This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02002D0463-20041218
Council Decision of 13 June 2002 adopting an action programme for administrative cooperation in the fields of external borders, visas, asylum and immigration (ARGO programme) (2002/463/EC)
Consolidated text: Beschikking van de Raad van 13 juni 2002 tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma) (2002/463/EG)
Beschikking van de Raad van 13 juni 2002 tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma) (2002/463/EG)
2002D0463 — NL — 18.12.2004 — 001.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 13 juni 2002 tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma) (PB L 161, 19.6.2002, p.11) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
L 371 |
48 |
18.12.2004 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 13 juni 2002
tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma)
(2002/463/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 66,
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),
Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Administratieve samenwerking tussen de lidstaten op de onder de artikelen 62 en 63 van het Verdrag vallende gebieden is een onderdeel van de doelstelling van de Gemeenschap geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. |
(2) |
Gemeenschappelijk Optreden 98/244/JBZ van 19 maart 1998 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter invoering van een programma voor opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen (Odysseus-programma) ( 3 ) is afgelopen nu de toegewezen middelen in 2001 zijn uitgeput. |
(3) |
De verantwoordelijkheid voor de controles aan de EU-buitengrenzen zal des te belangijker worden, nu een grote uitbreiding van de Unie gepland is in de periode waarin de administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO) operationeel zal zijn. ARGO moet dan ook eenvoudig gezien worden als de bescheiden voorloper van bredere activiteiten op dit gebied. |
(4) |
Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Commissie in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement — halfjaarlijkse bijwerking van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van „vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid” in de Europese Unie (1e halfjaar 2001) een verstrekkend wetgevingsprogramma uitgestippeld, dat zal moeten leiden tot nieuwe, door de lidstaten ten uitvoer te leggen communautaire regelgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. |
(5) |
De praktijk van de lidstaten op het gebied van de toepassing van het Gemeenschapsrecht kan eenvormiger worden gemaakt door middel van een hechtere samenwerking tussen de bevoegde nationale overheidsdiensten en tussen deze diensten en de Commissie. |
(6) |
Dit resultaat kan niet worden bereikt door individueel optreden van de overheidsdiensten afzonderlijk. Er is dus een communautair kader vereist ter verbetering van het wederzijds begrip tussen de bevoegde nationale overheidsdiensten en van de wijze waarop zij de toepasselijke communautaire wetgeving ten uitvoer leggen; tevens dienen de prioritaire gebieden van de administratieve samenwerking te worden aangegeven. |
(7) |
Een hoog niveau van opleiding van vergelijkbare kwaliteit in de hele Gemeenschap is nodig om dit actieprogramma te doen slagen; in dit verband dient de met het Odysseus-programma opgedane ervaring te worden benut. |
(8) |
De uitvoering van een communautair actieprogramma is één van de doeltreffendste manieren om deze doelstellingen te verwezenlijken en zal de Commissie de mogelijkheid bieden om na te gaan of de oprichting van een gemeenschappelijk opleidingsinstituut op passende wijze zou kunnen bijdragen tot een betere kennis van het Gemeenschapsrecht van de betrokken functionarissen in de lidstaten. |
(9) |
De voor het uitvoeren van deze beschikking noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 4 ). |
(10) |
De acties uit hoofde van dit programma worden uitgevoerd bij wijze van aanvulling op en in coördinatie met de overige samenwerkings- en opleidingsacties die uit de communautaire begroting worden gefinancierd. |
(11) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt dat land niet deel aan de aanneming van deze beschikking, die derhalve niet bindend is voor en niet van toepassing is in Denemarken. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft het Verenigd Koninkrijk bij schrijven van 29 januari 2002 meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze beschikking. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 1 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze beschikking. Dientengevolge, en onverminderd artikel 4 van voornoemd protocol, zijn de bepalingen van deze beschikking niet van toepassing op Ierland. |
(14) |
Een financieel referentiebedrag als bedoeld in punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure ( 5 ) is voor de gehele duur van het programma in deze beschikking opgenomen, onverminderd de in het Verdrag omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Voorwerp en duur
Bij deze beschikking wordt een actieprogramma van de Gemeenschap vastgesteld — hierna „ARGO-programma” genoemd — ter ondersteuning en aanvulling van de door de Gemeenschap en de lidstaten opgezette acties met het oog op het uitvoeren van de op de artikelen 62, 63 en 66 van het Verdrag gebaseerde communautaire wetgeving.
