Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01999R0174-20050414

    Consolidated text: Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/174/2005-04-14

    1999R0174 — NL — 14.04.2005 — 026.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 174/1999 VAN DE COMMISSIE

    van 26 januari 1999

    tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

    (PB L 020, 27.1.1999, p.8)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 1596/1999 VAN DE COMMISSIE van 20 juli 1999

      L 188

    39

    21.7.1999

    ►M2

    VERORDENING (EG) Nr. 1961/2000 VAN DE COMMISSIE van 15 september 2000

      L 234

    10

    16.9.2000

    ►M3

    VERORDENING (EG) Nr. 1998/2000 VAN DE COMMISSIE van 21 september 2000

      L 238

    28

    22.9.2000

     M4

    VERORDENING (EG) Nr. 2114/2000 VAN DE COMMISSIE van 5 oktober 2000

      L 252

    6

    6.10.2000

    ►M5

    VERORDENING (EG) Nr. 2287/2000 VAN DE COMMISSIE van 13 oktober 2000

      L 260

    22

    14.10.2000

    ►M6

    VERORDENING (EG) Nr. 2357/2000 VAN DE COMMISSIE van 24 oktober 2000

      L 272

    15

    25.10.2000

     M7

    VERORDENING (EG) Nr. 2884/2000 VAN DE COMMISSIE van 27 december 2000

      L 333

    76

    29.12.2000

    ►M8

    VERORDENING (EG) Nr. 806/2001 VAN DE COMMISSIE van 26 april 2001

      L 118

    4

    27.4.2001

    ►M9

    VERORDENING (EG) Nr. 1202/2001 VAN DE COMMISSIE van 19 juni 2001

      L 163

    10

    20.6.2001

    ►M10

    VERORDENING (EG) Nr. 1370/2001 VAN DE COMMISSIE van 5 juli 2001

      L 183

    18

    6.7.2001

    ►M11

    VERORDENING (EG) Nr. 1681/2001 VAN DE COMMISSIE van 22 augustus 2001

      L 227

    36

    23.8.2001

    ►M12

    VERORDENING (EG) Nr. 1923/2001 VAN DE COMMISSIE van 28 september 2001

      L 261

    53

    29.9.2001

    ►M13

    VERORDENING (EG) Nr. 2298/2001 VAN DE COMMISSIE van 26 november 2001

      L 308

    16

    27.11.2001

     M14

    VERORDENING (EG) Nr. 156/2002 VAN DE COMMISSIE van 28 januari 2002

      L 25

    24

    29.1.2002

    ►M15

    VERORDENING (EG) Nr. 787/2002 VAN DE COMMISSIE van 13 mei 2002

      L 127

    6

    14.5.2002

    ►M16

    VERORDENING (EG) Nr. 1166/2002 VAN DE COMMISSIE van 28 juni 2002

      L 170

    51

    29.6.2002

    ►M17

    VERORDENING (EG) Nr. 1368/2002 VAN DE COMMISSIE van 26 juli 2002

      L 198

    33

    27.7.2002

     M18

    VERORDENING (EG) Nr. 1472/2002 VAN DE COMMISSIE van 13 augustus 2002

      L 219

    4

    14.8.2002

    ►M19

    VERORDENING (EG) Nr. 2279/2002 VAN DE COMMISSIE van 19 december 2002

      L 347

    31

    20.12.2002

    ►M20

    VERORDENING (EG) Nr. 186/2003 VAN DE COMMISSIE van 31 januari 2003

      L 27

    11

    1.2.2003

    ►M21

    VERORDENING (EG) Nr. 754/2003 VAN DE COMMISSIE van 29 april 2003

      L 107

    5

    30.4.2003

     M22

    VERORDENING (EG) Nr. 833/2003 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 2003

      L 120

    18

    15.5.2003

    ►M23

    VERORDENING (EG) Nr. 1392/2003 VAN DE COMMISSIE van 4 augustus 2003

      L 197

    3

    5.8.2003

    ►M24

    VERORDENING (EG) Nr. 1948/2003 VAN DE COMMISSIE van 4 november 2003

      L 287

    13

    5.11.2003

    ►M25

    VERORDENING (EG) Nr. 597/2004 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 2004

      L 94

    42

    31.3.2004

    ►M26

    VERORDENING (EG) nr. 810/2004 VAN DE COMMISSIE van 29 april 2004

      L 215

    104

    16.6.2004

    ►M27

    VERORDENING (EG) Nr. 1846/2004 VAN DE COMMISSIE van 22 oktober 2004

      L 322

    16

    23.10.2004

    ►M28

    VERORDENING (EG) Nr. 2250/2004 VAN DE COMMISSIE van 27 december 2004

      L 381

    25

    28.12.2004

    ►M29

    VERORDENING (EG) Nr. 558/2005 VAN DE COMMISSIE van 12 april 2005

      L 94

    22

    13.4.2005


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 021, 28.1.1999, blz. 28  (174/99)

    ►C2

    Rectificatie, PB L 265, 19.10.2000, blz. 30  (2287/00)




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 174/1999 VAN DE COMMISSIE

    van 26 januari 1999

    tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten ( 1 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1587/96 ( 2 ), en met name op artikel 13, lid 3, artikel 16a, lid 1, en artikel 17, leden 9 en 14,

    (1)

    Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1466/95 van de Commissie van 27 juni 1995 tot vaststelling van de specifieke bepalingen inzake de toepassing van de uitvoerrestituties voor de sector melk en zuivelproducten ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2184/98 ( 4 ), herhaaldelijk en ingrijpend is gewijzigd; dat, nu nieuwe wijzigingen nodig zijn, die verordening duidelijkheidshalve en uit rationele overwegingen volledig dient te worden omgewerkt;

    (2)

    Overwegende dat, krachtens de overeenkomst inzake de landbouw in het kader van de GATT-overeenkomsten van de Uruguay-ronde ( 5 ), hierna „overeenkomst inzake de landbouw” genoemd, de toekenning van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten, met inbegrip van zuivelproducten, is onderworpen aan in volume en in waarde uitgedrukte maxima voor elke periode van twaalf maanden vanaf 1 juli 1995; dat, om te waarborgen dat deze maxima in acht worden genomen, de afgifte van de uitvoercertificaten moet worden gevolgd; dat ook de instrumenten voor de toewijzing van de hoeveelheden die met een restitutie kunnen worden uitgevoerd, dienen te worden vastgesteld;

    (3)

    Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 804/68 algemene voorschriften betreffende de toekenning van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten zijn vastgesteld om met name het toezicht mogelijk te maken dat overschrijding van de voor de restituties geldende maxima in waarde en in volume moet voorkomen; dat de uitvoeringsbepalingen voor deze regeling dienen te worden vastgesteld;

    (4)

    Overwegende dat dient te worden bepaald in welke gevallen een restitutie kan worden toegekend zonder uitvoercertificaat en hoelang de producten maximaal onder douanecontrole kunnen blijven, een en ander in afwijking van Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten ( 6 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2334/98 ( 7 );

    (5)

    Overwegende dat met name op het gebied van de certificaten specifieke bepalingen voor de sector melk en zuivelproducten dienen te worden vastgesteld in afwijking van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten ( 8 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/98 ( 9 ); dat het ook dienstig is de bij die verordening vastgestelde tolerantie voor de uitgevoerde hoeveelheid producten in vergelijking met de in het certificaat vermelde hoeveelheid te verlagen en, met het oog op een adequate controle om te voorkomen dat de maxima worden overschreden, te bepalen dat geen restitutie wordt betaald voor de hoeveelheid boven die welke in het certificaat is vermeld; dat het bedrag van de zekerheid die bij het aanvragen van een certificaat moet worden gesteld, dient te worden vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om speculatieve aanvragen uit te sluiten;

    (6)

    Overwegende dat de geldigheidsduur van de certificaten moet worden vastgesteld; dat die periode volgens de betrokken producten dient te worden gedifferentieerd, waarbij met name voor de producten waarbij het gevaar van speculatie groter is, een kortere periode moet worden vastgesteld;

    (7)

    Overwegende dat het, om voor een nauwkeurige controle op de uitgevoerde producten te zorgen en zo het gevaar van speculatieve activiteiten te minimaliseren, dienstig is beperkingen te stellen op de mogelijkheid om het product waarvoor een certificaat wordt afgegeven, te wijzigen;

    (8)

