b) indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbaar systeem te worden aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. Dit cumulatieve totale gewicht dient in het onder a) bedoelde gepagineerde logboek te worden vermeld;
c) het weeglogboek en de kopieën van de in punt 9.7.1, onder b), ii), bedoelde schriftelijke verklaringen dienen drie jaar te worden bewaard.
9.11. Toegang door de bevoegde autoriteiten
De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.
9.12. Kruiscontroles
9.12.1. De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:
a) de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in punt 9.3.1 met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig;
b) de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig met de aanvoeraangifte of de rekening of een vervangend document als bedoeld in punt 9.8;
c) de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte met de rekening of een vervangend document als bedoeld in punt 9.8.
9.13. Volledige inspectie
9.13.1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd, wat ten minste het volgende moet omvatten:
a) controle van de weging van de vangsten van het vaartuig per soort. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing van het vaartuig gecontroleerd. Bij diepvriestrawlers worden alle kisten geteld. Een representatieve steekproef van de kisten/pallets wordt gewogen voor de berekening van het gemiddelde gewicht van de kisten/pallets. De kisten worden bemonsterd volgens een erkende methode om het gemiddelde nettogewicht van de vis (d.w.z. zonder verpakking, ijs enz.) te bepalen;
b) naast de in punt 9.12 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:
i) de per soort in het logboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort op de rekening of een vergelijkbaar document als bedoeld in punt 9.8 geregistreerde hoeveelheden;
ii) de door de bevoegde autoriteiten op grond van punt 9.7.1, onder b), i), ontvangen verklaringen met de schriftelijke verklaringen in het bezit van de ontvanger van de vis als bedoeld in punt 9.7.1, onder b), ii);
iii) de identificatienummers van de containers als vermeld in de schriftelijke verklaringen bedoeld in punt 9.7.1, onder b), i), met de weeglogboeken;
c) indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend;
d) zodra het lossen is beëindigd, moet worden gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.
9.13.2. Van alle in punt 9 genoemde inspectieactiviteiten moet verslag worden opgemaakt. Deze documenten moeten gedurende drie jaar worden bewaard.
10. Haringvisserij in gebied IIa (EG-wateren)
Het is verboden haring aan te voeren of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in sector IIa (EG-wateren).
11. Voorwaarden voor de aanvoer van haring voor industriële doeleinden
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 geldt het volgende:
Haring die is gevangen buiten de ICES-deelgebieden III en IV met netten met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm, mag niet aan boord worden gehouden of aangevoerd worden tenzij deze vangsten bestaan uit een mengsel van haring en andere soorten, deze vangsten niet gesorteerd zijn en de haring niet meer uitmaakt dan 10 % van het totale gewicht van de gecombineerde vangsten van haring en andere soorten.
12. Beperkingen voor de visserij op kabeljauw
a) Wateren ten westen van Schotland: tot 31 december 2005 is iedere vorm van visserij verboden in de gebieden die worden ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden
59°05′NB, 06°45′WL,
59°30′NB en 06°00′WL,
59°40′NB en 05°00′WL,
60°00′NB en 04°00′WL,
59°30′NB en 04°00′WL,
59°05′NB en 06°45′WL,
b) Keltische Zee: Tot 31 maart 2005 is iedere vorm van visserij verboden in het gedeelte van ICES-deelgebied VII dat bestaat uit de volgende ICES-vakken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod geldt in maart niet voor boomkortrawlers.
c) In afwijking van het bepaalde onder a) en b) is de visserij met kommen en korven in het betrokken gebied en de betrokken periode toegestaan, mits:
i) geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en
ii) geen andere organismen dan schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden.
d) In afwijking van het bepaalde onder a) en b) is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, mits:
i) geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en
ii) er geen andere vissoorten dan haring, makreel, horsmakreel, blauwe wijting, sardine, sardinella, sprot en zilversmelt aan boord worden gehouden.
13. Sluiting van een gebied voor zandspiering
Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografisch gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:
— de oostkust van Engeland op 55°30′NB,
— 55°30′NB, 1°00′WL,
— 58°00′NB en 1°00′WL,
— 58°00′NB en 2°00′WL,
— de oostkust van Schotland op 2°00' WL.
Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.
14. Rockall-schelvisbox
Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden;
Punt nr. |
Breedtegraad |
Lengtegraad |
1 |
57°00′NB |
15°00′WL |
2 |
57°00′NB |
14°00′WL |
3 |
56°30′NB |
14°00′WL |
4 |
56°30′NB |
15°00′WL |
15. Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee
De in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) ( 32 ) bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn tijdelijk van toepassing in 2005.
DEEL D
ICES-deelgebieden VIII, IX en X
16. Verbod op trawlvisserij in de wateren rond de Azoren, de Canarische eilanden en Madeira
Vaartuigen mogen geen bodemtrawls of soortgelijke sleepnetten die in contact komen met de bodem van de zee, gebruiken in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van een lidstaat, die worden begrensd door een lijn die de volgende coördinaten verbindt:
a) Azoren
36°00′NB 23°00′WL
42°00′NB 23°00′WL
42°00′NB 34°00′WL
36°00′NB 34°00′WL
36°00′NB 23°00′WL
b) Canarische eilanden en Madeira
27°00′NB 19°00′WL
26°00′NB 15°00′WL
29°00′NB 13°00′WL
36°00′NB 13°00′WL
36°00′NB 19°00′WL
27°00′NB 19°00′WL
DEEL E
MIDDELLANDSE ZEE
17. Technische instandhoudingsmaatregelen in de Middellandse Zee
De lopende visserijactiviteiten waarvoor een afwijking geldt op grond van artikel 3, leden 1 en 1bis, en artikel 6, leden 1 en 1bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, mogen in 2005 tijdelijk worden voortgezet.
DEEL F
OOSTELIJKE STILLE OCEAAN
18. Ringzegens in het oostelijk deel van de Stille Oceaan (gereglementeerd gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC)).
De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 11 september 2005 of van 20 november tot en met 31 december 2005 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:
— de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,
— lengtegraad 150° WL,
— breedtegraad 40° NB,
— breedtegraad 40° ZB.
De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2005 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.
Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn vissen alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie beschouwd wordt. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.
Vaartuigen die met ringzegens vissen moeten indien mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasem en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.
De volgende specifieke maatregelen moeten worden toegepast voor ingesloten of verstrikte zeeschildpadden:
a) wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden, voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet;
b) indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten;
c) indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt opdat de schildpad kan herstellen voordat ze opnieuw overboord wordt gezet;
d) vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien,
e) zeeschildpadden die in vis-aantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD’s) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, moeten voor zover mogelijk worden bevrijd,
f) ook FAD’s die niet meer voor de visserij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk uit het water worden verwijderd.
DEEL G
OOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN EN MIDDELLANDSE ZEE
19. Minimummaat voor blauwvintonijn in het Oosten van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en Bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor blauwvintonijn in de Middellandse Zee vastgesteld op 10 kg of 80 cm.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt geen tolerantiegrenswaarde verleend voor blauwvintonijn waarop in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee wordt gevist.
20. Minimummaat voor grootoogtonijn
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en Bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor grootoogtonijn opgeheven.
21. Beperkingen op het gebruik van bepaalde types van vaartuigen en vistuig
1. Ter bescherming van het bestand grootoogtonijn, met name de jonge vis, is de visserij met vaartuigen die met de zegen vissen en vaartuigen die met de hengel (met aas) vissen, verboden in het onder a) genoemde gebied en tijdens de onder b) genoemde periode;
a) Het gebied is het volgende:
zuidelijke grens |
: |
breedtelijn 0° ZB |
noordelijke grens |
: |
breedtelijn 5° NB |
westelijke grens |
: |
meridiaan 20° WL |
oostelijke grens |
: |
meridiaan 10° WL |
b) Het verbod geldt jaarlijks voor de periode van 1 november tot en met 30 november.
2. In afwijking van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 973/2001 mogen vissersvaartuigen uit de Gemeenschap tijdens de in artikel 3, lid 1, genoemde periode zonder beperking op het gebruik van bepaalde vaartuig- en vistuigtypes vissen in het in artikel 3, lid 2, bedoelde gebied.
22. Maatregelen met betrekking tot de recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee
1. Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om - in het kader van de recreatie- en sportvisserij - het gebruik van sleepnetten, omsluitingsnetten, glijzegens, korren, kieuwnetten, schakelnetten en beugen te verbieden voor het vissen op tonijn en tonijnachtigen, met name blauwvintonijn, in de Middellandse Zee.
2. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de tonijn en tonijnachtigen die in de Middellandse Zee als gevolg van recreatie- en sportvisserij worden gevangen, niet in de handel worden gebracht.
23. Monsternemingsplan voor blauwvintonijn
In afwijking van het bepaalde in artikel 5bis van Verordening (EG) nr. 9737/2001 stelt iedere lidstaat een monsternemingsprogramma op voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijn per grootte; dit vereist met name dat de monsterneming per grootte in kooien moet gebeuren op één monster (= 100 specimens) per 100 ton levende vis. Het groottemonster wordt tijdens de oogst ( 33 ) op het visteeltbedrijf verzameld, overeenkomstig ICCAT-verslagleggingsmethode taak II. Tijdens iedere oogst moeten in alle kooien monsters worden genomen. De gegevens betreffende de monsterneming voor het voorgaande jaar moeten voor 31 juli aan de ICCAT worden toegezonden.