Het ARGO-programma loopt van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006.
Artikel 2
Definities
In deze beschikking worden onder „nationale overheidsdiensten” verstaan de administratieve en gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten of andere instanties die door deze autoriteiten gemachtigd zijn om de wetgeving van de Gemeenschap die gebaseerd is op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag en op artikel 66 van het Verdrag voorzover het gaat om samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten op de onder genoemde artikelen 62 en 63 vallende gebieden, ten uitvoer te leggen.
Artikel 3
Algemene doelstellingen
Het ARGO-programma draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
a) het bevorderen van de samenwerking tussen nationale overheidsdiensten in het kader van het uitvoeren van de regelgeving van de Gemeenschap, met bijzondere aandacht voor het gemeenschappelijk gebruik van hulpbronnen en het invoeren van gecoördineerde en eenvormige procedures;
b) het bevorderen van de eenvormige toepassing van het Gemeenschapsrecht, met het oog op de harmonisatie van de door de nationale overheidsdiensten van de lidstaten genomen besluiten, zodat dysfuncties die de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in gevaar kunnen brengen, worden voorkomen;
c) het verbeteren van de algemene efficiëntie van de nationale overheidsdiensten bij het vervullen van hun taken in verband met het uitvoeren van de regelgeving van de Gemeenschap;
d) ervoor zorgen dat er naar behoren rekening wordt gehouden met de communautaire dimensie bij de organisatie van de nationale overheidsdiensten die bijdragen tot het uitvoeren van de regelgeving van de Gemeenschap;
e) het bevorderen van de transparantie van de door de nationale overheidsdiensten uitgevoerde acties door nauwere betrekkingen tot stand te brengen tussen deze en de nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die op dit gebied actief zijn.
HOOFDSTUK II
MET HET ARGO-PROGRAMMA BEOOGDE MAATREGELEN
Artikel 4
Maatregelen op het gebied van de buitengrenzen
Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van het ARGO-programma steun verleend voor de maatregelen van de lidstaten op het gebied van de buitengrenzen waarmee het volgende wordt beoogd:
a) ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de uitvoering van grenscontroles de in de wetgeving van de Gemeenschap vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen;
b) te zorgen voor een gelijkwaardig niveau van daadwerkelijke bescherming en bewaking aan de buitengrenzen;
c) het verhogen van de doeltreffendheid van de controles aan de grensovergangen en van het toezicht tussen de grensovergangen.
Artikel 5
Maatregelen op het gebied van visa
Teneinde de in artikel 2 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van het ARGO-programma steun verleend voor de maatregelen van de lidstaten op het gebied van visa waarmee het volgende wordt beoogd:
a) ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de afgifte van visa de in de wetgeving van de Gemeenschap vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen;
b) het bevorderen van een gelijkwaardig niveau van controle en veiligheid bij de afgifte van visa;
c) het bevorderen van de harmonisatie op het gebied van de behandeling van visumaanvragen, en met name van documenten betreffende het doel van de reis, de bestaansmiddelen en de huisvesting;
d) het bevorderen van de harmonisatie van de door de lidstaten toegepaste uitzonderingsregelingen voor bepaalde categorieën visumaanvragers, teneinde zowel de controles aan de buitengrenzen als het vrije verkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken;
e) te zorgen voor een algemene versterking van de consulaire samenwerking tussen de lidstaten.