    Overwegende dat in artikel 2 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik van een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie voor uitvoer van een product dat valt onder een andere code van twaalf cijfers dan die welke in vak 16 van het certificaat is vermeld; dat die bepalingen eerst voor een specifieke sector van toepassing worden als de productcategorieën in de zin van artikel 13 bis van Verordening (EEG) nr. 3719/88, respectievelijk de productgroepen in de zin van artikel 2 bis, lid 2, eerste alinea, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3665/87 worden gedefinieerd;

    (9)

    Overwegende dat voor de sector melk en zuivelproducten productcategorieën zijn gedefinieerd onder verwijzing naar de categorieën als bedoeld in de overeenkomst inzake de landbouw; dat het voor een goed beheer van de regeling dienstig is, dit gebruik van de categorieën voort te zetten en het bepaalde in artikel 2 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 uitsluitend op basis van een definitie van de productgroepen toe te passen;

    (10)

    Overwegende dat de restitutievoeten in de zuivelsector zeer sterk worden gedifferentieerd, vooral op grond van het vetgehalte van de producten; dat, om deze regeling niet in gevaar te brengen, maar toch recht te doen aan de met artikel 2 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 beoogde proportionaliteit, enerzijds de productgroepen binnen nauwe marges dienen te worden gedefinieerd en anderzijds dient te worden bepaald dat voor sommige producten een uitvoercertificaat ook geldig is voor de productcodes die, wat het vetgehalte betreft, onmiddellijk aansluiten bij het product waarvoor de restitutie vooraf is vastgesteld;

    (11)

    Overwegende dat, om het de marktdeelnemers mogelijk te maken aan de door derde landen geopende inschrijvingen deel te nemen zonder evenwel de inachtneming van de volumebeperkingen in gevaar te brengen, een stelsel van voorlopige certificaten dient te worden ingevoerd dat de gunningnemers recht geeft op een definitief certificaat;

    (12)

    Overwegende dat, om op basis van de door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde gegevens controle op de af te geven certificaten te kunnen uitoefenen, dient te worden bepaald dat de certificaten pas na een bepaalde termijn worden afgegeven; dat, voor een goede werking van de regeling, en met name voor een billijke toewijzing van de hoeveelheden binnen de door de overeenkomst inzake de landbouw opgelegde maxima, moet worden voorzien in diverse beheersmaatregelen, en vooral in de bevoegdheid om de afgifte van de certificaten te schorsen en om op de gevraagde hoeveelheden een verlagingscoëfficiënt toe te passen;

    (13)

    Overwegende dat dient te worden bepaald welke restitutievoet geldt voor de producten waarvoor in het kader van de voedselhulpacties uitvoerrestituties worden toegekend;

    (14)

    Overwegende dat voor sommige uitvoertransacties met restitutie het land van bestemming een verplichte bestemming bedoeld in artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 dient te zijn om een correct gebruik van de certificaten te waarborgen;

    (15)

    Overwegende dat is gebleken dat voor kaas de ontwikkeling die de aanvragen om uitvoercertificaten te zien geven, volgens de bestemmingen uiteenloopt; dat voor de producten van GN-code 0406 bestemmingszones moeten worden vastgesteld en de in de uitvoercertificaten vermelde bestemmingszone een verplicht karakter moet dragen om de toepassing van de specifieke maatregelen naar de in de certificaataanvragen vermelde bestemming te kunnen differentiëren;

    (16)

    Overwegende dat voor de prijzen van zuivelproducten met toegevoegde suiker de prijzen van de bestanddelen bepalend zijn en dat de methode voor de vaststelling van de restitutie voor deze producten dient te worden gepreciseerd, bij welke methode moet worden uitgegaan van het procentuele aandeel van de bestanddelen; dat evenwel, om het beheer van de restituties voor deze producten — en met name de toepassing van de maatregelen om inachtneming van de uitvoerverbintenissen in het kader van de overeenkomst inzake de landbouw te garanderen — te vergemakkelijken, een maximumhoeveelheid verwerkte sacharose waarvoor een restitutie kan worden toegekend, dient te worden vastgesteld; dat 43 gewichtspercenten van het volledige product representatief zijn voor het sacharosegehalte van deze producten;

    (17)

    Overwegende dat artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 voorziet in de mogelijkheid restituties toe te kennen voor de bestanddelen van oorsprong uit de Gemeenschap van smeltkaas die in het kader van de regeling actieve veredeling wordt vervaardigd; dat, met het oog op een goede werking van en een doeltreffende controle op deze specifieke maatregel, enige bijzondere bepalingen dienen te worden vastgesteld;

    (18)

    Overwegende dat in het kader van de bij Besluit 95/591/EG van de Raad ( 10 ) goedgekeurde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada overlegging van een door de Europese Gemeenschap afgegeven uitvoercertificaat verplicht is voor kaas waarvoor de preferentiële voorwaarden bij invoer in Canada worden toegepast; dat de wijze van afgifte van dat certificaat dient te worden vastgesteld; dat, om te garanderen dat de voor het Canadese invoercontingent in aanmerking genomen hoeveelheden kaas overeenstemmen met die waarvoor een certificaat is afgegeven, dient te worden voorgeschreven dat de door de Canadese autoriteiten geviseerde certificaten aan de bevoegde instanties van de lidstaten worden teruggezonden en dat de lidstaten de gegevens over de exporten aan de Commissie meedelen;

    (19)

    Overwegende dat, in het kader van het overleg met Zwitserland over de tenuitvoerlegging van de resultaten van de Uruguay-ronde, is overeengekomen een aantal maatregelen toe te passen die onder meer voorzien in een verlaging van de douanerechten bij de invoer van bepaalde kaassoorten uit de Gemeenschap in Zwitserland; dat moet worden gegarandeerd dat het producten van oorsprong uit de Gemeenschap betreft; dat daartoe uitvoercertificaten verplicht dienen te worden gesteld voor de uitvoer van alle onder de regeling vallende kaas, met inbegrip van de kaas die geen recht op een uitvoerrestitutie geeft; dat de afgifte van de certificaten afhankelijk moet worden gesteld van de overlegging door de exporteur van een verklaring waarin wordt bevestigd dat het om een product van oorsprong uit de Gemeenschap gaat;

    (20)

    Overwegende dat, wat het uit de overeenkomst inzake de landbouw voortvloeiende extra contingent voor de invoer van kaas uit de Gemeenschap in de Verenigde Staten betreft, is voorzien in de mogelijkheid voor de Gemeenschap om de importeurs aan te wijzen die in het kader van dit contingent kaas kunnen invoeren; dat de Gemeenschap door van deze mogelijkheid gebruik te maken, de waarde van het contingent kan maximaliseren; dat derhalve dient te worden voorzien in een procedure voor de aanwijzing van de importeurs op basis van de toewijzing van de uitvoercertificaten voor de betrokken producten;

    (21)

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    HOOFDSTUK I

    Algemene regeling inzake de uitvoerrestituties

    Artikel 1

    1.  Voor alle uitvoer uit de Gemeenschap van in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde producten waarvoor een restitutie wordt aangevraagd, moet, behalve in de in artikel 2 bedoelde gevallen, een uitvoercertificaat worden overgelegd. De toe te passen restitutie is die welke geldt op de dag waarop het uitvoercertificaat of, in voorkomend geval, het voorlopige certificaat wordt aangevraagd.

    ▼M12

    In afwijking van de eerste alinea moet echter ook een uitvoercertificaat worden overgelegd voor alle uitvoer van in bijlage I bedoelde producten van categorie II, behalve in de in artikel 2 bedoelde gevallen.

    ▼M1

    2.  In vak 7 van de certificaataanvraag en het certificaat moeten het land van bestemming en de code van het land of gebied van bestemming volgens de landennomenclatuur voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten die door de Commissie op grond van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad ( 11 ) is vastgesteld, worden vermeld.

    ▼M28

    3.  Met betrekking tot certificaataanvragen voor alle in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ( 12 ) genoemde producten, die overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie ( 13 ) zijn ingediend op de woensdag en de donderdag volgende op het einde van de inschrijvingsperiode zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie ( 14 ) en artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie ( 15 ), wordt de op die donderdag volgende werkdag als de datum van indiening beschouwd.

    ▼M23

    4.  Om voor restitutie in aanmerking te komen, moeten de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde producten voldoen aan het bepaalde in Richtlijn 92/46/EEG, en met name worden bereid in een erkende inrichting en voldoen aan de in bijlage C, hoofdstuk IV, punt A, van die richtlijn vastgestelde voorwaarden voor het aanbrengen van het keurmerk.

