This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02003R1783-20031028
Council Regulation (EC) No 1783/2003 of 29 September 2003 amending Regulation (EC) No 1257/1999 on support for rural development from the European Agricultural Guidance and Guarantee Fund (EAGGF)
Consolidated text: Verordening (EG) nr. 1783/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)
Verordening (EG) nr. 1783/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)
2003R1783 — NL — 28.10.2003 — 000.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
Gerectificeerd bij:
Rectificatie, PB L 094, 31.3.2004, blz. 71 (1783/03) |
VERORDENING (EG) Nr. 1783/2003 VAN DE RAAD
van 29 september 2003
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 36 en 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement ( 1 ),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's ( 3 ),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als bepaald in artikel 33 van het Verdrag te verwezenlijken, moet het beleid voor plattelandsontwikkeling worden versterkt door de reeks begeleidende maatregelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/1999 ( 4 ) uit te breiden. |
(2) |
Aangezien jonge landbouwers een cruciale factor zijn in de ontwikkeling van plattelandsgebieden, moet steun aan deze categorie landbouwers als een prioriteit worden beschouwd. Om de vestiging van jonge landbouwers en de aanpassing van de structuur van hun bedrijf te vergemakkelijken, moet de reeds verleende specifieke steun worden geïntensiveerd. |
(3) |
Een snellere doorvoering in de landbouw van veeleisende normen die zijn gebaseerd op communautaire regelgeving inzake het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn en de arbeidsveiligheid, dient te worden bevorderd. Deze normen kunnen nieuwe verplichtingen voor de landbouwers met zich brengen die aanleiding kunnen geven tot gederfde inkomsten of extra kosten. Er dient tijdelijke en degressieve steun aan de landbouwers te worden toegekend om een deel van de kosten als gevolg van het doorvoeren van dergelijke normen, te helpen dekken. |
(4) |
Naar aanleiding van de invoering van de maatregel „voldoen aan normen” moet de steun die nu op grond van Verordening (EG) nr. 1257/1999 aan landbouwers mag worden toegekend in verband met beperkende maatregelen voor de landbouw in gebieden waarvoor specifieke milieubeperkingen gelden, voortaan ook worden toegestaan in verband met beperkingen die voortvloeien uit de uitvoering van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand ( 5 ) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna ( 6 ). Dienovereenkomstig kan een hoger niveau van steun onder bepaalde omstandigheden worden voorgesteld en zal de oppervlaktebeperking van 10 % alleen gelden voor de maatregel betreffende gebieden met specifieke handicaps. |
(5) |
Via de systemen voor bedrijfsadvisering als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers ( 7 ), moeten mogelijke verbeteringen op het gebied van de naleving van de in de regelgeving opgenomen normen op het gebied van het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant en het dierenwelzijn, worden aangegeven en voorgesteld. Aan de landbouwers dient steun te worden toegekend om de kosten van dergelijke adviseringsdiensten te dekken. |
(6) |
De landbouwers moeten worden aangemoedigd hoge dierenwelzijnsnormen te hanteren. De werkingssfeer van het bestaande hoofdstuk over milieumaatregelen in de landbouw van Verordening (EG) nr. 1257/1999 moet worden uitgebreid om landbouwers die zich ertoe verbinden om in de veehouderij normen te hanteren die verder gaan dan de officiële minimumnormen, te steunen. |
(7) |
De ervaring heeft geleerd dat de reeks instrumenten voor de verbetering van de voedselkwaliteit in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid moet worden uitgebreid. |
(8) |
De landbouwers moeten worden aangemoedigd om aan communautaire of nationale voedselkwaliteitsregelingen deel te nemen. Deelneming aan dergelijke regelingen kan aanleiding geven tot extra kosten en verplichtingen die niet volledig door de markt worden gecompenseerd. Aan landbouwers die aan dergelijke regelingen deelnemen moet tijdelijke steun worden toegekend. |
