Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01992L0043-20070101

    Consolidated text: Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1992/43/2007-01-01

    1992L0043 — NL — 01.01.2007 — 005.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    RICHTLIJN 92/43/EEG VAN DE RAAD

    van 21 mei 1992

    inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

    (PB L 206, 22.7.1992, p.7)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

     M1

    Richtlijn 97/62/EG van de Raad van 27 oktober 1997

      L 305

    42

    8.11.1997

    ►M2

    Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003

      L 284

    1

    31.10.2003

    ►M3

    Richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006

      L 363

    368

    20.12.2006


    Gewijzigd bij:

     A1

    Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

      C 241

    21

    29.8.1994

     

    (aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad)

      L 001

    1

    ..

     A2

    Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

      L 236

    33

    23.9.2003




    ▼B

    RICHTLIJN 92/43/EEG VAN DE RAAD

    van 21 mei 1992

    inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna



    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 )

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

    Overwegende dat behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, met inbegrip van de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, een wezenlijk doel van algemeen belang is waarnaar de Gemeenschap overeenkomstig artikel 130 R van het Verdrag streeft;

    Overwegende dat in het milieuactieprogramma van de Gemeenschap (1987-1992) ( 4 ) op natuurbehoud en bescherming van de natuurlijke rijkdommen gerichte maatregelen worden aangekondigd;

    Overwegende dat deze richtlijn bijdraagt tot het algemene doel van een duurzame ontwikkeling, aangezien zij tot hoofddoel heeft, met inachtneming van de vereisten op economisch, sociaal, cultureel en regionaal gebied, het behoud van de biologische diversiteit te bevorderen; dat het behoud van deze biologische diversiteit in bepaalde gevallen de instandhouding en ook de aanmoediging van menselijke activiteiten kan vereisen;

    Overwegende dat de natuurlijke habitats op het Europese grondgebied van de Lid-Staten steeds meer achteruitgaan en dat een toenemend aantal wilde soorten ernstig bedreigd is; dat het noodzakelijk is op communautair niveau maatregelen te nemen voor de instandhouding van de bedreigde habitats en soorten, aangezien deze tot het natuurlijk erfgoed van de Gemeenschap behoren en de bedreiging voor hun voortbestaan vaak van grensoverschrijdende aard is;

    Overwegende dat het noodzakelijk is bepaalde typen natuurlijke habitats en bepaalde soorten wegens de bedreigingen waaraan zij zijn blootgesteld, als prioritair aan te merken, ten einde een snelle tenuitvoerlegging van maatregelen voor hun instandhouding te bevorderen;

    Overwegende dat er speciale beschermingszones moeten worden aangewezen om volgens een welbepaald tijdschema een coherent Europees ecologisch netwerk tot stand te brengen, ten einde het herstel of de handhaving van de natuurlijke habitats en soorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te waarborgen;

    Overwegende dat alle aangewezen zones, inclusief die welke in het kader van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake de instandhouding van wilde vogels ( 5 ) als speciale beschermingszone zijn aangewezen of in de toekomst zullen zijn aangewezen, in het coherente Europese ecologische netwerk moeten worden geïntegreerd;

    Overwegende dat in elke aangewezen zone, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de nodige maatregelen in de praktijk moeten worden gebracht;

    Overwegende dat de gebieden die in aanmerking komen voor aanwijzing als speciale beschermingszones, door de Lid-Staten worden voorgesteld, doch dat er niettemin een procedure moet worden ingesteld om in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid te openen dat er een gebied wordt aangewezen dat niet door een Lid-Staat is voorgesteld doch dat de Gemeenschap voor de handhaving of het voortbestaan van een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort van essentieel belang acht;

    Overwegende dat elk plan of programma dat een significant effect kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een aangewezen gebied of een gebied dat in de toekomst aangewezen zal zijn, op passende wijze moet worden beoordeeld;

    Overwegende dat erkend wordt dat de vaststelling van maatregelen ter bevordering van het behoud van de prioritaire natuurlijke habitats en het voortbestaan van prioritaire soorten van communautair belang een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle Lid-Staten is; dat zulks voor sommige Lid-Staten echter tot buitensporige financiële lasten kan leiden, aangezien die habitats en soorten ongelijkmatig over de Gemeenschap zijn verspreid en het beginsel dat de vervuiler betaalt in het speciale geval van natuurbescherming slechts in beperkte mate kan worden toegepast;

    Overwegende dat derhalve overeengekomen is dat in dit uitzonderlijke geval moet worden voorzien in een bijdrage door communautaire co-financiering binnen de grenzen van de middelen die uit hoofde van de besluiten van de Gemeenschap beschikbaar worden gesteld;

    Overwegende dat het beheer van landschapselementen en -structuren die van groot belang zijn voor de wilde flora en fauna in het kader van het ruimtelijke-ordenings- en ontwikkelingsbeleid moet worden aangemoedigd;

    Overwegende dat er een systeem moet worden gecreëerd voor toezicht op de staat van instandhouding van de in deze richtlijn bedoelde natuurlijke habitats en soorten;

    Overwegende dat er in aanvulling op Richtlijn 79/409/EEG een algemeen stelsel moet worden opgezet voor de bescherming van bepaalde soorten flora en fauna; dat er voor bepaalde soorten beheersmaatregelen moeten worden genomen, indien hun staat van instandhouding zulks rechtvaardigt, inclusief het verbieden van bepaalde methoden voor het vangen of doden, waarbij onder bepaalde voorwaarden wordt voorzien in de mogelijkheid tot ontheffingen;

    Overwegende dat de Commissie op gezette tijden een samenvattend verslag zal opstellen dat onder meer is gebaseerd op de door de Lid-Staten verstrekte gegevens over de toepassing van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, ten einde het toezicht op de stand van uitvoering van de richtlijn te waarborgen;

    Overwegende dat de verbetering van de wetenschappelijke en technische kennis onontbeerlijk is voor de toepassing van deze richtlijn, en dat het daartoe benodigde onderzoek en wetenschappelijke werk derhalve dienen te worden, aangemoedigd;

    Overwegende dat de bijlagen in verband met de vooruitgang van wetenschap en techniek moeten kunnen worden aangepast; dat er een procedure dient te worden ingesteld voor wijziging van de bijlagen door de Raad;

    Overwegende dat er een regelgevend comité moet worden ingesteld om de Commissie bij te staan bij de toepassing van deze richtlijn en met name bij de besluitvorming over de communautaire co-financiering;

    Overwegende dat er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen ter reglementering van het reïntroduceren van bepaalde inheemse plante- of diersoorten en het eventueel introduceren van niet-inheemse soorten;

    Overwegende dat verbetering van de kennis en algemene informatie omtrent de doelstellingen van deze richtlijn onontbeerlijk zijn om een doeltreffende uitvoering te waarborgen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



    Definities

    Artikel 1

    In deze richtlijn wordt verstaan onder

    a)  instandhouding: een geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantesoorten in een gunstige staat van instandhouding als bedoeld in de letters e) en i);

    b)  natuurlijke habitats: land- of waterzones met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken, en die zowel geheel natuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn;

    c)  typen natuurlijke habitats van communautair belang: habitats die op het in artikel 2 bedoelde grondgebied:

    i) gevaar lopen in hun natuurlijke verspreidingsgebied te verdwijnen;

    of

    ii) een beperkt natuurlijk verspreidingsgebied hebben ten gevolge van hun achteruitgang of wegens hun intrinsiek beperkte areaal;

    of

    ▼M3

    iii) opmerkelijke voorbeelden zijn van één of meer van de volgende negen biogeografische regio's: Alpiene gebied, Atlantische zone, Zwarte-Zeegebied, boreale zone, continentale zone, Macaronesië, Middellandse-Zeegebied, Pannonisch gebied en steppengebied.

    ▼B

    Deze typen habitats zijn of kunnen worden opgenomen in bijlage I;

    d)  prioritaire typen natuurlijke habitats: op het in artikel 2 bedoelde grondgebied voorkomende typen natuurlijke habitats die gevaar lopen te verdwijnen en voor welker instandhouding de Gemeenschap een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het in artikel 2 bedoelde grondgebied ligt. Deze prioritaire typen natuurlijke habitats zijn in bijlage I met een sterretje (*) gemerkt;

    e)  staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: de som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten op het in artikel 2 bedoelde grondgebied.

    De „staat van instandhouding” van een natuurlijke habitat wordt als „gunstig” beschouwd wanneer:

     het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen, en

     de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en

     de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is als bedoeld in letter i);

    f)  habitat van een soort: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;

    g)  soorten van communautair belang: soorten die op het in artikel 2 bedoelde grondgebied:

    i) bedreigd zijn, uitgezonderd de soorten waarvan het natuurlijke verspreidingsgebied slechts een marginaal gedeelte van dat grondgebied beslaat en die in het west-palearctische gebied niet bedreigd of kwetsbaar zijn of

    ii) kwetsbaar zijn, dat wil zeggen waarvan het waarschijnlijk wordt geacht dat zij in de naaste toekomst bij voortbestaan van de bedreigende factoren zullen overgaan naar de categorie van bedreigde soorten, of

    iii) zeldzaam zijn, dat wil zeggen waarvan de populaties van kleine omvang zijn en die, hoewel zij momenteel noch bedreigd noch kwetsbaar zijn, in die situatie dreigen te komen. Deze soorten leven in geografische gebieden die van beperkte omvang zijn, of zijn over een grotere oppervlakte versnipperd, of

    iv) endemisch zijn en bijzondere aandacht vereisen wegens het specifieke karakter van hun habitat en/of de potentiële gevolgen van hun exploitatie voor hun staat van instandhouding.

    Deze soorten zijn of kunnen worden opgenomen in bijlage II en/of IV of V;

    h)  prioritaire soorten: de in letter g), onder i), bedoelde soorten voor welker instandhouding de Gemeenschap bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het in artikel 2 bedoelde grondgebied ligt. Deze prioritaire soorten zijn in bijlage II met een sterretje (*) gemerkt;

    i)  staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het in artikel 2 bedoelde grondgebied.