24. Tussentijdse maatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats
Het is verboden met bodemtrawls en met vast vistuig, waaronder geankerde kieuwnetten en beugen, te vissen in de gebieden die worden ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):
De Hecate Seamounts:
— 52° 21,2866′ NB, 31° 09,2688′ WL
— 52° 20,8167′ NB, 30° 51,5258′ WL
— 52° 12,0777′ NB, 30° 54,3824′ WL
— 52° 12,4144′ NB, 31° 14,8168′ WL
— 52° 21,2866′ NB, 31° 09,2688′ WL
De Faraday Seamounts:
— 50° 01,7968′ NB, 29° 37,8077′ WL
— 49° 59,1490′ NB, 29° 29,4580′ WL
— 49° 52,6429′ NB, 29° 30,2820′ WL
— 49° 44,3831′ NB, 29° 02,8711′ WL
— 49° 44,4186′ NB, 28° 52,4340′ WL
— 49° 36,4557′ NB, 28° 39,4703′ WL
— 49° 29,9701′ NB, 28° 45,0183′ WL
— 49° 49,4197′ NB, 29° 42,0923′ WL
— 50° 01,7968′ NB, 29° 37,8077′ WL
Een deel van de Reykjanes Ridge:
— 55° 04,5327′ NB, 36° 49,0135′ WL
— 55° 05,4804′ NB, 35° 58,9784′ WL
— 54° 58,9914′ NB, 34° 41,3634′ WL
— 54° 41,1841′ NB, 34° 00,0514′ WL
— 54° 00,0′ NB, 34° 00,0′ WL
— 53° 54,6406′ NB, 34° 49,9842′ WL
— 53° 58,9668′ NB, 36° 39,1260′ WL
— 55° 04,5327′ NB, 36° 49,0135′ WL
De Altair Seamounts:
— 44° 50,4953′ NB, 34° 26,9128′ WL
— 44° 47,2611′ NB, 33° 48,5158′ WL
— 44° 31,2006′ NB, 33° 50,1636′ WL
— 44° 38,0481′ NB, 34° 11,9715′ WL
— 44° 38,9470′ NB, 34° 27,6819′ WL
— 44° 50,4953′ NB, 34° 26,9128′ WL
De Antialtair Seamounts:
— 43° 43,1307′ NB, 22° 44,1174′ WL
— 43° 39,5557′ NB, 22° 19,2335′ WL
— 43° 31,2802′ NB, 22° 08,7964′ WL
— 43° 27,7335′ NB, 22° 14,6192′ WL
— 43° 30,9616′ NB, 22° 32,0325′ WL
— 43° 40,6286′ NB, 22° 47,0288′ WL
— 43° 43,1307′ NB, 22° 44,1174′ WL
DEEL H
DIEPZEESOORTEN
In afwijking van Verordening (EG) van de Raad nr. 2347/2002 geldt het volgende in 2005:
De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument.
Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.
DEEL I
NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN
Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven
Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 5. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:
a) IUU-vaartuigen die een haven aandoen krijgen geen toestemming om te lossen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken in verband met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NEAFC. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;
b) vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van de lijst;
c) in de haven mag aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend;
d) het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;
e) de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;
f) lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan om geen vis te verhandelen met of over te laden van dergelijke vaartuigen.
De Commissie brengt de lijst met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst vaststelt.
DEEL J
CECAF
De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied bedraagt 450 g (schoongemaakt). Octopus met een gewicht van minder dan 450 g (schoongemaakt) mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet.
Aanhangsel 1 van bijlage III
Omschrijving van het ontsnappingspaneel in het bovenste deel van de kuil („BACOMA”)
Het betreft een paneel met vierkante mazen van 110 mm binnendiameter (geopend) in de kuil, met mazen van 105 mm of groter, van trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten.
Het ontsnappingspaneel is een rechthoekig stuk net in de kuil. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.
Afmetingen van kuil, tunnel en achtereind van de trawl
De kuil bestaat uit twee gelijke netdelen, aan de zijkanten met een naadlijn aan elkaar vastgemaakt.
Het is verboden netten aan boord te hebben met meer dan 100 open ruitvormige mazen in de omtrek van de kuil, met uitsluiting van de aanslag en de naadlijn.
Het aantal open ruitvormige mazen, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend, op elk punt waar ook in de omtrek van de tunnel mag niet kleiner noch groter zijn dan het maximumaantal mazen in de omtrek aan de voorkant van de kuil in enge zin en aan het achtereind van de trechter, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend (zie figuur 1).
Plaats van bevestiging van de panelen
Het ontsnappingspaneel wordt aangebracht in het bovenste deel van de kuil. Het paneel eindigt niet meer dan 4 mazen van de pooklijn, de rij handgebreide mazen waardoorheen de pooklijn is bevestigd meegerekend (zie figuur 2).
Grootte van de panelen
De breedte van het paneel, uitgedrukt in aantal benen, moet gelijk zijn aan het aantal open ruitvormige mazen in het bovenste netdeel gedeeld door twee. In gevallen waarin zulks noodzakelijk is, kan worden toegestaan dat in het bovenste netdeel maximaal 20 % van het aantal open ruitvormige mazen — gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel — worden behouden (zie figuur 3).
De lengte van het paneel bedraagt minimaal 3,5 meter.
Netwerk
De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 110 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen of netmateriaal met dezelfde bewezen selectieve eigenschappen (stijfheid, sterkte en stabiliteit). Het garen moet een diameter van ten minste 4,9 mm hebben.
Overige voorschriften
In de figuren 4a, 4b en 4c tot en met c wordt gespecificeerd hoe het paneel moet worden aangebracht. De verdeelstrop moet ten minste 4 meter lang zijn.
Figuur 1
Op basis van vorm en functie kunnen bij trawlnetten drie secties worden onderscheiden.
De trawl bevat altijd een trechtervormig gedeelte dat vaak tussen 10 en 40 m lang is. De tunnel is cilindervormig en vervaardigd uit één of twee netten van 49,5 mazen diep, hetgeen overeenkomt met een lengte in gestrekte toestand van 6 tot 12 meter. De kuil is eveneens cilindervormig en vaak vervaardigd van dubbelgetwijnd garen voor een betere slijtagebestendigheid. De kuil heeft vaak een diepte van 49,5 mazen, oftewel circa 6 meter, maar kan bij kleinere vaartuigen korter (2 tot 4 meter) zijn. Het deel onder de verdeelstrop wordt de zak genoemd.
Figuur 2
Tussen het ontsnappingspaneel en de pooklijn zitten vier mazen: 3,5 ruitvormige mazen van de bovenkant van de kuil en één rij van een halve handgebreide maas waardoorheen de pooklijn is bevestigd.
Figuur 3
Aan de bovenkant mogen twintig procent ruitvormige mazen — in de dwarsrichting van het net van de ene naadlijn tot de andere — worden behouden. Bijvoorbeeld (zoals op figuur 3) bij een net van 30 open mazen breed, is dat 6 ruitvormige mazen. De verdeling is dan drie mazen aan weerszijden van het ontsnappingspaneel. Het ontsnappingspaneel is dan 12 benen breed (30 – 6 = 24 ruitvormige mazen, gedeeld door 2).
Figuur 4a
Onderpaneel
Opbouw onderpaneel van 49,5 mazen diep
Figuur 4b
Toppaneel
(zonder ruitvormige mazen tussennaadlijn en vierkant gemaasd paneel)
Opbouw toppaneel, afmetingen en positie van ontsnappingspaneel, in netten met een ontsnappingspaneel dat van naadlijn tot naadlijn loopt
Figuur 4c
Toppaneel
(met ruitvormige mazen tussen naadlijn en vierkant gemaasd paneel)
Opbouw toppaneel in netten met 20 % ruitvormige mazen, gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel
Aanhangsel 2 van bijlage III
Bijzondere voorwaarden voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee
1. Kabeljauw uit de Oostzee mag alleen worden aangeland door vaartuigen met een speciaal visdocument.
2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar een hoeveelheid zal worden aangevoerd waarvoor voorafgaande kennisgeving is vereist, kunnen bepalen dat het lossen pas kan beginnen wanneer die autoriteiten daarmee hebben ingestemd.
3. De kapitein of zijn vertegenwoordiger van een vissersvaartuig waaraan een lidstaat een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee heeft afgegeven, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
i) een kopie van het speciale visdocument voor de visserij op kabeljauw in de Oostzee dient aan boord te zijn;
ii) alvorens hij het Oostzeegebied binnenkomt of verlaat, stelt hij de autoriteiten van de EU-vlaggestaat in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van binnen- of buitenkomst; hij vat geen nieuwe visreis aan alvorens alle vangsten zijn aangeland;
iii) er mag geen vis worden overgeslagen op zee;
iv) er mag niet in de voor de kabeljauwvisserij gesloten gebieden worden gevaren, tenzij het aanwezige vistuig stevig is vastgesjord en opgeborgen;
v) wanneer er zich meer dan 300 kg kabeljauw aan boord bevindt, stelt hij de betrokken autoriteiten ten minste twee uur voor het binnenvaren in een haven of aanvoerplaats van een lidstaat in kennis van de naam van de haven of aanvoerplaats, de verwachte tijd van aankomst in die haven of aanvoerplaats en de hoeveelheid kabeljauw in kilogram levend gewicht;
vi) kabeljauw wordt uitsluitend in de aangewezen haven aangeland wanneer er zich een hoeveelheid kabeljauw van meer dan 750 kg levend gewicht aan boord bevindt;
vii) in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein of zijn vertegenwoordiger vóór aanvang van het lossen van de vangsten aan boord, de door de nationale autoriteit gevraagde bladzijde(n) uit het logboek over.
Aanhangsel 3 van bijlage III
Gesleept vistuig: Skagerrak en Kattegat
Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte
Soorten |
Maaswijdte (mm) |
|||||||
< 16 |
16-31 |
32-69 |
35-69 |
70-89 (5) |
≥ 90 |
|||
Minimumpercentage doelsoorten |
||||||||
50 % (6) |
50 % (6) |
20 % (6) |
50 % (6) |
20 % (6) |
20 % (7) |
30 % (8) |
geen |
|
Zandspiering (Ammodytidae) (3) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
Zandspiering (Ammodytidae) (4) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Kever (Trisopterus esmarkii) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Blauwe wijting (Micromesistius poutassou) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Grote Pieterman (Trachinus draco) (1) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Weekdieren (behalve Sepia) (1) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Geep (Belone belone) (1) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Zilvervis (Argentina spp.) |
x |
x |
x |
x |
x |
|||
Sprot (Sprattus sprattus) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Paling (Anguilla anguilla) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2) |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Makreel (Scomber spp.) |
x |
x |
x |
|||||
Horsmakreel (Trachurus spp.) |
x |
x |
x |
|||||
Haring (Clupea harengus) |
x |
x |
x |
|||||
Noordse garnaal (Pandalus borealis) |
x |
x |
x |
|||||
Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1) |
x |
x |
x |
|||||
Wijting (Merlangius merlangus) |
x |
x |
||||||
Langoestine (Nephrops norvegicus) |
x |
x |
||||||
Alle andere mariene organismen |
x |
|||||||
(1) Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen. (2) Buiten vier mijl vanaf de basislijnen. (3) Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat. (4) Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat. (5) Bij toepassing van deze maaswijdte moeten de kuil en de tunnel zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen met een sorteerrooster. (6) De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 10 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft. (7) De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 50 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft. (8) De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 60 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft. |
Aanhangsel 4 van bijlage III
Bevestiging van de klossenpees met „toggle chains” bij garnalentrawlers: NAFO-gebied
Voor het bevestigen van de klossenpees aan de grondpees of de dunnepees worden op verschillende afstanden bevestigingskettingen (kettingen, touwen of combinaties van beide) geplaatst, zogenaamde „toggle chains”. De termen „grondpees” en „dunnepees” mogen in dit verband door elkaar worden gebruikt. Op sommige vaartuigen wordt één enkele lijn gebruikt; op andere worden een grondpees en een dunnepees gebruikt zoals aangegeven in het schema. De lengte van de bevestigingsketting of „toggle chain” moet worden gemeten van het hart van de ketting of het touw die de klossenpees vormt (het hart van de klossenpees) tot de onderkant van de grondpees.