Artikel 6
Maatregelen op het gebied van asiel
Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van het ARGO-programma steun verleend voor de maatregelen van de lidstaten op het gebied van asiel waarmee het volgende wordt beoogd:
a) het bevorderen van de invoering en toepassing van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, door maatregelen en normen te steunen die leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status in de gehele Gemeenschap voor degenen aan wie asiel is verleend;
b) het vergemakkelijken van de bepaling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag;
c) steun voor de onderlinge aanpassing van de regels inzake de erkenning en de inhoud van de vluchtelingenstatus; ter aanvulling dienen maatregelen te worden genomen inzake subsidiaire vormen van bescherming, uit hoofde waarvan eenieder die dergelijke bescherming behoeft een passende status wordt verleend;
d) een vergroting van de doelmatigheid en de billijkheid van de asielprocedure en van de convergentie van beslissingen inzake asielaanvragen;
e) de versterking van de reïntegratie- en toegangsfaciliteiten en van de wettelijke mogelijkheden voor toelating tot de lidstaten op humanitaire gronden.
Artikel 7
Maatregelen op het gebied van immigratie
Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van het ARGO-programma steun verleend voor de maatregelen van de lidstaten op het gebied van immigratie waarmee het volgende wordt beoogd:
a) ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de afgifte van verblijfstitels en arbeidsvergunningen de in de wetgeving van de Gemeenschap vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen;
b) een verbetering van de bekendheid met de regelgeving inzake verblijfstitels en arbeidsvergunningen voor onderdanen van derde landen;
c) het stimuleren van het onderzoek naar de gevolgen van het immigratiebeleid van de Gemeenschap en naar de perceptie van dat beleid in de landen van herkomst van de migranten;
d) te zorgen voor een daadwerkelijke, efficiënte en uniforme toepassing van de gemeenschappelijke bepalingen en beleidslijnen ten aanzien van onregelmatige migratiestromen en illegale immigratie en tegelijkertijd te zorgen voor een toereikende mate van toegang tot internationale bescherming;
e) de samenwerking te verbeteren op het gebied van de terugkeer van onderdanen van derde landen en van statelozen zonder verblijfsrecht en van afgewezen asielzoekers, inclusief de doorreis door andere lidstaten en door derde landen;
f) de strijd tegen de clandestiene immigratienetwerken op te voeren en te zorgen voor een betere preventie van illegale immigratiestromen.
Artikel 8
Soorten acties
Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 3 vermelde doelstellingen en het uitvoeren van de in artikel 4, 5, 6 of 7 genoemde maatregelen kunnen in het kader van het ARGO-programma de volgende soorten acties worden gesteund:
a) opleidingsacties, waartoe met name het opstellen van geharmoniseerde leerplannen en van gemeenschappelijke, door de nationale overheidsdiensten te organiseren basisopleidingsprogramma's behoren, evenals aanvullende acties om de nationale overheidsdiensten attent te maken op de beste, in andere lidstaten ontwikkelde werkmethoden en technieken;
b) uitwisselingen van functionarissen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de gedetacheerde functionarissen daadwerkelijk deelnemen aan de werkzaamheden van de ontvangende nationale instanties;
c) acties ter bevordering van de geautomatiseerde behandeling van dossiers en afhandeling van procedures, waaronder het gebruik van de meest geavanceerde technieken voor elektronische gegevensuitwisseling, en ter bevordering van het verzamelen, analyseren, distribueren en verwerken van informatie, waarbij de informatietechnologie ten volle wordt benut, met name via het opzetten van informatiecentra en websites;
d) een evaluatie van het effect van de op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag gebaseerde gemeenschappelijke regels en procedures;
e) acties om het ontwikkelen van beste praktijken te stimuleren teneinde werkmethoden en instrumenten te verbeteren, de procedures te vereenvoudigen en de termijnen te verkorten;
f) operationele acties, eventueel met inbegrip van de oprichting van gemeenschappelijke operationele centra en van teams bestaande uit functionarissen van twee of meer lidstaten;
g) studies, onderzoek, conferenties en studiebijeenkomsten waaraan functionarissen van de lidstaten en van de Commissie deelnemen en, in voorkomend geval, functionarissen van de betrokken nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties;
h) mechanismen om de betrokken nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties te raadplegen en in te schakelen;
i) de activiteiten van de lidstaten in derde landen, met name informatieopdrachten in de landen van herkomst en doorreis;
j) de strijd tegen documentenfraude.