    ▼M3

    Artikel 2

    De restitutie wordt slechts toegekend indien een uitvoercertificaat wordt overgelegd; de in artikel 5, lid 1, eerste en vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde gevallen vormen hierop de enige uitzonderingen.

    ▼M6

    In afwijking van de eerste alinea kan van een uitvoercertificaat met vooraf vastgestelde restitutie gebruik worden gemaakt voor de toekenning van een restitutie voor de in artikel 36, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde uitvoer van zuivelproducten.

    ▼M3

    Voor de toepassing van artikel 5, lid 1, vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 geldt dat wanneer een uitvoeraangifte verschillende codes van de restitutienomenclatuur, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie ( 16 ), of de gecombineerde nomenclatuur bevat, de vermeldingen betreffende elk van die codes worden geacht een afzonderlijke aangifte te vormen.

    ▼B

    Artikel 3

    ▼M1

    Er wordt geen restitutie toegekend bij uitvoer van kaas waarvan de prijs franco grens in de lidstaat van uitvoer vóór toepassing van de restitutie minder dan 230 EUR per 100 kg bedraagt. Onder „prijs franco grens” wordt verstaan de prijs af fabriek, verhoogd met een forfaitair bedrag van 3 EUR per 100 kg.

    Wanneer een restitutie wordt aangevraagd, wordt in vak 22 van het certificaat de volgende vermelding aangebracht: „In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 174/1999 bedoelde minimale prijs franco grens in acht genomen”.

    Op verzoek van de bevoegde autoriteiten verstrekt de aanvrager alle aanvullende gegevens en bewijzen die deze autoriteiten nodig achten om zich bij de vervulling van de douaneformaliteiten van de inachtneming van de prijs franco grens te kunnen vergewissen, en stemt hij in voorkomend geval in met welke controle van de boekhouding in de zin van Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad ( 17 ) door deze autoriteiten dan ook.

    ▼M29 —————

    ▼B

    Artikel 4

    1.  De vier productcategorieën voor de uitvoering van de overeenkomst inzake de landbouw worden vastgesteld in bijlage I.

    2.  Artikel 13 bis, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 geldt niet voor de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde producten.

    3.  Onverminderd de toepassing van artikel 5, lid 3, worden de productgroepen in de zin van artikel 2 bis, lid 2, eerste alinea, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3665/87, vastgesteld in bijlage II.

    Artikel 5

    1.  In vak 16 van de aanvraag om een uitvoercertificaat en van het certificaat wordt de productcode van twaalf cijfers van de restitutienomenclatuur vermeld. Behalve in de gevallen als omschreven in de leden 2 en 3 geldt het certificaat alleen voor het aldus aangeduide product.

    2.  Voor de producten van de GN-codes 0401, 0402, 0403, 0404, 0405 en 2309 kan op verzoek van de belanghebbende de in vak 16 van het uitvoercertificaat vermelde code worden gewijzigd in een andere code die tot dezelfde categorie zoals vastgesteld in bijlage I behoort en waarvoor de restitutievoet gelijk is. Het verzoek moet worden gedaan vóór de vervulling van de formaliteiten als bedoeld in artikel 3 of artikel 25 van Verordening (EEG) nr. 3665/87.

    3.  In afwijking van artikel 2 bis, lid 2, eerste alinea, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3665/87 is een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie ook geldig voor de uitvoer van een product dat onder een andere code van twaalf cijfers valt dan die welke in vak 16 van het certificaat is vermeld, indien beide producten in dezelfde groep zoals vastgesteld in bijlage II op elkaar volgen of indien beide producten tot groep 23 behoren.

    4.  In het in lid 3 bedoelde geval wordt de toe te kennen restitutie berekend overeenkomstig artikel 2 bis, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3665/87.

    Artikel 6

    Het uitvoercertificaat is geldig vanaf de dag van afgifte ervan in de zin van artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 tot en met:

    ▼M20

    a) het einde van de vierde maand na die waarin het is afgegeven, voor producten van GN-code 0402 10;

    ▼B

    b) de laatste dag van de vierde maand na die waarin het is afgegeven, voor de producten van GN-code 0405;

    ▼M1

    c) de laatste dag van de vierde maand na die waarin het is afgegeven, voor de producten van GN-code 0406;

    ▼B

    d) de laatste dag van de vierde maand na die waarin het is afgegeven, voor de overige producten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 804/68;

    e) de datum waarop moet zijn voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit een inschrijving als bedoeld in artikel 8, lid 1, en uiterlijk tot en met de laatste dag van de achtste maand na die waarin het in artikel 8, lid 3, bedoelde definitieve certificaat is afgegeven.

    Artikel 7

    In afwijking van artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 is de termijn gedurende welke de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde producten onder het stelsel als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad ( 18 ) kunnen blijven, gelijk aan de resterende geldigheidsduur van het uitvoercertificaat.

    Artikel 8

    1.  In het kader van een in een derde land gehouden inschrijving door een overheidsinstantie of een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 44, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3719/88, met uitzondering van inschrijvingen voor producten van GN-code 0406, kunnen de belanghebbenden een voorlopig uitvoercertificaat aanvragen voor de hoeveelheid waarop hun offerte betrekking heeft, mits zij een zekerheid stellen. De zekerheid voor voorlopige certificaten bedraagt 75 % van het overeenkomstig artikel 9 voorgeschreven bedrag.

    De belanghebbende levert het bewijs dat de instelling die de inschrijving houdt, een overheidsinstantie of een publiekrechtelijk lichaam is.

    2.  De voorlopige certificaten worden afgegeven op de vijfde werkdag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, voorzover tijdens deze periode geen bijzondere maatregelen als bedoeld in artikel 10, lid 3, worden genomen.

    3.  In afwijking van artikel 44, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is de termijn voor de in dat artikel bedoelde mededeling 60 dagen. Voordat deze termijn is verstreken, vraagt de belanghebbende het definitieve uitvoercertificaat aan, dat hem onmiddellijk wordt afgegeven tegen overlegging van het bewijs dat de betrokken levering aan hem is gegund.

    Tegen overlegging van een bewijs dat de offerte is afgewezen of dat de levering is gegund voor een kleinere hoeveelheid dan die welke in het voorlopige certificaat is vermeld, wordt de zekerheid al naar gelang van het geval geheel of gedeeltelijk vrijgegeven.

    4.  De in de leden 2 en 3 bedoelde certificaataanvragen worden ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 3719/88.

    5.  De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 10, zijn van toepassing op de definitieve certificaten.

    ▼M10

    Artikel 9

    ▼M16

    De in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde zekerheid is gelijk aan het hierna vermelde percentage van het restitutiebedrag voor de betrokken productcode dat geldt op de dag van indiening van de aanvraag om het uitvoercertificaat:

    a) 10 % voor de producten van GN-code 0405;

    ▼M19

    b) 40 % voor de producten van GN-code 0402 10;

    ▼M16

    c) 30 % voor de producten van GN-code 0406;

    d) 25 % voor de overige producten.

    ▼M10

    Het bedrag van de zekerheid kan echter niet minder bedragen dan 6 EUR per 100 kg.

    Behalve voor zuivelproducten met toegevoegde suiker, is het in de eerste alinea bedoelde restitutiebedrag het bedrag zoals dit is berekend voor de totale hoeveelheid van het betrokken product.

    ▼M17

    In afwijking van Verordening (EG) nr. 1291/2000, is artikel 35, lid 3, van die verordening niet van toepassing voor certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig de onderhavige verordening.

    ▼M10

    Voor zuivelproducten met toegevoegde suiker wordt het in de eerste alinea bedoelde restitutiebedrag berekend door de totale hoeveelheid van het hele betrokken product te vermenigvuldigen met de per kilogram zuivelproduct geldende restitutie.

    ▼M2

    Artikel 10

    1.  De uitvoercertificaten worden afgegeven op de vijfde werkdag na de dag waarop de aaanvraag is ingediend, voorzover de hoeveelheden waarvoor de certificaten zijn aangevraagd, zijn meegedeeld overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1498/1999 van de Commissie ( 19 ) en voorzover tijdens deze periode geen bijzondere maatregelen als bedoeld in lid 3, eerste alinea, onder a) en b), worden genomen.