(9) |
Het is belangrijk dat de consument zich meer bewust wordt van het bestaan van, en van de eigenschappen van, in het kader van communautaire of nationale voedselkwaliteitsregelingen geproduceerde producten. Aan producentengroeperingen moet steun worden toegekend om de consument te informeren en om de verkoop te bevorderen van producten die zijn geproduceerd met inachtneming van regelingen die door de lidstaten in het kader van hun plannen voor plattelandsontwikkeling worden gesteund. |
(10) |
Voor de invoering van de nieuwe begeleidende maatregelen moet een aantal van de bestaande bepalingen worden verduidelijkt. Die verduidelijkingen betreffen voornamelijk de investeringen in landbouwbedrijven en de financiële bepalingen. |
(11) |
Gelet op het belang van innovatiebevordering in de sector voedselverwerking, moet de werkingssfeer van het bestaande hoofdstuk in Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake de verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten worden verruimd om steun te kunnen verlenen aan de ontwikkeling van innovatieve benaderingen bij voedselverwerking. |
(12) |
In dat hoofdstuk zijn de voorwaarden vastgelegd voor de subsidiabiliteit van investeringen ter verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten, waaronder begrepen het voorschrift dat ondernemingen die dergelijke steun ontvangen reeds moeten voldoen aan minimumnormen inzake milieu, hygiëne en dierenwelzijn. Omdat kleine verwerkingsinrichtingen soms moeilijk aan dergelijke normen kunnen voldoen, moeten de lidstaten de gelegenheid krijgen een gedoogperiode toe te kennen met betrekking tot de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor investeringen in kleine verwerkingsinrichtingen met het oog op het naleven van nieuwe normen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. |
(13) |
De ecologische en maatschappelijke waarde van staatsbossen moet worden verbeterd; investeringssteun voor deze doeleinden moet mogelijk worden gemaakt, terwijl steun voor maatregelen tot verbetering van de economische exploitatie van deze bossen moet worden uitgesloten. |
(14) |
De ervaring tot op heden met de uitvoering van de programma's voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2000-2006 heeft aangetoond dat een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 moet worden verduidelijkt en vereenvoudigd en dat een aantal steunbedragen moet worden aangepast. Het betreft daarbij voornamelijk de werkingssfeer en de precieze inhoud van de steun voor achtergebleven gebieden en gebieden met milieuproblemen, opleiding, bosbouw en bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van plattelandsgebieden. |
(15) |
Verordening (EG) nr. 1257/1999 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1257/1999 wordt als volgt gewijzigd:
1) in artikel 5 wordt de huidige tekst lid 1 en worden volgende alinea's toegevoegd:
„2. De in lid 1 genoemde voorwaarden voor investeringssteun moeten op het tijdstip van het individuele besluit tot toekenning van steun zijn vervuld.
3. Als evenwel wordt geïnvesteerd om te voldoen aan pas ingevoerde minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn, mag steun worden toegekend om aan deze nieuwe normen te kunnen voldoen. In zulke gevallen mag extra tijd worden gegund aan landbouwers die meer tijd nodig hebben om specifieke problemen op te lossen die verband houden met het in acht nemen van deze minimumnormen. Uiterlijk op het einde van de investeringsperiode moet de landbouwer aan de relevante normen voldoen.”
;
2) artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a) de tweede alinea wordt vervangen door:
„het totale steunbedrag, uitgedrukt in procenten van het in aanmerking komende investeringsvolume, bedraagt maximaal 40 % en in de probleemgebieden maximaal 50 %.”
;
b) de volgende alinea wordt toegevoegd:
„Indien het gaat om investeringen door jonge boeren, in de zin van Hoofdstuk II, mogen deze percentages gedurende een periode van maximaal vijf jaar vanaf de vestiging maximaal 50 % en in de probleemgebieden maximaal 60 % bedragen. Aan de in artikel 8, lid 1, eerste streepje, vermelde leeftijdsvoorwaarde moet op het tijdstip van de vestiging voldaan worden.”