Op bijgaand schema is aangegeven hoe de lengte van de toggle chain moet worden gemeten.
Aanhangsel 5 van bijlage III
Lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven
Naam van het vaartuig |
Vlaggenstaat |
FONTENOVA |
Panama |
IANNIS |
Panama |
LANNIS I |
Panama |
LISA |
Gemenebest Dominica |
KERGUELEN |
Togo |
OKHOTINO |
Gemenebest Dominica |
OLCHAN |
Gemenebest Dominica |
OSTROE |
Gemenebest Dominica |
OSTROVETS |
Gemenebest Dominica |
OYRA |
Gemenebest Dominica |
OZHERELYE |
Gemenebest Dominica |
BIJLAGE IVa
VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN
Algemene bepalingen
1. |
De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter. |
2. |
Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende omschrijvingen van geografische gebieden: Kattegat (ICES-sector IIIa zuid), Skagerrak en Noordzee (ICES-sectoren IVa,b,c, IIIa noord en IIa EG), wateren ten westen van Schotland (ICES-sector VIa), oostelijk deel van het Kanaal (ICES-sector VIId), Ierse Zee (ICES-sector VIIa). Voor vaartuigen waarvoor aan de Commissie is meegedeeld dat zij beschikken over een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, geldt de volgende afbakening van het gebied ten westen van Schotland: ICES-sector VIa met uitzondering van het gebied ten westen van de rechte lijnen die de volgende geografische coördinaten verbinden: 60°00′NB, 04°00′WL 59°45′NB, 05°00′WL 59°30′NB, 06°00′WL 59°00′NB, 07°00'WL 58°30′NB, 08°00'WL 58°00′NB, 08°00'WL 58°00′NB, 08°30'WL 56°00′NB, 08°30'WL 56°00’NB, 9°00′WL 55°00’NB, 9°00′WL 55°00′NB, 10°00'WL 54°30′NB, 10°00'WL. |
3. |
In deze bijlage wordt onder een dag buitengaats en aanwezig in het gebied verstaan: a) de periode van 24 uur tussen 0.00 uur van een kalenderdag en 24.00 uur van dezelfde kalenderdag, of enig gedeelte van die periode, gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het in punt 2 vermelde gebied, of b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het in punt 2 vermelde gebied, of enig gedeelte van die periode. Een lidstaat die de onder b) vermelde definitie van een dag buitengaats en aanwezig in het gebied wenst te gebruiken, moet de Commissie vóór 1 februari 2005 meedelen op welke wijze de activiteiten van een vaartuig zullen worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat aan de onder b) vermelde voorwaarden wordt voldaan. |
4. |
Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig: a) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van ten minste 100 mm, met uitzondering van boomkorren, voor alle gebieden met uitzondering van Kattegat en Skagerrak waar deze maaswijdte ten minste 90 mm bedraagt; b) boomkorren met een maaswijdte van ten minste 80 mm; c) staande demersale netten met inbegrip van kieuwnetten, schakels en warnetten; d) demersale beuglijnen; e) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 70 mm en 99 mm, met uitzondering van boomkorren met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm, voor alle gebieden uitgezonderd Kattegat en Skagerrak waar deze maaswijdte tussen 70 mm en 89 mm bedraagt; f) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 16 mm en 31 mm, met uitzondering van boomkorren. |
Visserij-inspanning
5. |
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen buitengaats en in het gebied aanwezig zijn. |
6. |
a) Het maximale aantal dagen in een kalendermaand waarop een vaartuig in het gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I. Een dag die buitengaats en aanwezig in het in punt 2 van deze bijlage vermelde gebied wordt doorgebracht, moet ook in mindering worden gebracht op het totale aantal dagen dat is toegestaan voor het in punt 2 van bijlage IV c vermelde gebied voor een vaartuig dat met dezelfde categorieën vistuig vist. Indien een vaartuig tijdens een visreis twee gebieden aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht.
Tabel I — Maximum aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied per vistuig
Het maximale aantal dagen in een kalendermaand waarop een vaartuig in een van de volgende deelgebieden aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het in punt 4, onder a) bedoelde vistuig aan boord is, bedraagt echter: i) wateren ten westen van Schotland: 8; ii) Ierse Zee: 10. b) Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied bijeentellen binnen beheersperioden van ►C1 maximaal elf kalendermaanden. ◄ (c) De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten sinds 1 januari 2002 overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector ( 34 ). Het aantal extra dagen dat wordt toegekend aan vaartuigen met een bepaalde categorie vistuig is evenredig aan de visserij-inspanning in 2001 uitgedrukt in kilowattdagen van de uit de vaart genomen vaartuigen die het bewuste vistuig gebruikten ten opzichte van het vergelijkbare niveau van de inspanningen van alle vaartuigen die dat vistuig in 2001 gebruikten. Eventuele dagdelen die deze berekening oplevert worden afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in kwestie. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het onder a) vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Het aantal extra dagen dat de Commissie in 2004 overeenkomstig punt 6, onder c), van bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003 aan een lidstaat heeft toegekend, blijft toegekend in 2005. d) Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied kunnen door de lidstaten aan vaartuigen worden toegewezen onder de voorwaarden van tabel II. Lidstaten die meer dagen willen toewijzen, delen de Commissie mee welke vaartuigen hiervoor in aanmerking komen, met vermelding van de vangsten van die vaartuigen gedurende de laatste twee weken voordat de extra dagen worden toegekend.
Tabel II — Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats aanwezig in het gebied en de daaraan verbonden voorwaarden
Indien aan een vaartuig meer dagen worden toegewezen vanwege de geringe vangsten van een bepaalde soort door dat vaartuig, mag dat vaartuig op geen enkel moment meer dan het in tabel II vermelde percentage vis van die soort aan boord houden, noch vis op zee overladen ►C1 op een ander vaartuig. ◄ Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen. e) De Commissie mag een lidstaat op diens verzoek een extra dag toewijzen waarop een vaartuig aanwezig en buitengaats mag zijn in het gebied wanneer het in punt 4, onder a) bedoeld vistuig met een maaswijdte van meer dan 120 mm aan boord heeft, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat een systeem van automatische schorsingen van visserijvergunningen in geval van overtredingen ontwikkeld heeft. Gedurende een beheersperiode waarin een vaartuig gebruik maakt van deze bepaling, mag dat vaartuig op geen enkel ogenblik vistuig met een maaswijdte van 120 mm of kleiner aan boord hebben. f) Wegens de sluiting van het gebied in de Ierse Zee voor de bescherming van paaivis en de veronderstelde vermindering van de visserijsterfte voor kabeljauw, zal één extra dag worden toegewezen aan vaartuigen met types vistuig bedoeld in punt 4 onder a) en b) die in een bepaalde beheersperiode meer dan de helft van de toegewezen dagen op de Ierse Zee vissen. |
7. |
Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in de onder punt 2 omschreven gebieden vissen met vistuig als bedoeld in punt 4. Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat twee van de in punt 4 bedoelde categorieën vistuig worden gebruikt, is het totaal aantal tijdens de komende beheersperiode beschikbare dagen niet meer dan de helft van de som van de dagen waarop het vaartuig voor elk vistuig in aanmerking komt, zulks afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Het is niet toegestaan een van de betrokken soorten vistuig gedurende meer dagen te gebruiken dan het aantal dagen dat voor dat vistuig in tabel I of in de derde alinea van punt 6 onder a) voor het betrokken deelgebied is vastgelegd. Van de mogelijkheid om twee vistuigen te gebruiken kan alleen gebruik worden gemaakt indien aan de volgende aanvullende controlevoorschriften wordt voldaan: — tijdens een visreis mag het vaartuig slechts een van de in punt 4 genoemde soorten vistuig aan boord hebben; — voor aanvang van een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig tijdens de visreis aan boord zal zijn, tenzij het type vistuig sinds de vorige visreis niet is gewijzigd. — De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen mag met onmiddellijke ingang niet langer twee soorten vistuig gebruiken. — Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven. |
8. |
Een vaartuig dat aanwezig is in één van de in punt 2 omschreven gebieden en dat één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd een ander van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord hebben. |
9. |
a) Nadat een vaartuig het aantal buitengaats en in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2 vermelde zones blijven, tenzij uitsluitend ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 7. b) In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 6 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien, alsmede van de aard van die activiteiten en van zijn afstand van zijn visserijvergunning voor de duur van de activiteiten. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee. |
10. |
a) Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig in het gebied en buitengaats door te brengen dagen waarop het recht heeft, binnen een beheersperiode en voor hetzelfde gebied aan een ander vaartuig overdraagt, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen. b) Het product van het overeenkomstig a) overgedragen totale aantal in het gebied en buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002 en 2003 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het EG-logboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Indien een overdragend vaartuig gebruik maakt van de alternatieve afbakening voor het gebied ten westen van Schotland, als omschreven in punt 2, wordt de berekening van het gemiddelde aantal dagen per jaar gebaseerd op deze alternatieve afbakening van dat gebied. c) Het overdragen van dagen overeenkomstig a) is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig en in dezelfde gebieden als bedoeld in punt 6, onder a), en gedurende dezelfde beheersperiode. Een lidstaat mag overdracht van dagen toestaan wanneer een overdragend vaartuig met een vergunning tijdelijk zijn activiteit zonder overheidssteun heeft stopgezet. d) Overdrachten van dagen van vaartuigen die in aanmerking komen voor de in de punt 6, onder d) en e), en in punt 7 genoemde toewijzing zijn niet toegestaan. e) Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. |
11. |
Een vaartuig dat nog niet in een van de in punt 2 bedoelde gebieden heeft gevist, mag door deze gebieden varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in een van de in punt 2 bedoelde gebieden bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93. |
12. |
Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten met vistuig als bedoeld in punt 4, in de gebieden vermeld in punt 2, als deze vaartuigen in de jaren 2001, 2002, 2003 of 2004 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het betrokken gebied wordt gebruikt. ►C1 Vaartuigen die wel met een vistuig als bedoeld ◄ in punt 4 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 4 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig. |
13. |
Dagen waarop een vaartuig buitengaats is geweest maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewond bemanningslid moest vervoeren, worden door de lidstaten niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken. |
Aangifteverplichtingen
14. |
Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, doen de lidstaten voor ieder kalenderjaar uiterlijk een maand na het verstrijken van dat kalenderjaar aan de Commissie mededeling van de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en per betrokken gebied, volgens het model van tabel IV. |
15. |
De lidstaten delen de in punt 14 bedoelde gegevens aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.
