Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02001L0111-20131118

    Consolidated text: Richtlijn 2001/111/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2001/111/2013-11-18

    2001L0111 — NL — 18.11.2013 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    RICHTLIJN 2001/111/EG VAN DE RAAD

    van 20 december 2001

    inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers

    (PB L 010, 12.1.2002, p.53)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EU) Nr. 1021/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 oktober 2013

      L 287

    1

    29.10.2013




    ▼B

    RICHTLIJN 2001/111/EG VAN DE RAAD

    van 20 december 2001

    inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers



    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bepaalde verticale richtlijnen op het gebied van levensmiddelen dienen te worden vereenvoudigd, teneinde uitsluitend rekening te houden met de essentiële eisen waaraan de onder deze richtlijnen vallende producten moeten voldoen om te kunnen deelnemen aan het vrije verkeer op de interne markt, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Edinburgh op 11 en 12 december 1992, bevestigd door die van de Europese Raad van Brussel op 10 en 11 december 1993.

    (2)

    Ter motivering van Richtlijn 73/437/EEG van de Raad van 11 december 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake bepaalde voor menselijke consumptie bestemde suikers ( 4 ), is gesteld dat de verschillen tussen de nationale wetgevingen met betrekking tot bepaalde suikercategorieën oneerlijke concurrentievoorwaarden konden scheppen waardoor de consument kon worden misleid, en dat zij derhalve rechtstreeks van invloed waren op de totstandkoming en de werking van de gemeenschappelijke markt.

    (3)

    Met Richtlijn 73/437/EEG werd derhalve beoogd gemeenschappelijke omschrijvingen en regels vast te stellen met betrekking tot de samenstelling, de verpakking en de etikettering van deze producten, teneinde het vrije verkeer daarvan binnen de Gemeenschap te verzekeren.

    (4)

    De Commissie is voornemens zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór 1 juli 2000 voor te stellen om in Richtlijn 80/232/EEG van de Raad van 15 januari 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de voor bepaalde voorverpakte producten toegestane reeksen van nominale hoeveelheden en nominale capaciteiten ( 5 ) voor de onder deze richtlijn vallende producten een nominaal gewicht op te nemen.

    (5)

    Richtlijn 73/437/EEG moet volledig worden herzien teneinde de regels betreffende de samenstelling en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers toegankelijker te maken, alsmede met het oog op de aanpassing van die richtlijn aan de algemene Gemeenschapswetgeving inzake levensmiddelen, met name de wetgeving inzake etikettering, toegestane kleurstoffen en andere additieven, extractiemiddelen en analysemethoden.

    (6)

    De algemene regels inzake de etikettering van levensmiddelen die bij Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) zijn vastgesteld, moeten met inachtneming van bepaalde voorwaarden worden toegepast.

    (7)

    In overeenstemming met de in artikel 5 van het Verdrag neergelegde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, kan de doelstelling om gemeenschappelijke definities en regels voor de betrokken producten vast te stellen en de bepalingen aan de algemene communautaire voorschriften voor levensmiddelen aan te passen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan zij derhalve vanwege de aard van de richtlijn, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt; deze richtlijn beperkt zich tot wat nodig is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken.

    (8)

    De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 7 ).

    (9)

    Teneinde het ontstaan van nieuwe belemmeringen voor het vrije verkeer te voorkomen, moeten de lidstaten ervan afzien om voor de bedoelde producten nationale bepalingen vast te stellen waarin deze richtlijn niet voorziet,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



    Artikel 1

    Deze richtlijn is van toepassing op de in deel A van de bijlage omschreven producten.

    Deze richtlijn is echter niet van toepassing op de in deel A van de bijlage omschreven producten in de vorm van poedersuiker, kandijsuiker of suikerbroden.

    Artikel 2

    Richtlijn 2000/13/EG is met inachtneming van de volgende voorwaarden en afwijkingen van toepassing op de in deel A van de bijlage omschreven producten:

    1. De in deel A van de bijlage opgenomen benamingen mogen, onverminderd punt 5, uitsluitend worden gebruikt voor de daar genoemde producten en worden in de handel gebruikt ter aanduiding van die producten.

    De in deel A, punt 2, van de bijlage genoemde benaming mag ook worden gebruikt voor de aanduiding van het in deel A, punt 3, van de bijlage bedoelde product.

    Evenwel:

     mogen op de in deel A van de bijlage omschreven producten, naast de verplichte benaming, andere, in de lidstaten gebruikelijke nadere aanduidingen voorkomen;

     mogen de benamingen ook worden gebruikt in benamingen waarmee, overeenkomstig de bestaande gebruiken, andere producten worden aangeduid

    mits de consument hierdoor niet in verwarring kan worden gebracht.

    2. Voor voorverpakte producten met een gewicht van minder dan 20 g hoeft het nettogewicht niet op de etikettering te worden vermeld.

    3. De etikettering van vloeibare suiker, vloeibare invertsuiker en invertsuikerstroop omvat de vermelding van het gehalte aan droge stof en aan invertsuiker.