;
3) artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:
„2. De vestigingssteun kan omvatten:
a) een eenmalige premie tot het maximale in aanmerking komende bedrag, dat in de bijlage wordt vermeld, en
b) een rentesubsidie voor leningen ter dekking van de met de vestiging gemoeide kosten; de gekapitaliseerde waarde van de rentesubsidie mag niet hoger zijn dan de waarde van de premie.
Een steunbedrag van meer dan het in punt a) bedoelde maximumbedrag, maar van maximaal 30 000 euro, kan worden toegekend aan jonge landbouwers die, gedurende een periode van drie jaar volgend op de vestiging, gebruik maken van bedrijfsadviesdiensten in verband met de vestiging van hun bedrijf.”
;
4) in de tweede alinea van artikel 9 wordt het eerste streepje vervangen door:
„— de landbouwers en andere personen die in de landbouw werkzaam zijn voor te bereiden op een kwalitatieve heroriëntering van de productie en op de toepassing van productiemethoden die verenigbaar zijn met landschapsbehoud en landschapsverbetering, milieubescherming, hygiënische normen en dierenwelzijn, alsmede hen de vaardigheden te laten verwerven die nodig zijn om hen in staat te stellen een economisch levensvatbaar landbouwbedrijf te beheren, en”
;
5) in artikel 15; lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:
„Compenserende vergoedingen die hoger zijn dan het maximumbedrag, mogen worden toegekend op voorwaarden dat het gemiddelde van alle op het betreffende programmeringsniveau toegekende compenserende vergoedingen dit maximumbedrag niet overschrijdt. De lidstaten mogen voor de berekening van het gemiddelde bedrag een combinatie van regionale programma's voorleggen. In deugdelijk gemotiveerde objectieve omstandigheden mag het gemiddelde bedrag worden verhoogd tot het in de bijlage vermelde bedrag.”
;
6) artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
„1. Landbouwers voor wie beperkende maatregelen voor de landbouw gelden in gebieden met specifieke milieubebeperkingen die het gevolg zijn van de uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG ( 8 ) en 92/43/EEG ( 9 ), kunnen financiële compensatie krijgen voor kosten en inkomensverlies indien en voorzover deze compensatie nodig is om een oplossing te vinden voor de specifieke problemen die voortvloeien uit de uitvoering van deze richtlijnen.”
;
b) lid 3 wordt vervangen door:
„3. De maximumbedragen die in aanmerking komen voor communautaire steun staan in de bijlage. Deze bedragen mogen in naar behoren gerechtvaardigde gevallen worden verhoogd om rekening te houden met specifieke problemen.
Een steunbedrag dat hoger is dan dit maximumbedrag mag worden toegekend gedurende een periode van maximaal vijf jaar vanaf de datum waarop de bepaling waarbij nieuwe beperkingen worden opgelegd een dwingende norm wordt overeenkomstig de communautaire regelgeving. Deze steun wordt jaarlijks verleend op degressieve basis en gaat het in de bijlage genoemde bedrag niet te boven.”
;
7) in artikel 20 wordt de huidige tekst lid 1 en wordt het volgende lid toegevoegd:
„2. De totale oppervlakte van de in dit lid bedoelde gebieden mag niet meer bedragen dan 10 % van de totale oppervlakte van de betrokken lidstaat.”
;
8) artikel 21 wordt geschrapt;
9) het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na hoofdstuk V van titel II:
„HOOFDSTUK V bis
VOLDOEN AAN NORMEN
Artikel 21 bis
De steun om landbouwers te helpen bij de aanpassing aan veeleisende normen die zijn gebaseerd op communautaire regelgeving inzake het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn en de arbeidsveiligheid, draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
a) een snellere doorvoering van de veeleisende Gemeenschapsnormen door de lidstaten;
b) de inachtneming van de normen door de landbouwers;
c) het gebruik, door de landbouwers, van bedrijfsadviseringsdiensten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van steunregelingen voor producenten van bepaalde gewassen ( 10 ) om de prestaties van landbouwbedrijven te beoordelen en om aan te geven op welke punten verbeteringen moeten worden aangebracht ten aanzien van de naleving van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen als genoemd in die verordening.
