EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01996L0098-20080721

Consolidated text: Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1996/98/2008-07-21

1996L0098 — NL — 21.07.2008 — 005.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN 96/98/EG VAN DE RAAD

van 20 december 1996

inzake uitrusting van zeeschepen

(PB L 046, 17.2.1997, p.25)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN 98/85/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 11 november 1998

  L 315

14

25.11.1998

 M2

RICHTLIJN 2001/53/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 10 juli 2001

  L 204

1

28.7.2001

 M3

RICHTLIJN 2002/75/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 2 september 2002

  L 254

1

23.9.2002

►M4

RICHTLIJN 2002/84/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 5 november 2002

  L 324

53

29.11.2002

►M5

RICHTLIJN 2008/67/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 30 juni 2008

  L 171

16

1.7.2008




▼B

RICHTLIJN 96/98/EG VAN DE RAAD

van 20 december 1996

inzake uitrusting van zeeschepen



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag ( 3 ),

(1) Overwegende dat in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid nadere maatregelen moeten worden genomen om de veiligheid van het zeevervoer te waarborgen;

(2)

Overwegende dat de Gemeenschap ernstig bezorgd is over de scheepsongevallen, met name die welke gepaard gaan met het verlies van mensenlevens en met verontreiniging van de zee en de kusten van de Lid-Staten;

(3)

Overwegende dat de kans op scheepsongevallen effectief kan worden verminderd door gemeenschappelijke normen die garanderen dat de prestaties van de uitrusting aan boord van schepen op het punt van de veiligheid van een hoog niveau zijn; dat beproevingsnormen en beproevingsmethoden van grote invloed kunnen zijn op de toekomstige prestaties van de uitrusting;

(4)

Overwegende dat de internationale verdragen de vlaggestaten ertoe verplichten te zorgen voor de naleving van bepaalde veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de aan boord aanwezige uitrusting en de betreffende certificaten uit te reiken; dat te dien einde beproevingsnormen voor bepaalde soorten uitrusting van zeeschepen ontwikkeld zijn door de internationale normalisatieorganisaties en door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO); dat de nationale beproevingsnormen ter uitvoering van de internationale normen de certificatie-instanties een zekere ruimte laten, terwijl ook de niveaus van opleiding en ervaring van deze instanties verschillen; dat dit leidt tot verschillende veiligheidsniveaus van produkten waarvan de bevoegde nationale instanties hebben verklaard dat ze voldoen aan de desbetreffende internationale veiligheidsnormen, alsmede tot een sterke tegenzin van Lid-Staten om de door een andere Lid-Staat goedgekeurde uitrusting zonder verdere verificatie aan boord van de onder hun vlag varende schepen te accepteren;

(5)

Overwegende dat er gemeenschappelijke regels moeten komen om verschillen in de tenuitvoerlegging van de internationale normen weg te nemen; dat deze gemeenschappelijke normen ertoe zullen leiden dat bepaalde onnodige kosten en administratieve procedures, die aan de goedkeuring van de uitrusting zijn verbonden, verdwijnen, waardoor de bedrijfsvoorwaarden en de concurrentiepositie van de communautaire scheepvaart worden verbeterd, en, door het op de uitrusting bevestigde merk van overeenstemming, de technische handelsbelemmeringen worden opgeheven;

(6)

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee ( 4 ) er bij de Commissie op heeft aangedrongen dat zij voorstellen indient om de implementatie van IMO-normen en de goedkeuringsprocedures voor uitrusting van zeeschepen te harmoniseren;

(7)

Overwegende dat maatregelen op communautair niveau de enige manier zijn om een dergelijke harmonisatie tot stand te brengen, aangezien de Lid-Staten, wanneer zij onafhankelijk of via internationale organisaties optreden, niet in staat zijn voor de uitrusting hetzelfde niveau van veiligheid tot stand te brengen;

(8)

Overwegende dat een richtlijn van de Raad het geschikte rechtsinstrument is, omdat daarmee voorzien wordt in een uniforme en verplichte toepassing van de internationale beproevingsnormen door de Lid-Staten;

(9)

Overwegende dat het dienstig is in de eerste plaats voorzieningen te treffen voor de uitrusting van zeeschepen waarvan op grond van de belangrijkste internationale verdragen de aanwezigheid aan boord en de goedkeuring door de nationale instanties overeenkomstig de in de internationale verdragen of resoluties vervatte veiligheidsnormen vereist zijn;

(10)

Overwegende dat verschillende richtlijnen voorzien in het vrij verkeer van bepaalde goederen die onder andere als uitrusting aan boord kunnen worden gebruikt; dat deze echter niet voorzien in de certificatie van uitrusting door de Lid-Staten overeenkomstig de betreffende internationale verdragen; dat er derhalve voor aan boord te plaatsen uitrusting uitsluitend nieuwe gemeenschappelijke regels moeten gelden;

(11)

Overwegende dat het nodig is, bij voorkeur op internationaal niveau, nieuwe beproevingsnormen vast te leggen voor uitrusting waarvoor zulke normen nog niet bestaan of niet gedetailleerd genoeg zijn;

(12)

Overwegende dat de Lid-Staten moeten zorgen dat de aangemelde instanties die de overeenstemming van uitrusting met de beproevingsnormen beoordelen, onafhankelijk en efficiënt zijn, en de nodige beroepsbekwaamheid bezitten om hun taken uit te kunnen voeren;

(13)

Overwegende dat de naleving van de internationale beproevingsnormen het best kan worden aangetoond met de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures als vastgesteld in Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming ( 5 );

(14)

Overwegende dat het recht dat internationale verdragen de instantie van een vlaggestaat geven om operationele prestatieproeven uit te voeren aan boord van schepen waarvoor deze instantie veiligheidscertificaten heeft afgegeven, op generlei wijze door deze richtlijn wordt beperkt, mits dergelijke proeven geen overlapping zijn van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures;

(15)

Overwegende dat als algemene regel dient te gelden dat op de in deze richtlijn bestreken uitrusting een merk wordt aangebracht om aan te geven dat zij voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn;

(16)

Overwegende dat Lid-Staten in sommige gevallen voorlopige maatregelen mogen nemen om het gebruik van uitrusting waarop het merk van overeenstemming is aangebracht te beperken of te verbieden;

(17)

Overwegende dat het gebruik van uitrusting waarop geen merk van overeenstemming is aangebracht in uitzonderlijke omstandigheden mag worden toegestaan;

(18)

Overwegende dat een vereenvoudigde procedure met een regelgevend comité noodzakelijk is om deze richtlijn te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

Doel van deze richtlijn is de veiligheid op zee en de preventie van verontreiniging van de zee te verbeteren door de uniforme toepassing van de relevante internationale instrumenten met betrekking tot de in bijlage A vermelde uitrusting die bestemd is voor plaatsing aan boord van schepen waarvoor door of namens de Lid-Staten veiligheidscertificaten worden uitgereikt overeenkomstig internationale verdragen, alsmede het vrije verkeer van deze uitrusting binnen de Gemeenschap te waarborgen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

a)

„overeenstemmingsbeoordelingsprocedures” : de procedures als vermeld in artikel 10 en bijlage B van deze richtlijn;

b)

„uitrusting” : de in de bijlage A.1 en A.2 vermelde middelen en voorwerpen die voor gebruik aan boord van een schip moeten worden geplaatst om aan de internationale instrumenten te voldoen of die vrijwillig voor gebruik aan boord worden geplaatst en waarvoor de goedkeuring van de instantie van de vlaggestaat is voorgeschreven overeenkomstig de internationale instrumenten;

▼M1

c)

„radiocommunicatie-apparatuur” : de apparatuur die is voorgeschreven in hoofdstuk IV van het SOLAS-Verdrag van 1974, ►M4  in de versie die van kracht is ◄ en VHF-radiotelefonietoestellen zoals voorgeschreven in voorschrift III/6.2.1 van dat Verdrag;

▼B

d)

„internationale verdragen” :

 het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966 (LL66),

 het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee van 1972 (COLREG),

 het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (MARPOL) en

 het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS),

alsmede de op deze verdragen betrekking hebbende protocollen en wijzigingen die ►M4  in de versie die van kracht is ◄ ;

e)

„internationale instrumenten” : de relevante internationale verdragen en de relevante resoluties en circulaires van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), alsmede de relevante internationale beproevingsnormen;

f)

„merk” : het in artikel 11 bedoelde en in bijlage D beschreven symbool;

g)

„aangemelde instantie” : een organisatie die door de bevoegde nationale instantie van een Lid-Staat is aangewezen overeenkomstig artikel 9;

h)

„aan boord geplaatst” : aan boord van een schip geïnstalleerde of geplaatste uitrusting;

i)

„veiligheidscertificaten” : de certificaten die door of namens Lid-Staten zijn afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen;

j)

„schip” : ieder schip dat onder de internationale verdragen valt, met uitzondering van oorlogsschepen;

k)

„communautair schip” : een schip waarvoor door of namens de Lid-Staten overeenkomstig de internationale verdragen veiligheidscertificaten zijn uitgereikt. De gevallen waarin de bevoegde nationale instantie van een Lid-Staat op verzoek van de bevoegde nationale instantie van een derde land een certificaat voor een schip afgeeft vallen niet onder deze definitie;

l)

„nieuw schip” :

een schip waarvan de kiel gelegd is of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. In deze definitie wordt met een soortgelijk stadium van de bouw het stadium bedoeld waarin:

i) de bouw van een bepaald schip begint

en

ii) de samenbouw van dat schip reeds een massa van ten minste 50 ton of van 1 % van de geschatte massa van al het bouwmateriaal omvat, waarbij de kleinste massa bepalend is;

m)

„bestaand schip” : een schip dat geen nieuw schip is;

n)

„beproevingsnormen” :

de normen opgesteld door

 de Internationale Maritieme Organisatie (IMO),

 de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO),

 de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC),

 de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN),

 het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (CENELEC),

 en

 het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI),

die ►M4  in de versie die van kracht zijn ◄ zijn en vastgesteld zijn overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen en de relevante resoluties en circulaires van de IMO voor de definiëring van de beproevingsmethoden en beproevingsresultaten, maar uitsluitend in de vorm als bedoeld in bijlage A;

o)

„typegoedkeuring” : de procedures waarbij de geproduceerde uitrusting volgens passende beproevingsnormen wordt beoordeeld, en de afgifte van het passende certificaat.

Artikel 3

1.  Deze richtlijn is van toepassing op uitrusting voor gebruik aan boord van:

a) een nieuw communautair schip ongeacht of het schip zich ten tijde van de bouw al dan niet in de Gemeenschap bevindt;

b) een bestaand communautair schip

 dat deze uitrusting voordien niet aan boord had;

 waarop reeds aan boord aanwezige uitrusting wordt vervangen, behoudens wanneer de internationale verdragen anders bepalen

ongeacht of het schip zich ten tijde van de plaatsing van de uitrusting aan boord al dan niet binnen de Gemeenschap bevindt.

2.  Deze richtlijn is niet van toepassing op uitrusting die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds aan boord van een schip geplaatst was.

3.  Onverminderd het feit dat wat betreft het vrij verkeer andere richtlijnen dan de onderhavige en met name de Richtlijnen 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake elektromagnetische compatibiliteit ( 6 ) en 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen ( 7 ), van toepassing kunnen zijn op de in lid 1 bedoelde uitrusting, is bedoelde uitrusting wat het vrij verkeer betreft uitsluitend onderworpen aan de bepalingen van de onderhavige richtlijn en niet die van andere richtlijnen.

Artikel 4

De Lid-Staten of de namens hen optredende organisaties zorgen er bij de afgifte of de vernieuwing van de relevante veiligheidscertificaten voor dat de uitrusting aan boord van de communautaire schepen waarvoor zij veiligheidscertificaten afgeven aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

Artikel 5

1.  De in bijlage A.1 vermelde uitrusting die op of na de in artikel 20, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum aan boord van een communautair schip geplaatst is, dient te voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de in genoemde bijlage bedoelde internationale instrumenten.

2.  De overeenstemming van de uitrusting met toepasselijke voorschriften van de internationale verdragen en de betreffende resoluties en circulaires van de Internationale Maritieme Organisatie wordt uitsluitend aangetoond aan de hand van de in bijlage A.1 vermelde beproevingsnormen en overeenstemmingsbeoordelingsprocedures. Voor alle middelen en voorwerpen van bijlage A.1 waarvoor zowel normen van de IEC als van het ETSI zijn gegeven, vormen deze normen alternatieven en mag de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bepalen welke norm gebruikt wordt.