Artikel 9
Specifieke acties
Onder het ARGO-programma kunnen ook andere vormen vallen van administratieve samenwerking op de beleidsterreinen waarop de artikelen 62 en 63 van het Verdrag betrekking hebben, in het bijzonder urgente gemeenschappelijke maatregelen en acties met een beperkte draagwijdte en duur in situaties die een onmiddellijke reactie vereisen. In het in artikel 12 bedoelde jaarlijkse werkprogramma wordt een kader vastgesteld voor de financiering van deze specifieke acties, waarvan ook de doelstellingen en evaluatiecriteria deel uitmaken.
HOOFDSTUK III
FINANCIËLE BEPALINGEN, BEHEER EN TOEZICHT
Artikel 10
Subsidiabiliteit
1. Om in aanmerking te komen voor medefinanciering uit hoofde van het ARGO-programma moeten de in artikel 8 bedoelde acties die door de nationale overheidsdienst van een lidstaat worden voorgesteld, aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) er moet aan worden deelgenomen door:
— ten minste twee andere lidstaten of
— een andere lidstaat en een kandidaat-lidstaat, indien het de bedoeling is de toetreding ervan voor te bereiden, of
— een andere lidstaat en een derde land, indien zulks het doel van de voorgestelde maatregel zou bevorderen;
b) één van de in artikel 3 bedoelde algemene doelstellingen beogen, en
c) de uitvoering behelzen van acties op één van de in artikel 4, 5, 6 of 7 bedoelde beleidsterreinen.
1 bis De in artikel 8 bedoelde acties die door de nationale overheidsdienst van een lidstaat worden voorgesteld en de uitvoering behelzen van acties op één van de in artikel 4 vermelde beleidsterreinen, komen voor medefinanciering uit hoofde van het ARGO-programma in aanmerking, mits zij:
a) één van de in artikel 3 bedoelde algemene doelstellingen beogen, en
b) bijdragen tot een geïntegreerd grensbeheer door specifieke structurele zwaktes op strategische grenspunten te verhelpen, welke op basis van objectieve criteria worden vastgesteld.
2. Bij de in artikel 8 bedoelde acties kunnen deelnemers van de nationale overheidsdiensten van een lidstaat die niet door deze beschikking gebonden is, worden betrokken.
3. De door de Commissie voorgestelde acties strekken tot bevordering en vergemakkelijking van de administratieve samenwerking ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen bedoeld in artikel 3, en strekken tot ondersteuning van de activeiten op de respectieve beleidsterreinen bedoeld in artikel 4, 5, 6 of 7.
Artikel 11
Financiering
1. Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het ARGO-programma bedraagt 25 miljoen EUR.
2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
3. De in ►M1 artikel 10, lid 1 en lid 1 bis ◄ , bedoelde acties enerzijds en de in artikel 10, lid 3, bedoelde acties anderzijds ontvangen een billijk deel van het jaarlijkse bedrag.
4. De medefinanciering van een in ►M1 artikel 10, lid 1 en lid 1 bis ◄ , bedoelde actie door het ARGO-programma is niet verenigbaar met enige andere financiering door een ander programma dat uit de begroting van de Europese Gemeenschappen wordt gefinancierd.
5. De besluiten tot toekenning van communautaire subsidies aan de in artikel 10, lid 1 en lid 1 bis, bedoelde acties leiden tot de opstelling van subsidieovereenkomsten tussen de Commissie en de nationale overheidsdiensten die de acties voorstellen. De uitvoering van deze besluiten en overeenkomsten wordt onderworpen aan de financiële controle van de Commissie en aan de controle van de Rekenkamer.