Artikel 21 ter
1. Aan landbouwers die veeleisende normen moeten toepassen die op communautaire regelgeving zijn gebaseerd en sinds kort in de nationale wetgeving zijn opgenomen, mag tijdelijke steun worden toegekend om de extra kosten en de gederfde inkomsten gedeeltelijk te vergoeden.
Voor lidstaten die artikel 16 toepassen, wordt aan landbouwers geen steun uit hoofde van dit hoofdstuk verleend voor het toepassen van normen gebaseerd op de in artikel 16 bedoelde communautaire wetgeving.
2. De steun mag worden toegekend gedurende een periode van maximaal vijf jaar vanaf de datum waarop de norm een dwingende norm wordt in overeenstemming met de communautaire regelgeving.
De steun mag slechts worden verleend indien de norm gepaard gaat met nieuwe verplichtingen of beperkingen voor de landbouw die een belangrijk effect hebben op de normale exploitatiekosten van het landbouwbedrijf en die een aanzienlijk aantal landbouwers betreffen.
Voor richtlijnen waarvan de uitvoeringstermijn is overschreden en die nog niet correct zijn uitgevoerd door de lidstaat, mag steun worden toegekend gedurende maximaal vijf jaar te rekenen ►C1 vanaf 28 oktober 2003. ◄
3. Er wordt geen steun betaald als het niet toepassen van een norm te wijten is aan veronachtzaming door de steunaanvragende landbouwer van een norm die reeds in nationale wetgeving is omgezet.
Artikel 21 quater
1. De steun wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een forfaitair, degressief steunbedrag, met toepassing van een gelijkmatig verlagingspercentage. De lidstaten differentiëren het steunbedrag per norm naar gelang van de omvang van de verplichtingen die uit de toepassing van de norm voortvloeien. Het steunbedrag wordt vastgesteld op een zodanig niveau dat overcompensatie wordt voorkomen. Bij het vaststellen van de jaarlijkse steun worden investeringskosten niet in aanmerking genomen.
2. Het maximumsteunbedrag per jaar per bedrijf is vastgesteld in de bijlage.
Artikel 21 quinquies
1. Aan landbouwers mag steun worden toegekend als bijdrage in de kosten die voortvloeien uit het gebruik van bedrijfsadviseringsdiensten waarbij wordt nagegaan op welke punten de toepassing door de landbouwers van in de regelgeving opgenomen normen op het gebied van het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant en het dierenwelzijn verbetering behoeft, en waar nodig verbeteringen worden voorgesteld.
2. De bedrijfsadviseringsdiensten waarvoor steun kan worden toegekend, moeten in overeenstemming zijn met het bepaalde in hoofdstuk III van titel II van Verordening (EG) nr. 1782/2003, alsook met de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen.
3. Het totale steunbedrag voor het gebruik van adviseringsdiensten als bedoeld in lid 1, bedraagt maximaal 80 % van de subsidiabele kosten, waarbij het in de bijlage vastgestelde maximumbedrag niet mag worden overschreden.”
;
10) hoofdstuk VI wordt vervangen door:
„HOOFDSTUK VI
MILIEUMAATREGELEN IN DE LANDBOUW EN DIERENWELZIJN
Artikel 22
Steunverlening voor landbouwproductiemethoden die zijn ontworpen met het oog op milieubescherming, natuurbeheer (milieumaatregelen in de landbouw), of verbetering van het dierenwelzijn levert een bijdrage aan de verwezenlijking van de communautaire beleidsdoelstellingen op het gebied van de landbouw, het milieu en het welzijn van landbouwhuisdieren.