3.  De in bijlage A.1 vermelde uitrusting die vóór de in lid 1 vermelde datum vervaardigd is, mag gedurende een periode van twee jaar gerekend vanaf deze datum in de handel gebracht worden en aan boord van een schip geplaatst worden waarvan de certificaten door of namens een Lid-Staat overeenkomstig de internationale verdragen zijn afgegeven, mits zij vervaardigd is overeenkomstig procedures voor typegoedkeuring die reeds voor de datum van vaststelling van deze richtlijn op het grondgebied van die Lid-Staat van kracht waren.

Artikel 6

1.  De Lid-Staten verbieden niet het in de handel brengen of de plaatsing aan boord van een communautair schip van uitrusting als bedoeld in bijlage A.1 waarop het merk is aangebracht, of die op andere gronden in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn en weigeren niet de desbetreffende veiligheidscertificaten af te geven of te vernieuwen.

2.  Er moet, in overeenstemming met het Internationaal Radioreglement, eerst door de bevoegde instantie een radiovergunning worden afgegeven, alvorens het betrokken veiligheidscertificaat wordt afgegeven.

Artikel 7

1.  Na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Gemeenschap bij de IMO of bij de Europese normalisatie-instellingen, naar gelang van het geval, een verzoek in tot vaststelling van normen, met inbegrip van gedetailleerde beproevingsnormen, voor de in bijlage A.2 vermelde uitrusting.

2.  Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt:

 wanneer het aan de IMO wordt voorgelegd, ingediend door het Voorzitterschap van de Raad en door de Commissie:

 wanneer het aan de Europese normalisatie-instellingen wordt voorgelegd, ingediend door de Commissie overeenkomstig Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften ( 8 ). De door de Commissie gegeven mandaten zijn gericht op het ontwikkelen van internationale normen via procedures voor samenwerking tussen de Europese organisaties en hun tegenhangers op internationaal niveau.

3.  De Lid-Staten doen al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de internationale organisaties, met inbegrip van de IMO, snel een begin maken met de ontwikkeling van deze normen.

4.  De Commissie dient de ontwikkeling van de beproevingsnormen regelmatig te controleren.

5.  Indien de internationale organisaties, met inbegrip van de IMO, na een redelijke termijn geen passende beproevingsnormen voor een bepaald soort uitrusting hebben vastgesteld of weigeren dat te doen, kunnen volgens de procedure van artikel 18 normen worden vastgesteld die gebaseerd zijn op het werk van de Europese normalisatie-instellingen.

6.  Wanneer de beproevingsnormen als bedoeld in lid 1 of lid 5 voor een bepaald soort uitrusting vastgesteld worden, respectievelijk van kracht worden, mag die uitrusting worden overgeschreven van bijlage A.2 naar bijlage A.1 overeenkomstig de procedure van artikel 18 en zullen derhalve de bepalingen van artikel 5 vanaf de datum van deze overschrijving van toepassing zijn.

Artikel 8

1.  Indien een nieuw schip, ongeacht onder welke vlag het vaart, niet in het scheepsregister van een Lid-Staat vermeld staat en daarin dient te worden opgenomen, dient dit schip door de ontvangende Lid-Staat te worden onderworpen aan een inspectie, waarbij wordt gecontroleerd of de toestand waarin de uitrusting verkeert in overeenstemming is met de veiligheidscertificaten en hetzij in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn en voorzien van het merk, hetzij ten genoegen van de bevoegde nationale instantie van de Lid-Staat gelijkwaardig is aan de uitrusting waaraan overeenkomstig deze richtlijn typegoedkeuring is verleend.

2.  Tenzij het merk op die uitrusting is aangebracht of de bevoegde nationale instantie die uitrusting gelijkwaardig acht, moet die uitrusting worden vervangen.

3.  Voor uitrusting die volgens dit artikel gelijkwaardig wordt geacht, verstrekt de Lid-Staat die vlaggestaat is een certificaat dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat de Lid-Staat die vlaggestaat is toestemming geeft die uitrusting aan boord van het schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperkingen of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting.

4.  Wat betreft radiocommunicatieapparatuur eist de instantie van de vlaggestaat dat deze uitrusting zo min mogelijk inbreuk maakt op de eisen inzake het spectrum van radiofrequenties.

Artikel 9

1.  De Lid-Staten melden de Commissie en de overige Lid-Staten welke instanties zij hebben aangewezen voor uitvoering van de in artikel 10 vermelde procedures, met vermelding van de specifieke taken waarmee deze aangemelde instanties zijn belast en de identificatienummers die de Commissie hun vooraf heeft toegewezen. De organisaties leggen aan de Lid-Staat die voornemens is hen aan te melden alle gegevens en bewijsstukken voor waaruit blijkt dat ze aan de criteria van bijlage C voldoen.

2.  De Lid-Staten laten, door hun administratie of door een onpartijdig extern lichaam dat door de administratie benoemd wordt, ten minste eens in de twee jaar een audit verrichten die betrekking heeft op de taken die de aangemelde instanties namens de Lid-Staat vervullen. Door deze audit moet gewaarborgd worden dat de aangemelde instantie nog steeds aan de criteria van bijlage C voldoet.

3.  Een Lid-Staat die een aangemelde instantie heeft aangewezen moet die aanwijzing intrekken indien hij constateert dat deze instantie niet meer aan de criteria van bijlage C voldoet. Hij stelt de Commissie en de overige Lid-Staten daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 10

1.  De overeenstemmingsbeoordelingsprocedure, die nader beschreven staat in bijlage B, behelst het volgende:

i) een EG-typeonderzoek (module B) alsmede, voorafgaande aan het in de handel brengen van de uitrusting en afhankelijk van de keuze die de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde maakt uit de in bijlage A.1 vermelde mogelijkheden, voor alle uitrusting:

a) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (module C), of

b) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (produktiekwaliteitsborging) (module D), of

c) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (produktkwaliteitsborging) (module E), of

d) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (produktkeuring) (module F),

of

ii) de EG-volledige kwaliteitsborging (module H).

2.  De verklaring van overeenstemming met het type dient een schriftelijke verklaring te zijn en de in bijlage B aangegeven informatie te bevatten.

3.  Voor uitrusting die per stuk of in kleine hoeveelheden en niet in serie- of massaproduktie wordt vervaardigd mag de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure de EG-eenheidskeuring (module G) zijn.

4.  De Commissie houdt een geactualiseerde lijst bij van goedgekeurde uitrusting en ingetrokken of geweigerde aanvragen en stelt deze ter beschikking van belanghebbenden.

Artikel 11

1.  Op uitrusting als bedoeld in bijlage A.1, die voldoet aan de desbetreffende internationale instrumenten en overeenkomstig de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures is vervaardigd, moet door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde het merk zijn aangebracht.

2.  Het merk wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd, indien genoemde instantie betrokken is bij de fase van de fabricagecontrole, en door de laatste twee cijfers van het jaar dat het merk is aangebracht. Het identificatienummer moet onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie worden aangebracht hetzij door de instantie zelf hetzij door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

3.  De grafische vorm van het merk dient te zijn als is weergegeven in bijlage D.

4.  Het merk wordt op zodanige wijze op de uitrusting of op het gegevensplaatje aangebracht dat het voor de verwachte gebruiksduur van de uitrusting zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zal zijn. Wanneer echter de aard van het uitrustingsstuk dat niet toelaat of niet rechtvaardigt, wordt het merk aangebracht op de verpakking, op een etiket of op een brochure.

5.  Het is verboden merken of opschriften aan te brengen die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van het in deze richtlijn bedoelde merk.

6.  Het merk moet aan het einde van de produktiefase worden aangebracht.

Artikel 12

1.  Onverminderd artikel 6 mogen de Lid-Staten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat er steekproeven worden uitgevoerd op de van het merk voorziene uitrusting die bij hen in de handel is en nog niet aan boord van een schip is geplaatst, teneinde te controleren of deze uitrusting voldoet aan deze richtlijn. De steekproeven die niet voorzien zijn in de modulen voor de overeenstemmingsbeoordeling in bijlage B, worden uitgevoerd op kosten van de Lid-Staat.

2.  Onverminderd de bepalingen van artikel 6 is, na plaatsing van uitrusting die voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn aan boord van een communautair schip, beoordeling daarvan door de instantie van de vlaggestaat van dat schip toegestaan, wanneer de internationale instrumenten om redenen van veiligheid en/of verontreinigingspreventie prestatieproeven in bedrijf aan boord voorschrijven, mits dit niet leidt tot doublures met de reeds uitgevoerde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures. De instantie van de vlaggestaat kan van de fabrikant van de uitrusting, diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde of de persoon die in de Gemeenschap verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van de uitrusting eisen dat de inspectie-/beproevingsverslagen worden overgelegd.

Artikel 13

1.  Indien een Lid-Staat bij een inspectie of op andere wijze vaststelt dat een uitrustingsstuk als bedoeld in bijlage A.1, waarop het merk is aangebracht en dat op de juiste wijze is geplaatst, wordt onderhouden en gebruikt voor zijn gebruiksdoel, de gezondheid en/of veiligheid van de bemanning, de passagiers of, indien van toepassing, andere personen in gevaar kan brengen, dan wel het marine milieu kan aantasten, neemt hij alle passende voorlopige maatregelen om dat uitrustingsstuk uit de handel te nemen, dan wel het in de handel brengen, het plaatsen, of het gebruiken daarvan aan boord van schepen waarvoor hij de veiligheidscertificaten afgeeft, te verbieden of te beperken. De Lid-Staat stelt onmiddellijk de overige Lid-Staten en de Commissie in kennis van deze maatregel, en vermeldt de redenen van zijn besluit en geeft met name aan of het niet voldoen aan het bepaalde in deze richtlijn is te wijten aan:

a) de niet-naleving van artikel 5, leden 1 en 2;

b) een onjuiste toepassing van de in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde beproevingsnormen;

c) tekortkomingen in de beproevingsnormen zelf.

2.  De Commissie treedt zo spoedig mogelijk met de betrokken partijen in overleg. Indien de Commissie na het overleg concludeert dat:

 de maatregelen gerechtvaardigd zijn, stelt zij onmiddellijk de Lid-Staat die het initiatief daartoe heeft genomen en de overige Lid-Staten daarvan in kennis; indien het in lid 1 genoemde besluit te wijten is aan tekortkomingen in de beproevingsnormen, legt de Commissie, indien de Lid-Staat die het besluit heeft genomen dit wenst te handhaven, na overleg met de betrokken partijen, de zaak binnen twee maanden voor aan het in artikel 18 bedoelde comité en start zij de procedure van artikel 18;

 de maatregelen niet gerechtvaardigd zijn, stelt zij onmiddellijk de Lid-Staat die het initiatief daartoe heeft genomen en de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde daarvan in kennis.

3.  Indien uitrusting die niet in overeenstemming is, het merk draagt, neemt de Lid-Staat onder wiens gezag degene die het merk heeft aangebracht valt, passende maatregelen; de Lid-Staat stelt de Commissie en de overige Lid-Staten in kennis van de maatregelen die hij heeft getroffen.

4.  De Commissie zorgt ervoor dat de Lid-Staten op de hoogte worden gehouden van de voortgang en het resultaat van deze procedure.

Artikel 14

1.  Onverminderd de bepalingen van artikel 5, kan de bevoegde nationale instantie van de vlaggestaat in uitzonderlijke gevallen van technische innovatie toestaan dat uitrusting die niet aan de conformiteitsbeoordelingsprocedures voldoet aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, indien proefondervindelijk of op andere wijze, ten genoegen van de bevoegde nationale instantie van de vlaggestaat, wordt vastgesteld dat deze uitrusting minstens even doeltreffend is als uitrusting waarvoor wel overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd.

Wat betreft radiocommunicatieapparatuur eist de instantie van de vlaggestaat dat deze uitrusting zo min mogelijk inbreuk maakt op de eisen inzake het spectrum van radiofrequenties.

2.  Deze beproevingsprocedures mogen in geen geval discriminatie inhouden tussen in de Lid-Staat die vlaggestaat is en de in andere Staten geproduceerde uitrusting.

3.  Voor uitrusting die onder dit artikel valt, verstrekt de Lid-Staat die vlaggestaat is een certificaat dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat de Lid-Staat die vlaggestaat is toestemming geeft de uitrusting aan boord van het schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperking of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting.

4.  Indien een Lid-Staat krachtens dit artikel toestaat dat uitrusting aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, deelt die Lid-Staat de Commissie en de overige Lid-Staten onverwijld de betreffende bijzonderheden mede en geeft de verslagen van alle relevante proeven, beoordelingen en overeenstemmingsbeoordelingsprocedures door.

5.  De in lid 1 bedoelde uitrusting wordt toegevoegd aan bijlage A.2 van deze richtlijn overeenkomstig de procedure van artikel 18.