6. De financiële steun uit de begroting van de Europese Gemeenschappen voor de in ►M1 artikel 10, lid 1 en lid 1 bis ◄ , bedoelde acties kan in het algemeen niet meer bedragen dan 60 % van de totale kosten van de actie. In uitzonderlijke omstandigheden kan dit aandeel echter worden verhoogd tot 80 %.
Artikel 12
Uitvoering
1. De Commissie is in partnerschap met de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering van het ARGO-programma.
2. De Commissie beheert het ARGO-programma overeenkomstig het Financieel Reglement.
3. Ter uitvoering van het ARGO-programma dient de Commissie binnen het kader van de in artikel 3 vervatte algemene doelstellingen:
a) een jaarlijks werkprogramma op te stellen met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, de in artikel 10, lid 1 bis, onder b), bedoelde objectieve criteria, het indicatieve maximumgedeelte van de jaarlijkse begroting dat beschikbaar is voor de in artikel 10, lid 1 bis, bedoelde acties, een beschrijving van de in artikel 10, lid 3, bedoelde acties die de Commissie voornemens is uit te voeren en indien noodzakelijk een lijst van andere acties;
b) de door de nationale overheidsdiensten voorgestelde acties te evalueren en te selecteren.
4. Het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de door de Commissie voorgestelde acties, en de in artikel 9 bedoelde specifieke acties worden goedgekeurd volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.
Met betrekking tot de in artikel 10, lid 1 en lid 1 bis, bedoelde acties wordt de lijst van geselecteerde acties goedgekeurd volgens de in artikel 13, lid 3, bedoelde procedure.
5. Bij de evaluatie en selectie van de door de nationale overheidsdiensten voorgestelde acties hanteert de Commissie de volgende criteria:
a) de conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, met de algemene doelstellingen van artikel 3 en de maatregelen op de in artikel 4, 5, 6 of 7 bedoelde beleidsterreinen;
b) de Europese dimensie van de voorgestelde actie en/of de ruimte voor deelname van de kandidaat-lidstaten;
c) de verenigbaarheid met de uitgevoerde of voorgenomen werkzaamheden in het kader van de politieke prioriteiten van de Gemeenschap op de onder de artikelen 62 en 63 vallende gebieden;
d) de complementariteit ten opzichte van andere vroegere, huidige of toekomstige acties op het gebied van de administratieve samenwerking;
e) het vermogen van de nationale overheidsdiensten om de voorgestelde actie uit te voeren;
f) de inherente kwaliteit van de voorgestelde actie qua ontwerp, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;
g) het bedrag van de uit hoofde van het ARGO-programma aangevraagde steun en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;
h) het effect van de verwachte resultaten op de in artikel 3 vermelde algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in artikel 4, 5, 6 of 7 bedoelde beleidsterreinen.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 13
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna „het ARGO-comité” genoemd.
2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.
3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
4. Het ARGO-comité stelt zijn reglement van orde vast.
5. De Commissie kan vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten uitnodigen op informatiebijeenkomsten na vergaderingen van het ARGO-comité.
Artikel 14
Follow-up en evaluatie
1. De Commissie en de lidstaten controleren en evalueren continu de uitvoering van het ARGO-programma.
2. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het ARGO-programma.
In dit verslag worden alle geboekte vorderingen geanalyseerd. Het gaat zo nodig vergezeld van voorstellen met het oog op een eenvormige toepassing van de op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag gebaseerde communautaire wetgeving door de lidstaten. De Commissie legt het eerste verslag uiterlijk voor op 31 december 2003 en het eindverslag uiterlijk op 31 december 2007.
Artikel 15
Toepassing
Deze beschikking is van toepassing met ingang van de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 16
Geadresseerden
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
( 1 ) PB C 25 E van 29.1.2002, blz. 526.
( 2 ) Advies uitgebracht op 9 april 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
( 3 ) PB L 99 van 31.3.1998, blz. 2.
( 4 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 5 ) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.