    De „staat van instandhouding” wordt als „gunstig” beschouwd wanneer:

     uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en

     het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en

     er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;

    j)  gebied: een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend;

    k)  gebied van communautair belang: een gebied dat er in de biogeografische regio of regio's waartoe het behoort, significant toe bijdraagt een type natuurlijke habitat van bijlage I of een soort van bijlage II in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen en ook significant kan bijdragen tot de coherentie van het in artikel 3 bedoelde Natura 2000-netwerk, en/of significant bijdraagt tot de instandhouding van de biologische diversiteit in de betrokken biogeografische regio of regio's.

    Voor de diersoorten met een zeer groot territorium komen de gebieden van communautair belang overeen met de plaatsen, binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn;

    l)  speciale beschermingszone: een door de Lid-Staten bij een wettelijk, bestuursrechtelijk en/of op een overeenkomst berustend besluit aangewezen gebied van communautair belang waarin de instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn om de natuurlijke habitats en/of de populaties van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen;

    m)  specimen: elk dier of elke plant, levend of dood, van de in de bijlagen IV en V genoemde soorten, elk deel van een dier of plant van deze soorten of elk daaruit verkregen produkt, alsmede alle andere goederen, voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren of planten van deze soorten of daaruit verkregen produkten;

    n)  comité: het bij artikel 20 ingestelde comité.

    Artikel 2

    1.  Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de Lid-Staten waarop het Verdrag van toepassing is.

    2.  De op grond van deze richtlijn genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantesoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.

    3.  In de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.



    Instandhouding van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten

    Artikel 3

    1,  Er wordt een coherent Europees ecologisch netwerk gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd. Dit netwerk, dat bestaat uit gebieden met in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats en habitats van in bijlage II genoemde soorten, moet de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen.

    Het Natura 2000-netwerk bestrijkt ook de door de Lid-Staten overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG aangewezen speciale beschermingszones.

    2.  Elke Lid-Staat draagt bij tot de totstandkoming van Natura 2000 al naar gelang van de aanwezigheid op zijn grondgebied van de typen natuurlijke habitats en habitats van soorten als bedoeld in lid 1. Hij wijst daartoe, overeenkomstig artikel 4 en met inachtneming van de doelstellingen van lid 1, gebieden als speciale beschermingszones aan.

    3.  Waar zij zulks nodig achten, streven de Lid-Staten naar bevordering van de ecologische coherentie van Natura 2000 door het handhaven en in voorkomend geval ontwikkelen van de in artikel 10 genoemde landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.

    Artikel 4

    1.  Op basis van de criteria van bijlage III (fase 1) en van de relevante wetenschappelijke gegevens stelt elke Lid-Staat een lijst van gebieden voor, waarop staat aangegeven welke typen natuurlijke habitats van bijlage I en welke inheemse soorten van bijlage II in die gebieden voorkomen. Voor diersoorten met een zeer groot territorium komen deze gebieden overeen met de plaatsen, binnen het natuurljike verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Voor aquatische soorten met een groot territorium worden deze gebieden alleen voorgesteld indien het mogelijk is een zone duidelijk af te bakenen die de fysische en biologische elementen vertoont welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Zo nodig stellen de Lid-Staten aanpassingen van de lijst voor in het licht van de resultaten van het in artikel 11 bedoelde toezicht.

    De lijst wordt binnen drie jaar na kennisgeving van de richtlijn aan de Commissie toegezonden met informatie over elk gebied. Deze informatie omvat een kaart, de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied, alsmede de gegevens die zijn verkregen uit toepassing van de in bijlage III (fase 1) vermelde criteria, en wordt verstrekt op basis van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 opgesteld formulier.

    2.  Op basis van de in bijlage III (fase 2) vermelde criteria werkt de Commissie met instemming van iedere Lid-Staat voor elk van de ►M3  negen ◄ in artikel 1, letter c) onder iii), genoemde biogeografische regio's en voor het gehele in artikel 2, lid 1, bedoelde grondgebied aan de hand van de lijsten van de Lid-Staten een ontwerp-lijst van de gebieden van communautair belang uit, waarop staat aangegeven in welke gebieden een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten voorkomen.

    De Lid-Staten waar de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats en een of meer prioritaire soorten in oppervlakte meer dan 5 % van het nationale grondgebied beslaan, kunnen, met instemming van de Commissie, verzoeken dat de criteria van bijlage III (fase 2) voor de selectie van alle gebieden van communautair belang op hun grondgebied flexibeler worden toegepast.

    De lijst van gebieden van communautair belang, waarop de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten staan aangegeven, wordt door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

    3.  De in lid 2 genoemde lijst wordt binnen zes jaar na de kennisgeving van deze richtlijn vastgesteld.

    4.  Wanneer een gebied volgens de procedure van lid 2 tot een gebied van communautair belang is verklaard, wijst de betrokken Lid-Staat dat gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes jaar, aan als speciale beschermingszone en stelt hij tevens de prioriteiten vast gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage I of van een soort van bijlage II alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging.

    5.  Zodra een gebied op de in lid 2, derde alinea, bedoelde lijst is geplaatst, gelden voor dat gebied de bepalingen van artikel 6, leden 2, 3 en 4.

    Artikel 5

    1.  In uitzonderlijke gevallen, wanneer de Commissie constateert dat een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort die haar op grond van relevante en betrouwbare wetenschappelijke informatie onontbeerlijk lijkt voor het behoud van dat prioritaire type natuurlijke habitat of het voortbestaan van die prioritaire soort, ontbreekt op een nationale lijst als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt een procedure voor bilateraal overleg tussen deze Lid-Staat en de Commissie geopend om de door beide partijen gebruikte wetenschappelijke gegevens te vergelijken.

    2.  Indien het meningsverschil na een overlegperiode van ten hoogste zes maanden niet is opgelost, zendt de Commissie de Raad een voorstel toe betreffende de selectie van dat gebied als gebied van communautair belang.

    3.  De Raad spreekt zich binnen drie maanden na de indiening van het voorstel met eenparigheid van stemmen uit.

    4.  Gedurende de overlegperiode en in afwachting van een besluit van de Raad is het betrokken gebied onderworpen aan de bepalingen van artikel 6, lid 2.

    Artikel 6

    1.  De Lid-Staten treffen voor de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen; deze behelzen zo nodig passende specifieke of van ruimtelijke-ordeningsplannen deel uitmakende beheersplannen en passende wettelijke, bestuursrechtelijke of op een overeenkomst berustende maatregelen, die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II die in die gebieden voorkomen.

    2.  De Lid-Staten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben.

    3.  Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.

    4.  Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de Lid-Staat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De Lid-Staat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.

    Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd.

    Artikel 7

    De uit artikel 6, leden 2, 3 en 4, voortvloeiende verplichtingen komen in de plaats van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 4, eerste zin, van Richtlijn 79/409/EEG, voor wat betreft de speciale beschermingszones die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die richtlijn zijn aangewezen of bij analogie overeenkomstig artikel 4, lid 2, van die richtlijn zijn erkend, zulks vanaf de datum van toepassing van de onderhavige richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing of erkenning door een Lid-Staat overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG, indien deze datum later valt.

    Artikel 8

    1.  Samen met hun voorstellen voor gebieden die vermoedelijk zullen worden aangewezen als speciale beschermingszones met prioritaire typen natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten, doen de Lid-Staten de Commissie in voorkomend geval hun ramingen toekomen betreffende de communautaire co-financiering die zij nodig achten om aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 1, te kunnen voldoen.

    2.  In overeenstemming met elke betrokken Lid-Staat stelt de Commissie vast welke maatregelen voor gebieden van communautair belang waarvoor om co-financiering is verzocht, van essentieel belang zijn voor het behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding van de prioritaire typen natuurlijke habitats en prioritaire soorten in de betrokken gebieden en wat de totale kosten van die maatregelen zijn.

    3.  De Commissie maakt in overeenstemming met de betrokken Lid-Staat een raming van de financiering, inclusief co-financiering, die voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde maatregelen nodig is en houdt daarbij onder andere rekening met de concentratie van prioritaire natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten op het grondgebied van die Lid-Staat en met de relatieve lasten die de benodigde maatregelen met zich brengen.

    4.  De Commissie stelt aan de hand van de in de leden 2 en 3 bedoelde raming, rekening houdend met de financieringsbronnen die uit hoofde van de relevante communautaire instrumenten beschikbaar zijn, volgens de procedure van artikel 21, een prioritair actiekader vast van voor co-financiering in aanmerking komende maatregelen die genomen moeten worden wanneer het gebied overeenkomstig artikel 4, lid 4, wordt aangewezen.

    5.  De maatregelen die bij gebrek aan voldoende middelen niet in het actiekader zijn opgenomen, worden, evenals de maatregelen van bovengenoemd actiekader die niet voor de noodzakelijke co-financiering of slechts voor een gedeeltelijke co-financiering in aanmerking zijn gekomen, overeenkomstig de procedure van artikel 21 in het kader van de om de twee jaar plaatsvindende herziening van het actiekader opnieuw bezien en kunnen in afwachting van deze herziening door de Lid-Staten worden uitgesteld. Bij deze herziening wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de nieuwe situatie in het betrokken gebied.

    6.  In gebieden waarin de maatregelen die afhangen van co-financiering zijn uitgesteld, onthouden de Lid-Staten zich van alle nieuwe maatregelen die wellicht tot achteruitgang van die gebieden zullen leiden.

    Artikel 9

    De Commissie evalueert volgens de procedure van artikel 21 periodiek de bijdrage van Natura 2000 tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen. In dit verband kan, wanneer de natuurlijke ontwikkeling, zoals die blijkt uit het in artikel 11 bedoelde toezicht, dat rechtvaardigt, worden overwogen om een speciale beschermingszone haar status te ontnemen.

    Artikel 10

    Wanneer de Lid-Staten zulks in verband met hun ruimtelijke-ordeningsbeleid en hun ontwikkelingsbeleid nodig achten, en met name om Natura 2000 ecologisch meer coherent te maken, streven zij ernaar een adequaat beheer te bevorderen van landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.

    Het gaat daarbij om elementen die door hun lineaire en continue structuur (zoals waterlopen met hun oevers of traditionele systemen van terreinbegrenzing) of hun verbindingsfunctie (zoals vijvers of bosjes) essentieel zijn voor de migratie, de geografische verdeling en de genetische uitwisseling van wilde soorten.

    Artikel 11

    De Lid-Staten zien toe op de staat van instandhouding van de in artikel 2 bedoelde soorten en natuurlijke habitats, waarbij zij bijzondere aandacht schenken aan de prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten.