6.  Bij overdracht van een schip met uitrusting aan boord die onder lid 1 van dit artikel valt, aan een andere Lid-Staat, mag de ontvangende Lid-Staat die vlaggestaat is de nodige maatregelen nemen inclusief eventueel beproevingen en praktische demonstraties, om te zorgen dat de uitrusting ten minste zo doeltreffend is als de uitrusting waarbij de conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd.

Artikel 15

1.  Onverminderd artikel 5 mag de instantie van een vlaggestaat toestaan dat uitrusting waarvoor geen overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd of die niet onder artikel 14 valt met het oog op beproeving of beoordeling aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) voor de uitrusting wordt door de Lid-Staat die vlaggestaat is een certificaat verstrekt dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat de Lid-Staat die vlaggestaat is toestemming geeft die uitrusting aan boord van het communautaire schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperkingen of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting;

b) de toestemming mag slechts voor een korte periode gegeven worden;

c) er mag niet op die uitrusting vertrouwd worden als op uitrusting die voldoet aan de eisen van deze richtlijn en zij mag laatstgenoemde uitrusting, die klaar voor onmiddellijk gebruik aan boord van het communautaire schip moet blijven, niet vervangen.

2.  Wat betreft radiocommunicatieapparatuur eist de instantie van de vlaggestaat dat deze uitrusting zo min mogelijk inbreuk maakt op de eisen inzake het spectrum van radiofrequenties.

Artikel 16

1.  Indien de uitrusting moet worden vervangen in een haven buiten de Gemeenschap en in uitzonderlijke omstandigheden die tegenover de instantie van de vlaggestaat naar behoren moeten worden gerechtvaardigd, mag, indien het vanuit het oogpunt van tijd, vertraging en kosten redelijkerwijs niet uitvoerbaar is om uitrusting aan boord te plaatsen waarvoor een EG-typegoedkeuring is verleend, andere uitrusting aan boord worden geplaatst. Daarbij moet de onderstaande procedure gevolgd worden:

a) de uitrusting gaat vergezeld van documentatie afgegeven door een erkende organisatie die gelijkwaardig is aan een aangemelde instantie, indien tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land een overeenkomst is gesloten inzake wederzijdse erkenning van deze organisaties;

b) indien het onmogelijk blijkt om aan het bepaalde onder a) te voldoen, mag uitrusting die vergezeld gaat van documentatie afgegeven door een Staat die lid is van de IMO en partij bij de desbetreffende Verdragen, waarin naleving van de desbetreffende IMO-voorschriften gecertificeerd wordt, aan boord worden geplaatst, mits voldaan is aan het bepaalde in de leden 2 en 3.

2.  De instantie van de vlaggestaat wordt onmiddellijk op de hoogte gesteld van de aard en de kenmerken van deze andere uitrusting.

3.  De instantie van de vlaggestaat moet er zo spoedig mogelijk voor zorgen dat de in lid 1 bedoelde uitrusting en de beproevingsdocumenten voldoen aan de desbetreffende voorschriften van de internationale instrumenten en van deze richtlijn.

4.  Wat betreft radiocommunicatieapparatuur eist de instantie van de vlaggestaat dat deze uitrusting zo min mogelijk inbreuk maakt op de eisen inzake het spectrum van radiofrequenties.

▼M4

Artikel 17

De richtlijn kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 18, lid 2, met het oog op:

 de toepassing voor de doeleinden van deze richtlijn van de achtereenvolgende wijzigingen van de internationale instrumenten;

 de bijwerking van bijlage A door opname daarin van nieuwe uitrusting en overschrijving van uitrusting van bijlage A.2 naar bijlage A.1 en vice versa;

 de toevoeging van de mogelijkheid modules B + C en module H te gebruiken voor uitrusting van bijlage A.1, alsmede door wijziging van de kolommen betreffende de conformiteitsbeoordelingsmodules;

 toevoeging van normalisatieorganisaties in de definitie van beproevingsnormen in artikel 2.

De onder c), d) en n), van artikel 2 genoemde verdragen en beproevingsnormen worden verstaan onverminderd de eventueel krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) ( 9 ) genomen maatregelen.

Artikel 18

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS).

2.  Wanneer wordt verwezen naar dit lid, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999, tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 10 ) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3.  Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

▼B

Artikel 19

De Lid-Staten bieden elkaar wederzijdse bijstand met het oog op een doeltreffende implementatie en handhaving van deze richtlijn.

Artikel 20

1.  De Lid-Staten dienen uiterlijk op 30 juni 1998 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

De Lid-Staten passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 1999.

Wanneer de Lid-Staten de in de eerste alinea bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2.  De Lid-Staten delen de Commissie onmiddellijk de bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallend gebied vaststellen. De Commissie stelt de overige Lid-Staten daarvan in kennis.

Artikel 21

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 22

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

▼M5




BIJLAGE A

Lijst van gebruikte afkortingen

Circ.: Circulaire.

COLREG: International Regulations for Preventing Collisions at Sea (Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee).

COMSAR: IMO subcomité inzake Radiocommunicatie, opsporing en redding.

EN: Europese norm.

ETSI: Europees Instituut voor Telecommunicatienormen.

FSS: Internationale code voor brandveiligheidsystemen.

FTP: Internationale code voor brandproefprocedures.

HSC: Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen (High Speed Craft Code).

IBC: Internationale Code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk (International Bulk Chemical Code).

ICAO: Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

IEC: Internationale Elektrotechnische Commissie (International Electro-technical Commission).

IMO: Internationale Maritieme Organisatie.

ISO: Internationale Organisatie voor Normalisatie.

ITU: Internationale Telecommunicatie Unie.

LSA: reddingsmiddel (Life saving appliance).

MARPOL: Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (International Convention for the Prevention of Pollution from Ships).

MEPC: Comité voor bescherming van het mariene milieu (Marine Environment Protection Committee).

MSC: Maritieme Veiligheidscommissie (Maritime Safety Committee).

SOLAS: het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee.

Reg.: voorschrift.

Res.: resolutie.




BIJLAGE A.1

UITRUSTING WAARVOOR IN INTERNATIONALE INSTRUMENTEN REEDS GEDETAILLEERDE BEPROEVINGSNORMEN BESTAAN

Op heel bijlage A.1 van toepassing zijnde noten

a) Algemeen: Naast de specifiek vermelde internationale beproevingsnormen staat een aantal bepalingen, waaraan de hand moet worden gehouden bij het typeonderzoek zoals vermeld in de overeenstemmingsbeoordelingsmodules van bijlage B, in de toepasselijke voorschriften van de internationale verdragen en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO.

b) Kolom 5: Wanneer IMO resoluties worden vermeld zijn alleen de beproevingsnormen in de desbetreffende delen van de bijlagen bij de resoluties van toepassing en niet de bepalingen van de resoluties zelf.

c) Kolom 5: Van kracht zijnde versies van de internationale verdragen en beproevingsnormen. Ten behoeve van een correcte verwijzing naar de relevante normen moet op de beproevingsverslagen, certificaten van overeenstemming en verklaringen van overeenstemming worden aangegeven welke norm en welke versie daarvan werd toegepast.

d) Kolom 5: Waneer twee benamingen van groepen beproevingsnormen worden gescheiden door een of voldoet elk van deze groepen aan alle beproevingseisen waarmee overeenstemming met de IMO prestatienormen kan worden aangetoond. Het volstaat bijgevolg op basis van één van deze groepen te testen om aan te tonen dat aan de eisen van de desbetreffende internationale instrumenten is voldaan. Bijgevolg zijn wanneer een ander scheidingsteken (komma) wordt gebruikt, alle opgesomde referenties van toepassing.

e) Kolom 6: Een kruisje onder H betekent: module H plus certificaat van ontwerponderzoek.

f) De in deze bijlage vastgestelde eisen gelden onverminderd de uitrustingseisen in de internationale verdragen.



1.  Persoonlijke reddingsmiddelen

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/1.1

Reddingsboeien

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ. 980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.2

Positie aangevende lichten voor persoonlijke reddingsmiddelen:

— voor reddingsvlotten en hulpverleningsboten

— voor reddingsboeien

— voor reddingsvesten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/22,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/32,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) II, IV,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ 885,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

(Behalve eisen voor batterijen zoals gespecificeerd in EN 394 (1993), die enkel op lichten voor reddingsgordels van toepassing zijn)

B + D

B + E

B + F

A.1/1.3

Zelfwerkende rooksignalen voor reddingsboeien

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.4

Reddingsvesten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/22,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13.12,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.922,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

(Behalve eisen voor batterijen zoals gespecificeerd in EN 394 (1993), die enkel oplichten voor reddingsgordels van toepassing zijn)

B + D

B + E

B + F

A.1/1.5

Overlevingspakken en beschermingspakken die niet als reddingsvesten zijn geclassificeerd:

— geïsoleerd of niet geïsoleerd:

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/22,

— Voorschrift III/32,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

— EN ISO 15027-3 (2002).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.6

Overlevingspakken en beschermingspakken die als reddingsvesten zijn geclassificeerd:

— geïsoleerd of niet geïsoleerd:

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/7,

— Voorschrift III/22,

— Voorschrift III/32,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70),

— EN ISO 15027-3 (2002).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.7

Hulpmiddelen tegen warmteverlies

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/22,

— Voorschrift III/32,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, II,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.8

Valschermsignalen (pyrotechniek)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/6,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, III,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.9

Handstakellichten (pyrotechniek)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, III,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.10

Drijvende rooksignalen (pyrotechniek)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, III,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.11

Lijnwerptoestellen

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/18,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VII,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.12

Opblaasbare reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/13,

— Voorschrift III/21,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/31,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.811,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.13

Vaste reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/21,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/31,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.811,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.1006.

B + D

B + E

B + F

A.1/1.14

Zichzelf automatisch oprichtende reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res.. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.811,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.1006.

B + D

B + E

B + F

A.1/1.15

Overdekte omkeerbare reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, bijlage 10,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, bijlage 11,

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.811,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res.. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.1006.

B + D

B + E

B + F

A.1/1.16

Zelfdrijfvoorzieningen voor reddingsvlotten; (hydrostatische openers)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/13,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res.. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res.. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.811,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.17

Reddingsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/21,

— Voorschrift III/31,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.1006.

B + D

B + F

G

A.1/1.18

Vaste hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/21,

— Voorschrift III/31,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, V,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.1006.

B + D

B + F

G

A.1/1.19

Hulpverleningsboten in opgeblazen toestand

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/21,

— Voorschrift III/31,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, V,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70),

— ISO 15372 (2000).

B + D

B + F

G

A.1/1.20

Snelle hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4.

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, V,

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.980,

— IMO MSC/Circ.1016,

— IMO MSC/Circ.1094.

— IMO Res. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.1006,

— ISO 15372 (2000).

B + D

B + F

G

A.1/1.21

Tewaterlatingsmiddelen waarbij gebruikgemaakt wordt van lopers (davits)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/23,

— Voorschrift III/33,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.22

Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrij opdrijven voor reddingsvlotten

Verplaatst naar A.2/1.3

A.1/1.23

Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrije val voor reddingsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/16,

— Voorschrift III/23,

— Voorschrift III/33,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.24

Tewaterlatingsmiddelen voor reddingsvlotten

(Davits)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/12,

— Voorschrift III/16,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.25

Tewaterlatingsmiddelen voor snelle hulpverleningsboten

(Davits)

— Voorschrift III/4.

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO MSC/Circ.809 met inbegrip van Add.1.

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.26

Loskoppelmechanisme voor

— Reddingsboten en hulpverleningsboten en

— Reddingsvlotten

met torenloper of -lopers te water gelaten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/16,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.27

Systemen voor evacuatie op zee

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/15,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + F

G

A.1/1.28

Hulpverleningsmiddelen

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70),

— IMO MSC/Circ.810.

B + D

B + F

A.1/1.29

Inschepingsladders

Verplaatst naar A.2/1.4

A.1/1.30

Retroflecterende materialen

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. A.658(16).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.31

VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot

Verplaatst naar A.1/5.17 en A.1/5.18

A.1/1.32

9 GHz SAR-transponder (SART)

Verplaatst naar A.1/4.18

A.1/1.33

Radarreflector voor reddingsboten en hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV, V,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.164(78),

— IMO MSC/Circ.980.

— EN ISO 8729 (1998).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.34

Kompas voor reddings- en hulpverleningsboten

Verplaatst naar A.1/4.23

A.1/1.35

Draagbare brandblusapparaten voor reddingsboten en hulpverleningsboten

Verplaatst naar A.1/3.38

A.1/1.36

Voortstuwingsmotor voor reddings-/ hulpverleningsboot

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) IV, V,

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.37

Voortstuwingsmotor-buitenboordmotor voor hulpverleningsboot

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, V.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.38

Zoeklichten voor gebruik in reddings- en hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV, V,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.39

Open omkeerbare reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, bijlage 10,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, bijlage 11,

— IMO MSC/Circ.980.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) bijlage 10,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) bijlage 11.