Tabel IV — Formaat van de mededelingen
Tabel V — Gegevensformaat
|
Aanhangsel 1 bij bijlage IVa
1. Ieder vaartuig dat dit soort vistuig gebruikt moet een speciaal visdocument hebben overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.
2. Een kopie van de onder 1 bedoelde speciale visdocumenten wordt aan boord van het vissersvaartuig bewaard.
3. Het vissersvaartuig dat over een speciaal visdocument beschikt heeft voor gebruik uitsluitend een sleepnet met een ontsnappingspaneel aan boord zoals omschreven onder 4. Het tuig moet vóór aanvang van het vissen door de nationale inspecteurs zijn goedgekeurd.
a) Het paneel bevindt zich in het cilindervormig gedeelte en heeft minimaal 80 open mazen rondom. ►M1 Het ontsnappingspaneel wordt aangebracht in het bovenste deel. ◄ Er zitten niet meer dan twee open ruitvormige mazen tussen de achterste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de naadlijn. Het paneel eindigt niet meer dan 6 meter van de pooklijn. Twee ruitvormige mazen grenzen aan één vierkante maas.
b) Het paneel is ten minste drie meter lang. De minimale maaswijdte is 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de snit AB (uitgesneden langs alle benen). Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op de lengterichting van de pooklijn.
c) Het netwerk van het paneel met vierkante mazen is van knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel wordt zodanig bevestigd dat de mazen tijdens het vissen altijd open blijven. Het paneel wordt op geen enkele wijze gehinderd door interne of externe bevestigingen.
BIJLAGE IVb
VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN NEPHROPSBESTANDEN
Algemene bepalingen
1. |
De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter. |
2. |
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende omschrijving van het geografische gebied: Iberisch schiereiland, Atlantische kust (ICES-sectoren VIIIc en IXa), met uitzondering van de Golf van Cadiz. |
3. |
In deze bijlage wordt onder een dag buitengaats en aanwezig in het gebied verstaan: a) de periode van 24 uur tussen 0.00 uur van een kalenderdag en 24.00 uur van dezelfde kalenderdag, of enig gedeelte van die periode, gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het in punt 2 vermelde gebied, of b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig aanwezig en buitengaats is in het in punt 2 omschreven gebied, of enig gedeelte van die periode. Een lidstaat die de onder b) vermelde definitie van een dag buitengaats en aanwezig in het gebied wenst te gebruiken, moet de Commissie meedelen op welke wijze de activiteiten van een vaartuig zullen worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat aan de onder b) vermelde voorwaarden wordt voldaan. |
4. |
Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig: a) Bodemtrawls met een maaswijdte > 55 mm b) Demersale beuglijnen c) Kieuwnetten met een maaswijdte > 60 mm d) Kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm e) Trawlnetten met een maaswijdte van 31 tot 54 mm |
Visserij-inspanning
5. |
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen buitengaats en in het gebied aanwezig zijn. |
6. |
a) Het maximale aantal dagen in een kalendermaand waarop een vaartuig in het gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.
Tabel I — Maximum aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied per vistuig
b) Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied bijeentellen binnen beheersperioden van maximaal elf kalendermaanden. c) De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad. Ieder schip waarvan kan worden aangetoond dat het definitief uit het in punt 2 genoemde gebied is teruggetrokken mag worden meegeteld. Het aantal extra dagen dat wordt toegekend aan vaartuigen met een bepaalde categorie vistuig, is evenredig aan de visserij-inspanning in 2003 uitgedrukt in kilowattdagen van de uit de vaart genomen vaartuigen die het bewuste vistuig gebruikt, ten opzichte van het vergelijkbare inspanningsniveau van alle vaartuigen die dat vistuig in 2003 gebruikten. Elk dagdeel dat uit deze berekening resulteert wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in kwestie. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het onder a) vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. d) Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied kunnen door de lidstaten aan vaartuigen worden toegekend onder de voorwaarden van tabel II. Lidstaten die meer dagen willen toekennen, delen de Commissie mee welke vaartuigen hiervoor in aanmerking komen, met vermelding van de vangsten van die vaartuigen gedurende de laatste twee weken voordat de extra dagen worden toegekend.
Tabel II — Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied en de daaraan verbonden voorwaarden
Indien aan een vaartuig meer dagen worden toegewezen vanwege de geringe vangsten van heek door dat vaartuig, overstijgt de aanvoer van dat vaartuig in 2005 niet de 5 ton levend gewicht aan heek en laadt het geen vis op zee over op andere vaartuigen. Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen. |
7. |
Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het in punt 2 omschreven gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 4. Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven. |
8. |
a) Nadat een vaartuig het aantal buitengaats en in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2 vermelde zone blijven, tenzij ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 7. b) In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 6 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien, alsmede van de aard van die activiteiten en van zijn afstand van zijn visserijvergunning voor de duur van de activiteiten. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee. |
9. |
a) Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig in het gebied en buitengaats door te brengen dagen waarop het recht heeft, voor dezelfde beheersperiode en in het gebied aan een ander vaartuig overdraagt, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen. b) Het product van het overeenkomstig a) overgedragen totale aantal in het gebied en buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002 en 2003 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het EG-logboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. c) De overdracht van dagen overeenkomstig a) is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als bedoeld in punt 6, onder a), en gedurende dezelfde beheersperiode. d) Overdrachten van dagen van vaartuigen die in aanmerking komen voor de in de punt 6, onder d) genoemde toewijzing zijn niet toegestaan. e) Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. |
10. |
Een vaartuig dat nog niet in het in punt 2 bedoelde gebied heeft gevist, mag door het gebied varen mits het niet beschikt over een vergunning voor het gebied, of zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in het in punt 2 bedoelde gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93. |
11. |
Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten met vistuig als bedoeld in punt 4, in het gebied vermeld in punt 2, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003 of 2004 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt. Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 4 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 4 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig. |
12. |
Dagen waarop een vaartuig buitengaats is geweest maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewond bemanningslid moest vervoeren, worden door de lidstaten niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken. |
Controle, inspectie en toezicht
13. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 19 bis van Verordening (EEG) nr. 2847/93, zijn de artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van die verordening van toepassing op de vaartuigen die de in punt 4 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in het in punt 2 genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 of vaartuigen die de definitie van een dag van punt 3, onder a), hanteren, zijn vrijgesteld van bovengenoemde meldplicht. |
14. |
De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 13 van deze bijlage bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast. |
15. |
De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in artikel 19 b) van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen. |
16. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogrammen, van de aan boord gehouden vis voor vaartuigen als bedoeld in punt 14 een tolerantiemarge van 8 %. Indien in de communautaire wetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing. |
17. |
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat elke hoeveelheid zuidelijke heek van meer dan 300 kg en/of elke hoeveelheid langoustine van meer dan 150 kg, gevangen in het in punt 2 vermelde gebied, vóór de verkoop op een veilingweegschaal wordt gewogen. |
18. |
Wanneer een hoeveelheid heek van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden zuidelijke heek of langoustine gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van zuidelijke heek en langoustines. |
19. |
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid zuidelijke heek van meer dan 300 kilo of langoustine van meer dan 150 kilo die is gevangen in het in punt 2 vermelde gebied en die in de betrokken lidstaat wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd. |
20. |
In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van een in artikel 12 van deze verordening genoemde soort die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet. |
21. |
In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor het vissen op zuidelijke heek of Noorse kreeft zoals bedoeld in deze bijlage meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding. |
Aangifteverplichtingen
22. |
Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, doen de lidstaten voor ieder kalenderjaar uiterlijk een maand na het verstrijken van dat kalenderjaar aan de Commissie mededeling van de inspanningen van vaartuigen per type vistuig in het gebied waarop deze bijlage betrekking heeft, volgens het model van tabel IV. |
23. |
De lidstaten delen de in punt 22 bedoelde gegevens aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld.
Tabel IV — Formaat van de mededelingen
Tabel V — Gegevensformaat
|
BIJLAGE IVc
VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN DE TONGBESTANDEN IN HET WESTELIJK DEEL VAN HET KANAAL
Algemene bepalingen
1. |
De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter. |
2. |
Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende omschrijvingen van geografische gebieden: westelijk deel van het Kanaal (ICES-sector VIIe). |
3. |
In deze bijlage wordt onder een dag buitengaats en aanwezig in het gebied verstaan: a) de periode van 24 uur tussen 0.00 uur van een kalenderdag en 24.00 uur van dezelfde kalenderdag, of enig gedeelte van die periode, gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het in punt 2 vermelde gebied, of b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het in punt 2 vermelde gebied, of enig gedeelte van die periode. Een lidstaat die de onder b) vermelde definitie van een dag buitengaats en aanwezig in het gebied wenst te gebruiken, moet de Commissie vóór 1 februari 2005 meedelen op welke wijze de activiteiten van een vaartuig zullen worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat aan de onder b) vermelde voorwaarden wordt voldaan. |
4. |
Deze bijlage heeft betrekking op de volgende soorten vistuig: a) boomkorren met een maaswijdte van ten minste 80 mm; b) staande demersale netten met inbegrip van kieuwnetten, schakels en warnetten; |
Visserij-inspanning
5. |
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen buitengaats en in het gebied aanwezig zijn. |
6. |
►M1
a) Het maximale aantal dagen in een kalendermaand waarop een vaartuig in het gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I. Indien een vaartuig tijdens een visreis twee gebieden aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht. Een vaartuig mag in totaal niet meer dan het in tabel I van deze bijlage vermelde maximumaantal dagen in een van de in punt 2 van deze bijlage of in punt 2 van bijlage IVa omschreven gebieden aanwezig zijn. In de in punt 2 van bijlage IVa omschreven gebieden mag een vaartuig evenwel niet langer aanwezig zijn dan het overeenkomstig bijlage IVa vastgestelde aantal dagen.