    Bescherming van de soorten

    Artikel 12

    1.  De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, letter a), vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, waarbij een verbod wordt ingesteld op:

    a) het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten;

    b) het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek;

    c) het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur;

    d) de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.

    2.  Met betrekking tot deze soorten verbieden de Lid-Staten het in bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens, uitgezonderd die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de toepassing van deze richtlijn.

    3.  De in lid 1, letters a) en b), en in lid 2 opgenomen verbodsbepalingen gelden ongeacht de levensfase waarin de in dit artikel bedoelde dieren zich bevinden.

    4.  De Lid-Staten stellen een systeem in van toezicht op het bij toeval vangen en doden van de diersoorten, genoemd in bijlage IV, letter a). In het licht van de verkregen gegevens verrichten de Lid-Staten de verdere onderzoekwerkzaamheden of treffen zij de instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat het bij toeval vangen en doden geen significante negatieve weerslag heeft op de betrokken soorten.

    Artikel 13

    1.  De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, letter b), vermelde plantesoorten, waarbij een verbod wordt ingesteld op:

    a) het opzettelijk plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van specimens van de genoemde soorten in de natuur, in hun natuurlijke verspreidingsgebied;

    b) het in bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens van de genoemde soorten, uitgezonderd die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de toepassing van deze richtlijn.

    2.  De in lid 1, letters a) en b), opgenomen verbodsbepalingen gelden ongeacht de fase van de biologische cyclus waarin de in dit artikel bedoelde planten zich bevinden.

    Artikel 14

    1.  Indien de Lid-Staten zulks op grond van het in artikel 11 genoemde toezicht nodig achten, treffen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van specimens van de in bijlage V genoemde wilde dier- en plantesoorten verenigbaar zijn met het behoud van die soorten in een gunstige staat van instandhouding.

    2.  Indien dergelijke maatregelen nodig worden geacht, moeten zij de voortzetting van het in artikel 11 genoemde toezicht omvatten. Voorts kunnen zij met name behelzen:

     voorschriften betreffende de toegang tot bepaalde terreinen;

     een tijdelijk of plaatselijk verbod op het onttrekken van specimens aan de natuur en het exploiteren van bepaalde populaties;

     voorschriften omtrent de onttrekkingsperioden en/of -wijzen;

     het bij de onttrekking toepassen van jacht- en visserijregels die beantwoorden aan de eisen van instandhouding;

     instelling van een stelsel van onttrekkingsvergunningen of quota;

     voorschriften betreffende het kopen, het verkopen, het te koop aanbieden, het in bezit hebben en het vervoeren voor verkoop van specimens;

     het in gevangenschap fokken van diersoorten alsmede de kunstmatige vermeerdering van plantesoorten onder strikt gecontroleerde omstandigheden om de onttrekking van die soorten aan de natuur te verminderen;

     de beoordeling van het effect van de getroffen maatregelen.

    Artikel 15

    Wat betreft het vangen of doden van in bijlage V, letter a), genoemde wilde diersoorten verbieden de Lid-Staten, in gevallen waarin overeenkomstig artikel 16 afwijkingen worden toegepast voor het aan de natuur onttrekken, het vangen of het doden van de in bijlage IV, letter a), genoemde soorten, alle niet-selectieve middelen die de plaatselijke verdwijning of ernstige verstoring van de rust van de populaties van deze soorten tot gevolg kunnen hebben, en in het bijzonder:

    a) het gebruik van de middelen voor het vangen en het doden die worden genoemd in bijlage VI, letter a);

    b) elke vorm van vangen en doden vanuit de in bijlage VI, letter b), genoemde vervoermiddelen.

    Artikel 16

    1.  Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, mogen de. Lid-Staten afwijken van het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15, letters a) en b):

    a) in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;

    b) ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;

    c) in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;

    d) ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;

    e) ten einde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, door de bevoegde nationale instanties vastgesteld aantal van bepaalde specimens van de in bijlage IV genoemde soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben.

    2.  De Lid-Staten zenden de Commissie om de twee jaar een verslag toe conform het door het comité opgestelde model over de op grond van lid 1 toegestane afwijkingen. De Commissie geeft uiterlijk binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag haar mening over die afwijkingen en stelt het comité daarvan op de hoogte.

    3.  In het verslag moet het volgende worden vermeld:

    a) voor welke soorten en om welke reden de afwijking is toegestaan, met inbegrip van de aard van het risico, met in voorkomend geval een opgave van de alternatieve oplossingen die niet zijn gekozen en van de gebruikte wetenschappelijke gegevens;

    b) welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt voor het vangen of doden en om welke redenen;

    c) waar en wanneer dergelijke afwijkingen worden toegestaan;

    d) welke autoriteit de bevoegdheid heeft om te verklaren en te controleren dat aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan en om te beslissen welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt, door welke diensten en binnen welke grenzen, en wie met de uitvoering belast zijn;

    e) welke controlemaatregelen er zijn genomen en welke resultaten er zijn verkregen.



    Informatie

    Artikel 17

    1.  Na afloop van de in artikel 23 bedoelde periode stellen de Lid-Staten om de zes jaar een verslag op over de toepassing van de in het kader van deze richtlijn genomen maatregelen. Dat verslag bevat met name informatie over de in artikel 6, lid 1, bedoelde instandhoudingsmaatregelen, alsmede een beoordeling van het effect van die maatregelen op de staat van instandhouding van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II en de voornaamste resultaten van het in artikel 11 bedoelde toezicht. Het verslag wordt in een redactie conform het door het comité opgestelde model aan de Commissie toegezonden en openbaar gemaakt.

    2.  De Commissie stelt op basis van de in lid 1 bedoelde verslagen een samenvattend verslag op. Dit verslag bevat een passende beoordeling van de gemaakte vorderingen en in het bijzonder van de bijdrage van Natura 2000 tot de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen. Het gedeelte van het ontwerp-verslag dat betrekking heeft op de door een Lid-Staat verstrekte gegevens wordt ter verificatie aan de autoriteiten van die Lid-Staat toegestuurd. De eindversie van het verslag wordt, na aan het comité te zijn voorgelegd, uiterlijk twee jaar na ontvangst van de in lid 1 bedoelde verslagen gepubliceerd door de Commissie en toegezonden aan de Lid-Staten, het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.

    3.  De Lid-Staten kunnen de krachtens deze richtlijn aangewezen zones aangeven door middel van daartoe door het comité ontworpen communautaire borden.



    Onderzoek

    Artikel 18

    1.  De Lid-Staten en de Commissie bevorderen onderzoek en wetenschappelijk werk dat met het oog op de in artikel 2 genoemde doelstellingen en de in artikel 11 bedoelde verplichting nodig is. Ten behoeve van een goede coördinatie van het onderzoek dat in de Lid-Staten en op communautair niveau wordt verricht, wisselen zij gegevens uit.

    2.  Zij besteden daarbij bijzondere aandacht aan het wetenschappelijk werk dat nodig is om uitvoering te geven aan de artikelen 4 en 10 en stimuleren het onderzoek in grensoverschrijdend samenwerkingsverband tussen de Lid-Staten.



    Wijziging van de bijlagen

    Artikel 19

    Wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen I, II, III, V en VI van deze richtlijn aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, worden op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad vastgesteld.

    Wijzigingen die nodig zijn om bijlage IV van deze richtlijn aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, worden op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen door de Raad vastgesteld.



    Comité

    ▼M2

    Artikel 20

    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

    Artikel 21

    1.  Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ( 6 ) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    2.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    ▼B



    Aanvullende bepalingen

    Artikel 22

    Bij de uitvoering van deze richtlijn dienen de Lid-Staten:

    a) na te gaan of herintroductie van de inheemse soorten van bijlage IV wenselijk is, wanneer die kan bijdragen tot de instandhouding van die soorten, op voorwaarde dat een onderzoek, waarbij ook rekening wordt gehouden met de ter zake in andere Lid-Staten of elders opgedane ervaring, heeft uitgewezen dat die herintroductie een doeltreffende bijdrage is tot het herstel van een gunstige staat van instandhouding voor die soorten en eerst na passende raadpleging van de belanghebbenden plaatsvindt;

    b) erop toe te zien dat de opzettelijke introductie in de vrije natuur van een soort die op hun grondgebied niet inheems is, zodanig aan voorschriften wordt gebonden dat daardoor geen schade wordt toegebracht aan de natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of aan de inheemse wilde flora en fauna, en een dergelijke introductie te verbieden indien zij zulks nodig achten. De resultaten van de verrichte evaluaties worden ter informatie aan het comité gezonden;

    c) zich in te zetten voor bevolkingseducatie en algemene voorlichting aangaande de noodzaak wilde dier- en plantesoorten te beschermen en hun habitats alsmede de natuurlijke habitats in stand te houden.



    Slotbepalingen

    Artikel 23

    1.  De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen twee jaar na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    2.  Wanneer de Lid-Staten die bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

    3.  De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 24

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

    ▼M3




    BIJLAGE I

    TYPEN NATUURLIJKE HABITATS VAN COMMUNAUTAIR BELANG VOOR DE INSTANDHOUDING WAARVAN AANWIJZING VAN SPECIALE BESCHERMINGSZONES VEREIST IS

    Interpretatie

    Aanwijzigingen voor de interpretatie van habitattypes vindt men in de „Interpretation Manual of European Union Habitats” zoals goedgekeurd door het Comité opgericht volgens art. 20 (Habitat Comité) en gepubliceerd door de Europese Commissie ( 7 ).

    De code komt overeen met de code van NATURA 2000

    Het „*” teken duidt een prioritair habitattype aan.

    1.   KUSTHABITATS EN HALOFYTENVEGETATIES

    11.   Mariene wateren en getijdengebieden

    1110

    Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken

    1120

    * Posidonia-velden (Posidonion oceanicae)

    1130

    Estuaria

    1140

    Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten

    1150

    * Kustlagunen

    1160

    Grote, ondiepe kreken en baaien

    1170

    Riffen

    1180

    Onderzeese structuren, ontstaan door het opborrelen van gassen

    12.   Kliffen en keienstranden

    1210

    Eenjarige vloedmerkvegetatie

    1220

    Meerjarige vegetatie van keienstranden

    1230

    Klifvegetatie van de Atlantische kust en de Oostzeekust

    1240

    Klifvegetatie van de Middellandse-Zeekust met endemische Limonium spp.