B + D

B + F

A.1/1.40

Loodsstoeltje

— Voorschrift V/23.

— Voorschrift V/23,

— IMO Res. A.889 (21),

— IMO MSC/Circ.773,

— IMO MSC/Circ.980.

— ISO 799 (2004).

B + D

B + E

B + F

A.1/1.41

(Nieuwe apparatuur)

Lieren voor reddingsvlotten en hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/16,

— Voorschrift III/17,

— Voorschrift III/23,

— Voorschrift III/24,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8.

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code),

— IMO Res. MSC.81(70).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/1.42

(Nieuwe apparatuur)

Loodsladder

— Voorschrift V/23,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift V/23

— IMO Res. A.889 (21)

— IMO MSC/Circ.528/rev.1.

— IMO Res. A.889(21).

B + D

B + E

B + F

G



2.  Voorkoming van verontreiniging van de zee

Nr.

Benaming

Voorschrift MARPOL 73/78 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Toepasselijke voorschriften van MARPOL 73/78 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/2.1

Oliefiltreersysteem (voor oliegehalte van de uitstromende vloeistof dat 15 p.p.m. niet overschrijdt)

— Bijlage 1, Voorschrift 16(4),

— Bijlage 1, Voorschrift 16(5),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.6,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.7.

— Bijlage 1, Voorschrift 16(1),

— Bijlage 1, Voorschrift 16(2),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.1,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.2,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.3,

— IMO Res. MEPC.60(33),

— IMO Res. MEPC.107(49).

B + D

B + E

B + F

A.1/2.2

Detectoren van het olie/water scheidingsvlak

— Bijlage 1, Voorschrift 15(3)(b),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 32.

— Bijlage 1, Voorschrift 15(3)(b),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 32.

— IMO Res. MEPC.5(XIII).

B + D

B + E

B + F

A.1/2.3

Oliegehaltemeters

— Bijlage 1, Voorschrift 16(5),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.7,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.7,

— Bijlage 1, Voorschrift 16(1) en (2),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 14.1 en 14.2.

— IMO Res. MEPC.60(33),

— IMO Res. MEPC.107(49).

B + D

B + E

B + F

A.1/2.4

Oliefiltreersystemen voor koppeling aan een bestaande olie/water afscheider (voor oliegehalte van de uitstromende vloeistof dat de 15 ppm niet overschrijdt)

Geschrapt

A.1/2.5

Bewakings- en regelsystemen voor olielozingen voor een olietanker

— Bijlage 1, Voorschrift 15(3)(a),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 31.2,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 31.3.

— Bijlage 1, Voorschrift 15(3),

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 31.2,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 31.3,

— Herziene Bijlage 1, Voorschrift 31.4.

— IMO Res. MEPC.107(49).

B + D

B + E

B + F

A.1/2.6

Afvoersystemen

— Bijlage IV, Voorschrift 9.

— Herziene Bijlage IV, Voorschrift 9.

— IMO Res. MEPC.2(VI).

B + D

B + E

B + F

A.1/2.7

Scheepsafvalverbranders

— Bijlage V1, Voorschrift 16(2)(a),

— Bijlage VI, Voorschrift 16.

— Bijlage V1, Voorschrift 16(2)(a),

— Bijlage VI, Voorschrift 16.

— IMO Res. MEPC.76(40).

B + D

B + E

B + F

G



3.  Brandbeveiligingsapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/3.1

Primaire dekbedekking

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift II-2/6,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift II-2/6,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. A.653(16),

— IMO Res. A.687(17),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.916,

— IMO MSC/Circ.1004.

B + D

A.1/3.2

Draagbare brandblusapparaten

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 4.

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift II-2/19,

— Voorschrift II-2/20,

— IMO Res. A.951 (23),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 4.

— EN 3-3 (1994),

— EN 3-6 (1995), met inbegrip van A.1 (1999),

— EN 3-7 (2004).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.3

Brandweeruitrusting: beschermende kleding (kleding voor brandbestrijding op korte afstand)

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN 469 (2006),

— EN 531 (1995),

— EN 531/A1 (1998),

— EN 1486 (1996).

— Of:

— ISO 15538 (2001).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.4

Brandweeruitrusting: laarzen

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN ISO 20344 (2004),

— EN ISO 20345 (2004).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.5

Brandweeruitrusting: handschoenen

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN 659 (2003),

— EN 60903 (2002) (uitsluitend voor geleidingsvermogen).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.6

Brandweeruitrusting: helm

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN 443 (1997).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.7

Ademhalingstoestel zijnde een onafhankelijk werkend persluchttoestel

Noot: Bij ongevallen waarbij gevaarlijke goederen zijn betrokken moet een persluchtmasker worden gebruikt.

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN 136 (1998),

— EN 137 (2007).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.8

Ademhalingsapparatuur met luchttoevoer voor gebruik met een rookhelm of rookmasker

Noot: Bij ongevallen waarbij gevaarlijke goederen zijn betrokken moet een persluchtmasker worden gebruikt.

— Voorschrift X/3.

Noot: Niet opgenomen in de nieuwe voorschriften van hoofdstuk II-2 Verordening (IMO Res. MSC.99 (73)) of in de FSS-Code (IMO Res. MSC.98 (73)).

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— EN 14593-1 (2005),

— EN 14593-2 (2005),

— EN 14594 (2005).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.9

Onderdelen voor sprinklersystemen voor verblijfsruimten, dienstruimten en controlestations, die gelijkwaardig zijn aan de in SOLAS 74, Voorschrift II-2/12, vermelde systemen (beperkt tot straalpijpen en hun prestatie).

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 8.

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 8.

— IMO Res. A.800(19).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.10

Straalpijpen voor vast aangebrachte sproei-installaties voor water onder druk in ruimten voor machines

Verplaatst naar A.2/3,11

A.1/3.11

Brandwerendheid van afscheidingen van klasse „A” en „B”

— afscheidingen van klasse „A”

— afscheidingen van klasse „B”

Klasse „A”

— Voorschrift II-2/3,2.

Klasse „B”

— Voorschrift II-2/3,4.

— Voorschrift II-2/9, en,

Klasse „A”

— Voorschrift II-2/3.2.

Klasse „B”

— Voorschrift II-2/3.4.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.12

Inrichtingen om vlamdoorslag naar de ladingtanks in tankers te voorkomen

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift II-2/16.

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift II-2/16,

— EN 12874 (2001),

— ISO 15364 (2000),

— IMO MSC/Circ.677

— IMO MSC/Circ.1009.

B + F

A.1/3.13

Niet brandbare materialen

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/5,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.14

Andere materialen dan staal voor buisleidingen die afscheidingen van klasse „A” of „B” doorboren

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

— IMO Res. A.754 (18),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.15

Andere materialen dan staal voor leidingen waardoor olie of brandstofolie wordt gevoerd

— buizen en fittingen,

— kleppen,

— soepele buisleidingen.

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/4,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7, 10

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.10.

— IMO Res. A.753 (18),

— ISO 15540 (1999),

— ISO 15541 (1999).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.16

Branddeuren

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.17

Onderdelen voor bedieningssysteem voor branddeuren

Noot: Het gebruik van de term „onderdelen van een... systeem” in kolom 2 kan betekenen dat een afzonderlijk onderdeel, een groep onderdelen of het volledige systeem moet worden beproefd om vast te stellen of aan de internationale voorschriften is voldaan.

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/9,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.18

Bekledingsmaterialen en vloerbedekkingen met laag vlamspreidend vermogen

— decoratieve fineerlagen

— verfsystemen

— vloerbedekkingen

— isolerende bekleding van buisleidingen,

— lijm die wordt gebruikt bij de constructie van afscheidingen van klasse „B” en „C”

— brandbare leidingdoorvoeren

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/5,

— Voorschrift II-2/6,

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/5,

— Voorschrift II-2/6,

— Voorschrift II-2/9,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.916,

— IMO MSC/Circ.1004,

— IMO MSC/Circ.1036,

— IMO MSC/Circ.1120,

— ISO 1716 (2002).

Noot: Indien het oppervlaktemateriaal een bepaalde maximum calorische waarde moet hebben, wordt deze gemeten volgens ISO 1716.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.19

Draperieën, gordijnen en andere hangende materialen en wandbekleding van textiel

(De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen).

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/9,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.20

Bekleed meubilair

(De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen).

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/5,

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/5,

— Voorschrift II-2/9,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.21

Matrassen en beddengoed

(De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen).

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/9,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/3,

— Voorschrift II-2/9,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.22

Brandkleppen

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.23

Niet-brandbare, afscheidingen van klasse „A” doorborende leidingen

Verplaatst naar A.1/ 3.26

A.1/3.24

Doorvoeren van elektrische kabels door afscheidingen van klasse „A”

Verplaatst naar A.1/3.26

A.1/3.25

Brandbestendige ramen en patrijspoorten van klasse „A” en „B”

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9,

— IMO MSC/Circ.847,

— IMO MSC/Circ.1120.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1004,

— IMO MSC/Circ.1036.

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.26

Doorvoeren door afscheidingen van klasse „A”

— elektriciteitskabels

— buizen, leidingen, hoofdleidingen, enz.

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.27

Doorvoeren door afscheidingen van klasse „B”

— elektriciteitskabels

— buizen, leidingen, hoofdleidingen, enz.

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO MSC/Circ.1120.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.28

Sprinklersystemen (beperkt tot de sprinklerkoppen)

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 8.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 8.

— ISO 6182-1 (2004).

— Of:

— EN 12259-1 (1999).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.29

Brandslangen

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— EN 14540 (2004).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.30

Draagbare zuurstofmeet- en gasdetectieapparatuur

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift VI/3.

— Voorschrift II-2/4,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 15.

— EN 60945 (2002),

— IEC 60092-504 (2001),

— IEC 60533 (1999),

en, indien van toepassing:

a)  Categorie 1: (veilig gebied):

— EN 50104 (2002) met inbegrip van AMD 2004 Zuurstof,

— EN 61779-1 (2000),

— EN 61779-4 (2000).

b)  Categorie 2: (gasontploffingsgevaar)

— EN 50104 (2002) met inbegrip van AMD 2004 Zuurstof,

— EN 61779-1 (2000),

— EN 61779-4 (2000),

— IEC 60079-0 (2004),

— IEC 60079-1 (2003),

— IEC 60079-10 (2002),

— IEC 60079-11 (2006),

— IEC 60079-15 (2005),

— IEC 60079-26 (2006).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.31

Straalpijpen voor vaste sprinklersystemen, voor hogesnelheidsvaartuigen (HSC)

— Voorschrift X/3.

— IMO MSC/Circ.912,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.44(65).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.32

Vuurbeperkende materialen (met uitzondering van meubilair) voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.33

Vuurbeperkende materialen voor meubilair voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.34

Vuurbestendige afscheidingen voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.35

Branddeuren op hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. A.754 (18),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.36

Brandkleppen op hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. A.754 (18),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.37

Doorvoeren door vuurbestendige afscheidingen op hogesnelheidsvaartuigen

— elektriciteitskabels

— buizen, leidingen, hoofdleidingen, enz.

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO Res. A.754 (18),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.38

Draagbare brandblusapparaten voor reddingsboten en hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. A.951(23),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV, V,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8.

— EN 3-3 (1994),

— EN 3-6 (1995),

— EN 3-6 A1 (1999),

— EN 3-7 (2004).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.39

Straalpijpen voor equivalente brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor machinekamers van categorie A en ladingpompkamers

— Voorschrift II-2/10.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 7.

— IMO MSC/Circ.1165.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.40

In de vloer aangebrachte verlichtingssystemen (uitsluitend onderdelen)

— Voorschrift II-2/13,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 11.

— Voorschrift II-2/13,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 11.

— IMO Res. A.752(18).

— Of:

— ISO 15370 (2001).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.41

Ademhalingstoestellen voor noodevacuatie (EEBD)

— Voorschrift II-2/13.

— Voorschrift II-2/13.3.4,

— Voorschrift II-2/13.4.3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3,

— IMO MSC/Circ.849.

— EN 402 (2003),

— EN 1146 (2005),

— EN 13794 (2002).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.42

Onderdelen voor systemen met inert gas als blusmiddel

— Voorschrift II-2/4.

— Voorschrift II-2/4,

— IMO Res. A.567 (14),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 15,

— IMO MSC/Circ.847 Corr.1.

— IMO MSC/Circ.1120.