Tabel I — Maximumaantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied per vistuig
b) Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen buitengaats en aanwezig in het gebied bijeentellen binnen beheersperioden van maximaal elf kalendermaanden. c) De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad. Het aantal extra dagen dat wordt toegekend aan vaartuigen met een bepaalde categorie vistuig is evenredig aan de visserij-inspanning in 2003 uitgedrukt in kilowattdagen van de uit de vaart genomen vaartuigen die het bewuste vistuig gebruikten ten opzichte van het vergelijkbare inspanningsniveau van alle vaartuigen die dat vistuig in 2003 gebruikten. Elk dagdeel dat uit deze berekening resulteert wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in kwestie. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het onder a) vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. |
7. |
Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het in punt 2 omschreven gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 4. |
8. |
a) Nadat een vaartuig het aantal buitengaats en in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het in punt 2 vermelde gebied blijven, tenzij een ander soort vistuig (ongereglementeerd vistuig) door de in punt 4 beschreven soorten wordt gebruikt. b) In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 6 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien, alsmede van de aard van die activiteiten en van zijn afstand van zijn visserijvergunning voor de duur van de activiteiten. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee. |
9. |
a) Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig in het gebied en buitengaats door te brengen dagen waarop het recht heeft, binnen een beheersperiode voor het gebied aan een ander vaartuig overdraagt, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen. b) Het product van het overeenkomstig a) overgedragen totale aantal in het gebied en buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002 en 2003 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het EG-logboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. c) De overdracht van dagen overeenkomstig a) is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als bedoeld in punt 6, onder a), en gedurende dezelfde beheersperiode. d) Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. |
10. |
Een vaartuig dat nog niet in het in punt 2 bedoelde gebied heeft gevist, mag door het gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in het in punt 2 bedoelde gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93. |
11. |
Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten met vistuig als bedoeld in punt 4, in het in punt 2 vermelde gebied, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003 en 2004 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt. Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 4 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 4 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig. |
12. |
Dagen waarop een vaartuig buitengaats is geweest maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewond bemanningslid moest vervoeren, worden door de lidstaten niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken. |
Controle, inspectie en toezicht
13. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 19 bis van Verordening (EEG) nr. 2847/93, zijn de artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van die verordening van toepassing op de vaartuigen die de in punt 4 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 2 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 en vaartuigen die de definitie van een dag van punt 3, onder a), hanteren, zijn vrijgesteld van bovengenoemde meldplicht. |
14. |
De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 13 van deze bijlage bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast. |
15. |
De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in lid 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen. |
16. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogrammen, van de aan boord gehouden vis voor vaartuigen als bedoeld in punt 13 een tolerantiemarge van 8 %. Indien in de communautaire wetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing. |
17. |
Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige assistentie verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde hoeveelheden te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong. |
18. |
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat elke hoeveelheid tong van meer dan 300 kg, die is gevangen in het in punt 2 vermelde gebied, vóór de verkoop op een veilingweegschaal wordt gewogen. |
19. |
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid tong van meer dan 300 kg die is gevangen in het in punt 2 vermelde gebied en die eerst in de betrokken lidstaat wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd. |
20. |
In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 12 van deze verordening bedoelde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet. |
21. |
In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor het vissen op tong zoals bedoeld in deze bijlage meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding. |
Aangifteverplichtingen
22. |
Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, doen de lidstaten voor ieder kalenderjaar uiterlijk een maand na het verstrijken van dat kalenderjaar aan de Commissie mededeling van de inspanningen van vaartuigen per type vistuig in het gebied waarop deze bijlage betrekking heeft, volgens het model van tabel IV. |
23. |
De lidstaten delen de in punt 22 bedoelde gegevens aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld.
Tabel IV — Formaat van de mededelingen
Tabel V — Gegevensformaat
|
BIJLAGE V
VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN NOORDZEE EN SKAGERRAK
1. |
Van 1 januari tot en met 31 december 2005 zijn de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen die in de Noordzee en het Skagerrak vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm. |
2. |
In deze bijlage wordt onder een dag buitengaats verstaan: a) de periode van 24 uur die aanvangt om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode; b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode. |
3. |
Iedere betrokken lidstaat brengt uiterlijk 1 maart 2005 een gegevensbank tot stand die voor de Noordzee en het Skagerrak voor de jaren 2002, 2003 en 2004, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat: a) de naam en het intern registratienummer van het vaartuig; b) het motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad; c) het voor de visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm buitengaats doorgebrachte aantal dagen; d) het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt. |
4. |
Vervolgens moet iedere lidstaat het volgende berekenen: a) het totaal aantal kilowattdagen voor ieder jaar, d.w.z. de som van het overeenkomstig punt 3, onder d), berekende gemiddelde aantal kilowattdagen; b) het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de periode 2002-2004. |
5. |
De lidstaten zorgen ervoor dat het aantal kilowattdagen in 2005 van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen niet meer dan 40 % groter is dan het overeenkomstig punt 4, onder a) berekende aantal voor 2004. |
6. |
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 mei 2005 herziet de Commissie het in punt 5 bedoelde maximale aantal kilowattdagen op basis van het advies van het WTECV inzake de omvang van de jaargang van 2004 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende: a) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2004 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV gelijk aan of groter is dan 500 000 miljoen stuks, is voor de rest van 2005 het aantal kilowattdagen niet gelimiteerd; b) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2004 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV tussen de 300 000 miljoen en 500 000 miljoen stuks is, is het maximale aantal kilowattdagen gelijk aan het niveau van 2003 zoals berekend overeenkomstig punt 4, onder a); c) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2004 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV kleiner dan 300 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2005 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in de Noordzee en het Skagerrak en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het in het oog houden van de visserij. |
BIJLAGE VI
DEEL I
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VERGUNNINGEN EN VISDOCUMENTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN WATEREN VAN DERDE LANDEN
Visserijzone |
Visserijtak |
Aantal vergunningen |
Verdeling van de vergunningen over de lidstaten |
Maximum-aantal vaartuigen op ieder moment |
Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen |
Haring, benoorden 62° 00' NB |
75 |
DK: 26, DE: 5, FR: 1, IRL: 7, NL: 9, SW: 10, UK: 17 |
55 |
Demersale soorten, benoorden 62° 00' NB |
80 |
FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1 |
50 |
|
Makreel, bezuiden 62° 00' NB, ringzegenvisserij |
11 |
niet relevant |
||
Makreel, bezuiden 62° 00' NB, trawlvisserij |
19 |
niet relevant |
||
Makreel, benoorden 62° 00' NB, ringzegenvisserij |
11 (2) |
DK: 11 |
niet relevant |
|
Industriële soorten, bezuiden 62° 00' NB |
480 |
DK: 450, UK: 30 |
150 |
|
Wateren van de Faeröer |
Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer |
26 |
BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18 |
13 |
Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28' NB en ten oosten van 6° 30' WL |
8 (3) |
4 |
||
Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20' NB en 62° 00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen. |
70 |
BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20 |
26 |
|
Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30' NB en ten westen van 9° 00' WL en in het gebied tussen 7° 00' WL en 9° 00' WL ten zuiden van 60° 30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30' NB, 7° 00' WL en 60° 00' NB, 6° 00' WL. |
70 |
20 (5) |
||
Gerichte trawlvisserij op zwarte koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt. |
70 |
22 (5) |
||
Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met vier vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen. |
34 |
DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5 |
20 |
|
Lijnvisserij |
10 |
UK: 10 |
6 |
|
Makreelvisserij |
12 |
DK: 12 |
12 |
|
Haringvisserij benoorden 62° NB |
21 |
DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3 |
21 |
|
IJsland |
Alle visserijtakken |
18 |
5 |
|
Wateren van de Russische Federatie |
Alle visserijtakken |
p.m. |
p.m. |
|
Kabeljauwvisserij |
7 (6) |
p.m. |
||
Sprotvisserij |
p.m. |
p.m. |
||
(1) Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij. (2) Te kiezen uit de elf vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62° 00' N. (3) Volgens de goedgekeurde notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”. (4) Maximaal aantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn. (5) Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”. (6) Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren. |
DEEL II
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VERGUNNINGEN EN VISDOCUMENTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN GEMEENSCHAPSWATEREN
Vlaggenstaat |
Visserijtak |
Aantal vergunningen |
Maximumaantal vaartuigen op ieder moment |
Noorwegen |
Haring, benoorden 62°00′NB |
18 |
18 |
Faeröer |
Makreel, VIa (benoorden 56°30′ NB), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56°30′ NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56°30′ NB) |
14 |
14 |
Haring, benoorden 62°00′NB |
21 |
21 |
|
Haring, IIIa |
4 |
4 |
|
Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56°30′ NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting) |
15 |
15 |
|
Leng en torsk |
20 |
10 |
|
Blauwe wijting, VIa (benoorden 56°30′ NB), VIb, VII (ten westen van 12°00′ WL) |
20 |
20 |
|
Blauwe leng |
16 |
16 |
|
Haringhaai (alle zones behalve NAFO 3PS) |
3 |
3 |
|
Russische Federatie |
Haring, IIId (Zweedse wateren) |
pm |
pm |
Haring, IIId (Zweedse wateren, niet-vissende moederschepen) |
pm |
pm |
|
Sprot |
4 (1) |
pm |
|
Barbados |
Garnalen „Penaeus” (2) (wateren van Frans-Guyana) |
5 |
pm (3) |
Snappers (4) (wateren van Frans-Guyana) |
5 |
pm |
|
Guyana |
Garnalen „Penaeus” (5) (wateren van Frans-Guyana) |
pm |
pm (6) |
Suriname |
Garnalen „Penaeus” (5) (wateren van Frans-Guyana) |
5 |
pm (7) |
Trinidad en Tobago |
Garnalen „Penaeus” (5) (wateren van Frans-Guyana) |
8 |
pm (8) |
Japan |
Tonijn (9) (wateren van Frans-Guyana) |
pm |
|
Korea |
Tonijn (10) (wateren van Frans-Guyana) |
pm |
pm (5) |
Venezuela |
Snappers (5) (wateren van Frans-Guyana) |
41 |
pm |
Haaien (5) (wateren van Frans-Guyana) |
4 |
pm |
|
(1) Uitsluitend voor het Letse deel van de EG-wateren. (2) De vergunningen voor garnalenvisserij in de wateren van het Franse departement Guyana worden afgegeven op grond van een visplan dat door de autoriteiten van het betrokken derde land wordt ingediend en is goedgekeurd door de Commissie. De vergunningen zijn slechts geldig voor de visperiode die in het visplan op grond waarvan de vergunning is verleend, is aangegeven. (3) Jaarlijks aantal zeedagen maximaal 200. (4) Uitsluitend te vangen met beuglijnen of vallen (snappers) of beuglijnen of netten met een maaswijdte van ten minste 100 mm te gebruiken op een diepte van meer dan 30 meter (haaien). Deze vergunningen mogen alleen worden afgegeven na overlegging van een bewijs dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de vergunning aanvraagt, en een verwerkend bedrijf in het Franse departement Guyana en dat dit contract een verplichting bevat om minstens 75 % van alle vangsten van snappers of minstens 50 % van alle vangsten van haaien door het betrokken vaartuig in genoemd Frans departement aan te landen voor verwerking in het betrokken verwerkende bedrijf. (5) Van toepassing van 1 januari tot en met 30 april 2005. (6) In afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2005. (7) Jaarlijks aantal zeedagen maximaal pm. (8) Jaarlijks aantal zeedagen maximaal 350. (9) Uitsluitend te vangen met de beuglijn. (10) Waarvan op ieder ogenblik ten hoogste 10 voor vaartuigen die met kieuwnetten op kabeljauw vissen. |
DEEL III
AANGIFTE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15, LID 2
BIJLAGE VII
DEEL I
IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS
Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.