    1250

    Klifvegetatie van het Macaronesisch gebied

    13.   Atlantische en continentale kwelders en schorren

    1310

    Eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende soorten

    1320

    Schorren met slijkgrasvegetatie (Spartinion maritimae)

    1330

    Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae)

    1340

    * Zoutmoerassen in het binnenland

    14.   Mediterrane en thermo-atlantische kwelders en schorren

    1410

    Mediterrane schorren (Juncetalia maritimi)

    1420

    Mediterrane en thermo-atlantische zoutminnende struikvegetaties (Sarcocornetea fructicosi)

    1430

    Zout- en stikstofminnende struikvegetaties (Pegano-Salsoletea)

    15.   Inlandse zout- en gipssteppen

    1510

    * Mediterrane zoutsteppen (Limonietalia)

    1520

    * Iberische gipsvegetaties (Gypsophiletalia)

    1530

    * Pannonische zoutsteppen en zoutmoerassen

    16.   Archipels, kusten en oprijzingsgebieden van de boreale Oostzee

    1610

    Esker-eilanden van de Oostzee met hun zandstrand-, keienstrand-, rotsvegetaties en de sublittorale vegetaties

    1620

    Eilandjes van de boreale Oostzee

    1630

    * Kustweiden van de boreale Oostzee

    1640

    Zandstranden met meerjarige vegetatie van de boreale Oostzee

    1650

    Smalle baaien van de boreale Oostzee

    2.   ZEEKUST- EN LANDDUINEN

    21.   Kustduinen van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Oostzee

    2110

    Embryonale wandelende duinen

    2120

    Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria („witte duinen”)

    2130

    * Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie („grijze duinen”)

    2140

    * Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum

    2150

    * Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea)

    2160

    Duinen met Hippophaë rhamnoides

    2170

    Duinen met Salix repens ssp. argentea (Salicion arenariae)

    2180

    Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied

    2190

    Vochtige duinvalleien

    21A0

    Machairs (* in Ierland)

    22.   Kustduinen van de Middellandse Zeekust

    2210

    Vastgelegde kustduinen van Crucianellion maritimae

    2220

    Duinen met Euphorbia terracina

    2230

    Duingrasland van Malcolmietalia

    2240

    Duingrasland van Brachypodietalia en eenjarige planten

    2250

    * Littorale jeneverbesbosjes (Juniperus spp.)

    2260

    Sclerofiele duinvegetatie van het Cisto-Lavanduletalia

    2270

    * Duinbossen met Pinus pinea en/of Pinus pinaster

    23.   Oude, ontkalkte landduinen

    2310

    Psammofiele heide met Calluna en Genista

    2320

    Psammofiele heide met Calluna en Empetrum nigrum

    2330

    Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen

    2340

    * Pannonische binnenlandse duinen

    3.   ZOETWATERHABITATS

    31.   Stilstaande wateren

    3110

    Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae)

    3120

    Mineraalarme oligotrofe wateren van de zandvlakten in het westelijke Middellandse-Zeegebied met Isoetes-soorten.

    3130

    Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea

    3140

    Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties

    3150

    Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition

    3160

    Dystrofe natuurlijke poelen en meren

    3170

    * Niet-permanente poelen in het Middellandse-Zeegebied

    3180

    * Turloughs

    3190

    Gipskarstmeren

    31A0

    * Lotusvelden in warmwaterbronnen in Transsylvanië

    32.   Stromende wateren — delen van waterlopen met een natuurlijke of halfnatuurlijke dynamiek (kleine, middelgrote en grote beddingen) waarvan de waterkwaliteit niet significant aangetast is

    3210

    Natuurlijke rivieren van Fennoscandinavië

    3220

    Alpiene rivieren met oevervegetatie van kruidachtige planten

    3230

    Alpiene rivieren met houtige oevervegetatie met Myricaria germanica

    3240

    Alpiene rivieren met houtige oevervegetatie met Salix elaeagnos

    3250

    Continu stromende mediterrane rivieren met Glaucium flavum

    3260

    Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion

    3270

    Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

    3280

    Continu stromende mediterrane rivieren behorend tot het Paspalo-Agrostidion met rivierbossen met Salix spp. en Populus alba

    3290

    Mediterrane rivieren met periodiek stromend water behorend tot het Paspalo-Agrostidion

    4.   HEIDE- EN STRUIKVEGETATIES VAN DE GEMATIGDE KLIMAATZONE

    4010

    Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix

    4020

    * Gematigde Zuid-Atlantische vochtige heide met Erica ciliaris en Erica tetralix

    4030

    Droge Europese heide

    4040

    * Littorale Atlantische droge heide met Erica vagans

    4050

    * De endemische heide van het Macaronesische gebied

    4060

    Alpiene en boreale heide

    4070

    * Duinbossen met Pinus mugo en/of Rhododendron hirsutum (Mugo-Rhododendretum hirsuti)

    4080

    Struikvegetaties van subarctische Salix spp.

    4090

    Endemische heide met Genista anglica in het montane Middellandse-Zeegebied

    40A0

    * Subcontinentale peri-Pannonische struikvegetatie

    40B0

    Potentilla fruticosa-kreupelbos in het Rhodope-gebergte

    40C0

    * Pontisch-Sarmatisch loofverliezend kreupelbos

    5.   THERMOFIEL STRUIKGEWAS (MATORRALS)

    51.   Submediterraan en gematigd struikgewas

    5110

    Stabiele xero-thermofiele formaties met Buxus sempervirens op rotshellingen (Berberidion p.p.)

    5120

    Bergformaties van Cytisus purgans

    5130

    Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland

    5140

    * Formaties van Cistus palhinhae op maritieme heide

    52.   Mediterrane matorrals met boomlaag

    5210

    Boomvormige matorrals met Juniperus ssp.

    5220

    * Boomvormige matorrals met Zyziphus

    5230

    * Boomvormige matorrals met Laurus nobilis

    53.   Thermo-mediterrane en halfsteppe-struikvegetaties

    5310

    Laurus nobilis-kreupelbos

    5320

    Lage wolfsmelkvegetaties nabij kliffen

    5330

    Thermo-mediterrane en halfwoestijn-struikvegetaties

    54.   Phrygana-vegetaties

    5410

    West-mediterrane phrygana's van kliftoppen (Astralago-Plantaginetum subulatae)

    5420

    Sarcopoterium spinosum phryganas

    5430

    Endemische phrygana's van het Euphorbio-Verbascion

    6.   NATUURLIJKE EN HALFNATUURLIJKE GRASLANDEN

    61.   Natuurlijke graslanden

    6110

    * Kalkminnend of basifiel grasland op rotsbodem behorend tot het Alysso-Sedion albi

    6120

    * Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

    6130

    Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot het Violetalia calaminariae

    6140

    Silicicool grasland met Festuca eskia in de Pyreneeën

    6150

    Boreo-alpien silicicool grasland

    6160

    Oro-Iberisch grasland met Festuca indigesta

    6170

    Alpien en subalpien kalkminnend grasland

    6180

    Mesofiele Macaronesische graslanden

    6190

    Pannonisch grasland op rotsbodem (Stipo-Festucetalia pallentis)

    62.   Halfnatuurlijke droge graslanden met struikopslag

    6210

    Droge half-natuurlijke graslanden en struikvormende-facies op kalkhoudende bodems (Festuco Brometalia) (*gebieden waar opmerkelijke orchideeën groeien)

    6220

    * Halfsteppen met grassen en eenjarige planten (Thero-Brachypodietea)

    6230

    * Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)

    6240

    * Sub-Pannonisch steppengrasland

    6250

    * Pannonische steppengraslanden op loess

    6260

    * Pannonische steppengraslanden op zand

    6270

    * Soortenrijke, laaggelegen, droge tot mesofiele Fennoscandinavische graslanden

    6280

    * Noordse Alvar en vlakke pre-Cambrische kalkplateau's

    62A0

    Oostelijke submediterrane droge graslanden (Scorzoneratalia villosae)

    62B0

    * Cypriotisch grasland op serpentijngesteente

    62C0

    * Pontisch-Sarmatische steppen

    62D0

    Zuurminnende graslanden in het montane Moesia-gebied

    63.   Sclerofiele bossen met beweiding (Dehesa's)

    6310

    Dehesa's met wintergroene Quercus ssp.

    64.   Halfnatuurlijke vochtige graslanden met hoge kruiden

    6410

    Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae)

    6420

    Mediterraan vochtig grasland met hoge kruiden van het Molinion-Holoschoenion

    6430

    Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones

    6440

    Periodiek overstroomd alluviaal grasland van Cnidion dubii

    6450

    Alluviale Noord-boreale graslanden.

    6460

    Venige graslanden van Troodos

    65.   Mesofiele graslanden

    6510

    Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)

    6520

    Hooiland in gebergte

    6530

    * Fennoscandinavische bosgraslanden

    7.   VENEN

    71.   Hoogveen

    7110

    * Actief hoogveen

    7120

    Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is

    7130

    Bedekkingsveen (* voor actief veen)

    7140

    Overgangs-en trilveen

    7150

    Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion

    7160

    Mineraalrijke bronnen en bronnen van laagvenen in Fennoscandinavië

    72.   Laagveen

    7210

    * Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae

    7220

    * Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion)

    7230

    Alkalisch laagveen

    7240

    * Alpiene pionierformaties van het Caricion bicoloris-atrofuscae

    73.   Boreale venen

    7310

    * Aapa-veen

    7320

    * Palsa-veen

    8.   ROTSACHTIGE HABITATS EN GROTTEN

    81.   Puinhellingen

    8110

    Kiezelhoudende puinhellingen van de montane tot de sneeuwzone (Androsacetalia alpinae en Galeopsietalia ladani)

    8120

    Kalkhoudende puinhellingen en kalkhoudende leistenen van de montane tot de alpine zone (Thlapsietea rotundifolii)

    8130

    Thermofiele puinhellingen van het westelijke Middellandse-Zeegebied

    8140

    Puinhellingen van het oostelijke Middellandse-Zeegebied

    8150

    Midden-Europese kiezelpuinhellingen van hooggelegen gebieden

    8160

    * Midden-Europese kalkpuinhellingen van het heuvelgebied tot het montaan gebied

    82.   Chasmofytische vegetatie van rotshellingen

    8210

    Kalkhoudende rotshellingen met rotsvegetaties

    8220

    Kiezelhoudende rotshellingen met rotsvegetaties

    8230

    Kiezelhoudende rotsen met pionierformaties van het Sedo-Scleranthion, of van het Sedo albi-Veronicion dillenii