    2.  Er kan worden besloten een of meer van de in lid 3 bedoelde bijzondere maatregelen te nemen indien afgifte van de certificaten:

    a) ertoe zou leiden of dreigen te leiden dat de beschikbare begrotingsmiddelen worden overschreven dan wel dat, voor de betrokken periode van twaalf maanden of een overeenkomstig artikel 11 te bepalen kortere periode, de maximumhoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, volledig worden opgebruikt,

    of

    b) tot gevolg zou hebben dat de continuïteit van de uitvoer gedurende het resterende deel van de betrokken periode niet kan worden gewaarborgd,

    of

    c) tot mededingingsdistorsie tussen marktdeelnemers zou leiden.

    Bij de toepassing van de eerste alinea wordt voor het betrokken product met name rekening gehouden met de seizoengebonden spreiding van het handelsverkeer, de marktsituatie en vooral de ontwikkeling van de marktprijzen en van de daaruit voortvloeiende uitvoervoorwaarden.

    3.  In de in lid 2 bedoelde gevallen kan de Commissie besluiten voor het betrokken product of de betrokken producten:

    a) de in behandeling zijnde aanvragen waarvoor de uitvoercertificaten nog niet zijn afgegeven, volledig of gedeeltelijk af te wijzen,

    b) op de gevraagde hoeveelheden een toewijzigingscoëfficiënt toe te passen. Indien op de gevraagde hoeveelheden een coëfficiënt wordt toegepast die lager is dan 0,4, kan de belanghebbende binnen drie werkdagen na de dag waarop het besluit tot vaststelling van de coëfficiënt is bekendgemaakt, verzoeken zijn certificaataanvraag te annuleren en de zekerheid vrij te geven,

    c) de indiening van certificaataanvragen gedurende ten hoogste vijf werkdagen te schorsen.

    Voorts kan de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 besluiten:

    a) de indiening van certificaataanvragen voor het betrokken product of de betrokken producten te schorsen gedurende een periode die langer is dan vijf werkdagen;

    b) na de periode van schorsing van de indiening van aanvragen of na de afwijzing van aanvragen de restituties voor de producten van de GN-codes 0402 10 19, 0405 10 90, 0405 90 10, 0405 90 90 en 0405 10 19 bij inschrijving vast te stellen. De certificaten worden dienovereenkomstig toegewezen.

    ▼B

    Artikel 11

    Ingeval de certificaataanvragen zodanige hoeveelheden betreffen dat de maximumhoeveelheden die gedurende de betrokken periode van twaalf maanden met restitutie kunnen worden uitgevoerd, voortijdig opgebruikt dreigen te worden, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68 besluiten die maximumhoeveelheden over alsdan te bepalen perioden te spreiden.

    Artikel 12

    1.  Indien de uitgevoerde hoeveelheid groter is dan de in het certificaat vermelde hoeveelheid, geeft het teveel geen recht op betaling van de restitutie.

    Hiertoe wordt in vak 22 van het certificaat de volgende vermelding aangebracht: „Betaling van de restitutie beperkt tot de in de vakken 17 en 18 vermelde hoeveelheid”.

    2.  In afwijking van de bij artikel 8, lid 5, en artikel 33, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 vastgestelde bepalingen betreffende de voor de uitgevoerde hoeveelheden geldende toleranties worden de volgende percentages toegepast:

    a) in plaats van 5 % zoals vastgesteld bij artikel 8, lid 5, geldt 2 %;

    b) in plaats van 95 % zoals vastgesteld bij artikel 33, lid 2, eerste en tweede alinea, geldt 98 %.

    c) in plaats van 5 % zoals vastgesteld bij artikel 33, lid 2, derde alinea, geldt 2 %.

    Het bepaalde in artikel 44, lid 9, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

    Artikel 13

    1.  Artikel 10 geldt niet voor de afgifte van de uitvoercertificaten die worden aangevraagd voor voedselhulpleveranties als bedoeld in artikel 10, lid 4, van de overeenkomst inzake de landbouw.

    ▼M13 —————

    ▼B

    Artikel 14

    Voor de overeenkomstig artikel 8 afgegeven certificaten is het in artikel 1, lid 2, bedoelde land van bestemming een verplichte bestemming zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3665/87.

    Artikel 15

    1.  Voor de certificaten die worden afgegeven voor de producten van GN-code 0406, wordt in vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat de volgende vermelding aangebracht:

    „Certificaat geldig voor zone ..., zoals omschreven in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999”

    .

    De zone als omschreven in lid 3 die moet worden ingevuld, is de zone waartoe het land van bestemming behoort dat in vak 7 van de certificaataanvraag en het certificaat is vermeld.

    2.  De in lid 1 bedoelde zone is een verplichte bestemming zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3665/87.

    Indien het werkelijke land van bestemming in een andere zone ligt dan die genoemd in de certificaataanvraag, wordt geen restitutie toegekend.

    ▼M24

    3.  De omschrijving van de in lid 1 bedoelde zones is als volgt:

    a) zone I: de bestemmingscodes 070, 091 en 093 tot en met 096,

    b) zone II: de bestemmingscode 092,

    c) zone III: de bestemmingscode 400,

    d) zone IV: de bestemmingscode 075,

    e) zone VI: alle overige bestemmingscodes.

    ▼B

    Artikel 16

    1.  Voor zuivelproducten met toegevoegde suiker is de toe te kennen restitutie gelijk aan de som van de volgende elementen:

    a) een element om rekening te houden met de hoeveelheid zuivelproducten;

    b) een element om tot een maximum van 43 gewichtspercenten van het volledige product rekening te houden met de hoeveelheid toegevoegde sacharose.

    Het onder b), eerste alinea, bedoelde element wordt evenwel slechts in aanmerking genomen indien de toegevoegde sacharose is vervaardigd van in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of in de Gemeenschap geoogst suikerriet.

    2.  Het in lid 1, onder a), bedoelde element wordt berekend door het basisbedrag van de restitutie te vermenigvuldigen met het gehalte aan zuivelproducten van het volledige product.

    Het in de eerste alinea bedoelde basisbedrag is de voor 1 kg zuivelproducten in het volledige product vast te stellen restitutie.

    3.  Het in lid 1, onder b), bedoelde element wordt berekend door het sacharosegehalte van het volledige product tot een maximum van 43 % te vermenigvuldigen met het basisbedrag van de restitutie dat voor de producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad ( 20 ) geldt op de dag waarop de certificaten worden aangevraagd.

    ▼M11

    Het element voor sacharose wordt evenwel niet in aanmerking genomen als het basisbedrag van de restitutie voor de in lid 2, tweede alinea, bedoelde melkbestanddelen niet of op nul is vastgesteld.

    ▼B

    4.  Voor de toepassing van lid 1, onder b), wordt met sacharose uit in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of in de Gemeenschap geoogst suikerriet gelijkgesteld sacharose die, naar gelang van het geval:

    a) in de Gemeenschap is ingevoerd op grond van het aan de ACS-EEG-overeenkomst van Lomé ( 21 ) gehechte protocol nr. 8 betreffende de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker ( 22 );

    b) is verkregen uit een van de producten die overeenkomstig de onder a) bedoelde bepalingen zijn ingevoerd.

    Artikel 17

    1.  De op artikel 8, lid 3, derde streepje, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 gebaseerde aanvragen om uitvoercertificaten voor producten van de sector melk en zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van producten van GN-code 0406 30, gaan vergezeld van de door de bevoegde autoriteiten verleende machtiging om van de betrokken douaneregeling gebruik te maken.

    2.  In vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat wordt verwezen naar het onderhavige artikel.

    3.  De lidstaten nemen in het kader van de in lid 1 bedoelde douaneregeling de nodige maatregelen voor de bepaling van en de controle op kwaliteit en hoeveelheid van de in lid 1 bedoelde producten waarvoor een restitutie wordt aangevraagd, alsmede voor de toepassing van de geldende bepalingen betreffende het recht op de restitutie.



    HOOFDSTUK II

    Specifieke regelingen

    Artikel 18

    1.  Voor de uitvoer van kaas naar Canada in het kader van het contingent als bedoeld in de tussen de Europese Gemeenschap en Canada gesloten overeenkomst moet een uitvoercertificaat worden overgelegd.