Deze steun wordt verleend ter bevordering van:
a) wijzen van gebruik van landbouwgrond die verenigbaar zijn met de bescherming en de verbetering van het milieu, het landschap en de kenmerkende elementen daarvan, de natuurlijke hulpbronnen, de bodem en de genetische verscheidenheid,
b) een voor het milieu gunstige extensivering van de landbouw, en beheer van niet erg intensieve graslandsystemen,
c) de instandhouding van milieuvormen met een grote natuurwaarde waar landbouw wordt beoefend en die worden bedreigd,
d) de instandhouding van landschapselementen en van historische elementen op landbouwgrond,
e) de toepassing van milieuplanning bij de agrarische bedrijfsvoering,
f) de verbetering van het dierenwelzijn.
Artikel 23
1. Steun wordt toegekend aan landbouwers die voor een periode van ten minste vijf jaar verbintenissen aangaan op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw of het dierenwelzijn. Zo nodig wordt voor bepaalde typen verbintenissen een langere periode bepaald met het oog op de effecten ervan op het milieu of het dierenwelzijn.
2. De verbintenissen op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw en van dierenwelzijn moeten verder gaan dan de toepassing van de gebruikelijke goede landbouwmethoden, met inbegrip van diervriendelijke methoden.
Zij moeten betrekking hebben op dienstverlening waarin niet is voorzien in andere steunmaatregelen zoals die betreffende marktsteun of de compenserende vergoedingen.
Artikel 24
1. De steun voor verbintenissen op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw of van het dierenwelzijn wordt jaarlijks toegekend en wordt berekend op basis van:
a) de gederfde inkomsten,
b) de extra kosten die met de verbintenis zijn gemoeid, en
c) de noodzaak een stimulans te geven.
Investeringskosten worden bij de berekening van het niveau van de jaarlijkse steun niet in aanmerking genomen. Kosten van niet-productieve investeringen die noodzakelijk zijn om een verbintenis na te komen, mogen bij de berekening van het niveau van de jaarlijkse steun wel in aanmerking worden genomen.
2. De maximumbedragen per jaar die voor communautaire steunverlening in aanmerking komen, zijn vastgesteld in de bijlage. Als de steun wordt berekend op basis van de oppervlakte, worden deze bedragen gebaseerd op de oppervlakte van het bedrijf waarvoor de verbintenissen op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw gelden.”
;
11) na hoofdstuk VI van titel II wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:
„HOOFDSTUK VI bis
VOEDSELKWALITEIT
Artikel 24 bis
Steun voor landbouwproductiemethoden om de kwaliteit van de landbouwproducten te verbeteren en voor de afzetbevordering van deze producten draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
a) de consument garanties bieden ten aanzien van de kwaliteit van het product of het toegepaste productieproces, in de vorm van de deelneming van landbouwers aan de in artikel 24 ter omschreven regelingen inzake de voedselkwaliteit;
b) een meerwaarde realiseren voor primaire landbouwproducten en de marktkansen vergroten;
c) de consument beter informeren over de beschikbaarheid en de specifieke kenmerken van die producten.
Artikel 24 ter
1. Er wordt steun toegekend aan landbouwers die op vrijwillige basis deelnemen aan communautaire of nationale voedselkwaliteitsregelingen, in het kader waarvan specifieke productievoorschriften worden opgelegd voor landbouwproducten van bijlage I bij het Verdrag, met uitzondering van visserijproducten, en die voldoen aan de voorwaarden van lid 2 en lid 3.
De steun betreft uitsluitend producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie.
2. De kwaliteitsregelingen van de Gemeenschap uit hoofde van de volgende verordeningen en bepalingen komen voor steun in aanmerking:
a) Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen ( 11 ),
b) Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen ( 12 ),
c) Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen ( 13 ),
d) Titel VI betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 14 ).