— IMO MSC/Circ.353,

— IMO MSC/Circ.450 Rev.1,

— IMO MSC/Circ.485.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.43

Straalpijpen voor brandblusinstallaties (automatisch of manueel bediend) voor frituurtoestellen

— Voorschrift II-2/1,

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/1.2.2.3,

— Voorschrift II-2/10.6.4,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— ISO 15371 (2000).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.44

Brandweeruitrusting -reddingslijn

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.45

Onderdelen voor equivalente vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel (blusmiddel, kleppen en straalpijpen) voor machinekamers en ladingpompkamers

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 5.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 5,

— IMO MSC/Circ.848.

— IMO MSC/Circ.848.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.46

Equivalente vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel voor machinekamers (aerosolsystemen)

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 5,

— IMO MSC/Circ.1007.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 5,

— IMO MSC/Circ.1007.

— IMO MSC/Circ.1007.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.47

Concentraat voor vast aangebrachte schuimblusinstallaties met hoge expansie voor machinekamers en ladingpompkamers

Noot: Vast aangebrachte schuimblusinstallaties met hoge expansie voor machinekamers en ladingpompkamers dienen nog steeds tot tevredenheid van de administratie te worden getest met het goedgekeurde concentraat.

— Voorschrift II-2/10.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 6.

— IMO MSC/Circ.670.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/3.48

Vast aangebrachte brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor lokale toepassing in machinekamers van categorie „A”

(Tests van straalpijpen en prestatie)

— Voorschrift II-2/1,

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/1,

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— IMO MSC/Circ.913.

B + D

B + E

B + F

A.1/3.49

Straalpijpen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met watersproeisysteem onder druk in ruimten van bijzondere aard, ro-ro-vrachtruimten, ro-ro-ruimten en voertuigdekken

Verplaatst naar A.2/3,2

A.1/3.50

Beschermende kleding die bestand is tegen werking van chemische stoffen

Verplaatst naar A.2/3,9

A.1/3.51

Ex A.2/3.5

Ex A.2/3.6

Ex A.2/3.7

Ex A.2/3.16

Ex A.2/3.17

Onderdelen voor vast aangebrachte branddetectie- en brandalarminstallaties in controlestations, dienstruimten, verblijfsruimten, bemande en onbemande machinekamers

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 9.

— Voorschrift II-2/7.2.2, -Voorschrift II-2/7.4

— Voorschrift II2/7.4.1,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 9.

Brandmeldcentrales. Elektrische installaties in schepen:

— EN 54-2 (1997), met inbegrip van A.1 (1999) en A1(2006),

Energievoorziening:

— EN 54-4 (1997), met inbegrip van A.1 (1999), A1(2002) en A2(2006),

Thermische melders - Puntmelders

— EN 54-5 (2000), met inbegrip van A.1 (2002),

Rookmelders – Puntmelders werkend volgens het strooilicht-, verduisterings- of ionisatieprincipe

— EN 54-7 (2000), met inbegrip van A.1 (2002) en A2(2006),

Vlamdetectoren - Puntmelders

— EN 54-10 (2002), met inbegrip van A.1 (2005),

Handbrandmelders:

— EN 54-11 (2001), met inbegrip van A.1 (2005),

En, in voorkomend geval, elektrische en elektronische installaties in schepen:

— IEC 60092-504 (2001),

— IEC 60533 (1999).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.52

Ex A.2/3.1

Niet-draagbare en draagbare brandblussers

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 4.

— Voorschrift II-2/4,

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 4.

— EN 1866 (1998).

— Of:

— ISO 11601 (1999).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.53

Ex A.2/3.18

Alarmapparatuur

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 9.

— Voorschrift II-2/7,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 9.

Akoestische signaalgevers

— EN 54-3 (2001), met inbegrip van A.1 (2002) en A2(2006),

— IEC 60092-504 (2001)

— IEC 60533 (1999).

B + D

B + E

B + F

A.1/3.54

(Nieuwe apparatuur)

Vaste zuurstofmeet- en gasdetectieapparatuur

— Voorschrift VI/3.

— Voorschrift II-2/4,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 15.

— EN 60945 (2002),

— IEC 60092-504 (2001),

— IEC 60533 (1999),

en, indien van toepassing:

a)  Categorie 4: (veilig gebied)

— EN 50104 (2002), met inbegrip van AMD 2004 Zuurstof,

— EN 61779-1 (2000),

— EN 61779-4 (2000).

b)  Categorie 3: (gasontploffingsgevaar)

— EN 50104 (2002), met inbegrip van AMD 2004 Zuurstof,

— EN 61779-11 (2000).

B + D

B + E

B + F



4.  Navigatieapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/4.1

Magnetisch kompas

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.382(X),

— IMO Res. A.694(17).

— EN ISO 449 (1999),

— EN ISO 694 (2001),

— ISO 1069 (1973),

— ISO 2269 (1992),

— EN 60945 (2002).

— Of:

— ISO 449 (1997),

— ISO 694 (2000),

— ISO 1069 (1973),

— ISO 2269 (1992),

— IEC 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.2

Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (magnetische methode)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift V/19,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.116(73).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks;

— ISO 22090-2 (2004), met inbegrip van Corrigendum 2005.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

— ISO 22090-2 (2004), met inbegrip van Corrigendum 2005.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.3

Gyrokompas

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.424(XI),

— IMO Res. A.694(17).

— EN ISO 8728 (1998),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 8728 (1997),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.4

Radarapparatuur

Verplaatst naar A.1/4.34, A.1/4.35 en A.1/4.36

A.1/4.5

Automatische radarplotapparatuur (ARPA)

Verplaatst naar A.1/4.34

A.1/4.6

Echoloodapparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.224(VII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN ISO 9875 (2001),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 9875 (2000),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.7

Snelheids- en afstandsmeetapparatuur (SDME)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.824 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002),

— EN 61023 (1999),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61023 (1999),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.8

Roerstand-, rpm-, spoedindicator

Verplaatst naar A.1/4.20, A.1/4.21 en A.1/4.22

A.1/4.9

Bochtaanwijzer

Verplaatst naar A.2/4,26

A.1/4.10

Radiorichtingzoeker

Geschrapt

A.1/4.11

Loran-C-apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.818 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002),

— EN 61075 (1993),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61075 (1991),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.12

Chayka-apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.818 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002),

— EN 61075 (1993),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61075 (1991),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.13

Decca navigatieapparatuur

Geschrapt

A.1/4.14

GPS-apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.818(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO Res. MSC.112(73).

— EN 60945 (2002),

— EN 61108-1 (2003),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61108-1 (2003),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.15

GLONASS-apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.113(73).

— EN 60945 (2002),

— EN 61108-2 (1998),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61108-2 (1998),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.16

Koersautomaat (Heading Control System — HCS) (voorheen automatische piloot)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.342(IX),

— IMO Res. A.694(17).

— EN ISO 11674 (2001),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 11674 (2000),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.17

Loodsstoeltje

Verplaatst naar A. 1/1.40

A.1/4.18

9 GHz SAR-transponder (SART)

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift III/6,

— Voorschrift IV/7,

— IMO Res. A.530(13),

— IMO Res. A.802(19),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, 14

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, 14,

— ITU-R M.628-3 (11/93).

— EN 60945 (2002),

— EN 61097-1 (1993).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61097-1 (1992).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.19

Radarapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.37

A.1/4.20

Roerstandindicator

Verplaatst naar A.2/4,27

A.1/4.21

Rpm-indicator (schroef)

Verplaatst naar A.2/4,28

A.1/4.22

Spoedindicator

Verplaatst naar A.2/4,29

A.1/4.23

Kompas voor reddings- en hulpverleningsboten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) IV, V,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, 13

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, 13.

— EN ISO 613 (2001)

— ISO 10316 (1990).

— Of:

— ISO 613 (2000),

— ISO 10316 (1990).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.24

Automatische radarplotapparatuur (ARPA) voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.37

A.1/4.25

Automatisch volgsysteem (ATA)

Verplaatst naar A.1/4.35

A.1/4.26

Automatisch volgsysteem (ATA) voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.38

A.1/4.27

Elektronische plotapparatuur (EPA)

Verplaatst naar A.1/4.45

A.1/4.28

Geïntegreerde brug

Verplaatst naar A.2/4,30

A.1/4.29

Reisgegevensrecorder (Voyage Data Recorder — VDR)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift V/20,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/20,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.861(20),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— EN 61996 (2001).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 61996 (2000).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.30

Elektronisch kaartsysteem (Electronic Chart Display and Information System — ECDIS) met backup, en rasterkaartsysteem (Raster Chart Display System — RCDS)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.817 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

[ECDIS back-up en RCDS zijn alleen van toepassing als deze functies in de ECDIS zijn opgenomen. Op het certificaat van module B is aangegeven of deze opties zijn getest].

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— EN 61174 (2001-12).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 61174 (2001-10).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.31

Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.821(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— ISO 16328 (2001),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 16328 (2001),

— IEC 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.32

AIS-apparatuur (Automatic Identification System)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.74(69),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— ITU-R M. 1371-1(10/00).

Noot: ITU-R M. 1371-1(10/00) Bijlage 3 is alleen van toepassing overeenkomstig de voorschriften van IMO Res.MSC.74(69).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— EN 61993-2 (2001).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 61993-2 (2001).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.33

Routeautomaat

(werkt wanneer het schip een snelheid van minimale manoeuvreersnelheid tot 30 knopen heeft)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.74(69).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— EN 62065 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 62065 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.34

Radarinstallatie met automatische radarplotapparatuur (ARPA)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19.

— IMO Res. A.278(VIII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.823(19),

— IMO Res. MSC.64(67),

— ITU-R M. 628-3(11/93),

— ITU-R M. 1177-3(06/03).

— EN 60872-1 (1998),

— EN 60936-1 (2000),

— EN 60936-1 A1 (2002),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60872-1 (1998),

— IEC 60936-1 Ed.1.1 (2002),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.35

Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.278(VIII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.64(67),

— ITU-R M. 628-3(11/93),

— ITU-R M. 1177-3(06/03).

— EN 60872-2 (1999),

— EN 60936-1 (2000),

— EN 60936-1 A1 (2002),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60872-2 (1998),

— IEC 60936-1 Ed.1.1 (2002),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.36

Radarinstallatie met elektronische plotapparatuur (EPA)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.278(VIII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.64(67),

— ITU-R M. 628-3(11/93),

— ITU-R M. 1177-3(06/03).

— EN 60872-3 (2001),

— EN 60936-1 (2000),

— EN 60936-1 A1 (2002),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— Of:

— IEC 60872-3 (2000),

— IEC 60936-1 Ed.1.1 (2002),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.37

Radarinstallatie met automatische radarplotapparatuur (ARPA) voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.278(VIII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.820(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.64(67),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— ITU-R M. 628-3(11/93),

— ITU-R M. 1177-3(06/03).

— EN 60872-1 (1998),

— EN 60936-2 (1999),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60872-1 (1998),

— IEC 60936-2 (1998),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.38

Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA) voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.278(VIII),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.820(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.64(67),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— ITU-R M. 628-3(11/93),

— ITU-R M. 1177-3(06/03).

— EN 60872-2 (1999),

— EN 60936-2 (1999),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60872-2 (1998),

— IEC 60936-2 (1998),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.39

Radarreflector

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.164(78).

— EN ISO 8729 (1998),

— EN 60945 (2002),

— Of:

— ISO 8729 (1997),

— IEC 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.40

Ex A.2/4.2

Koersautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen, (Heading Control System, voorheen auto-pilot)

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.822(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— ISO 16329 (2003),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 16329 (2003),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.41

Ex A.2/4.3

Zendend koersinstrument (Transmitting Heading Device — THD) (GNSS-methode)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.116(73).

— ISO 22090-3 (2004),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 22090-3 (2004),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.42

Ex A.2/4.5

Zoeklicht voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— ISO 17884 (2004),

— EN 60945 (2002).

— Of:

— ISO 17884 (2004),

— IEC 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.43

Ex A.2/4.6

Nachtzichtapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.94(72),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— ISO 16273 (2003),

— EN 60945 (2002).

— Of:

— ISO 16273 (2003),

— IEC 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.44

Ex A.2/4.12

Differentiëlebakenontvanger

DGPS,

DGLONASS

Apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.114(73).

— EN 60945 (2002),

— EN 61108-1 (2003),

— EN 61108-2 (1998),

— IEC 61108-4 (2004),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61108-1 (2002),

— IEC 61108-2 (1998),

— IEC 61108-4 (2004),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.45

Ex A.2/4.21

Kaartfuncties voor scheepsradar

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.817 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.64(67),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60936-3 (2002),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60936-3 (2002),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/4.46

Ex A.2/4.22

Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (gyroscoopmethode)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.116(73).