    2.  In de certificaataanvraag en het certificaat worden de volgende gegevens opgenomen:

    a) in vak 7, de vermelding „CANADA — 404”;

    b) in vak 15, de omschrijving volgens de gecombineerde nomenclatuur op het niveau van zes cijfers voor de producten van de GN-codes 0406 10, 0406 20, 0406 30 en 0406 40 en op het niveau van acht cijfers voor de producten van GN-code 0406 90. In vak 15 van de certificaataanvraag en het certificaat mogen slechts zes aldus omschreven producten worden opgenomen;

    c) in vak 16, de code van acht cijfers van de gecombineerde nomenclatuur alsmede het in kg uitgedrukte gewicht voor elk in het vak 15 bedoelde product. Het certificaat is slechts voor de aldus aangegeven producten en hoeveelheden geldig;

    d) in de vakken 17 en 18, de in vak 16 bedoelde totale hoeveelheid aan producten;

    e) in vak 20, de volgende vermelding:

    „Kaas bestemd om rechtstreeks naar Canada te worden uitgevoerd. Artikel 18 van Verordening (EG) nr. 174/1999. Contingent voor het jaar ...”

    of eventueel

    „Kaas bestemd om rechtstreeks/via New York naar Canada te worden uitgevoerd. Artikel 18 van Verordening (EG) nr. 174/1999. Contingent voor het jaar ...”

    .

    Wordt de kaas naar Canada vervoerd via derde landen in Europa, dan moeten deze landen in plaats van of samen met New York worden vermeld;

    f) in vak 22, de vermelding „zonder uitvoerrestitutie”.

    3.  De certificaataanvragen kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien de aanvrager:

    a) schriftelijk verklaart dat alle onder hoofdstuk 4 van de gecombineerde nomenclatuur vallende grondstoffen die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de producten waarvoor de aanvraag wordt gedaan, volledig in de Gemeenschap zijn verkregen;

    b) zich er schriftelijk toe verbindt om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle aanvullende bewijzen te verstrekken die deze autoriteiten met het oog op de afgifte van het certificaat nodig achten, en om in voorkomend geval in te stemmen met elke controle door deze autoriteiten op de boekhouding betreffende en de omstandigheden bij de vervaardiging van de betrokken producten.

    4.  Het certificaat wordt onmiddellijk na de indiening van de aanvraag afgegeven. Op verzoek van de belanghebbende wordt een gewaarmerkte kopie van het certificaat afgegeven.

    5.  Het certificaat is geldig vanaf de dag van de afgifte ervan in de zin van artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 tot en met 31 december volgende op de afgiftedatum.

    Vanaf 20 december kunnen evenwel certificaten worden afgegeven die geldig zijn vanaf 1 januari tot en met 31 december van het daaropvolgende jaar, op voorwaarde dat in de vermelding „Contingent voor het jaar ......” in vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat naar het daaropvolgende jaar wordt verwezen.

    ▼M1

    6.  Een uitvoercertificaat dat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 voor afschrijving en visering aan de bevoegde autoriteit wordt overgelegd, kan voor slechts één enkele uitvoeraangifte worden gebruikt. Zodra de uitvoeraangifte wordt overgelegd, is het certificaat volledig gebruikt.

    De titularis van het uitvoercertificaat draagt er zorg voor dat een gewaarmerkte kopie van het certificaat aan de bevoegde Canadese autoriteit wordt overgelegd bij het aanvragen van de invoervergunning.

    ▼B

    7.  In afwijking van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 kunnen de certificaten niet worden overgedragen.

    ▼M1

    8.  Vóór eind juli voor het voorafgaande halfjaar en vóór eind januari voor het voorafgaande contingentjaar doet de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeenkomstig bijlage IV aan de Commissie opgave van het aantal afgegeven certificaten en de desbetreffende hoeveelheid kaas.

    ▼B

    9.  Het bepaalde in hoofdstuk I is niet van toepassing.

    ▼M15

    Artikel 19

    Verlaging of vrijstelling van de douanerechten bij invoer in Zwitserland kan worden verkregen wanneer voor de uitvoer naar dat land van de kaassoorten die zijn bedoeld in aanhangsel 2 van bijlage III bij de overeenkomst betreffende de handel in landbouwproducten tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, de uitvoeraangifte wordt overgelegd, vergezeld van het oorsprongsbewijs dat is afgegeven op grond van Protocol nr. 3 bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972.

    ▼B

    Artikel 20

    ▼M27

    1.  Volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan de Commissie besluiten dat uitvoercertificaten voor onder GN-code 0406 vallende producten die naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd, overeenkomstig de leden 2 tot en met 11 van dit artikel worden afgegeven in het kader van de volgende contingenten:

    a) het uit de Overeenkomst inzake de landbouw voortvloeiende extra contingent;

    b) de tariefcontingenten die oorspronkelijk uit de Tokioronde voortvloeiden en die door de Verenigde Staten van Amerika in lijst XX van de Uruguayronde aan Oostenrijk, Finland en Zweden zijn toegekend;

    c) de tariefcontingenten die oorspronkelijk uit de Uruguayronde voortvloeiden en die door de Verenigde Staten van Amerika in lijst XX van de Uruguayronde aan Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije zijn toegekend.

    ▼M2

    2.  Bij elke uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten moet een uitvoercertificaat worden overgelegd. ►M27  Bij wijze van uitzondering op artikel 5, lid 1, eerste zin, wordt in deel 16 van certificaataanvragen en certificaten de uit acht cijfers bestaande productcode van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt. ◄

    Binnen een te bepalen termijn kunnen de belanghebbenden een voorlopig uitvoercertificaat aanvragen voor uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten in het daaropvolgende kalenderjaar, waarbij zij een zekerheid dienen te stellen die gelijk is aan 50 % van de in artikel 9 bedoelde zekerheid met een minimumbedrag van ►M11  6 EUR ◄ per 100 kg.

    ▼B

    Tegelijkertijd vermelden zij:

    a) de omschrijving van de groep onder het Amerikaanse contingent vallende producten volgens de aanvullende aantekeningen 16 tot en met 23 en 25 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (meest recente versie);

    b) de omschrijving van de producten volgens het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (meest recente versie);

    c) de door hen in de voorafgaande drie kalenderjaren naar de Verenigde Staten uitgevoerde hoeveelheden van de producten waarvoor voorlopige certificaten worden aangevraagd. In dit verband geldt als exporteur de marktdeelnemer wiens naam in de desbetreffende uitvoeraangifte is vermeld;

    d) de naam en het adres van de door de aanvrager aangewezen importeur in de Verenigde Staten;

    e) of de importeur een dochterbedrijf van de aanvrager is.

    Bovendien moet de aanvraag vergezeld gaan van een verklaring van de aangewezen importeur dat hij volgens de in de Verenigde Staten geldende regels in aanmerking komt voor aangifte van een invoercertificaat voor de in lid 1 bedoelde producten in het kader van het contingent.

    ▼M2

    3.  Wanneer voorlopige certificaten worden aangevraagd voor hoeveelheden producten die een van de in lid 1 bedoelde contingenten voor het betrokken jaar overschrijden, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999:

    ▼B

    a) de voorlopige certificaten toewijzen en daarbij rekening houden met de hoeveelheden van dezelfde producten die de aanvrager in het verleden naar de Verenigde Staten heeft uitgevoerd,

    en/of

    b) voorlopige certificaten bij voorrang toewijzen aan de aanvragers die een dochterbedrijf als importeur hebben aangewezen,

    en/of

    c) op de gevraagde hoeveelheden een verlagingscoëfficiënt toepassen.

    ▼M27

    Wanneer echter voor het contingentjaar 2005 voorlopige certificaten voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika worden aangevraagd door aanvragers die in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (de „nieuwe lidstaten”) zijn gevestigd en die hun aanvraag indienen in hun lidstaat van vestiging, zijn de volgende overgangsmaatregelen van toepassing:

    a) met het onder a) van de eerste alinea vermelde criterium van de historische uitvoer wordt geen rekening gehouden wanneer de aanvraag vergezeld gaat van documenten waaruit blijkt dat de aanvrager al minstens drie jaar in de nieuwe lidstaten is gevestigd en tijdens elk van die jaren kaas heeft uitgevoerd, behalve wanneer voorlopige certificaten worden aangevraagd:

    i) in Tsjechië met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16, 17, 18, 20 en 25 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor specifieke quota per land zijn vastgesteld voor 2003,

    ii) in Hongarije met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 25 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor een specifiek quotum per land is vastgesteld voor 2003,

    iii) in Polen met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16 en 21 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor specifieke quota per land zijn vastgesteld voor 2003,

    iv) in Slowakije met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 16 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor een specifiek quotum per land is vastgesteld voor 2003;

    b) met het oog op de toepassing van het bepaalde onder b) van de eerste alinea mag een aanvrager een dochterbedrijf als preferente importeur aanwijzen voor 2005 op voorwaarde dat

    i) de aanvraag wordt ingediend in

     Tsjechië, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16, 17, 18, 20 en 25 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

     Hongarije, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 25 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

     Polen, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekeningen 16 en 21 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

     Slowakije, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 16 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

    ii) de aanvrager aan de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, documenten verstrekt waaruit blijkt dat hij al minstens drie jaar in de nieuwe lidstaten is gevestigd en de kaas in kwestie naar de Verenigde Staten heeft uitgevoerd tijdens elk van de drie kalenderjaren die voorafgingen aan het indienen van de aanvraag;

    iii) de aanvrager de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, schriftelijk garandeert dat hij de procedure zal starten om een dochterbedrijf in de Verenigde Staten op te richten;

    iv) de aanvrager aan de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, aantoont dat tijdens de twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag uitvoer naar preferente importeurs heeft plaatsgevonden.