Na iedere trek:
1.1. |
gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht); |
1.2. |
datum en tijdstip van de trek; |
1.3. |
geografische positie tijdens de trek; |
1.4. |
gebruikte vismethode. |
Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:
2.1. |
de vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”; |
2.2. |
de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht); |
2.3. |
naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond; |
2.4. |
overlading van kabeljauw is niet toegestaan. |
Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:
3.1. |
naam van de haven; |
3.2. |
aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht). |
Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:
4.1. |
datum en tijdstip van het bericht; |
4.2. |
aard van het bericht: IN, OUT, ICES, WKL of 2 WKL; |
4.3. |
bij een radiobericht: naam van het radiostation. |
DEEL II
LOG-BOOK MODEL
BIJLAGE VIII
INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES
De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.
1.1. |
Telkens wanneer het vaartuig de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap binnenvaart waarvoor communautaire visserijvoorschriften gelden: a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens; b) de hoeveelheden in het ruim (in kilogram levend gewicht), per vissoort; c) datum en ICES-sector waar de kapitein zal beginnen te vissen. Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de hierboven bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is één mededeling bij het eerste binnenvaren voldoende. |
1.2. |
Telkens wanneer het vaartuig de in punt 1.1 bedoelde zone verlaat: a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens; b) de hoeveelheden in het ruim (in kg levend gewicht), per vissoort; c) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht); d) de ICES-sector waarin de vangsten zijn gedaan; e) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die op en/of vanuit andere vaartuigen zijn overgeladen sinds het vaartuig de zone is binnengevaren, onder vermelding van het vaartuig waarop de hoeveelheden zijn overgeladen; f) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die in een haven van de Gemeenschap zijn aangevoerd sinds het vaartuig de zone is binnengevaren. Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de in punt 1.1 bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is een mededeling bij het laatste buitenvaren voldoende. |
1.3. |
Wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren: a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens; b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht); c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan. |
1.4. |
Telkens wanneer het vaartuig van de ene naar de andere ICES-sector vaart: a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens; b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht); c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan. |
1.5. |
a) naam, roepnaam, op het vaartuig aangebrachte identificatienummers en -letters van het vaartuig, en de naam van de kapitein; b) nummer van de eventuele vergunning van het vaartuig; c) volgnummer van het bericht voor de betrokken reis; d) aanduiding van de aard van het bericht; e) datum, tijdstip en geografische positie van het vaartuig. |
2.1. |
De in punt 1 bedoelde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM C 420599543 FISH), via e-mail (FISHERIES-telecom@cec.eu.int) of via een van de in punt 3 vermelde radiostations en in de in punt 4 aangegeven vorm. |
2.2. |
Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden. |
3. |
|
4. |
Vorm van de berichten De in punt 1 bedoelde gegevens moeten onderstaande elementen bevatten en in onderstaande volgorde worden verstrekt: — naam van het vaartuig; — roepnaam van het vaartuig; — op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; — volgnummer van het bericht voor de betrokken visreis; — aanduiding van de aard van het bericht aan de hand van de volgende codes: —— bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: „IN”, — bericht bij het verlaten van een van de zones bedoeld in punt 1.1: „OUT”, — bericht bij het varen van de ene naar de andere ICES-sector: „ICES”, — wekelijks bericht: „WKL”, — bericht om de drie dagen: „2 WKL”; — datum, tijdstip en geografische positie; — ICES-sector/deelgebied waar naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen; — datum waarop naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen; — het gewicht (in kg levend gewicht) van de vangsten, per vissoort, die zich in de ruimen bevinden, met gebruikmaking van de in punt 5 opgenomen code; — de sedert het vorige bericht gevangen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, met gebruikmaking van de in punt 5 vermelde code; — ICES-sector/deelgebied waar de vangsten zijn gedaan; — de sedert het vorige bericht op en/of vanuit andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort; — naam en roepnaam van het vaartuig waarop en/of waaruit deze hoeveelheden zijn overgeladen; — gewicht (in kg levend gewicht) van de hoeveelheden, per vissoort, die sinds het vorige bericht zijn aangevoerd in een haven van de Gemeenschap; — naam van de kapitein. |
5. |
Code voor het meedelen van de in punt 1.4 bedoelde vissoorten die zich aan boord bevinden:
|
BIJLAGE IX
LIJST VAN SOORTEN
Nederlandse naam |
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Bodemvissen |
||
Kabeljauw |
Gadus morhua |
COD |
Schelvis |
Melanogrammus aeglefinus |
HAD |
Roodbaars |
Sebastes sp. |
RED |
Roodbaars |
Sebastes marinus |
REG |
Diepzeeroodbaars |
Sebastes mentella |
REB |
Amerikaanse roodbaars |
Sebastes fasciatus |
REN |
Noordwest-Atlantische heek |
Merluccius bilinearis |
HKS |
Atlantische gaffelkabeljauw (1) |
Urophycis chuss |
HKR |
Zwarte Koolvis |
Pollachius virens |
POK |
Lange schol |
Hippoglossoides platessoides |
PLA |
Witje |
Glyptocephalus cynoglossus |
WIT |
Geelstaartschar |
Limanda ferruginea |
YEL |
Zwarte heilbot |
Reinharditius hippoglossoides |
GHL |
Heilbot |
Hippoglossus hippoglossus |
HAL |
Amerikaanse winterschol |
Pseudopleuronectes americanus |
FLW |
Zomerbot |
Paralichthys dentatus |
FLS |
Amerikaanse griet |
Scophthalmus aquosus |
FLD |
Platvissen (n.e.g.) |
Pleuronectiformes |
FLX |
Amerikaanse zeeduivel |
Lophius americanus |
ANG |
Amerikaanse ponen |
Prionotus sp. |
SRA |
Atlantische tomcod |
Microgadus tomcod |
TOM |
Blauwe diepzeekabeljauw |
Antimora rostrata |
ANT |
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
WHB |
Amerikaanse lipvis |
Tautogolabrus adspersus |
CUN |
Torsk |
Brosme brosme |
USK |
Groenlandse kabeljauw |
Gadus ogac |
GRC |
Blauwe leng |
Molva dypterygia |
BLI |
Leng |
Molva molva |
LIN |
Snotdolf |
Cyclopterus lumpus |
LUM |
Koningombervis |
Menticirrhus saxatilis |
KGF |
Noordelijke kogelvis |
Sphoeroides maculatus |
PUF |
Puitalen (n.e.g.) |
Lycodes sp. |
ELZ |
Atlantische puitaal |
Macrozoarces americanus |
OPT |
Arctische kabeljauw |
Boreogadus saida |
POC |
Grenadiervis |
Coryphaenoides rupestris |
RNG |
Noordelijke grenadiervis |
Macrourus berglax |
RHG |
Zandspieringen |
Ammodytes sp. |
SAN |
Zeedonderpadden |
Myoxocephalus sp. |
SCU |
Scup |
Stenotomus chrysops |
SCP |
Tautog-lipvis |
Tautoga onitis |
TAU |
Blauwe tegelvis |
Lopholatilus chamaeleonticeps |
TIL |
Witte heek (1) |
Urophycis tenuis |
HKW |
Zeewolven (n.e.g.) |
Anarhicas sp. |
CAT |
Zeewolf |
Anarhichas lupus |
CAA |
Gevlekte zeewolf |
Anarhichas minor |
CAS |
Bodemvissen (n.e.g.) |
GRO |
|
Pelagische vissen |
||
Atlantische haring |
Clupea harengus |
HER |
Makreel |
Scomber scombrus |
MAC |
Atlantische botervis |
Peprilus triacanthus |
BUT |
Menhaden |
Brevoortia tyrannus |
MHA |
Makreelgeep |
Scomberesox saurus |
SAU |
Amerikaanse ansjovis |
Anchoa mitchilli |
ANB |
Blauwbaars |
Pomatomus saltatrix |
BLU |
Paardenhorsmakreel |
Caranx hippos |
CVJ |
Fregattonijn |
Auxis thazard |
FRI |
Koningsmakreel |
Scomberomourus cavalla |
KGM |
Gevlekte koningsmakreel |
Scomberomourus maculatus |
SSM |
Zeilvis |
Istiophorus platypterus |
SAI |
Witte marlijn |
Tetrapturus albidus |
WHM |
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans |
BUM |
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
SWO |
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
ALB |
Bonito |
Sarda sarda |
BON |
Dwergtonijn |
Euthynnus alletteratus |
LTA |
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
BET |
Gewone tonijn |
Thunnus thynnus |
BFT |
Gestreepte tonijn/Skipjack |
Katsuwonus pelamis |
SKJ |
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
YFT |
Tonijnen (n.e.g.) |
Scombridae |
TUN |
Pelagische vissen (n.e.g.) |
PEL |
|
Invertebraten |
||
Langvinpijlinktvis |
Loligo pealei |
SQL |
Kortvinpijlinktvis |
Illex illecebrosus |
SQI |
Inktvissen (n.e.g.) |
Loliginidae, Ommastrephidae |
SQU |
Amerikaanse zwaardschede |
Ensis directus |
CLR |
Amerikaanse venusschelp |
Mercenaria mercenaria |
CLH |
Noordkromp |
Arctica islandica |
CLQ |
Grote strandgaper |
Mya arenaria |
CLS |
Reuze strandschelp |
Spisula solidissima |
CLB |
Stimpsons strandschelp |
Spisula polynyma |
CLT |
Tweekleppigen (n.e.g.) |
Prionodesmacea, Teleodesmacea |
CLX |
Kamschelp |
Argopecten irradians |
SCB |
Calicot mantelschelp |
Argopecten gibbus |
SCC |
IJslandse mantel |
Chylamys islandica |
ISC |
Amerikaanse grote mantel |
Placopecten magellanicus |
SCA |