— ISO 22090-1 (2002),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— ISO 22090-1 (2002),

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1./4.47

(Nieuwe apparatuur)

Vereenvoudigde reisgegevensrecorder (S-VDR)

— Voorschrift V/20.

— Voorschrift V/20,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.163(78).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— IEC 61996-2 (2006).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 61996-2 (2006).

B + D

B + E

B + F

G



5.  Radiocommunicatieapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/5.1

VHF-radio-installatie waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC en radio-telefonie mogelijk zijn

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.385(X),

— IMO Res. A.524(13),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.803 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.489-2 (10/95),

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97),

— ITU-R M.689-2 (11/93).

— ETSI ETS 300 162-1 V1.4.1 (2005-05),

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI EN 300.828 V1.1.1 (1998-03),

— ETSI EN 301.925 V1.1.1 (2002-09),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-7 (1996),

— EN 61162 reeks.

— IMO MSC/Circ.862.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.2

VHF DSC-luisterwachtontvanger

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.803 (19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.489-2 (10/95),

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97).

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI EN 300.828 V1.1.1 (1998-03),

— ETSI EN 301033 V1.2.1 (2005-05),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-8 (1998).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.3

NAVTEX-ontvanger

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.148(77),

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.540-2 (06/90),

— ITU-R M.625-3 (10/95).

— ETSI EN 300 065-1 V1.1.3 (2005-5),

— ETSI EN 301011 V1.1.1 (1998-09),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-6 (2005-12).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.4

EGC-ontvanger

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.570(14),

— IMO Res. A.664(16),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32.

— ETSI ETS 300.460 Ed.1 (1996-05),

— ETSI ETS 300 460/ A1 (1997-11),

— ETSI EN 300829 V1.1.1 (1998-03),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-4 (1994).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.5

HF-maritieme veiligheidsinformatie (MSI) apparatuur (HF NBDP-ontvanger)

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.699(17),

— IMO Res. A.700(17),

— IMO Res. A.806(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.491-1 (07/86),

— ITU-R M.492-6 (10/95),

— ITU-R M.540-2 (06/90),

— ITU-R M.625-3 (10/95),

— ITU-R M.688 (06/90).

— ETSI ETS 300067 Ed.1 (1990-11),

— ETSI ETS 300 067/ A1 Ed.1 (1993-10),

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.6

406 MHz EPIRB (COSPAS-SARSAT)

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.662(16),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.696(17),

— IMO Res. A.810(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.633-2 (05/00),

— ITU-R M.690-1 (10/95).

— ETSI EN 300066 V 1.3.1 (2001-01),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-2 (2002),

— IMO MSC/Circ.862.

Noot: IMO MSC/Circ. 862 is alleen van toepassing op het optionele remote activation device (apparaat voor activering op afstand), niet op het noodradiobaken (EPIRB) zelf.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.7

L-band EPIRB-noodradiobaken (INMARSAT)

Verplaatst naar A.2/5.6

A.1/5.8

2 182 kHz luisterwachtontvanger

Geschrapt

A.1/5.9

Tweetonige alarmsignaalzender

Geschrapt

A.1/5.10

MF-radio-installatie waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC en radio-telefonie mogelijk zijn

Noot: in overeenstemming met de besluiten van de IMO en de ITU zijn de eisen voor tweetonige alarmsignaalzenders en H3E-transmissie niet meer opgenomen in de beproevingsnormen

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/9,

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.804(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97).

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI ETS 300 373-1 V1.2.1 (2002-10),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-9 (1997),

— EN 61162 reeks.

— IMO MSC/Circ.862.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.11

MF DSC-luisterwachtontvanger

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/9,

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.804(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97),

— ITU-R M.1173 (10/95).

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI EN 301033 V1.2.1 (2005-05),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-8 (1998).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.12

Inmarsat-B scheepssatellietstation

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.570(14),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.808(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32.

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-10 (1999),

— IMO MSC/Circ. 862.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.13

Inmarsat-C scheepssatellietstation

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.570(14),

— IMO Res. A.664 (16), (alleen van toepassing als de Inmarsat C SES EGC-functies omvat),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.807(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32.

— ETSI ETS 300.460 Ed.1 (1996-05),

— ETSI ETS 300 460/ A1 (1997-11),

— ETSI EN 300829 V1.1.1 (1998-03),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-4 (1994),

— EN 61162 reeks.

— IMO MSC/Circ.862.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.14

MF/HF-radio waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC, NBDP en radiotelefonie mogelijk zijn

Noot: In overeenstemming met de besluiten van de IMO en de ITU zijn de eisen voor tweetonige alarmsignaalzenders en A3H-transmissie niet meer opgenomen in de beproevingsnormen.

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.806(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.476-5 (10/95),

— ITU-R M.491-1 (07/86),

— ITU-R M.492-6 (10/95),

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97),

— ITU-R M.625-3 (10/95),

— ITU-R M.1173 (10/95).

— ETSI ETS 300067 Ed.1 (1990-11),

— ETSI ETS 300 067/ A1 Ed.1 (1993-10),

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI ETS 300 373-1 V1.2.1 (2002-10),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-9 (1997),

— EN 61162 reeks.

— IMO MSC/Circ.862.

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.15

MF/HF DSC luisterwachtontvanger

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.806(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.493-10 (05/00),

— ITU-R M.541-8 (10/97).

— ETSI EN 300338 V1.2.1 (1999-04),

— ETSI EN 301033 V1.2.1 (2005-05),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-3 (1994),

— IEC 61097-8 (1998).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.16

VHF radiotelefonietoestel voor de aeronautische frequenties

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.80(70),

— IMO COMSAR Circ.32,

— ICAO-Conventie, Bijlage 10, Radiovoorschriften.

— ETSI EN 301688 V1.1.1 (2000-07),

— EN 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.17

Draagbaar VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift III/6,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, 14

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, 14,

— IMO Res. MSC.149(77),

— ITU-R M.489-2 (10/95),

— ITU-R M.542.1 (07/82).

— ETSI EN 300225 V1.4.1 (2004-12),

— EN 300828 V1.1.1 (1998-03),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-12 (1996).

B + D

B + E

B + F

G

A.1/5.18

Vast VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift III/6,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.809(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8, 14

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8, 14,

— ITU-R M.489-2 (10/95).

— ETSI EN 301466 V1.1.1 (2000-11),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-12 (1996).

B + D

B + E

B + F

G

A1/5.19

Ex A.2/5.3

Inmarsat-F scheepssatellietstation

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/10,

— IMO Res. A.570(14),

— IMO Res. A.808(19),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32.

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-13 (2003),

— IMO MSC/Circ.862.

B + D

B + E

B + F

G



6.  Krachtens COLREG 72 vereiste apparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift COLREG 72 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van COLREG en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.1/6.1

Ex A.2/6.1

Navigatielichten

— COLREG Bijlage I/14.

— Annex I/14,

— IMO Res. A.694(17).

— EN 14744 (2005),

— EN 60945 (2002).

B + D

B + E

B + F

G




BIJLAGE A.2

UITRUSTING WAARVOOR IN INTERNATIONALE INSTRUMENTEN GEEN GEDETAILLEERDE BEPROEVINGSNORMEN BESTAAN



1.  Persoonlijke reddingsmiddelen

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/1.1

Radarreflector voor reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift III/34,

— Voorschrift X/3.

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code).

 
 

A.2/1.2

Overlevingspakken

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift III/34.

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code).

 
 

A.2/1.3

Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrij opdrijven voor reddingsvlotten

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift III/34.

— Voorschrift III/13,

— Voorschrift III/16,

— Voorschrift III/26,

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 8,

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code) I, IV, VI,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 8,

— IMO MSC/Circ.980.

 
 

A.2/1.4

Inschepingsladders

— Voorschrift III/4,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift III/34,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— ISO 799 (1980).

 

A.2/1.5

Ex A.2/1.3

Omroepinstallatie en algemene-alarminstallatie

(bij gebruik als brandalarm is punt A.1/3.53 van toepassing)

— Voorschrift III/6.

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.48(66)-(LSA Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO MSC/Circ.808.

 
 



2.  Voorkoming van verontreiniging van de zee

Nr.

Benaming

Voorschrift MARPOL 73/78 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Toepasselijke voorschriften van MARPOL 73/78 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/2.1

Boordsystemen voor NOx-bewaking en -registratie

— Bijlage VI, Voorschrift 13,

— NOx Technische code.

— Bijlage VI, Voorschrift 13,

— NOx Technische code.

 
 

A.2/2.2

Boordsystemen voor de reiniging van uitlaatgassen

— Bijlage VI Voorschrift. 13.3 (b) (i),

— Bijlage VI Voorschrift. 14.4 (b).

— Bijlage VI Voorschrift. 13.3 (b) (i),

— Bijlage VI Voorschrift. 14.4 (b).

— IMO Res. MEPC.130(55).

 

A.2/2.3

Equivalente systemen voor NOx-emissiereductie aan boord

— Bijlage VI Voorschrift. 13.3 (b) (ii),

— Bijlage VI Voorschrift. 13.3 (b) (ii),

 
 

A.2/2.4

Andere technologische middelen voor SOx-emissiebeperking

— Bijlage VI Voorschrift. 14.4 (c).

— Bijlage VI Voorschrift. 14.4 (c).

 
 

A.2/2.5

Beheersystemen voor ballastwater

 
 

— IMO Res. MEPC.125(53),

— IMO Res. MEPC.126(53).

 



3.  Brandbeveiligingsapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/3.1

Niet-draagbare en draagbare brandblussers

Verplaatst naar A.1/3.52

A.2/3.2

Straalpijpen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met watersproeisysteem onder druk in ruimten van bijzondere aard, ro-ro-vrachtruimten, ro-ro-ruimten en voertuigdekken

— Voorschrift II-2/19,

— Voorschrift II-2/20,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 7.

— Voorschrift II-2/19,

— Voorschrift II-2/20,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 7.

— IMO Res. A.123(V),

— IMO MSC/Circ.914.

 

A.2/3.3

Startinrichtingen voor het starten van generatoraggregaten bij koud weer

— Voorschrift II-1/44,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-1/44,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

 
 

A.2/3.4

Straalpijpen waarmee kan worden gesproeid of gespoten

(spray/jet)

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

 
 

A.2/3.5

Onderdelen voor vast aangebrachte branddetectie- en brandalarminstallaties in controlestations, dienstruimten, verblijfsruimten, bemande en onbemande machinekamers

Verplaatst naar A.1/3.51

A.2/3.6

Rookdetectoren

Verplaatst naar A.1/3.51

A.2/3.7

Warmtedetectoren

Verplaatst naar A.1/4.51

A.2/3.8

Elektrische veiligheidslamp

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— IEC Publicatie 79.

 

A.2/3.9

Ex A.1/3.50

Beschermende kleding die bestand is tegen werking van chemische stoffen

— Voorschrift II-2/19.

— Voorschrift II-2/19,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7.

— EN 943-1 (2002),

— EN 943-1 (2002)/AC (2005),

— EN 943-2 (2002),

— EN ISO 6529 (2003),

— EN ISO 6530 (2005),

— EN 14605 (2005),

— IMO MSC/Circ.1120.

 

A.2/3.10

In de vloer aangebrachte verlichting

Verplaatst naar A.1/3.40

A.2/3.11

Straalpijpen voor vast aangebrachte sproei-installaties voor water onder druk in ruimten voor machines

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code)

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

 
 

A.2/3.12

Equivalente vast aangebrachte op gas gebaseerde brandblusinstallaties in voor machines bestemde ruimten of ladingpompkamers

Verplaatst naar A.1/3.45

A.2/3.13

Ademhalingsapparatuur met luchttoevoer via een luchtslang

(Hogesnelheidsvaartuig)

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 7,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code) 3.

— EN 14593-1 (2005),

— EN 14593-2 (2005).

 

A.2/3.14

Brandslangen (op haspel)

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN 671-1 (1994) + AC (1995).

 

A.2/3.15

Onderdelen voor rookdetectiesystemen met monsterextractie

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift II-2/19,

— Voorschrift II-2/20,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— Voorschrift II-2/7,

— Voorschrift II-2/19,

— Voorschrift II-2/20,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

 
 

A.2/3.16

Vlamdetectoren

Verplaatst naar A.1/3.51

A.2/3.17

Handbrandmelders

Verplaatst naar A.1/3.51

A.2/3.18

Alarmapparatuur

Verplaatst naar A.1/3.53

A.2/3.19

Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor lokale toepassing in machinekamers van categorie „A”

Verplaatst naar A.1/3.48

A.2/3.20

Bekleed meubilair

Verplaatst naar A.1/3.20

A.2/3.21

Onderdelen voor brandblusinstallaties voor opslagkasten met verf en ontvlambare vloeistoffen

— Voorschrift II-2/10.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— IMO MSC/Circ.847.