    8240

    * Naakte, kalkhoudende rotsbodem

    83.   Overige rotsachtige habitats

    8310

    Niet voor publiek opengestelde grotten

    8320

    Lavavlakten en natuurlijke uitgravingen

    8330

    Geheel of gedeeltelijk onder het zeeoppervlak gelegen grotten

    8340

    Permanente gletsjers

    9.   BOSSEN

    Natuurlijke en nagenoeg natuurlijke bossen van inheemse soorten. Het betreft bossen met hoog opstaande bomen, met inbegrip van struiklaag, en een typische ondergroei, die aan de volgende criteria beantwoorden: zij zijn zeldzaam of restanten en/of zij vormen het leefgebied van soorten van communautair belang

    90.   Bossen van het Europese boreaal gebied

    9010

    * Westelijke taiga

    9020

    * Oude natuurlijke loofbossen van het hemi-boreale deel van Fennoscandinavië, rijk aan epifyten (Quercus, Tillia, Acer, Fraxinus, Ulmus)

    9030

    * Natuurlijke bossen van de eerste fasen in de successie op geologisch omhoogrijzende kustgebieden

    9040

    Noordse subalpiene/subarctische bossen met Betula pubescens ssp. Czerepanovii

    9050

    Fennoscandinavische bossen met Picea abies met soortenrijke kruidlaag.

    9060

    Naaldbossen op of in nabijheid van fluvio-glaciale eskers

    9070

    Fennoscandinavische bosweiden

    9080

    * Moerasbossen van loofbomen in Fennoscandinavië.

    91.   Bossen van het Europese gematigd gebied

    9110

    Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum

    9120

    Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)

    9130

    Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum

    9140

    Midden-Europese subalpiene beukenbossen met Acer spp. en Rumex arifolius

    9150

    Midden-Europese kalkminnende beukenbossen behorend tot het Cephalanthero-Fagion

    9160

    Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli

    9170

    Eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Galio-Carpinetum

    9180

    * Hellingbossen of ravijnbossen behorend tot het Tilio-Acerion

    9190

    Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur

    91A0

    Oude eikenbossen van de Britse eilanden met Ilex- en Blechnum spp.

    91B0

    Warmteminnende essenbossen met Fraxinus angustofolia

    91C0

    * De Caledonische bossen

    91D0

    * Veenbossen

    91E0

    * Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

    91F0

    Gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis en Ulmus minor, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia, langs de grote rivieren (Ulmenion minoris)

    91G0

    * Pannonische bossen met Quercus petraea en Carpinus betulus

    91H0

    * Pannonische bossen met Quercus pubescens

    91I0

    * Euro-Siberische steppebossen met Quercus spp.

    91J0

    * * Bossen van de Britse eilanden met Taxus baccata

    91K0

    Illyrische beukenbossen (Aremonio-Fagion)

    91L0

    Illyrische eiken-haagbeukenbossen (Erythronio-Carpinion)

    91M0

    Pannonisch-Balkanese bossen met moseik en wintereik

    91N0

    * Pannonische kreupelbos op landduinen (Junipero-Populetum albae)

    91P0

    Poolse variant van het zilversparren-lariksbos (Abietetum polonicum)

    91Q0

    West-Karpatische kalkminnende grovedennenbossen

    91R0

    Dinarische grovedennenbossen op dolomietbodem (Genisto januensis-Pinetum)

    91S0

    * West-Pontische beukenbossen

    91T0

    Midden-Europese korstmos-grovedennenbossen

    91U0

    Sarmatisch steppe-dennenbos

    91V0

    Dacische beukenbossen (Symphyto-Fagion)

    91W0

    Beukenbossen in het Moesia-gebied

    91X0

    * Beukenbossen in het Dobroedzja-gebied

    91Y0

    Dacische eiken-haagbeukenbossen

    91Z0

    Bossen van zilverlinden in het Moesia-gebied

    91AA

    * Witte-eikenbossen

    91BA

    Zilversparrenbossen in het Moesia-gebied

    91CA

    Grovedennenbossen in het Rhodope- en het Balkangebergte

    92.   Mediterrane winterkale bossen

    9210

    * Beukenbossen in de Apennijnen met Taxus en Ilex

    9220

    * Beukenbossen in de Apennijnen met Abies alba en beukenbossen met Abies nebrodensis

    9230

    De Galicisch-Portugese eikenbossen met Quercus robur en Quercus pyrenaica

    9240

    Iberische bossen met Quercus faginea en Quercus canariensis

    9250

    Bossen met Quercus trojana

    9260

    Bossen met Castanea sativa

    9270

    Griekse beukenbossen met Abies borisii-regis

    9280

    Bossen met Quercus frainetto

    9290

    Cipressenbossen (Acero-Cupression)

    92A0

    Galerijbossen met Salix alba en Populus alba

    92B0

    Oeverformaties langs mediterrane waterlopen met periodiek stromend water, met Rhododendron ponticum, Salix spp. en andere

    92C0

    Bossen van Platanus orientalis en Liquidambar orientalis (Platanion orientalis)

    92D0

    Zuidelijke galerijbossen en stroombegeleidende struikvegetaties (Nerio-Tamariceteae en Securinegion tinctoriae)

    93.   Mediterrane sclerofiele bossen

    9310

    Egeïsche bossen met Quercus brachyphylla

    9320

    Bossen met Olea en Ceratonia

    9330

    Bossen met Quercus suber

    9340

    Bossen met Quercus ilex en Quercus rotundifolia

    9350

    Bossen met Quercus macrolepis

    9360

    * Laurierbossen op de Macaronesische eilanden (Laurus, Ocotea)

    9370

    * Palmbossen met Phoenix

    9380

    Bossen met Ilex aquifolium

    9390

    * Struikgewas en lage bosvegetatie met Quercus alnifolia

    93A0

    Bosland met Quercus infectoria (Anagyro foetidae-Quercetum infectoriae)

    94.   Naaldbossen van de gematigde bergen

    9410

    Zuurminnende bossen met Picea van het montane en alpiene gebied (Vaccinio-Picetea)

    9420

    Alpiene bossen met Larix decidua en/of Pinus cembra

    9430

    Montane en subalpiene bossen met Pinus uncinata (* op gips- of kalkhoudend substraat)

    95.   Naaldbossen van de Mediterrane en Macaronesische bergen

    9510

    * Bossen van de zuidelijke Apennijnen met Abies alba

    9520

    Bossen met Abies pinsapo

    9530

    * (Sub)-mediterrane dennenbossen met endemische zwarte den

    9540

    Mediterrane dennenbossen van het type endemische mesogeïsche den

    9550

    Canarische endemische dennebossen

    9560

    * Endemische bossen met Juniperus spp.

    9570

    * Bossen met Tetraclinis articulata

    9580

    * Mediterrane bossen met Taxus baccata

    9590

    * Bossen met Cedrus brevifolia (Cedrosetum brevifoliae)

    95A0

    Hoge dennenbossen in het montane Middellandse-Zeegebied




    BIJLAGE II

    DIER- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG VOOR DE INSTANDHOUDING WAARVAN AANWIJZING VAN SPECIALE BESCHERMINGSZONES VEREIST IS

    Interpretatie

    a)

    Bijlage II is complementair aan bijlage I voor de realisatie van een coherent netwerk van speciale beschermingsgebieden

    b)

    De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:

     de naam van de soort of van de ondersoort of

     door de verzamelnaam van de soorten die behoren tot een hoger taxon of tot een aangegeven deel van dit taxon.

    De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.

    c)

    Symbolen

    Een sterretje (*) voor de naam geeft aan dat dit een prioritaire soort is.

    De meeste soorten in deze bijlage vermeld, komen in bijlage IV voor. Indien een in deze bijlage vermelde soort niet in bijlage IV of V voorkomt, staat achter de naam van die soort het teken (o). Indien een in deze bijlage vermelde soort niet in bijlage IV voorkomt maar wel in bijlage V, dan staat achter de naam van die soort het teken (V).

    a)   DIEREN

    GEWERVELDE DIEREN

    ZOOGDIEREN

    INSECTIVORA

    Talpidae

    Galemys pyrenaicus

    CHIROPTERA

    Rhinolophidae

    Rhinolophus blasii

    Rhinolophus euryale

    Rhinolophus ferrumequinum

    Rhinolophus hipposideros

    Rhinolophus mehelyi

    Vespertilionidae

    Barbastella barbastellus

    Miniopterus schreibersii

    Myotis bechsteinii

    Myotis blythii

    Myotis capaccinii

    Myotis dasycneme

    Myotis emarginatus

    Myotis myotis

    Pteropodidae

    Rousettus aegyptiacus

    RODENTIA

    Gliridae

    Myomimus roachi

    Sciuridae

    * Marmota marmota latirostris

    * Pteromys volans (Sciuropterus russicus)

    Spermophilus citellus (Citellus citellus)

    * Spermophilus suslicus (Citellus suslicus)

    Castoridae

    Castor fiber (met uitzondering van de Estse, de Letse, de Litouwse, de Finse en de Zweedse populaties)

    Cricetidae

    Mesocricetus newtoni

    Microtidae

    Microtus cabrerae

    * Microtus oeconomus arenicola

    * Microtus oeconomus mehelyi

    Microtus tatricus

    Zapodidae

    Sicista subtilis

    CARNIVORA

    Canidae

    * Alopex lagopus

    * Canis lupus (met uitzondering van de Estse populatie; Griekse populaties: enkel bezuiden de 39e breedtegraad; Spaanse populaties: enkel die bezuiden de Duero; met uitzondering van de Letse, de Litouwse en de Finse populaties).