    4. De etikettering van invertsuikerstroop met kristallen in de oplossing omvat de vermelding „gekristalliseerd”.

    5. Wanneer de in punten 7 en 8 van deel A van de bijlage genoemde producten meer dan 5 gewichtsprocenten van de droge stof aan fructose bevatten, moet wat betreft hun productnaam en als ingrediënt op het etiket respectievelijk „glucose-fructosestroop” of „fructose-glucosestroop” en „gedroogdeglucose-fructosestroop” of „gedroogdefructose-glucosestroop” worden vermeld om aan te geven of het glucose- dan wel het fructoseaandeel het grootst is.

    Artikel 3

    De lidstaten stellen met betrekking tot de in de bijlage omschreven producten geen nationale bepalingen vast waarin deze richtlijn niet voorziet.

    ▼M1

    Artikel 4

    Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en de ontwikkelingen in de relevante internationale normen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 5 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deel B van de bijlage.

    Artikel 5

    1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.  De in artikel 4 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 november 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van elke reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.  Een overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    ▼B

    Artikel 6

    Richtlijn 73/437/EEG wordt met ingang van 12 juli 2003 ingetrokken.

    Verwijzingen naar Richtlijn 73/437/EEG gelden als verwijzing naar de onderhavige richtlijn.

    Artikel 7

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 12 juli 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Deze bepalingen worden zodanig toegepast dat:

     het in de handel brengen van de in deel A van de bijlage omschreven producten, voorzover zij aan de in deze richtlijn vervatte omschrijvingen en regels voldoen, met ingang van 12 juli 2003 wordt toegestaan;

     het in de handel brengen van producten die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, met ingang van 12 juli 2004 wordt verboden.

    Producten die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, maar die vóór 12 juli 2004 overeenkomstig Richtlijn 73/437/EEG zijn geëtiketteerd, mogen evenwel in de handel worden gebracht totdat de voorraden zijn opgebruikt.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 8

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 9

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE

    A.   BENAMING EN OMSCHRIJVING VAN DE PRODUCTEN

    1.   Halfwitte suiker

    Gezuiverde en gekristalliseerde sacharose van deugdelijke handelskwaliteit, met de volgende kenmerken:



    a) polarisatie

    ten minste 99,5 °Z

    b) gehalte aan invertsuiker

    ten hoogste 0,1 gewichtsprocent

    c) verlies bij het drogen

    ten hoogste 0,1 gewichtsprocent.

    2.   Suiker of witte suiker

    Gezuiverde en gekristalliseerde sacharose van deugdelijke handelskwaliteit, met de volgende kenmerken:



    a) polarisatie

    ten minste 99,7 °Z

    b) gehalte aan invertsuiker

    ten hoogste 0,04 gewichtsprocent

    c) verlies bij het drogen

    ten hoogste 0,06 gewichtsprocent

    d) kleurtype

    ten hoogste 9 punten, bepaald overeenkomstig de in deel B, onder a), genoemde methode.

    3.   Geraffineerde suiker of geraffineerde witte suiker

    Het product met de in punt 2, onder a), b) en c), genoemde kenmerken, waarvan het aantal punten, bepaald volgens de in deel B genoemde methode, in totaal niet meer bedraagt dan 8, noch meer dan:

     4 voor het kleurtype,

     6 voor het asgehalte,

     3 voor de kleur van de oplossing.

    4.   Vloeibare suiker ( 8 )

    Waterige oplossing van sacharose, met de volgende kenmerken:



    a) droge stof

    ten minste 62 gewichtsprocenten

    b) gehalte aan invertsuiker (fructose/dextrose-verhouding: 1,0 ± 0,2)

    ten hoogste 3 gewichtsprocenten van de droge stof

    c) conductometrisch bepaald asgehalte

    ten hoogste 0,1 gewichtsprocent van de droge stof, bepaald volgens de in deel B, onder b), genoemde methode

    d) kleur van de oplossing

    ten hoogste 45 ICUMSA-eenheden.

    5.   Vloeibare invertsuiker ( 9 )

    Waterige oplossing van door hydrolyse gedeeltelijk geïnverteerde sacharose, waarin de invertsuiker niet overweegt en met de volgende kenmerken:



    a) droge stof

    ten minste 62 gewichtsprocenten

    b) gehalte aan invertsuiker (fructose/dextrose-verhouding: 1,0 ± 0,1)

    meer dan 3 gewichtsprocenten maar niet meer dan 50 gewichtsprocenten van de droge stof

    c) conductometrisch bepaald asgehalte

    ten hoogste 0,4 gewichtsprocent van de droge stof, bepaald volgens de in deel B, onder b), genoemde methode.

    6.   Invertsuikerstroop ( 10 )

    Waterige, eventueel gekristalliseerde oplossing van door hydrolyse gedeeltelijk geïnverteerde sacharose, waarin het gehalte aan invertsuiker (fructose/dextrose-verhouding: 1,0 ± 0,1) ten opzichte van de droge stof meer dan 50 gewichtsprocenten bedraagt en die bovendien voldoet aan de in punt 5, onder a) en c), gestelde eisen.