 

A.2/3.22

Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties voor kombuisafvoerkokers

— Voorschrift II-2/9.

— Voorschrift II-2/9.

 
 

A.2/3.23

Onderdelen voor brandblusinstallaties voor helikopterdekken

— Voorschrift II-2/18.

— Voorschrift II-2/18.

 
 

A.2/3.24

Draagbare schuimblussers

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift II-2/20,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift II-2/20,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

 
 

A.2/3.25

Afscheidingen van klasse C

— Voorschrift II-2/3.

— Voorschrift II-2/3.

— IMO Res. A.653(16),

— IMO Res. A.799(19),

— IMO Res. MSC.61(67)-(FTP Code),

— ISO 1716 (1973).

 

A.2/3.26

Vloeibaargasinstallaties voor huishoudelijk gebruik (onderdelen)

— Voorschrift II-2/4.

— Voorschrift II-2/4.

 
 

A.2/3.27

Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel (CO2).

— Voorschrift II-2/5,

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift X/3.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— pr EN 12094 Delen 1-20.

 

A.2/3.28

Onderdelen voor schuimblusinstallaties met gemiddelde expansie - vast dekschuimsysteem op tankschepen

— Voorschrift II-2/10.

— Voorschrift II-2/10.8.1,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— IMO MSC/Circ.798.

 

A.2/3.29

Onderdelen voor vast aangebrachte schuimblusinstallaties met lage expansie voor machinekamers en voor dekbeveiliging op tankschepen.

— Voorschrift II-2/10.

— Voorschrift II-2/10,

— IMO Res. MSC.98(73)-(FSS Code).

— IMO MSC/Circ.582 en Corrigendum 1.

 

A.2/3.30

Geëxpandeerd schuim voor vast aangebrachte brandblusinstallaties op chemicaliëntankers

— IMO Res. MSC.4(48)-(IBC Code).

— IMO Res. MSC.4(48)-(IBC Code).

— IMO MSC/Circ.553,

— IMO MSC/Circ.582,

— IMO MSC/Circ.799.

 

A2/3.31

Handbediende sproei-installaties

— Voorschrift II-2/10,

— Voorschrift II-2/10,

A800(19).

 
 



4.  Navigatieapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/4.1

Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.31

A.2/4.2

Koersautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen, (Heading Control System, voorheen auto-pilot)

Verplaatst naar A.1/4.40

A.2/4.3

Zendend koersinstrument (Transmitting Heading Device — THD) (GNSS-methode)

Verplaatst naar A.1/4.41

A.2/4.4

Dagseinlamp

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.95(72),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.5

Zoeklicht voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.42

A.2/4.6

Nachtzichtapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.43

A.2/4.7

Routeautomaat

Verplaatst naar A.1/4.33

A.2/4.8

Elektronische kaart - Electronic Chart Display and Information System (ECDIS).

Verplaatst naar A.1/4.30

A.2/4.9

Elektronische kaart - Electronic Chart Display and Information System (ECDIS), backup

Verplaatst naar A.1/4.30

A.2/4.10

Rasterkaart - Raster Chart Display System (RCDS)

Verplaatst naar A.1/4.30

A.2/4.11

Geïntegreerde GPS/GLONASS-apparatuur

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.74(69),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002).

— IEC 61162 reeks.

 

A.2/4.12

DGPS, DGLONASS-apparatuur

Verplaatst naar A.1/4.44

A.2/4.13

Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen

Verplaatst naar A.1/4.31

A.2/4.14

Reisgegevensrecorder (Voyage Data Recorder — VDR)

Verplaatst naar A.1/4.29

A.2/4.15

Geïntegreerd navigatiesysteem

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.86(70).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— IEC 61924 (2006)

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

— IEC 61924 (2006).

 

A.2/4.16

Geïntegreerde brug

Verplaatst naar A.1/4.28

A.2/4.17

Radardoelversterker

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— IMO Res. A.694(17),

— ITU-R M 1176 (10/95).

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.18

Ontvanger voor geluidssignalen

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.86(70),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

 

A.2/4.19

Magnetisch kompas voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— IMO Res. A.382(X),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN ISO 449 (1999),

— EN ISO 694 (2001),

— ISO 1069 (1973),

— ISO 2269 (1992),

— EN 60945 (2002).

— Of:

— ISO 449 (1997),

— ISO 694 (2000),

— ISO 1069 (1973),

— ISO 2269 (1992),

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.20

Routeautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

 

A.2/4.21

Kaartfuncties voor scheepsradar

Verplaatst naar A.1/4.45

A.2/4.22

Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (gyroscoopmethode)

Verplaatst naar A.1/4.46

A.2/4.23

Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (magnetische methode)

Verplaatst naar A.1/4.2

A.2/4.24

Stuwkrachtindicator

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

 
 

A.2/4.25

Indicator voor laterale stuwkracht, spoed en modus

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

 
 

A.2/4.26

Ex A.1/4.9

Bochtaanwijzer

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.526(13),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks.

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks.

 

A.2/4.27

Ex A.1/4.20

Roerstandindicator

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.28

Ex A.1/4.21

Rpm-indicator (schroef)

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17).

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.29

Ex A.1/4.22

Spoedindicator

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17).

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/4.30

Ex A.1/4.28

Geïntegreerde brug

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 13,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 13.

— Voorschrift V/19,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 15,

— IMO Res. MSC.64(67),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 15.

— EN 60945 (2002),

— EN 61162 reeks,

— EN 61209 (1999).

— Of:

— IEC 60945 (2002),

— IEC 61162 reeks,

— IEC 61209 (1999).

 

A.2/4.31

(Nieuwe apparatuur)

Steun

— Voorschrift V/18.

— Voorschrift V/19.

— EN 60945 (2002).

 

A.2/4.32

(Nieuwe apparatuur)

Bridge Navigational Watch Alarm System (BNWAS)

 

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.128(75),

— IMO MSC/Circ.982.

 
 

A.2/4.33

(Nieuwe apparatuur)

Routeautomaat

(werkt wanneer het schip een snelheid van 30 knopen of meer heeft)

— Voorschrift V/18,

— Voorschrift X/3.

 

— EN 60945 (2002).

 



5.  Radiocommunicatieapparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/5.1

VHF-noodradiobaken (EPIRB)

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift IV/8,

— IMO Res. A.662(16),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.805(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— ITU-R M.489-2 (10/95),

— ITU-R M.693 (06/90).

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/5.2

Reserve-energiebron voor de radio

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift IV/13,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO COMSAR Circ.16,

— IMO COMSAR Circ.32.

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/5.3

Inmarsat-F scheepssatellietstation

Verplaatst naar A.1/5.19.

A.2/5.4

Noodpaneel

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift IV/6,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO MSC/Circ. 862,

— IMO COMSAR Circ.32.

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/5.5

Ontvangstpaneel voor noodoproepen

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code).

— Voorschrift IV/6,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code),

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code),

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32.

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 

A.2/5.6

Ex A.1/5.7

L-band EPIRB-noodradiobaken (INMARSAT)

— Voorschrift IV/14,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14.

— Voorschrift IV/7,

— Voorschrift X/3,

— IMO Res. A.662(16),

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. A.812(19),

— IMO Res. MSC.36(63)-(1994 HSC Code) 14,

— IMO Res. MSC.97(73)-(2000 HSC Code) 14,

— IMO MSC/Circ.862,

— IMO COMSAR Circ.32,

— ITU-R M.632-3 (02/97),

— ITU-R M.690-1 (10/95).

— ETSI ETS 300372 Ed.1 (1996-05),

— EN 60945 (2002),

— IEC 61097-5 (1997),

— IMO MSC/Circ.862.

Noot: IMO MSC/Circ. 862 is alleen van toepassing op het optionele remote activation device (apparaat voor activering op afstand), niet op het noodradiobaken (EPIRB) zelf.

 

A.2/5.7

(Nieuwe apparatuur)

Scheepsveiligheidsalarmsysteem

 

— Voorschrift XI-2/6,

— IMO Res. A.694(17),

— IMO Res. MSC.147(77),

— IMO MSC/Circ.1072.

— EN 60945 (2002).

— Of:

— IEC 60945 (2002).

 



6.  Krachtens COLREG 72 vereiste apparatuur

Nr.

Benaming

Voorschrift COLREG 72 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van COLREG en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/6.1

Navigatielichten

Verplaatst naar A.1/6.1.

A.2/6.2

Middelen voor het geven van geluidssignalen

— Bijlage III/3.

— Bijlage III/3,

— IMO Res. A.694(17).

— EN 60945 (2002),

— Fluiten - Colreg 72 bijlage III/1 (Prestaties),

— Bellen of gongs - Colreg 72 bijlage III/2 (Prestaties),

— IEC 60945 (1996),

— Fluiten - Colreg 72 bijlage III/1 (Prestaties),

— Bellen of gongs - Colreg 72 bijlage III/2 (Prestaties).

6



7.  Veiligheidsuitrusting voor drogestortgoedschepen

Nr.

Benaming

Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven

Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO

Beproevingsnormen

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

1

2

3

4

5

6

A.2/7.1

Beladingsmeetapparatuur

— Voorschrift XII/11,

— 1997 SOLAS Conference Voorschrift 5.

— Voorschrift XII/11,

— 1997 SOLAS Conference Voorschrift 5.

 
 

A.2/7.2

(Nieuwe apparatuur)

Waterniveaudetectoren op bulk carriers

— IMO Res. MSC.188(79).

— Voorschrift XII/12,

— IMO Res. MSC.188(79).

— IEC 60092-0504,

— IEC 60529.

— IMO Res. MSC.188(79).

 

▼B




BIJLAGE B

Modules voor beoordeling van de overeenstemming

EG-TYPEONDERZOEK (MODULE B)

1.

Een aangemelde instantie stelt vast en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken produktie voldoet aan de bepalingen van de daarop van toepassing zijnde internationale instrumenten.

2.

De aanvraag voor een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

 naam en adres van de fabrikant, alsmede naam en adres van de gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend;

 een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag tegelijkertijd is ingediend bij een andere aangemelde instantie;

 de technische documentatie als omschreven in punt 3.

De aanvrager stelt een voor de betrokken produktie representatief exemplaar, dat hierna „type” ( 11 ) wordt genoemd, ter beschikking van de aangemelde instantie. De aangemelde instantie kan om meer exemplaren verzoeken indien dit nodig is voor het keuringsprogramma.

3.

Op basis van de technische documentatie moet beoordeeld kunnen worden of het produkt in overeenstemming is met de eisen van de betreffende internationale instrumenten. Voor zover dat voor deze beoordeling nodig is, dient de technische documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, de constructiekwaliteit, het fabricageproces, de installatie en de werking van het produkt overeenkomstig de beschrijving van de technische documentatie in het aanhangsel van deze bijlage.

4.

De aangemelde instantie:

4.1.

bestudeert de technische documentatie en controleert of het type in overeenstemming daarmee vervaardigd is;

4.2.

verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en de noodzakelijke proeven om na te gaan of werkelijk aan de eisen van de desbetreffende internationale instrumenten is voldaan;

4.3.

stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de noodzakelijke controles en proeven zullen worden uitgevoerd.

5.

Indien het type voldoet aan de bepalingen van de betrokken internationale instrumenten, verstrekt de aangemelde instantie een certificaat van EG-typeonderzoek aan de aanvrager. Het certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de detailbeschrijving van de uitrusting, de conclusies van de controle, de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

Een lijst van de belangrijke onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij het certificaat gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard.

Indien aan de fabrikant een typecertificaat wordt geweigerd, dan geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op.

Indien een fabrikant opnieuw de typegoedkeuring aanvraagt voor uitrusting waarvoor een typecertificaat is geweigerd, dient bij zijn aanvraag tot de aangemelde instantie alle nodige informatie te worden gevoegd, met inbegrip van de oorspronkelijke beproevingsverslagen, de uitvoerige motivering van de eerdere weigering en een nadere beschrijving van alle aan de uitrusting aangebrachte wijzigingen.

6.

De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende het certificaat van EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in het goedgekeurde produkt aangebrachte wijzigingen; voor de betrokken wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de eisen of de voor het produkt voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van het EG-typeonderzoek.

7.

Iedere aangemelde instantie deelt desgevraagd aan de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is en aan de andere aangemelde instanties de relevante gegevens mee over de verstrekte en ingetrokken certificaten van EG-typeonderzoek en de bijbehorende aanvullingen.

8.