    ▼B

    4.  Wanneer de toepassing van een verlagingscoëfficiënt tot gevolg zou hebben dat voorlopige certificaten worden toegewezen voor hoeveelheden van minder dan 5 ton, kan de Commissie besluiten tot toewijzing ervan door loting.

    5.  Wanneer voorlopige certificaten worden aangevraagd voor hoeveelheden producten die de in lid 1 bedoelde contingenten voor het betrokken jaar niet overschrijden, kan de Commissie de resterende hoeveelheden aan de belanghebbenden toewijzen in verhouding tot de ingediende aanvragen.

    6.  In vak 20 van het in lid 2, eerste alinea, bedoelde voorlopige certificaat wordt de volgende vermelding aangebracht:

    „Voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 20, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 174/1999: niet geldig voor uitvoer”

    .

    7.  De namen van de importeurs die zijn aangewezen door de marktdeelnemers aan wie de voorlopige certificaten worden afgegeven, worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten.

    8.  Wanneer onder omstandigheden die geen reden geven tot twijfel of de in lid 2, derde alinea, bedoelde verklaring te goeder trouw is ingediend, geen invoercertificaat voor de betrokken hoeveelheden wordt toegewezen aan de door een marktdeelnemer aangewezen importeur, kan de lidstaat de marktdeelnemer toestemming geven een andere importeur aan te wijzen, op voorwaarde dat deze laatste voorkomt in de lijst die overeenkomstig lid 7 is meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten. De lidstaat stelt de Commissie zo spoedig mogelijk van de wijziging van de aangewezen importeur in kennis en de Commissie geeft deze informatie aan de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten door.

    9.  Voor de afgewezen aanvragen of voor de hoeveelheden boven die welke zijn toegewezen, wordt de zekerheid in haar geheel dan wel gedeeltelijk vrijgegeven.

    ▼M11

    10.  Vóór het einde van het jaar waarvoor voorlopige certificaten zijn afgegeven, vraagt de belanghebbende, eventueel voor deelhoeveelheden, het definitieve uitvoercertificaat aan, dat hem onmiddellijk wordt afgegeven nadat hij de in lid 2 bedoelde zekerheid verhoogd heeft tot het in artikel 9 vastgestelde totaalbedrag voor de hoeveelheden waarvoor de certificaten worden afgegeven. In vak 20 van de aanvraag om een definitief certificaat en van het certificaat wordt de volgende vermelding aangebracht: „Uit te voeren naar de Verenigde Staten: artikel 20 van Verordening (EG) nr. 174/1999.”.

    De afgegeven definitieve certificaten zijn uitsluitend voor de in lid 1 bedoelde uitvoer geldig.

    ▼M27

    De zekerheid voor het definitieve certificaat wordt pas vrijgegeven op voorlegging van door de bevoegde douane-instantie goedgekeurde uitvoeraangifte.

    ▼M2

    11.  De bepalingen van hoofdstuk I, met uitzondering van artikel 1, lid 1, eerste zin, en artikel 10, zijn van toepassing voor de definitieve certificaten. De in artikel 6 bepaalde geldigheidsduur van de certificaten kan zich echter niet verder dan het einde van het betrokken jaar uitstrekken.

    ▼M1

    Artikel 20 bis

    1.  De navolgende bepalingen gelden voor de uitvoer van melkpoeder naar de Dominicaanse Republiek waarvoor bij de invoer in dit land een verlaging van de douanerechten geldt in het kader van het contingent per op 1 juli ingaande periode van twaalf maanden zoals bedoeld in het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek dat is goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad ( 23 ).

    2.  Voor de in lid 1 bedoelde uitvoer geldt dat aan de bevoegde autoriteiten van de Dominicaanse Republiek een gewaarmerkte kopie van het overeenkomstig dit artikel afgegeven uitvoercertificaat en voor elke zending een naar behoren geviseerde kopie van de uitvoeraangifte moeten worden overgelegd.

    3.  De uitvoercertificaten worden bij voorrang afgegeven voor melkpoeder van de volgende codes van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties:

     040210199000,

     040221119900,

     040221199900,

     040221919200,

     040221999200.

    De producten waarvoor de aanvraag wordt gedaan, moeten volledig in de Europese Gemeenschap zijn verkregen. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten verstrekt de aanvrager alle aanvullende bewijzen die deze autoriteiten met het oog op de afgifte van het certificaat nodig achten, en stemt hij in voorkomend geval in met elke controle door deze autoriteiten op de boekhouding betreffende en de omstandigheden bij de vervaardiging van de betrokken producten.

    4.  Het in lid 1 bedoelde contingent bedraagt 22 400 ton per op 1 juli ingaande periode van twaalf maanden. Dit contingent wordt gesplitst in twee delen:

    ▼M8

    a) het eerste deel, dat gelijk is aan 80 % of 17 920 ton, wordt verdeeld over de exporteurs van de Gemeenschap die kunnen bewijzen dat zij in elk van de drie kalenderjaren, met uitzondering van het jaar 2000, die aan de termijn voor de indiening van de aanvragen voorafgaan, producten als bedoeld in lid 3 naar de Dominicaanse Republiek hebben uitgevoerd;

    ▼M1

    b) het tweede deel, dat gelijk is aan 20 % of 4480 ton, wordt gereserveerd voor de andere dan de onder a) bedoelde aanvragers die bij de indiening van de aanvraag kunnen bewijzen dat zij sinds ten minste twaalf maanden een activiteit op het gebied van het handelsverkeer met derde landen van zuivelproducten van hoofdstuk 4 van de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ontplooien, en die in het BTW-register van een lidstaat zijn ingeschreven.

    5.  De aanvragen om uitvoercertificaten kunnen per aanvrager betrekking hebben op ten hoogste:

    ▼M8

     voor het in lid 4, onder a), genoemde deel, een hoeveelheid die gelijk is aan 110 % van de totale hoeveelheid in lid 3 bedoelde producten die in één van de laatste drie kalenderjaren, met uitzondering van het jaar 2000, vóór de termijn voor de indiening van de aanvragen is uitgevoerd;

    ▼M1

     voor het in lid 4, onder b), genoemde deel, 600 ton in totaal.

     De aanvragen van een aanvrager die dit maximum niet in acht neemt, worden afgewezen.

    6.  

    a) Er mag slechts één enkele aanvraag om een uitvoercertificaat per code van de restitutienomenclatuur worden ingediend en alle aanvragen moeten terzelfder tijd bij de bevoegde instantie van één enkele lidstaat worden ingediend; aanvragen waarvoor niet aan deze voorwaarden is voldaan, kunnen niet in aanmerking worden genomen.

    b) De certificaataanvragen kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien de aanvrager bij de indiening van de aanvragen om uitvoercertificaten:

    ▼M8

     een zekerheid stelt van 15 EUR per 100 kg;

    ▼M1

     voor het in lid 4, onder a), genoemde deel, opgave doet van de hoeveelheid in lid 3 bedoelde producten die hij in één van de drie jaren van de in lid 4, onder a), bedoelde periode naar de Dominicaanse Republiek heeft uitgevoerd, en ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat het bewijs van deze uitvoer levert. In dit verband wordt als exporteur beschouwd, de marktdeelnemer van wie de naam in de desbetreffende uitvoeraangifte is vermeld;

     voor het in lid 4, onder b), genoemde deel, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat bewijst dat hij aan de vastgestelde voorwaarden voldoet.

    7.  De termijn voor de indiening van de certificaataanvragen loopt van 1 tot en met 10 april van elk jaar voor het contingent dat geldt voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

    Voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000 loopt de termijn voor de indiening van de certificaataanvragen evenwel van 1 tot en met 10 augustus 1999.