    7.   Glucosestroop

    Gezuiverde en geconcentreerde waterige oplossing van voedingssuikers, verkregen uit zetmeel en/of inuline en met de volgende kenmerken:



    a) droge stof

    ten minste 70 gewichtsprocenten

    b) dextrose-equivalent

    ten minste 20 gewichtsprocenten van de droge stof, uitgedrukt in D-glucose

    c) sulfaatas

    ten hoogste 1 gewichtsprocent van de droge stof.

    8.   Gedroogde glucosestroop

    Gedeeltelijk gedroogde glucosestroop, waarvan het gehalte aan droge stof ten minste 93 gewichtsprocenten bedraagt en die bovendien voldoet aan de in punt 7, onder b) en c), gestelde eisen.

    9.   Dextrose of dextrosemonohydraat

    Gezuiverde en gekristalliseerde D-glucose met één molecule kristalwater, met de volgende kenmerken:



    a) dextrose (D-glucose)

    ten minste 99,5 gewichtsprocenten van de droge stof

    b) droge stof

    ten minste 90 gewichtsprocenten

    c) sulfaatas

    ten hoogste 0,25 gewichtsprocent van de droge stof.

    10.   Dextrose of watervrije dextrose

    Gezuiverde en gekristalliseerde D-glucose zonder kristalwater, waarvan het gehalte aan droge stof ten minste 98 gewichtsprocenten bedraagt en die bovendien aan de in punt 9, onder a) en c), gestelde eisen voldoet.

    11.   Fructose

    Gezuiverde en gekristalliseerde D-fructose met de volgende kenmerken:



    fructosegehalte

    ten minste 98 %

    glucosegehalte

    ten hoogste 0,5 %

    verflies bij het drogen

    ten hoogste 0,5 gewichtsprocent

    conductometrisch bepaald asgehalte

    ten hoogste 0,1 gewichtsprocent, bepaald volgens de in deel B, onder b), genoemde methode.

    B.   METHODE TER BEPALING VAN HET KLEURTYPE, HET CONDUCTOMETRISCH BEPAALDE ASGEHALTE EN DE KLEUR VAN DE OPLOSSING VOOR DE IN DEEL A, PUNTEN 2 EN 3, OMSCHREVEN (WITTE) SUIKER EN GERAFFINEERDE (WITTE) SUIKER

    Eén „punt” komt overeen:

    a) wat het kleurtype betreft, met 0,5 eenheid volgens de methode van het Instituut voor landbouwtechnologie en suikerindustrie te Brunswijk, als omschreven in deel A, punt 2, van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1265/69 van de Commissie van 1 juli 1969 betreffende de methoden welke van toepassing zijn bij de bepaling van de kwaliteit voor suiker gekocht door de interventiebureaus ( 11 );

    b) wat het asgehalte betreft, met 0,0018 % volgens de methode van de International Commission for Uniform Methods of Sugar Analysis (ICUMSA) als omschreven in deel A, punt 1, van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1265/69;

    c) wat de kleur van de oplossing betreft, met 7,5 eenheden volgens de in deel A, punt 3, van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1265/69 omschreven ICUMSA-methode.



    ( 1 ) PB C 231 van 9.8.1996, blz. 6.

    ( 2 ) PB C 279 van 1.10.1999, blz. 90.

    ( 3 ) PB C 56 van 24.2.1997, blz. 20.

    ( 4 ) PB L 356 van 27.12.1973, blz. 71. Richtlijn gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1985.

    ( 5 ) PB L 51 van 25.2.1980, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/356/EEG (PB L 192 van 11.7.1987, blz. 48).

    ( 6 ) PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

    ( 7 ) PB L 184 van 7.7.1999, blz. 23.

    ( 8 ) De aanduiding „wit” mag alleen worden gebruikt:

    a)   voor vloeibare suiker en vloeibare invertsuiker waarvan de kleurintensiteit 25 ICUMSA-eenheden niet overschrijdt, hetgeen wordt bepaald overeenkomstig de in deel B, onder c), gespecificeerde methode;

    b)   voor vloeibare invertsuiker en voor invertsuikerstroop waarvan

    ( 9 ) De aanduiding „wit” mag alleen worden gebruikt:

    a)   voor vloeibare suiker en vloeibare invertsuiker waarvan de kleurintensiteit 25 ICUMSA-eenheden niet overschrijdt, hetgeen wordt bepaald overeenkomstig de in deel B, onder c), gespecificeerde methode;

    b)   voor vloeibare invertsuiker en voor invertsuikerstroop waarvan

    ( 10 ) De aanduiding „wit” mag alleen worden gebruikt:

    a)   voor vloeibare suiker en vloeibare invertsuiker waarvan de kleurintensiteit 25 ICUMSA-eenheden niet overschrijdt, hetgeen wordt bepaald overeenkomstig de in deel B, onder c), gespecificeerde methode;

    b)   voor vloeibare invertsuiker en voor invertsuikerstroop waarvan

    ( 11 ) PB L 163 van 1.7.1969, blz. 1.

    Top