De overige aangemelde instanties kunnen afschriften van de certificaten van EG-typeonderzoek en/of de aanvullingen krijgen. De bijlagen bij de certificaten worden ter beschikking van de overige aangemelde instanties gehouden.

9.

Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt bewaart de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de technische documentatie ook een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop.

OVEREENSTEMMING MET HET TYPE (MODULE C)

1.

De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de betrokken produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en voldoen aan de eisen van de internationale instrumenten die op die produkten van toepassing zijn. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op.

2.

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en met de eisen van de internationale instrumenten die op die produkten van toepassing zijn.

3.

Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt bewaart de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een afschrift van de verklaring van overeenstemming.

PRODUKTIEKWALITEITSBORGING (MODULE D)

1.

De fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4.

2.

De fabrikant hanteert een goedgekeurd produktiekwaliteitssysteem, verricht een eindproduktcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.

3.

Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient voor de betrokken produkten bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat:

 alle relevante informatie voor de bedoelde categorie produkten;

 de documentatie over het kwaliteitssysteem;

 de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek.

3.2.

Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van

 de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de produktkwaliteit;

 de fabricageprocessen, de kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen;

 de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

 de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.;

 de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste produktkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de produkttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

4.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name

 de documentatie over het kwaliteitssysteem;

 de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag.

5.

De fabrikant houdt gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

 de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

 de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen;

 de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.

Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is en de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

PRODUKTKWALITEITSBORGING (MODULE E)

1.

De fabrikant die aan de verplichtingen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4.

2.

De fabrikant maakt gebruik van een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor eindproduktcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.

3.

Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient voor de betrokken produkten bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat:

 alle relevante informatie voor de bedoelde categorie produkten;

 de documentatie over het kwaliteitssysteem;

 de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek.

3.2.

In het kader van het kwaliteitssysteem wordt ieder produkt onderzocht en er worden passende proeven verricht teneinde de overeenstemming met de desbetreffende eisen van de internationale instrumenten te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van

 de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de produktkwaliteit;

 de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht;

 de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem;

 de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.

3.3

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als beoordelaar, ervaring te hebben met het beoordelen van de produkttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissingen in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

4.

EG-toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name

 de documentatie over het kwaliteitssysteem;

 de technische documentatie;

 de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen; zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag.

5.

De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

 de in punt 3.1, tweede alinea, derde streepje, bedoelde documentatie;

 de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen;

 de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.

Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is en de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

PRODUKTKEURING (MODULE F)

1.

De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.

2.

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek. Hij brengt op elk produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op.

3.

De aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven teneinde na te gaan of het produkt in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten; dit geschiedt naar keuze van de fabrikant via onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk produkt zoals aangegeven in punt 4, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis zoals aangegeven in punt 5.

3 bis.

De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt een afschrift van het certificaat van overeenstemming.

4.

Keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk produkt

4.1.

Alle produkten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.

4.2.

De aangemelde instantie brengt op ieder goedgekeurd produkt haar identificatienummer aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een verklaring van overeenstemming op.

4.3.

De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn het certificaat van overeenstemming van de aangemelde instantie aan de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is over te leggen indien daarom wordt verzocht.

5.

Statistische keuring

5.1.

De fabrikant biedt zijn produkten aan in homogene partijen en neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt.

5.2.

Alle produkten moeten voor keuring in homogene partijen beschikbaar zijn. Van iedere partij wordt een willekeurig monster genomen. De produkten in een monster worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven uitgevoerd, teneinde de overeenstemming met de eisen van de internationale instrumenten die daarop van toepassing zijn te controleren en te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd.

5.3.

Indien een partij wordt goedgekeurd, brengt de aangemelde instantie op ieder produkt haar identificatienummer aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een certificaat van overeenstemming op. Alle produkten van de partij mogen in de handel worden gebracht, behalve de produkten van het monster die niet in overeenstemming werden bevonden.

Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie of de bevoegde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring staken.

De fabrikant mag onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces het identificatienummer van die instantie aanbrengen.

5.4.

De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn het certificaat van overeenstemming van de aangemelde instantie aan de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is over te leggen indien daarom wordt verzocht.

EENHEIDSKEURING (MODULE G)

1.

In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant garandeert en verklaart dat het betrokken produkt waarvoor het in punt 2 bedoelde certificaat is afgegeven, in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten die daarop van toepassing zijn. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op het produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op.

2.

De aangemelde instantie onderzoekt het produkt en voert passende proeven uit teneinde overeenstemming van het produkt met de desbetreffende eisen van de internationale instrumenten te controleren.

De aangemelde instantie brengt haar identificatienummer op het goedgekeurde produkt aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een certificaat van overeenstemming op.

3.

Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het produkt in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten en moet inzicht kunnen worden verkregen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het produkt.

VOLLEDIGE KWALITEITSBORGING (MODULE H)

1.

De fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken produkten voldoen aan de eisen van de internationale instrumenten die op die produkten van toepassing zijn. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder produkt het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4.

2.

De fabrikant hanteert een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor ontwerp, fabricage, eindproduktcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.

3.

Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient bij een aangemelde instantie een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat:

 alle relevante informatie voor de bedoelde categorie produkten;

 de documentatie over het kwaliteitssysteem.

3.2.

Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de produkten in overeenstemming zijn met de eisen van de internationale instrumenten die op die produkten van toepassing zijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsbepalende beleidsmaatregelen en procedures, zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten, door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

De documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

 de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot produktkwaliteit;

 de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de essentiële eisen van de internationale instrumenten die op de produkten van toepassing zijn;

 de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de processen en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de produkten die onder de bedoelde produktcategorie vallen;

 de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés en de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

 de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

 de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.;

 de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en produktkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de produkttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

4.

EG-toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name

 de documentatie over het kwaliteitssysteem;

 de kwaliteitsrapporten die in het kader van het ontwerp-gedeelte van het kwaliteitssysteem moeten worden opgemaakt, zoals resultaten van analyses, berekeningen, keuringen, enz.;

 de kwaliteitsrapporten die in het kader van het fabricagegedeelte van het kwaliteitssysteem moeten worden opgemaakt, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag.

5.

De fabrikant houdt gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

 de in punt 3.1, tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie;

 de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen;

 de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.

Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is en de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

7.

Onderzoek van het ontwerp

7.1.

De fabrikant dient bij een aangemelde instantie een aanvraag voor onderzoek van het ontwerp in.

7.2

De aanvraag moet inzicht verschaffen in ontwerp, fabricageproces en werking van het produkt en beoordeling van de overeenstemming met de eisen van internationale instrumenten mogelijk maken.

De aanvraag omvat:

 de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die zijn toegepast;

 het nodige bewijsmateriaal tot staving van de adequaatheid daarvan, met name wanneer de in artikel 5 bedoelde normen niet volledig zijn toegepast. Dit bewijsmateriaal moet de resultaten omvatten van proeven die door het bevoegde laboratorium van de fabrikant of te zijnen behoeve zijn uitgevoerd.

7.3.

De aangemelde instantie onderzoekt de aanvraag en indien het ontwerp voldoet aan de bepalingen van de richtlijn die daarop van toepassing zijn, verstrekt zij de aanvrager een certificaat van EG-ontwerponderzoek. Het certificaat bevat de conclusies van het onderzoek, de voorwaarden voor de geldigheid daarvan, de noodzakelijke gegevens voor identificatie van het goedgekeurde ontwerp en, voor zover van toepassing, een beschrijving van de werking van het produkt.

7.4.

De aanvrager houdt de aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerponderzoek heeft verstrekt, op de hoogte van elke wijziging in het goedgekeurde ontwerp. Voor wijzigingen in het goedgekeurde ontwerp moet aanvullende goedkeuring worden verleend door de aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerponderzoek heeft afgegeven, indien dergelijke wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de relevante eisen van de internationale instrumenten of de voor het produkt voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EG-ontwerponderzoek.

7.5.

De aangemelde instanties stellen desgevraagd de instantie van de Lid-Staat die vlaggestaat is en de andere aangemelde instanties op de hoogte van ter zake dienende informatie over:

 de afgegeven certificaten van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen,

 de ingetrokken certificaten van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen.




Aanhangsel van bijlage B

Door de fabrikant aan de aangemelde instantie te verstrekken technische documentatie

De voorschriften van dit aanhangsel zijn van toepassing op alle modules van bijlage B.

De in bijlage B bedoelde technische documentatie omvat alle relevante gegevens of middelen die door de fabrikant zijn gebruikt om te garanderen dat de uitrusting voldoet aan de desbetreffende essentiële eisen.

De technische documentatie dient inzicht te verschaffen in het ontwerp, de fabricage en de werking van het produkt en de beoordeling mogelijk te maken van de overeenstemming met de eisen van de relevante internationale instrumenten.

De documentatie omvat, voor zover dat voor de beoordeling noodzakelijk is:

 een algemene beschrijving van het type;

 ontwerp- en fabricagetekeningen, constructiekwaliteit alsmede schema's van onderdelen, eenheden, leidingen, enz.;

 beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het produkt;

 de resultaten van de verrichte ontwerp-berekeningen, ontpartijdige onderzoeken enz.;

 onpartijdige keuringsrapporten;

 handleidingen voor installatie, gebruik en onderhoud.

Indien van toepassing moet de ontwerp-documentatie de volgende stukken omvatten:

 verklaringen betreffende de in de uitrusting ingebouwde apparatuur;

 verklaringen en certificaten met betrekking tot de methoden voor fabricage en/of inspectie en/of controle van de uitrusting;

 alle andere documenten die een betere beoordeling door de aangemelde instantie mogelijk maken.




BIJLAGE C

Minimumcriteria die door de Lid-Staten bij het aanmelden van instanties moeten worden gehanteerd

1.

Aangemelde instanties moeten voldoen aan de relevante eisen van de EN 45000-reeks.

2.

De aangemelde instantie moet onafhankelijk zijn; de fabrikaten of de leveranciers mogen er geen zeggenschap over hebben.

3.

De aangemelde instantie moet op het grondgebied van de Gemeenschap zijn gevestigd.

4.

Wanneer een aangemelde instantie namens een Lid-Staat typegoedkeuringen aflevert, moet de Lid-Staat garanderen dat de kwalificaties, de technische ervaring en het personeel van de aangemelde instantie voldoende zijn om typegoedkeuringen af te leveren die voldoen aan de eisen van deze richtlijn en om een hoog veiligheidsniveau te garanderen.

5.

De aangemelde instantie moet over deskundigen op scheepvaartgebied beschikken.

Een aangemelde instantie is gerechtigd overeenstemmingsbeoordelingsprocedures uit te voeren voor ieder in of buiten de Gemeenschap gevestigd bedrijf.

Een aangemelde instantie mag bij de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in een Lid-Staat of een Staat buiten de Gemeenschap de middelen van haar thuisbasis gebruiken of het personeel van haar filiaal in het buitenland.

Indien een filiaal van de aangemelde instantie de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures uitvoert, worden alle documenten met betrekking tot die overeenstemmingsbeoordelingsprocedures afgegeven door en namens de aangemelde instantie en niet namens het filiaal.

Een filiaal van een aangemelde instantie dat in een andere Lid-Staat is gevestigd mag documenten afgeven met betrekking tot de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures, indien het door die Lid-Staat is aangemeld.




BIJLAGE D

Merk van overeenstemming

Het merk van overeenstemming ziet er als volgt uit:image

Bij verkleining of vergroting van het merk moeten de verhoudingen van de bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.

De onderscheiden onderdelen van het merk moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minstens vijf millimeter bedraagt.

Bij kleine apparaten behoeft men zich niet aan de minimumafmeting te houden.



( 1 ) PB nr. C 218 van 23. 8. 1995, blz. 9.

( 2 ) PB nr. C 101 van 3. 4. 1996, blz. 3.

( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 29 november 1995 (PB nr. C 339 van 18. 12. 1995, blz. 21), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 juni 1996 (PB nr. C 248 van 26. 8. 1996, blz. 10) en besluit van het Europees Parlement van 24 oktober 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

( 4 ) PB nr. C 271 van 7. 10. 1993, blz. 1.

( 5 ) PB nr. C 220 van 30. 8. 1993, blz. 23.

( 6 ) PB nr. L 139 van 23. 5. 1989, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB nr. L 220 van 31. 8. 1993, blz. 1).

( 7 ) PB nr. L 399 van 30. 12. 1989, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/95/EEG (PB nr. L 276 van 9. 11. 1993, blz. 11).

( 8 ) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

( 9 ) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.

( 10 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 11 ) Een type kan verscheidene produktvarianten omvatten voor zover de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau en de andere eisen inzake deugdelijkheid van het produkt.

Top