3. Om voor steun in aanmerking te komen moeten de door de lidstaten erkende voedselkwaliteitsregelingen aan de onder a) tot en met e) genoemde criteria voldoen:
a) De specificiteit van het in het kader van dergelijke regelingen geproduceerde eindproduct wordt bepaald door de toepassing van gedetailleerde voorschriften met betrekking tot de landbouwmethoden die het volgende moeten garanderen:
i) specifieke kenmerken met betrekking tot het productieproces, of
ii) een kwaliteitsniveau van het eindproduct dat aanzienlijk hoger ligt dan de handelsnormen voor het product, voor wat betreft de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn en de milieubescherming.
b) De regelingen bevatten bindende productspecificaties en de inachtneming daarvan wordt gecontroleerd door een onafhankelijk controleorgaan.
c) De regelingen staan open voor alle producenten.
d) De regelingen zijn transparant en garanderen een volledige traceerbaarheid van de producten.
e) De regelingen zijn afgestemd op de bestaande of op verwachte marktkansen.
4. Regelingen die uitsluitend zijn bedoeld voor een stringentere controle op de inachtneming van dwingende normen in het kader van de communautaire regelgeving of de nationale wetgeving, komen niet voor steun in aanmerking.
Artikel 24 quater
1. De steun wordt betaald in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans tot het in de bijlage genoemde maximumbedrag per bedrijf. Het bedrag van de betaling wordt vastgesteld naar gelang van de vaste kosten die voortvloeien uit het deelnemen aan regelingen waarvoor steun wordt toegekend, en wordt vastgesteld op een zodanig niveau dat overcompensatie wordt voorkomen.
2. De steun wordt toegekend gedurende ten hoogste vijf jaar.
Artikel 24 quinquies
1. Aan producentengroeperingen wordt steun toegekend voor activiteiten die zijn bedoeld om de consument te informeren over en de afzet te bevorderen van de landbouwproducten of levensmiddelen waarop de in artikel 24 ter genoemde communautaire of nationale voedselkwaliteitsregelingen betrekking hebben en die op grond van de maatregel als bedoeld in de artikelen 24 bis, 24 ter en 24 quater, voor steun door de lidstaat zijn geselecteerd.
2. De steun heeft betrekking op activiteiten op het gebied van voorlichting, afzetbevordering en reclame.
3. De totale steun bedraagt maximaal 70 % van de subsidiabele kosten van de actie.”
;
12) in artikel 25, lid 2, wordt het vierde streepje vervangen door:
„— ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën,”
;
13) aan artikel 26, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:
„Als evenwel wordt geïnvesteerd om te voldoen aan pas ingevoerde minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn, mag steun worden toegekend om aan deze nieuwe normen te kunnen voldoen. In zulke gevallen mag extra tijd worden gegund aan kleine verwerkingsbedrijven die meer tijd nodig hebben om specifieke problemen op te lossen waarmee zij worden geconfronteerd bij het voldoen aan deze minimumnormen. De kleine verwerkingsbedrijven voldoen uiterlijk op het einde van de investeringsperiode aan de betreffende normen.”
;
14) in artikel 29 wordt lid 3 vervangen door:
„3. Deze steun als bedoeld in de artikelen 30 en 32 wordt slechts toegekend voor bossen en gronden die eigendom zijn van particuliere personen of verenigingen daarvan, of van gemeenten of verenigingen daarvan. Deze beperking geldt niet voor de in artikel 30, lid 1, tweede streepje, bedoelde maatregelen voor investeringen in bossen, in het bijzonder om de ecologische of maatschappelijke waarde van die bossen te vergroten, noch voor de in artikel 30, lid 1, zesde streepje, bedoelde maatregelen.”
;
15) in artikel 29 wordt lid 5 vervangen door:
„5. Krachtens dit hoofdstuk voorgestelde maatregelen in gebieden die in het kader van de communautaire actie ter bescherming van de bossen tegen brand, zijn ingedeeld bij de klasse zeer brandgevaarlijk of middelmatig brandgevaarlijk, moeten in overeenstemming zijn met de door de lidstaten voor deze gebieden vastgestelde plannen voor de bescherming van de bossen.”
;
16) in artikel 30, lid 1, wordt het laatste streepje vervangen door:
„— het herstel van het productiepotentieel van bossen die door een natuurramp of brand zijn beschadigd, en het treffen van passende preventieve maatregelen.”