    Ursidae

    * Ursus arctos (met uitzondering van de Estse, de Finse en de Zweedse populaties)

    Mustelidae

    * Gulo gulo

    Lutra lutra

    Mustela eversmanii

    * Mustela lutreola

    Vormela peregusna

    Felidae

    * Lynx lynx (met uitzondering van de Estse, de Finse en de Zweedse populaties)

    * Lynx pardinus

    Phocidae

    Halichoerus grypus (V)

    * Monachus monachus

    Phoca hispida bottnica (V)

    * Phoca hispida saimensis

    Phoca vitulina (V)

    ARTIODACTYLA

    Cervidae

    * Cervus elaphus corsicanus

    Rangifer tarandus fennicus (o)

    Bovidae

    * Bison bonasus

    Capra aegagrus (natuurlijke populaties)

    * Capra pyrenaica pyrenaica

    Ovis gmelini musimon (Ovis ammon musimon) (natuurlijke populaties — Corsica en Sardinië)

    Ovis orientalis ophion (Ovis gmelini ophion)

    * Rupicapra pyrenaica ornata (Rupicapra rupicapra ornata)

    Rupicapra rupicapra balcanica

    * Rupicapra rupicapra tatrica

    CETACEA

    Phocoena phocoena

    Tursiops truncatus

    REPTIELEN

    CHELONIA (TESTUDINES)

    Testudinidae

    Testudo graeca

    Testudo hermanni

    Testudo marginata

    Cheloniidae

    * Caretta caretta

    * Chelonia mydas

    Emydidae

    Emys orbicularis

    Mauremys caspica

    Mauremys leprosa

    SAURIA

    Lacertidae

    Lacerta bonnali (Lacerta monticola)

    Lacerta monticola

    Lacerta schreiberi

    Gallotia galloti insulanagae

    * Gallotia simonyi

    Podarcis lilfordi

    Podarcis pityusensis

    Scincidae

    Chalcides simonyi (Chalcides occidentalis)

    Gekkonidae

    Phyllodactylus europaeus

    OPHIDIA (SERPENTES)

    Colubridae

    * Coluber cypriensis

    Elaphe quatuorlineata

    Elaphe situla

    * Natrix natrix cypriaca

    Viperidae

    * Macrovipera schweizeri (Vipera lebetina schweizeri)

    Vipera ursinii (uitgezonderd Vipera ursinii rakosiensis)

    * Vipera ursinii rakosiensis

    AMFIBIEËN

    CAUDATA

    Salamandridae

    Chioglossa lusitanica

    Mertensiella luschani (Salamandra luschani)

    * Salamandra aurorae (Salamandra atra aurorae)

    Salamandrina terdigitata

    Triturus carnifex (Triturus cristatus carnifex)

    Triturus cristatus (Triturus cristatus cristatus)

    Triturus dobrogicus (Triturus cristatus dobrogicus)

    Triturus karelinii (Triturus cristatus karelinii)

    Triturus montandoni

    Triturus vulgaris ampelensis

    Proteidae

    * Proteus anguinus

    Plethodontidae

    Hydromantes (Speleomantes) ambrosii

    Hydromantes (Speleomantes) flavus

    Hydromantes (Speleomantes) genei

    Hydromantes (Speleomantes) imperialis

    Hydromantes (Speleomantes) strinatii

    Hydromantes (Speleomantes) supramontis

    ANURA

    Discoglossidae

    * Alytes muletensis

    Bombina bombina

    Bombina variegata

    Discoglossus galganoi (inclusief Discoglossus „jeanneae”)

    Discoglossus montalentii

    Discoglossus sardus

    Ranidae

    Rana latastei

    Pelobatidae

    * Pelobates fuscus insubricus

    VISSEN

    PETROMYZONIFORMES

    Petromyzonidae

    Eudontomyzon spp. (o)

    Lampetra fluviatilis (V) (met uitzondering van de Finse en de Zweedse populaties)

    Lampetra planeri (o) (met uitzondering van de Estse, de Finse en de Zweedse populaties)

    Lethenteron zanandreai (V)

    Petromyzon marinus (o) (met uitzondering van de Zweedse populaties)

    ACIPENSERIFORMES

    Acipenseridae

    * Acipenser naccarii

    * Acipenser sturio

    CLUPEIFORMES

    Clupeidae

    Alosa spp. (V)

    SALMONIFORMES

    Salmonidae

    Hucho hucho (natuurlijke populaties) (V)

    Salmo macrostigma (o)

    Salmo marmoratus (o)

    Salmo salar (enkel in zoetwater) (V) (met uitzondering van de Finse populaties)

    Coregonidae

    * Coregonus oxyrhynchus (anadrome populaties in bepaalde sectoren van de Noordzee)

    Umbridae

    Umbra krameri (o)

    CYPRINIFORMES

    Cyprinidae

    Alburnus albidus (o) (Alburnus vulturius)

    Anaecypris hispanica

    Aspius aspius (V) (met uitzondering van de Finse populaties)

    Barbus comiza (V)

    Barbus meridionalis (V)

    Barbus plebejus (V)

    Chalcalburnus chalcoides (o)

    Chondrostoma genei (o)

    Chondrostoma lusitanicum (o)

    Chondrostoma polylepis (o) (met inbegrip van C. willkommi)

    Chondrostoma soetta (o)

    Chondrostoma toxostoma (o)

    Gobio albipinnatus (o)

    Gobio kessleri (o)

    Gobio uranoscopus (o)

    Iberocypris palaciosi (o)

    * Ladigesocypris ghigii (o)

    Leuciscus lucumonis (o)

    Leuciscus souffia (o)

    Pelecus cultratus (V)

    Phoxinellus spp. (o)

    * Phoxinus percnurus

    Rhodeus sericeus amarus (o)

    Rutilus pigus (V)

    Rutilus rubilio (o)

    Rutilus arcasii (o)

    Rutilus macrolepidotus (o)

    Rutilus lemmingii (o)

    Rutilus frisii meidingeri (V)

    Rutilus alburnoides (o)

    Scardinius graecus (o)

    Cobitidae

    Cobitis elongata (o)

    Cobitis taenia (o) (met uitzondering van de Finse populaties)

    Cobitis trichonica (o)

    Misgurnus fossilis (o)

    Sabanejewia aurata (o)

    Sabanejewia larvata (o) (Cobitis larvata en Cobitis conspersa)

    SILURIFORMES

    Siluridae

    Silurus aristotelis (V)

    ATHERINIFORMES

    Cyprinodontidae

    Aphanius iberus (o)

    Aphanius fasciatus (o)

    * Valencia hispanica

    * Valencia letourneuxi (Valencia hispanica)

    PERCIFORMES

    Percidae

    Gymnocephalus baloni

    Gymnocephalus schraetzer (V)

    * Romanichthys valsanicola

    Zingel spp. ((o) met uitzondering van Zingel asper en Zingel zingel (V))

    Gobiidae

    Knipowitschia (Padogobius) panizzae (o)

    Padogobius nigricans (o)

    Pomatoschistus canestrini (o)

    SCORPAENIFORMES

    Cottidae

    Cottus gobio (o) (met uitzondering van de Finse populaties)

    Cottus petiti (o)

    ONGEWERVELDE DIEREN

    GELEEDPOTIGEN

    CRUSTACEA

    Decapoda

    Austropotamobius pallipes (V)

    * Austropotamobius torrentium (V)

    Isopoda

    * Armadillidium ghardalamensis

    INSECTA

    Coleoptera

    Agathidium pulchellum (o)

    Bolbelasmus unicornis

    Boros schneideri (o)

    Buprestis splendens

    Carabus hampei

    Carabus hungaricus

    * Carabus menetriesi pacholei

    * Carabus olympiae

    Carabus variolosus

    Carabus zawadszkii

    Cerambyx cerdo

    Corticaria planula (o)

    Cucujus cinnaberinus

    Dorcadion fulvum cervae

    Duvalius gebhardti

    Duvalius hungaricus

    Dytiscus latissimus

    Graphoderus bilineatus

    Leptodirus hochenwarti

    Limoniscus violaceus (o)

    Lucanus cervus (o)

    Macroplea pubipennis (o)

    Mesosa myops (o)

    Morimus funereus (o)

    * Osmoderma eremita

    Oxyporus mannerheimii (o)

    Pilemia tigrina

    * Phryganophilus ruficollis

    Probaticus subrugosus

    Propomacrus cypriacus

    * Pseudogaurotina excellens

    Pseudoseriscius cameroni

    Pytho kolwensis

    Rhysodes sulcatus (o)

    * Rosalia alpina

    Stephanopachys linearis (o)

    Stephanopachys substriatus (o)

    Xyletinus tremulicola (o)

    Hemiptera

    Aradus angularis (o)

    Lepidoptera

    Agriades glandon aquilo (o)

    Arytrura musculus

    * Callimorpha (Euplagia, Panaxia) quadripunctaria (o)

    Catopta thrips

    Chondrosoma fiduciarium

    Clossiana improba (o)

    Coenonympha oedippus

    Colias myrmidone

    Cucullia mixta

    Dioszeghyana schmidtii

    Erannis ankeraria

    Erebia calcaria

    Erebia christi

    Erebia medusa polaris (o)

    Eriogaster catax

    Euphydryas (Eurodryas, Hypodryas) aurinia (o)

    Glyphipterix loricatella

    Gortyna borelii lunata

    Graellsia isabellae (V)

    Hesperia comma catena (o)

    Hypodryas maturna

    Leptidea morsei

    Lignyoptera fumidaria

    Lycaena dispar

    Lycaena helle

    Maculinea nausithous

    Maculinea teleius

    Melanargia arge

    * Nymphalis vaualbum

    Papilio hospiton

    Phyllometra culminaria

    Plebicula golgus

    Polymixis rufocincta isolata

    Polyommatus eroides

    Pseudophilotes bavius

    Xestia borealis (o)

    Xestia brunneopicta (o)

    * Xylomoia strix

    Mantodea

    Apteromantis aptera

    Odonata

    Coenagrion hylas (o)

    Coenagrion mercuriale (o)

    Coenagrion ornatum (o)

    Cordulegaster heros

    Cordulegaster trinacriae

    Gomphus graslinii

    Leucorrhinia pectoralis

    Lindenia tetraphylla

    Macromia splendens

    Ophiogomphus cecilia

    Oxygastra curtisii

    Orthoptera

    Baetica ustulata

    Brachytrupes megacephalus

    Isophya costata

    Isophya harzi

    Isophya stysi

    Myrmecophilus baronii

    Odontopodisma rubripes

    Paracaloptenus caloptenoides

    Pholidoptera transsylvanica

    Stenobothrus (Stenobothrodes) eurasius

    ARACHNIDA

    Pseudoscorpiones

    Anthrenochernes stellae (o)

    WEEKDIEREN

    GASTROPODA

    Anisus vorticulus

    Caseolus calculus

    Caseolus commixta

    Caseolus sphaerula

    Chilostoma banaticum

    Discula leacockiana

    Discula tabellata

    Discus guerinianus

    Elona quimperiana

    Geomalacus maculosus

    Geomitra moniziana

    Gibbula nivosa

    * Helicopsis striata austriaca (o)

    Hygromia kovacsi

    Idiomela (Helix) subplicata

    Lampedusa imitatrix

    * Lampedusa melitensis

    Leiostyla abbreviata

    Leiostyla cassida

    Leiostyla corneocostata

    Leiostyla gibba

    Leiostyla lamellosa

    * Paladilhia hungarica

    Sadleriana pannonica

    Theodoxus transversalis

    Vertigo angustior (o)

    Vertigo genesii (o)

    Vertigo geyeri (o)

    Vertigo moulinsiana (o)

    BIVALVIA

    Unionoida

    Margaritifera durrovensis (Margaritifera margaritifera) (V)

    Margaritifera margaritifera (V)

    Unio crassus

    Dreissenidae

    Congeria kusceri

    b)   PLANTEN

    PTERIDOPHYTA

    ASPLENIACEAE

    Asplenium jahandiezii (Litard.) Rouy

    Asplenium adulterinum Milde

    BLECHNACEAE

    Woodwardia radicans (L.) Sm.