Mantel- en kamschelpen (n.e.g.) |
Pectinidae |
SCX |
Noord-Amerikaanse oester |
Crassostrea virginica |
OYA |
Mossel |
Mytilus edulis |
MUS |
Busyconwulken (n.e.g.) |
Busycon sp. |
WHX |
Alikruiken (n.e.g.) |
Littorina sp. |
PER |
Weekdieren (n.e.g.) |
Mollusca |
MOL |
Atlantische rotskrab |
Cancer irroratus |
CRK |
Blauwe zwemkrab |
Callinectes sapidus |
CRB |
Strandkrab |
Carcinus maenas |
CRG |
Jonaskrab |
Cancer borealis |
CRJ |
Arctische sneeuwkrab |
Chionoecetes opilio |
CRQ |
Rode diepzeekrab |
Geryon quinquedens |
CRR |
Augustinuskrab |
Lithodes maia |
KCT |
Zeekrabben (n.e.g.) |
Reptantia |
CRA |
Amerikaanse zeekreeft |
Homarus americanus |
LBA |
Noordse garnaal |
Pandalus borealis |
PRA |
Ringsprietgarnaal |
Pandalus montagui |
AES |
Peneide garnalen (n.e.g.) |
Penaeus sp. |
PEN |
Pandalide garnalen |
Pandalus sp. |
PAN |
Zeewaterschelpdieren (n.e.g.) |
Crustacea |
CRU |
Zee-egels |
Strongylocentrotus sp. |
URC |
Wormen (n.e.g.) |
Polycheata |
WOR |
Pijlstaartkreeft |
Limulus polyphemus |
HSC |
Invertebraten (n.e.g.) |
Invertebrata |
INV |
Overige soorten |
||
Rivierharing |
Alosa pseudoharengus |
ALE |
Geelstaarten |
Seriola sp. |
AMX |
Amerikaanse congeraal |
Conger oceanicus |
COA |
Amerikaanse paling |
Anguilla rostrata |
ELA |
Slijmprik |
Myxine glutinosa |
MYG |
Amerikaanse elft |
Alosa sapidissima |
SHA |
Zilvervissen (n.e.g.) |
Argentina sp. |
ARG |
Atlantische ombervis |
Micropogonias undulatus |
CKA |
Atlantische geep |
Strongylura marina |
NFA |
Atlantische zalm |
Salmo salar |
SAL |
Atlantische koornaarvis |
Menidia menidia |
SSA |
Atlantische draadvinnige haring |
Opisthonema oglinum |
THA |
Glijkop |
Alepocephalus bairdii |
ALC |
Zwarte trommelvis |
Pogonias cromis |
BDM |
Zwarte zeebaars |
Centropristis striata |
BSB |
Canadese elft |
Alosa aestivalis |
BBH |
Lodde |
Mallotus villosus |
CAP |
Riddervissen (n.e.g.) |
Salvelinus sp. |
CHR |
Cobia |
Rachycentron canadum |
CBA |
Gele pompano |
Trachinotus carolinus |
POM |
Draadvinnige elft |
Dorosoma cepedianum |
SHG |
Knorvissen (n.e.g.) |
Pomadasyidae |
GRX |
West-Atlantische fint |
Alosa mediocris |
SHH |
Lantaarnvis |
Notoscopelus sp. |
LAX |
Harders (n.e.g.) |
Mugilidae |
MUL |
Grootbek |
Peprilus alepidotus (=paru) |
HVF |
Varkensvis |
Orthopristis chrysoptera |
PIG |
Amerikaanse spiering |
Osmerus mordax |
SMR |
Rode ombervis |
Sciaenops ocellatus |
RDM |
Gewone zeebrasem |
Pagrus pagrus |
RPG |
Ruwe horsmakreel |
Trachurus lathami |
RSC |
Zandbaars |
Diplectrum formosum |
PES |
Schaapskopzeebrasem |
Archosargus probatocephalus |
SPH |
Puntombervis |
Leiostomus xanthurus |
SPT |
Gevlekte ombervis |
Cynoscion nebulosus |
SWF |
Koningsombervis |
Cynoscion regalis |
STG |
Gestreepte baars |
Morone saxatilis |
STB |
Steuren (n.e.g.) |
Acipenseridae |
STU |
Tarpoen |
Tarpon (= megalops) atlanticus |
TAR |
Zalmachtigen (n.e.g.) |
Salmo sp. |
TRO |
Amerikaanse zeebaars |
Morone americana |
PEW |
Beryciden (n.e.g.) |
Beryx sp. |
ALF |
Doornhaai |
Squalus acantias |
DGS |
Doornhaaien (n.e.g.) |
Squalidae |
DGX |
Gespikkelde scheurtandhaai |
Odontaspis taurus |
CCT |
Haringhaai |
Lamna nasus |
POR |
Makreelhaai |
Isurus oxyrinchus |
SMA |
Donkere haai |
Carcharhinus obscurus |
DUS |
Blauwe haai |
Prionace glauca |
BSH |
Haaien (n.e.g.) |
Squaliformes |
SHX |
Atlantische melkhaai |
Rhizoprionodon terraenovae |
RHT |
Zwarte lantaarnhaai |
Centroscyllium fabricii |
CFB |
Groenlandse haai |
Somniosus microcephalus |
GSK |
Reuzenhaai |
Cetorhinus maximus |
BSK |
Roggen (n.e.g.) |
Raja sp. |
SKA |
Kleine rog |
Leucoraja erinacea |
RJD |
Arctische rog |
Amblyraja hyperborea |
RJG |
Deurrog |
Dipturus laevis |
RJL |
Winterrog |
Leucoraja ocellata |
RJT |
Sterrog |
Amblyraja radiata |
RJR |
Gladde rog |
Malcoraja senta |
RJS |
Groenlandse rog |
Bathyraja spinicauda |
RJO |
Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.) |
FIN |
|
(1) Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: a) heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; b) met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tenuis; c) andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b). |
BIJLAGE X
TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS
1. Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type
De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
a) het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 10 zijn voorgeschreven voor de kuil;
b) het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;
c) de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.
2. Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen
Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:
i) elk stuk want:
a) slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;
b) ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt); en
c) niet langer is dan tien mazen; en
ii) de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.
POOLS TYPE
3. Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)
Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil.
BIJLAGE XI
MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)
Soorten |
Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid, vers, gekoeld, bevroren of gezouten |
|||
In gehele staat |
Zonder kop |
Zonder kop en staart |
Zonder kop en overlangs doorgesneden |
|
Kabeljauw |
41 cm |
27 cm |
22 cm |
27/25 cm (2) |
Zwarte heilbot |
30 cm |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Lange schol |
25 cm |
19 cm |
15 cm |
n.v.t. |
Geelstaartschar |
25 cm |
19 cm |
15 cm |
n.v.t. |
(1) Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte. (2) Kleinere maat voor vers gezouten vis. |
BIJLAGE XII
VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)
IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS
Gegevens |
Standaardcode |
Naam van het vaartuig |
01 |
Nationaliteit van het vaartuig |
02 |
Registratienummer van het vaartuig |
03 |
Haven van registratie |
04 |
Gebruikte soorten vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig) |
10 |
Soort vistuig |
|
Datum |
|
— dag |
20 |
— maand |
21 |
— jaar |
22 |
Positie |
|
— breedtegraad |
31 |
— lengtegraad |
32 |
— statistisch vak |
33 |
Aantal trekken per 24 uur (1) |
40 |
Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist (1) |
41 |
Soortnamen (bijlage II) |
|
Dagelijkse vangst per soort (in ton levend gewicht) |
50 |
Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie |
61 |
Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel |
62 |
Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet |
63 |
Plaats(en) van overlading |
70 |
Datum/data van overlading |
71 |
Handtekening van de kapitein |
80 |
(1) Wanneer er binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld. |
VISTUIGCODES
Vistuigcategorieën |
Standaardcode |
Omsluitingsnetten |
|
Ringzegens met sluitlijn |
PS |
— door één vaartuig bediend |
PS1 |
— door twee vaartuigen bediend |
PS2 |
Ringzegens zonder sluitlijn (lampara) |
LA |
Zegens |
|
Bootzegens |
SB/SV |
— Deense zegens |
SDN |
— Schotse zegens |
SSC |
— spanzegens |
SPR |
Zegennetten (n.e.g.) |
SX |
Trawlnetten |
|
Korven |
FPO |
Bodemtrawls |
|
— boomkorren |
TBB |
— ottertrawls (1) |
OTB |
— spanrieten |
PTB |
— kreeftentrawls |
TBN |
— garnalentrawls |
TBS |
— bodemtrawls (n.e.g.) |
TB |
Pelagische trawls |
|
— ottertrawls |
OTM |
— spanrieten |
PTM |
— garnalentrawls |
TMS |
— Pelagische trawls (n.e.g.) |
TM |
Dubbele-bordentrawls |
OTT |
Ottertrawls (n.e.g.) |
OT |
Spannetten (n.e.g.) |
PT |
Ottertrawls (n.e.g.) |
TX |
Korren |
|
Vanaf een schip bediende kor |
DRB |
Handkor |
DRH |
Kruisnetten |
|
Draagbare kruisnetten |
LNP |
Vanaf een schip bediende kruisnetten |
LNB |
Vanaf de oever bediende kruisnetten |
LNS |
Kruisnetten (n.e.g.) |
LN |
Vallende netten |
|
Werpnetten |
FCN |
Vallen netten (n.e.g.) |
FG |
Kieuwnetten en warnetten |
|
Geankerde kieuwnetten |
GNS |
Drijfnetten |
GND |
Omringende kieuwnetten |
GNC |
Staande kieuwnetten (met palen) |
GNF |
Schakels |
GTR |
Gecombineerde kieuwnetten en schakels |
GTN |
Kieuwnetten en warnetten (n.e.g.) |
GEN |
Kieuwnetten (n.e.g.) |
GN |
Vallen |
|
Onbedekte kommen |
FPN |
Fuiken |
FYK |
Ankerkuilen |
FSN |
Barrières, staande netten, weren, enz. |
FWR |
Luchtnetten |
FAR |
Vallen (n.e.g.) |
FIX |
Haken en lijnen |
|
Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (2) |
LHP |
Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) (2) |
LHM |
Grondbeugen |
LLS |
Drijvende beugen |
LLD |
Beuglijnen (n.e.g.) |
LL |
Sleeplijnen |
LTL |
Haken en lijnen (n.e.g.) (3) |
LX |
Contact- en verwondingstuig |
|
Harpoenen |
HAR |
Verzamelmachines |
|
Pompen |
HMP |
Motordreggen |
HMD |
Verzamelmachines (n.e.g.) |
HMX |
Diverse soorten vistuig (4) |
MIS |
Vistuig voor recreatiedoeleinden |
RG |
Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig |
NK |
(1) De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de Pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2. (2) Met inbegrip van de peur. (3) Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd. (4) Dit punt omvat hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen. |
CODES VAN VISSERSVAARTUIGEN
A. Voornaamste vaartuigtypes
FAO-code |
Vaartuigtype |
BO |
Beschermingsvaartuig |
CO |
Visserijopleidingsschip |
DB |
Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu) |
DM |
Vaartuig voor de korvisserij (continu) |
DO |
Vaartuig voor de boomkorvisserij |