;
17) artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
„Behalve uit steun ter dekking van de aanlegkosten kan deze steun tevens bestaan uit:
— een jaarlijkse premie per beboste hectare, ter dekking van de onderhoudskosten gedurende maximaal vijf jaar,
— een jaarlijkse premie per hectare ter dekking van de door de bebossing gederfde inkomsten gedurende een periode van maximaal 20 jaar voor de landbouwers of verenigingen van landbouwers die de grond vóór de bebossing ervan bewerkten, of voor welke andere privaatrechtelijke persoon ook.”
;
b) lid 2 wordt vervangen door:
„2. Als de steun wordt toegekend voor de bebossing van landbouwgrond die het eigendom is van overheidsinstanties, dekt deze steun alleen de aanlegkosten. Indien de beboste grond wordt gepacht door een privaatrechtelijke persoon, mag de in lid 1, tweede alinea, bedoelde jaarlijkse premie worden toegekend.”
;
c) in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:
„In het geval van snelgroeiende soorten met korte omlooptijd wordt de steun voor bebossing alleen toegekend ter dekking van de aanlegkosten.”
;
18) in artikel 33 wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:
a) het derde en het vierde streepje worden vervangen door:
„— de oprichting van bedrijfsadviseringsdiensten, als bedoeld in titel II, hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1782/2003, bedrijfsverzorgingsdiensten en diensten ter ondersteuning van het bedrijfsbeheer voor de landbouw,
— de afzet van kwaliteitslandbouwproducten, met inbegrip van de instelling van kwaliteitsregelingen, als bedoeld in artikel 24 ter, leden 2 en 3,”
;
b) het volgende streepje wordt toegevoegd:
„— beheer van geïntegreerde strategieën voor plattelandsontwikkeling door plaatselijke partnerschappen.”
;
19) aan de tweede alinea van artikel 34 worden de volgende twee streepjes toegevoegd:
„— voorwaarden voor maatregelen inzake het voldoen aan normen (hoofdstuk V bis)
— voorwaarden voor maatregelen inzake voedselkwaliteit (hoofdstuk VI bis).”
;
20) artikel 35, lid 1, wordt vervangen door:
„1. De communautaire steun voor vervroegde uittreding (de artikelen 10, 11 en 12), probleemgebieden en gebieden met specifieke beperkingen op milieugebied (de artikelen 13 tot en met 21), voldoen aan normen (de artikelen 21 bis tot en met 21 quinquies), milieumaatregelen in de landbouw en dierenwelzijn (de artikelen 22, 23 en 24), voedselkwaliteit (de artikelen 24 bis tot en met 24 quinquies) en bebossing (artikel 31) wordt in de hele Gemeenschap gefinancierd uit de afdeling Garantie van het EOGFL.”
;
21) in artikel 37, lid 3, wordt het tweede streepje vervangen door:
„— maatregelen om onderzoekprojecten te ondersteunen of maatregelen die in aanmerking komen voor communautaire financiering op grond van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied ( 15 ).”
;
22) in de tweede alinea van artikel 47, lid 2, wordt het laatste streepje vervangen door:
„— bedraagt het medefinancieringspercentage van de Gemeenschap bij de programmering van maatregelen overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van deze verordening, maximaal 85 % in de gebieden van doelstelling 1, en maximaal 60 % in de overige gebieden.”
;
23) aan artikel 51 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:
„5. Steunmaatregelen van de staten ter ondersteuning van landbouwers die zich aan veeleisende normen op basis van communautaire regelgeving inzake het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn en de arbeidsveiligheid aanpassen, zijn verboden als zij niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater. Aanvullende steun die de overeenkomstig artikel 21 quater vastgestelde maximumbedragen overschrijdt, mag echter worden toegekend om landbouwers te helpen te voldoen aan nationale wetgeving die verder gaat dan de normen van de Gemeenschap.