    DICKSONIACEAE

    Culcita macrocarpa C. Presl

    DRYOPTERIDACEAE

    Diplazium sibiricum (Turcz. ex Kunze) Kurata

    * Dryopteris corleyi Fraser-Jenk.

    Dryopteris fragans (L.) Schott

    HYMENOPHYLLACEAE

    Trichomanes speciosum Willd.

    ISOETACEAE

    Isoetes boryana Durieu

    Isoetes malinverniana Ces. & De Not.

    MARSILEACEAE

    Marsilea batardae Launert

    Marsilea quadrifolia L.

    Marsilea strigosa Willd.

    OPHIOGLOSSACEAE

    Botrychium simplex Hitchc.

    Ophioglossum polyphyllum A. Braun

    GYMNOSPERMAE

    PINACEAE

    * Abies nebrodensis (Lojac.) Mattei

    ANGIOSPERMAE

    ALISMATACEAE

    * Alisma wahlenbergii (Holmberg) Juz.

    Caldesia parnassifolia (L.) Parl.

    Luronium natans (L.) Raf.

    AMARYLLIDACEAE

    Leucojum nicaeense Ard.

    Narcissus asturiensis (Jordan) Pugsley

    Narcissus calcicola Mendonça

    Narcissus cyclamineus DC.

    Narcissus fernandesii G. Pedro

    Narcissus humilis (Cav.) Traub

    * Narcissus nevadensis Pugsley

    Narcissus pseudonarcissus L. subsp. nobilis (Haw.) A. Fernandes

    Narcissus scaberulus Henriq.

    Narcissus triandrus L. subsp. capax (Salisb.) D. A. Webb.

    Narcissus viridiflorus Schousboe

    ASCLEPIADACEAE

    Vincetoxicum pannonicum (Borhidi) Holub

    BORAGINACEAE

    * Anchusa crispa Viv.

    Echium russicum J.F.Gemlin

    * Lithodora nitida (H. Ern) R. Fernandes

    Myosotis lusitanica Schuster

    Myosotis rehsteineri Wartm.

    Myosotis retusifolia R. Afonso

    Omphalodes kuzinskyanae Willk.

    * Omphalodes littoralis Lehm.

    * Onosma tornensis Javorka

    Solenanthus albanicus (Degen & al.) Degen & Baldacci

    * Symphytum cycladense Pawl.

    CAMPANULACEAE

    Adenophora lilifolia (L.) Ledeb.

    Asyneuma giganteum (Boiss.) Bornm.

    * Campanula bohemica Hruby

    * Campanula gelida Kovanda

    Campanula romanica Săvul.

    * Campanula sabatia De Not.

    * Campanula serrata (Kit.) Hendrych

    Campanula zoysii Wulfen

    Jasione crispa (Pourret) Samp. subsp. serpentinica Pinto da Silva

    Jasione lusitanica A. DC.

    CARYOPHYLLACEAE

    Arenaria ciliata L. subsp. pseudofrigida Ostenf. & O.C. Dahl

    Arenaria humifusa Wahlenberg

    * Arenaria nevadensis Boiss. & Reuter

    Arenaria provincialis Chater & Halliday

    * Cerastium alsinifolium Tausch Cerastium dinaricum G. Beck & Szysz.

    Dianthus arenarius L. subsp. arenarius

    * Dianthus arenarius subsp. bohemicus (Novak) O.Schwarz

    Dianthus cintranus Boiss. & Reuter subsp. cintranus Boiss. & Reuter

    * Dianthus diutinus Kit.

    * Dianthus lumnitzeri Wiesb.

    Dianthus marizii (Samp.) Samp.

    * Dianthus moravicus Kovanda

    * Dianthus nitidus Waldst. et Kit.

    Dianthus plumarius subsp. regis-stephani (Rapcs.) Baksay

    Dianthus rupicola Biv.

    * Gypsophila papillosa P. Porta

    Herniaria algarvica Chaudhri

    * Herniaria latifolia Lapeyr. subsp. litardierei Gamis

    Herniaria lusitanica (Chaudhri) subsp. berlengiana Chaudhri

    Herniaria maritima Link

    * Minuartia smejkalii Dvorakova

    Moehringia jankae Griseb. ex Janka

    Moehringia lateriflora (L.) Fenzl.

    Moehringia tommasinii Marches.

    Moehringia villosa (Wulfen) Fenzl

    Petrocoptis grandiflora Rothm.

    Petrocoptis montsicciana O. Bolos & Rivas Mart.

    Petrocoptis pseudoviscosa Fernández Casas

    Silene furcata Rafin. subsp. angustiflora (Rupr.) Walters

    * Silene hicesiae Brullo & Signorello

    Silene hifacensis Rouy ex Willk.

    * Silene holzmanii Heldr. ex Boiss.

    Silene longicilia (Brot.) Otth.

    Silene mariana Pau

    * Silene orphanidis Boiss

    * Silene rothmaleri Pinto da Silva

    * Silene velutina Pourret ex Loisel.

    CHENOPODIACEAE

    * Bassia (Kochia) saxicola (Guss.) A. J. Scott

    * Cremnophyton lanfrancoi Brullo et Pavone

    * Salicornia veneta Pignatti & Lausi

    CISTACEAE

    Cistus palhinhae Ingram

    Halimium verticillatum (Brot.) Sennen

    Helianthemum alypoides Losa & Rivas Goday

    Helianthemum caput-felis Boiss.

    * Tuberaria major (Willk.) Pinto da Silva & Rozeira

    COMPOSITAE

    * Anthemis glaberrima (Rech. f.) Greuter

    Artemisia campestris L. subsp. bottnica A.N. Lundström ex Kindb.

    * Artemisia granatensis Boiss.

    * Artemisia laciniata Willd.

    Artemisia oelandica (Besser) Komaror

    * Artemisia pancicii (Janka) Ronn.

    * Aster pyrenaeus Desf. ex DC

    * Aster sorrentinii (Tod) Lojac.

    Carlina onopordifolia Besser

    * Carduus myriacanthus Salzm. ex DC.

    * Centaurea alba L. subsp. heldreichii (Halacsy) Dostal

    * Centaurea alba L. subsp. princeps (Boiss. & Heldr.) Gugler

    * Centaurea akamantis T. Georgiadis & G. Chatzikyriakou

    * Centaurea attica Nyman subsp. megarensis (Halacsy & Hayek) Dostal

    * Centaurea balearica J. D. Rodriguez

    * Centaurea borjae Valdes-Berm. & Rivas Goday

    * Centaurea citricolor Font Quer

    Centaurea corymbosa Pourret

    Centaurea gadorensis G. Blanca

    * Centaurea horrida Badaro

    Centaurea immanuelis-loewii Degen

    Centaurea jankae Brandza

    * Centaurea kalambakensis Freyn & Sint.

    Centaurea kartschiana Scop.

    * Centaurea lactiflora Halacsy

    Centaurea micrantha Hoffmanns. & Link subsp. herminii (Rouy) Dostál

    * Centaurea niederi Heldr.

    * Centaurea peucedanifolia Boiss. & Orph.

    * Centaurea pinnata Pau

    Centaurea pontica Prodan & E. I. Nyárády

    Centaurea pulvinata (G. Blanca) G. Blanca

    Centaurea rothmalerana (Arènes) Dostál

    Centaurea vicentina Mariz

    Cirsium brachycephalum Juratzka

    * Crepis crocifolia Boiss. & Heldr.

    Crepis granatensis (Willk.) B. Blanca & M. Cueto

    Crepis pusilla (Sommier) Merxmüller

    Crepis tectorum L. subsp. nigrescens

    Erigeron frigidus Boiss. ex DC.

    * Helichrysum melitense (Pignatti) Brullo et al

    Hymenostemma pseudanthemis (Kunze) Willd.

    Hyoseris frutescens Brullo et Pavone

    * Jurinea cyanoides (L.) Reichenb.

    * Jurinea fontqueri Cuatrec.

    * Lamyropsis microcephala (Moris) Dittrich & Greuter

    Leontodon microcephalus (Boiss. ex DC.) Boiss.

    Leontodon boryi Boiss.

    * Leontodon siculus (Guss.) Finch & Sell

    Leuzea longifolia Hoffmanns. & Link

    Ligularia sibirica (L.) Cass.

    * Palaeocyanus crassifolius (Bertoloni) Dostal

    Santolina impressa Hoffmanns. & Link

    Santolina semidentata Hoffmanns. & Link

    Saussurea alpina subsp. esthonica (Baer ex Rupr) Kupffer

    * Senecio elodes Boiss. ex DC.

    Senecio jacobea L. subsp. gotlandicus (Neuman) Sterner

    Senecio nevadensis Boiss. & Reuter

    * Serratula lycopifolia (Vill.) A.Kern

    Tephroseris longifolia (Jacq.) Griseb et Schenk subsp. moravica

    CONVOLVULACEAE

    * Convolvulus argyrothamnus Greuter

    * Convolvulus fernandesii Pinto da Silva & Teles

    CRUCIFERAE

    Alyssum pyrenaicum Lapeyr.