    Voor de periode van artikel 1, lid 1, worden alle aanvragen die binnen de vastgestelde termijn zijn ingediend, geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de termijn voor de indiening van de certificaataanvragen.

    ▼M21

    8.  Voor de producten die bestemd zijn voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in lid 1 bedoelde contingent, is de restitutievoet gelijk aan het volgende percentage van de overeenkomstig artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 door de Commissie vastgestelde restitutievoet die geldt op de eerste dag van de in lid 7 bedoelde termijn voor de indiening van de certificaataanvragen:

    a) wat de producten van GN-code 0402 10 betreft, 65 %;

    b) wat de producten van de GN-codes 0402 21 en 0402 29 betreft, 80 %.

    ▼M1

    9.  In de certificaataanvragen en de certificaten worden de volgende gegevens opgenomen:

    a) in vak 7, de vermelding „Dominicaanse Republiek, 456”;

    b) in de vakken 17 en 18 van de aanvraag: de hoeveelheid waarvoor het certificaat wordt gevraagd;

    ▼M26

    c) in vak 20, een van de volgende vermeldingen:

     

    Artículo 20 bis del Reglamento (CE) no 174/1999:

    contingente arancelario de leche en polvo del año 1.7…-30.6… fijado en el Memorándum de acuerdo celebrado entre la Comunidad Europea y la República Dominicana y aprobado mediante la Decisión 98/486/CE del Consejo.

     

    čl. 20 písm. a) nařízení (ES) č. 174/1999:

    Celní kvóta pro období od 1.7..... do 30.6..... pro sušené mléko v rámci memoranda o porozumění uzavřeného mezi Evropským společenstvím a Dominikánskou republikou a schváleného rozhodnutím Rady 98/486/ES.

     

    Artikel 20a i forordning (EF) nr. 174/1999:

    toldkontingent for perioden 1.7… til 30.6… for mælkepulver i henhold til den aftale, som blev indgået mellem Det Europæiske Fællesskab og Den Dominikanske Republik og godkendt ved Rådets afgørelse 98/486/EF.

     

    Artikel 20a der Verordnung (EG) Nr. 174/1999:

    Milchpulverkontingent für das Jahr 1.7…-30.6… gemäß der mit dem Beschluss 98/486/EG des Rates genehmigten Vereinbarung zwischen der Europäischen Gemeinschaft und der Dominikanischen Republik.

     

    Määruse (EÜ) nr 174/1999 artikkel 20a:

    Piimapulbri tariifikvoot 1.7. … – 30.06..... vastastikuse mõistmise memorandumi alusel, mis on sõlmitud Euroopa Ühenduse ja Dominikaani Vabariigi vahel ning heaks kiidetud nõukogu otsusega 98/486/EÜ.

     

    Άρθρο 20α του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 174/1999:

    δασμολογική ποσόστωση, για το έτος 1.7…-30.6…, γάλακτος σε σκόνη δυνάμει του μνημονίου συμφωνίας που συνήφθη μεταξύ της Ευρωπαϊκής Κοινότητας και της Δομινικανικής Δημοκρατίας και εγκρίθηκε από την απόφαση 98/486/ΕΚ του Συμβουλίου.

     

    Article 20a of Regulation (EC) No 174/1999:

    tariff quota for 1.7…-30.6…, for milk powder under the Memorandum of Understanding concluded between the European Community and the Dominican Republic and approved by Council Decision 98/486/EC.

     

    Article 20 bis du règlement (CE) no 174/1999:

    contingent tarifaire pour l’année 1.7…-30.6…, de lait en poudre au titre du mémorandum d’accord conclu entre la Communauté européenne et la République dominicaine et approuvé par la décision 98/486/CE du Conseil.

     

    Articolo 20 bis del regolamento (CE) n. 174/1999:

    contingente tariffario per l’anno 1.7…-30.6…, di latte in polvere a titolo del memorandum d’intesa concluso tra la Comunità europea e la Repubblica dominicana e approvato con la decisione 98/486/CE del Consiglio.

     

    Regulas (EK) Nr. 174/1999 20.a pants:

    Tarifa kvota 1.7.…. – 30.06.…. sausajam pienam (piena pulverim) saskaņā ar Saprašanās memorandu, kas noslēgts starp Eiropas Kopienu un Dominikānas Republiku un apstiprināts ar Padomes Lēmumu 98/486/EK.

     

    Reglamento (EB) Nr. 174/1999 20a straipsnis:

    tarifinė kvota 1.7.… – 30.6... pieno milteliams, numatyta Europos bendrijos ir Dominikos Respublikos susitarimo memorandume ir patvirtinta Tarybos sprendimu 98/486/EB.

     

    Az 174/1999/EK rendelet 20. cikk a) pont:

    A 98/486/EK tanácsi rendelet által jóváhagyott, az Európai Közösség és a Dominikai Köztársaság között megkötött egyetértési megállapodás értelmében a tejporra … július 1- től … június 30-ig vonatkozó vámkontingens.

     

    Artikolu 20a tar-Regolament (KE) Nru 174/1999:

    Quota ta’ tariffa għal 1.7.…. – 30.06.…., għall-ħalib tat-trab taħt il-Memorandum ta’ Ftehim konkluż bejn il-Komunità Ewropea u r-Repubblika Dominikana u approvat permezz tad-Deċiżjoni tal-Kunsill 98/486/KE

     

    Artikel 20 bis van Verordening (EG) nr. 174/1999:

    tariefcontingent melkpoeder voor het jaar 1.7…-30.6… krachtens het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek, goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad.

     

    Artykuł 20a Rozporządzenie (WE) nr 174/1999:

    Kontyngent taryfowy na okres od 1.7.…. do 30.06.…. na mleko w proszku zgodnie z Protokołem Ustaleń zawartym między Wspólnotą Europejską a Republiką Dominikańską i przyjętym decyzją Rady 98/486/WE.

     

    Artigo 20.o A do Regulamento (CE) n.o 174/1999:

    contingente pautal do ano 1.7…-30.6…, de leite em pó ao abrigo do memorando de acordo concluído entre a Comunidade Europeia e a República Dominicana e aprovado pela Decisão 98/486/CE do Conselho.

     

    Článok 20a nariadenia (ES) č. 174/1999:

    Tarifná kvóta pre 1.7.....- 30.06..... pre sušené mlieko podľa Memoranda o vzájomnom porozumení uzatvorenom medzi Európskym spoločenstvom a Dominikánskou republikou a schváleným rozhodnutím Rady (ES) č. 98/486.

     

    Člen 20a Uredbe (ES) št. 174/1999:

    Tarifna kvota za obdobje 1.7.…. – 30.06.…. za mleko v prahu v skladu z Memorandumom o soglasju, sklenjenim med Evropsko skupnostjo in Dominikansko republiko in potrjenim z Odločbo Sveta 98/486/ES.

     

    Asetuksen (EY) N:o 174/1999 20 a artikla:

    neuvoston päätöksellä 98/486/EY hyväksytyn Euroopan yhteisön ja Dominikaanisen tasavallan yhteisymmärryspöytäkirjan mukainen maitojauheen tariffikiintiö 1.7… ja 30.6… välisenä aikana.

     

    Artikel 20a i förordning (EG) nr 174/1999:

    tullkvot för året 1.7…– 30.6…, för mjölkpulver enligt avtalsmemorandumet mellan Europeiska gemenskapen och Dominikanska republiken, godkänt genom rådets beslut 98/486/EG.

    De overeenkomstig dit artikel afgegeven certificaten verplichten tot uitvoer naar de in vak 7 vermelde bestemming.

    ▼M1

    De overeenkomstig dit artikel afgegeven certificaten verplichten tot uitvoer naar de in vak 7 vermelde bestemming.

    10.  De lidstaten doen uiterlijk op de vijfde werkdag na de termijn voor de indiening van de certificaataanvragen volgens het model in bijlage V aan de Commissie een mededeling toekomen waarin voor elk van de twee delen van het contingent per productcode van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties is vermeld voor welke hoeveelheden certificaten zijn aangevraagd, of in voorkomend geval is aangegeven dat geen aanvragen zijn ontvangen.

    Alle mededelingen, ook die waarin wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ontvangen, moeten op de voorgeschreven werkdag per telex of per fax worden verzonden.

    De lidstaten verifiëren in het bijzonder de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde gegevens voordat de certificaten worden afgegeven.

    Indien wordt geconstateerd dat onjuiste gegevens zijn verstrekt door een marktdeelnemer aan wie een certificaat is afgegeven, wordt het certificaat geannuleerd en wordt de zekerheid verbeurd.