Indien communautaire wetgeving ontbreekt, zijn steunmaatregelen van de staten ter ondersteuning van landbouwers die zich aan veeleisende normen op basis van communautaire regelgeving inzake het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn en de arbeidsveiligheid aanpassen, verboden als zij niet voldoen aan de relevante voorwaarden van de artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater. Er kan echter aanvullende steun boven de in artikel 21 quater bedoelde maximumbedragen worden toegekend als dat op grond van lid 1 van dat artikel gerechtvaardigd is.”
;
24) de bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
„BIJLAGE
TABEL MET BEDRAGEN
Artikel |
Aard van de steun |
Bedrag in EUR |
|
Artikel 8, lid 2 |
Vestigingssteun |
25 000 |
|
Artikel 12, lid 1 |
Vervroegde uittreding |
15 000 (1) |
per cedent en per jaar |
150 000 |
totaalbedrag per cedent |
||
3 500 |
per werknemer en per jaar |
||
35 000 |
totaalbedrag per werknemer |
||
Artikel 15, lid 3 |
Minimale compenserende vergoeding |
25 (2) |
per hectare gebruikte landbouwgrond |
Maximale gemiddelde compenserende vergoeding |
200 |
per hectare gebruikte landbouwgrond |
|
Maximale gemiddelde compenserende vergoeding |
250 |
per hectare gebruikte landbouwgrond |
|
Artikel 16 |
Maximale betaling |
200 |
per hectare |
Initiële maximale betaling |
500 |
per hectare |
|
Artikel 21 quater |
Maximale betaling |
10 000 |
per bedrijf |
Artikel 21 quinquies |
Bedrijfsadviseringsdiensten |
1 500 |
per adviseringsdienst |
Artikel 24, lid 2 |
Eenjarige gewassen |
600 |
per hectare |
Gespecialiseerde blijvende teelten |
900 |
per hectare |
|
Andere vormen van grondgebruik |
450 |
per hectare |
|
Plaatselijke rassen die voor de veehouderij verloren dreigen te gaan |
200 (3) |
per grootvee-eenheid |
|
Dierenwelzijn |
500 |
per grootvee-eenheid |
|
Artikel 24 quater |
Maximale betaling |
3 000 |
per bedrijf |
Artikel 31, lid 4 |
Maximale jaarlijkse premie ter dekking van de bij bebossing gederfde inkomsten |
|
|
— voor landbouwers of verenigingen van landbouwers |
725 |
per hectare |
|
— voor andere privaatrechtelijke personen |
185 |
per hectare |
|
Artikel 32, lid 2 |
Minimale betaling |
40 |
per hectare |
Maximale betaling |
120 |
per hectare |
|
(*) „Afhankelijk van het totale maximum per cedent kunnen de maximumbetalingen per jaar tot het tweevoudige worden verhoogd met inachtneming van de economische structuur van de bedrijven in de gebieden en het streven de aanpassing van de agrarische structuren te bespoedigen. (**) „Dit bedrag mag worden verlaagd om rekening te houden met de specifieke geografische situatie of de economische structuur van de bedrijven in bepaalde gebieden en om overcompensatie te voorkomen, en overeenkomstig artikel 15, lid 1, tweede streepje. (***) „Dit bedrag mag in uitzonderlijke gevallen worden verhoogd met inachtneming van specifieke behoeften van bepaalde rassen, die in de plannen voor plattelandsontwikkeling moeten worden gemotiveerd.” |
( 1 ) Advies uitgebracht op 5.6.2003 (nog niet bekendgemaakt in het PB).
( 2 ) PB C 208 van 3.9.2003, blz. 64.
( 3 ) PB C 208 van 3.9.2003, blz. 27 (nog niet bekendgemaakt in het PB).
( 4 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
( 5 ) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
( 6 ) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/62/EG (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 42).
( 7 ) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
( 8 ) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 6.5.2003, blz. 36).
( 9 ) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/62/EG (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 42).
( 10 ) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.
( 11 ) PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
( 12 ) PB L 208 van 27.7.1992, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.
( 13 ) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.
( 14 ) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.
( 15 ) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.