DOX |
Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.) |
FO |
Visvervoerschip |
FX |
Vissersvaartuig (n.e.g.) |
GO |
Vaartuig voor de kieuwnetvisserij |
HOX |
Moederschip (n.e.g.) |
HSF |
Fabrieksschip |
KO |
Hospitaalschip |
LH |
Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug |
LL |
Beugschip |
LO |
Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij |
LP |
Hengelvisserijvaartuig |
LT |
Vaartuig voor de sleeplijnvisserij |
MO |
Polyvalent vaartuig |
MSN |
Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn |
MTG |
Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij |
MTS |
Vaartuig voor de visserij met de trawl en de zegen |
NB |
Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist |
NO |
Vaartuig dat met kruisnetten vist |
NOX |
Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.) |
PO |
Vaartuig dat met vispompen vist |
SN |
Vaartuig dat met het Deens zegennet vist |
SO |
Vaartuig voor de zegenvisserij |
SOX |
Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.) |
SP |
Vaartuig voor de ringzegenvisserij |
SPE |
Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist |
SPT |
Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen |
TO |
Trawler |
TOX |
Trawlers (n.e.g.) |
TS |
Zijtrawler |
TSF |
Zijtrawler met vriesinrichting |
TSW |
Zijtrawler voor verse vis |
TT |
Hektrawler |
TTF |
Hektrawler met vriesinrichting |
TTP |
Fabrieksschip dat over het hek vist |
TU |
Boomkortrawler |
WO |
Vaartuig dat met fuiken of vallen vist |
WOP |
Korvenvisser |
WOX |
Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.) |
ZO |
Visserijonderzoeksschip |
DRN |
Vaartuig dat met drijvend vistuig vist |
n.e.g. = niet elders gespecificeerd |
B. Voornaamste activiteiten van de vaartuigen
Drielettercode |
Categorie |
ANC |
Voor anker |
DRI |
Visserij met drijfnetten |
FIS |
Visserij |
HAU |
Halen van het vistuig |
PRO |
Be-en verwerken |
STE |
Stomen |
TRX |
Overladen (laden of lossen) |
OTH |
Andere (nader te specificeren) |
BIJLAGE XIII
NAFO-GEBIED
Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 31, lid 2, moeten worden gerapporteerd.
ANG/N3NO |
Lophius americanus |
Amerikaanse zeeduivel |
CAA/N3LMN |
Anarhichas lupus |
Zeewolf |
CAP/N3LM |
Mallotus villosus |
Lodde |
CAT/N3LMN |
Anarhichas spp. |
Zeewolf (n.e.g.) |
HAD/N3LNO |
Melanogrammus aeglefinus |
Schelvis |
HAL/N23KL |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HAL/N3M |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HAL/N3NO |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HER/N3L |
Clupea harengus |
Atlantische haring |
HKR/N2J3KL |
Urophycis chuss |
Atlantische gaffelkabeljauw |
HKR/N3MNO |
Urophycis chuss |
Atlantische gaffelkabeljauw |
HKS/N3NLMO |
Merlucius bilinearis |
Noordwest-Atlantische heek |
RNG/N23 |
Coryphaenoides rupestris |
Grenadiervis |
HKW/N2J3KL |
Urophycis tenuis |
Witte heek |
POK/N3O |
Pollachius virens |
Zwarte koolvis |
RHG/N23 |
Macrourus berglax |
Noordelijke grenadiervis |
SKA/N2J3KL |
Raja spp. |
Roggen |
SKA/N3M |
Raja spp. |
Roggen |
SQI/N56 |
Illex illecebrosus |
Kortvinpijlinktvis |
VFF/N3LMN |
— |
Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd |
WIT/N3M |
Glyptocephalus cynoglossus |
Witje |
YEL/N3M |
Limanda ferruginea |
Geelstaartschar |
BIJLAGE XIV
VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED
Doelsoorten |
Zone |
Gesloten tijd |
Notothenia rossii |
FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland |
Het hele jaar |
FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys |
||
FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia |
||
Vinvis |
FAO 48.1 Antarctische wateren (1) |
Het hele jaar |
FAO 48.2 Antarctische wateren (1) |
||
Gobionotothen gibberifrons |
FAO 48.3 |
Het hele jaar |
Chaenocephalus aceratus |
||
Pseudochaenichthys georgianus |
||
Lepidonotothen squamifrons |
||
Patagonotothen guntheri |
||
Dissostichus spp. |
FAO 48.5 Antarctische wateren |
1.12.2004 tot en met 30.11.2005 |
Dissostichus spp. |
FAO 88.3 Antarctische wateren (1) |
Het hele jaar |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79°20′OL en buiten de EEZ ten westen van 79°20′OL (1) |
||
FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65°ZB (1) |
||
FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1) |
||
FAO 58.6 Antarctische wateren (1) |
||
FAO 58.7 Antarctische wateren (1) |
||
Lepidonotothen squamifrons |
FAO 58.4.4 (1) |
Het hele jaar |
Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren |
1.12.2004 tot en met 30.11.2005 |
Dissostichus mawsoni |
FAO 48.4 Antarctische wateren (1) |
Het hele jaar |
(1) Behalve voor wetenschappelijk onderzoek. (2) Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's). |
BIJLAGE XV
VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2004-2005
Deelgebied/sector |
Regio |
Seizoen |
SSRU |
Vangstbeperking voor Dissostichus spp. (ton) |
Bijvangstbeperking (ton) |
||
Roggen |
Macrourus spp. |
Andere soorten |
|||||
58.4.1 |
Gehele deelgebied |
1.12.2004 tot en met 30.11.2005 |
A |
0 |
Gehele deelgebied 50 |
Gehele deelgebied 96 |
Gehele deelgebied 20 |
B |
0 |
||||||
C |
200 |
||||||
D |
0 |
||||||
E |
200 |
||||||
F |
0 |
||||||
G |
200 |
||||||
H |
0 |
||||||
Totaal deelgebied |
600 |
||||||
58.4.2 |
Gehele deelgebied |
1.12.2004 tot en met 30.11.2005 |
A |
260 |
Gehele deelgebied 50 |
Gehele deelgebied 124 |
Gehele deelgebied 20 |
B |
0 |
||||||
C |
260 |
||||||
D |
0 |
||||||
E |
260 |
||||||
Totaal deelgebied |
780 |
||||||
58.4.3. a) |
Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie |
Van 1.5.2005 tot en met 31.8.2005 |
n.v.t. |
250 |
Gehele deelgebied 50 |
Gehele deelgebied 26 |
Gehele deelgebied 20 |
58.4.3. b) |
Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie |
Van 1.5.2005 tot en met 31.8.2005 |
n.v.t. |
300 |
Gehele deelgebied 50 |
Gehele deelgebied 159 |
Gehele deelgebied 20 |
88.1 |
Gehele deelgebied |
1.12.2004 tot en met 31.8.2005 |
A |
0 |
0 |
||
B |
80 |
20 |
|||||
C |
223 |
20 |
|||||
D |
0 |
0 |
|||||
E |
57 |
20 |
|||||
F |
0 |
0 |
|||||
G |
83 |
20 |
|||||
H |
786 |
20 |
|||||
I |
776 |
20 |
|||||
J |
316 |
20 |
|||||
K |
749 |
20 |
|||||
L |
180 |
20 |
|||||
Totaal deelgebied |
3 250 |
163 |
520 |
||||
(1) Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn: Roggen: 5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is; Macrourus spp.: 16 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid; Andere soorten: 20 ton per SSRU. |
In bijlage I, bladzijde 57, worden na de tabel voor „Sooer: Tong/Solea solea”, Zone VII b, c, de volgende twee tabellen ingevoegd:
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIId SOL/07D. |
|
België |
1 535 |
|
Frankrijk |
3 069 |
|
Verenigd Koninkrijk |
1 096 |
|
EG |
5 700 |
|
TAC |
5 700 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
Soort: Tong Solea solea |
Zone: VIIe SOL/07E. |
|
België |
31 |
|
Frankrijk |
326 |
|
Verenigd Koninkrijk |
508 |
|
EG |
865 |
|
TAC |
865 |
Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.
|
( 1 ) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
( 2 ) PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.
( 3 ) PB L 150 van 30.4.2004, blz. 1.
( 4 ) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
( 5 ) PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.
( 6 ) PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.
( 7 ) PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.
( 8 ) PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).
( 9 ) PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.
( 10 ) PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2001 (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23).
( 11 ) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).
( 12 ) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 813/2004 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 32).
( 13 ) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.
( 14 ) PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16.
( 15 ) PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 812/2004 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12).
( 16 ) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 602/2004 (PB L 97 van 1.4.2004, blz. 30).
( 17 ) PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.
( 18 ) PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.
( 19 ) PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.
( 20 ) PB L 274 van 28.9.1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).
( 21 ) PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).
( 22 ) PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.
( 23 ) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4.
( 24 ) PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
( 25 ) PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
( 26 ) PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
( 27 ) PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1928/2004 (PB L 332 van 6.11.2004, blz. 5).
( 28 ) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.
( 29 ) PB L 97 van 1.4.2004, blz. 1.
( 30 ) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
( 31 ) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).
( 32 ) PB L 41 van 13.2.2002, blz. 1.
( 33 ) Voor vis die meer dan 1 jaar lang gekweekt wordt, moeten andere aanvullende monsternemingsmethoden worden vastgesteld.
( 34 ) PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10.