    11.  De Commissie beslist zo spoedig mogelijk in hoeverre gevolg kan worden gegeven aan de ingediende aanvragen die aan haar werden meegedeeld, en stelt de lidstaten daarvan in kennis.

    Voor elk van de twee delen van het contingent geldt dat, indien het totaal van de hoeveelheden waarvoor certificaten zijn aangevraagd, groter is dan de in lid 4 voor dat deel vastgestelde hoeveelheid, de Commissie voor dat deel een toewijzingscoëfficiënt vaststelt. Indien de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt voor een aanvrager tot een hoeveelheid van minder dan 20 ton leidt, kan deze aanvrager zijn certificaataanvraag intrekken. In dat geval stelt hij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis binnen drie werkdagen na de bekendmaking van de beslissing van de Commissie. De betrokken zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven. Binnen acht werkdagen na de bekendmaking van de beslissing van de Commissie deelt de bevoegde autoriteit aan de Commissie de hoeveelheden mee waarvoor de aanvragers hun aanvraag hebben ingetrokken en de zekerheid is vrijgegeven.

    Indien de totale hoeveelheid waarop de aanvragen betrekking hebben, kleiner is dan de hoeveelheid die voor de betrokken periode beschikbaar is, wijst de Commissie de resterende hoeveelheid toe op basis van objectieve criteria, waarbij zij met name rekening houdt met de certificaataanvragen voor alle producten van de GN-codes 0402 10, 0402 21 en 0402 29.

    12.   ►M8  De certificaten worden op zijn vroegst op 1 juni en uiterlijk op 15 februari daaropvolgend op verzoek van de marktdeelnemer afgegeven. Zij worden uitsluitend afgegeven aan marktdeelnemers van wie de certificaataanvragen overeenkomstig lid 10 zijn meegedeeld. ◄

    De lidstaten delen de Commissie vóór 1 maart overeenkomstig bijlage VI voor elk van de twee delen van het contingent mee voor welke hoeveelheden geen certificaat is afgegeven.

    ▼M9

    13.  In afwijking van artikel 6 is het uitvoercertificaat geldig met ingang van de dag van daadwerkelijke afgifte in de zin van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 tot en met 30 juni van het contingentjaar waarvoor het certificaat is aangevraagd.

    ▼M1

     

    De zekerheid wordt slechts vrijgegeven in een van de twee volgende gevallen:

    a) tegen overlegging van het in artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie ( 24 ) bedoelde bewijs, vergezeld van een kopie van de aangifte ten uitvoer die naar behoren is geviseerd door de bevoegde autoriteiten van de Dominicaanse Republiek;

    b) voor de gevraagde hoeveelheden waarvoor geen certificaat kan worden afgegeven.

    In afwijking van artikel 33, lid 2, vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 wordt de zekerheid voor de niet-uitgevoerde hoeveelheid verbeurd.

    15.  In afwijking van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 kunnen de certificaten niet worden overgedragen.

    16.  Vóór 1 september van elk jaar deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeenkomstig bijlage VII voor de voorafgaande periode van twaalf maanden als bedoeld in lid 1 per productcode van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties aan de Commissie mee:

     welke hoeveelheid is toegewezen;

     voor welke hoeveelheid certificaten zijn afgegeven;

     welke hoeveelheid is uitgevoerd.

     ◄

    ▼M25

    17.  De bepalingen van hoofdstuk I, met uitzondering van artikel 5, leden 2 en 3, en van de artikelen 6, 9 en 10, zijn van toepassing.

    ▼M26 —————

    ▼B



    HOOFDSTUK III

    Slotbepalingen

    Artikel 21

    De Verordeningen (EEG) nr. 3665/87 en (EEG) nr. 3719/88 zijn van toepassing, tenzij dit in de onderhavige verordening anders is bepaald.

    Artikel 22

    Verordening (EG) nr. 1466/95 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

    Verordening (EG) nr. 1466/95 blijft echter van toepassing voor de certificaten die zijn afgegeven op basis van aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

    Artikel 23

    ►C1  Deze verordening treedt in werking op de derde dag ◄ volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 1999.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I



    Op grond van artikel 4, lid 1, vastgestelde productcategorieën

    Nummer van de categorie

    Omschrijving

    Codes van de gecombineerde nomenclatuur

    I

    Boter, andere van melk afkomstige vetstoffen en zuivelpasta's

    0405 10

    0405 20 90

    0405 90

    II

    Mageremelkpoeder

    0402 10

    III

    Kaas en wrongel

    0406

    IV

    Andere zuivelproducten

    0401

    0402 21

    0402 29

    0402 91

    0402 99

    0403 10 11 t/m 0403 10 39

    0403 90 11 t/m 0403 90 69

    0404 90

    2309 10 15

    2309 10 19

    2309 10 39

    2309 10 59

    2309 10 70

    2309 90 35

    2309 90 39

    2309 90 49

    2309 90 59

    2309 90 70

    ▼M5




    BIJLAGE II



    Productgroepen zoals bedoeld in artikel 4, lid 3

    Nummer van de groep

    Code van de zuivelproductennomenclatuur

    voor de uitvoerrestituties

    1

    040110109000

    040120119100

    040120119500

    040120919000

    040130119400

    040130119700

    040130319100

    040130319400

    040130319700

    040130919100

    040130919500

    2

    040110909000

    040120199100

    040120199500

    040120999000

    040130199700

    040130399100

    040130399400

    040130399700

    040130999100

    040130999500

    3

    040221119200

    040221119300

    040221119500

    040221119900

    040221919100

    040221919200

    040221919350

    040221919500

    4

    040221179000

    040221199300

    040221199500

    040221199900

    040221999100

    040221999200

    040221999300

    040221999400

    040221999500

    040221999600

    040221999700

    040221999900

    5

    040229159200

    040229159300

    040229159500

    040229159900

    040229919000

    6

    040229199300

    040229199500

    040229199900

    040229999100

    040229999500

    8

    040291119370

    040291319300

    040291519000

    10

    040291199370

    040291399300

    040291599000

    040291999000

    11

    040299319300

    040299319500

    12

    040299119350

    040299319150

    040299319300

    040299319500

    040299919000

    14

    040299199350

    040299399150

    040299399300

    040299399500

    ►C2  040299999000 ◄

    17

    040390119000

    040390139200

    040390139300

    040390139500

    040390139900

    040390199000

    18

    040390339400

    040390339900

    19

    040390519100

    040390599170

    040390599310

    040390599340

    040390599370

    040390599510

    21

    040490219120

    040490219160

    040490239120

    040490239130

    040490239140

    040490239150

    22

    040490819100

    040490839110

    040490839130

    040490839150

    040490839170

    23

    040510119500

    040510119700

    040510199500

    040510199700

    040510309100

    040510309300

    040510309700

    040510509300

    040510509500

    040510509700

    040510909000

    040520909500

    040520909700

    040590109000

    040590909000

    ▼M15 —————

    ▼M1




    BIJLAGE IV

    image

    ▼M1




    BIJLAGE V

    image

    image




    BIJLAGE VI

    image




    BIJLAGE VII

    image

    image

    ▼M26 —————



    ( 1 ) PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

    ( 2 ) PB L 206 van 16. 8. 1996, blz. 21.

    ( 3 ) PB L 144 van 28. 6. 1995, blz. 22.

    ( 4 ) PB L 275 van 10. 10. 1998, blz. 21.

    ( 5 ) PB L 336 van 23. 12. 1994, blz. 1.

    ( 6 ) PB L 351 van 14. 12. 1987, blz. 1.

    ( 7 ) PB L 291 van 30. 10. 1998, blz. 15.

    ( 8 ) PB L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

    ( 9 ) PB L 149 van 20. 5. 1998, blz. 11.

    ( 10 ) PB L 334 van 30. 12. 1995, blz. 25.

    ( 11 ) PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10.

    ( 12 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

    ( 13 ) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.

    ( 14 ) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64.

    ( 15 ) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67.

    ( 16 ) PB L 366 van 24. 12. 1987, blz. 1.

    ( 17 ) PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18.

    ( 18 ) PB L 62 van 7. 3. 1980, blz. 5.

    ( 19 ) PB L 174 van 9.7.1999, blz. 3.

    ( 20 ) PB L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4.

    ( 21 ) PB L 229 van 17. 8. 1991, blz. 3.

    ( 22 ) PB L 190 van 23. 7. 1975, blz. 36.

    ( 23 ) PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

    ( 24 ) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.

    Top