    * Arabis kennedyae Meikle

    Arabis sadina (Samp.) P. Cout.

    Arabis scopoliana Boiss

    * Biscutella neustriaca Bonnet

    Biscutella vincentina (Samp.) Rothm.

    Boleum asperum (Pers.) Desvaux

    Brassica glabrescens Poldini

    Brassica hilarionis Post

    Brassica insularis Moris

    * Brassica macrocarpa Guss.

    Braya linearis Rouy

    * Cochlearia polonica E. Fröhlich

    * Cochlearia tatrae Borbas

    * Coincya rupestris Rouy

    * Coronopus navasii Pau

    Crambe tataria Sebeok

    Diplotaxis ibicensis (Pau) Gómez-Campo

    * Diplotaxis siettiana Maire

    Diplotaxis vicentina (P. Cout.) Rothm.

    Draba cacuminum Elis Ekman

    Draba cinerea Adams

    Draba dorneri Heuffel.

    Erucastrum palustre (Pirona) Vis.

    * Erysimum pieninicum (Zapal.) Pawl.

    * Iberis arbuscula Runemark

    Iberis procumbens Lange subsp. microcarpa Franco & Pinto da Silva

    * Jonopsidium acaule (Desf.) Reichenb.

    Jonopsidium savianum (Caruel) Ball ex Arcang.

    Rhynchosinapis erucastrum (L.) Dandy ex Clapham subsp. cintrana (Coutinho) Franco & P. Silva (Coincya cintrana (P. Cout.) Pinto da Silva)

    Sisymbrium cavanillesianum Valdés & Castroviejo

    Sisymbrium supinum L.

    Thlaspi jankae A.Kern.

    CYPERACEAE

    Carex holostoma Drejer

    * Carex panormitana Guss.

    Eleocharis carniolica Koch

    DIOSCOREACEAE

    * Borderea chouardii (Gaussen) Heslot

    DROSERACEAE

    Aldrovanda vesiculosa L.

    ELATINACEAE

    Elatine gussonei (Sommier) Brullo et al

    ERICACEAE

    Rhododendron luteum Sweet

    EUPHORBIACEAE

    * Euphorbia margalidiana Kuhbier & Lewejohann

    Euphorbia transtagana Boiss.

    GENTIANACEAE

    * Centaurium rigualii Esteve

    * Centaurium somedanum Lainz

    Gentiana ligustica R. de Vilm. & Chopinet

    Gentianella anglica (Pugsley) E. F. Warburg

    * Gentianella bohemica Skalicky

    GERANIACEAE

    * Erodium astragaloides Boiss. & Reuter

    Erodium paularense Fernández-González & Izco

    * Erodium rupicola Boiss.

    GLOBULARIACEAE

    * Globularia stygia Orph. ex Boiss.

    GRAMINEAE

    Arctagrostis latifolia (R. Br.) Griseb.

    Arctophila fulva (Trin.) N. J. Anderson

    Avenula hackelii (Henriq.) Holub

    Bromus grossus Desf. ex DC.

    Calamagrostis chalybaea (Laest.) Fries

    Cinna latifolia (Trev.) Griseb.

    Coleanthus subtilis (Tratt.) Seidl

    Festuca brigantina (Markgr.-Dannenb.) Markgr.-Dannenb.

    Festuca duriotagana Franco & R. Afonso

    Festuca elegans Boiss.

    Festuca henriquesii Hack.

    Festuca summilusitana Franco & R. Afonso

    Gaudinia hispanica Stace & Tutin

    Holcus setiglumis Boiss. & Reuter subsp. duriensis Pinto da Silva

    Micropyropsis tuberosa Romero — Zarco & Cabezudo

    Poa granitica Br.-Bl. subsp. disparilis (E. I. Nyárády) E. I. Nyárády

    * Poa riphaea (Ascher et Graebner) Fritsch

    Pseudarrhenatherum pallens (Link) J. Holub

    Puccinellia phryganodes (Trin.) Scribner + Merr.

    Puccinellia pungens (Pau) Paunero

    * Stipa austroitalica Martinovsky

    * Stipa bavarica Martinovsky & H. Scholz

    Stipa danubialis Dihoru & Roman

    * Stipa styriaca Martinovsky

    * Stipa veneta Moraldo

    * Stipa zalesskii Wilensky

    Trisetum subalpestre (Hartman) Neuman

    GROSSULARIACEAE

    * Ribes sardoum Martelli

    HIPPURIDACEAE

    Hippuris tetraphylla L. Fil.

    HYPERICACEAE

    * Hypericum aciferum (Greuter) N.K.B. Robson

    IRIDACEAE

    Crocus cyprius Boiss. et Kotschy

    Crocus hartmannianus Holmboe

    Gladiolus palustris Gaud.

    Iris aphylla L. subsp. hungarica Hegi

    Iris humilis Georgi subsp. arenaria (Waldst. et Kit.) A. et D.Löve

    JUNCACEAE

    Juncus valvatus Link

    Luzula arctica Blytt

    LABIATAE

    Dracocephalum austriacum L.

    * Micromeria taygetea P. H. Davis

    Nepeta dirphya (Boiss.) Heldr. ex Halacsy

    * Nepeta sphaciotica P. H. Davis

    Origanum dictamnus L.

    Phlomis brevibracteata Turril

    Phlomis cypria Post

    Salvia veneris Hedge

    Sideritis cypria Post

    Sideritis incana subsp. glauca (Cav.) Malagarriga

    Sideritis javalambrensis Pau

    Sideritis serrata Cav. ex Lag.

    Teucrium lepicephalum Pau

    Teucrium turredanum Losa & Rivas Goday

    * Thymus camphoratus Hoffmanns. & Link

    Thymus carnosus Boiss.

    * Thymus lotocephalus G. López & R. Morales (Thymus cephalotos L.)

    LEGUMINOSAE

    Anthyllis hystrix Cardona, Contandr. & E. Sierra

    * Astragalus algarbiensis Coss. ex Bunge

    * Astragalus aquilanus Anzalone

    Astragalus centralpinus Braun-Blanquet

    * Astragalus macrocarpus DC. subsp. lefkarensis

    * Astragalus maritimus Moris

    Astragalus peterfii Jáv.

    Astragalus tremolsianus Pau

    * Astragalus verrucosus Moris

    * Cytisus aeolicus Guss. ex Lindl.

    Genista dorycnifolia Font Quer

    Genista holopetala (Fleischm. ex Koch) Baldacci

    Melilotus segetalis (Brot.) Ser. subsp. fallax Franco

    * Ononis hackelii Lange

    Trifolium saxatile All.

    * Vicia bifoliolata J.D. Rodríguez

    LENTIBULARIACEAE

    * Pinguicula crystallina Sm.

    Pinguicula nevadensis (Lindb.) Casper

    LILIACEAE

    Allium grosii Font Quer

    * Androcymbium rechingeri Greuter

    * Asphodelus bento-rainhae P. Silva

    * Chionodoxa lochiae Meikle in Kew Bull.

    Colchicum arenarium Waldst. et Kit.

    Hyacinthoides vicentina (Hoffmans. & Link) Rothm.

    * Muscari gussonei (Parl.) Tod.

    Scilla litardierei Breist.

    * Scilla morrisii Meikle

    Tulipa cypria Stapf

    Tulipa hungarica Borbas

    LINACEAE

    * Linum dolomiticum Borbas

    * Linum muelleri Moris (Linum maritimum muelleri)

    LYTHRACEAE

    * Lythrum flexuosum Lag.

    MALVACEAE

    Kosteletzkya pentacarpos (L.) Ledeb.

    NAJADACEAE

    Najas flexilis (Willd.) Rostk. & W.L. Schmidt

    Najas tenuissima (A. Braun) Magnus

    OLEACEAE

    Syringa josikaea Jacq. Fil. ex Reichenb.

    ORCHIDACEAE

    Anacamptis urvilleana Sommier et Caruana Gatto

    Calypso bulbosa L.

    * Cephalanthera cucullata Boiss. & Heldr.

    Cypripedium calceolus L.

    Dactylorhiza kalopissii E.Nelson

    Gymnigritella runei Teppner & Klein

    Himantoglossum adriaticum Baumann

    Himantoglossum caprinum (Bieb.) V.Koch

    Liparis loeselii (L.) Rich.

    * Ophrys kotschyi H.Fleischm. et Soo

    * Ophrys lunulata Parl.

    Ophrys melitensis (Salkowski) J et P Devillers-Terschuren

    Platanthera obtusata (Pursh) subsp. oligantha (Turez.) Hulten

    OROBANCHACEAE

    Orobanche densiflora Salzm. ex Reut.

    PAEONIACEAE

    Paeonia cambessedesii (Willk.) Willk.

    Paeonia clusii F.C. Stern subsp. rhodia (Stearn) Tzanoudakis

    Paeonia officinalis L. subsp. banatica (Rachel) Soo

    Paeonia parnassica Tzanoudakis

    PALMAE

    Phoenix theophrasti Greuter

    PAPAVERACEAE

    Corydalis gotlandica Lidén

    Papaver laestadianum (Nordh.) Nordh.

    Papaver radicatum Rottb. subsp. hyperboreum Nordh.

    PLANTAGINACEAE

    Plantago algarbiensis Sampaio (Plantago bracteosa (Willk.) G. Sampaio)

    Plantago almogravensis Franco

    PLUMBAGINACEAE

    Armeria berlengensis Daveau

    * Armeria helodes Martini & Pold

    Armeria neglecta Girard

    Armeria pseudarmeria (Murray) Mansfeld

    * Armeria rouyana Daveau

    Armeria soleirolii (Duby) Godron

    Armeria velutina Welw. ex Boiss. & Reuter

    Limonium dodartii (Girard) O. Kuntze subsp. lusitanicum (Daveau) Franco

    * Limonium insulare (Beg. & Landi) Arrig. & Diana

    Limonium lanceolatum (Hoffmans. & Link) Franco

    Limonium multiflorum Erben

    * Limonium pseudolaetum Arrig. & Diana

    * Limonium strictissimum (Salzmann) Arrig.

    POLYGONACEAE

    Persicaria foliosa (H. Lindb.) Kitag.

    Polygonum praelongum Coode & Cullen

    Rumex rupestris Le Gall

    PRIMULACEAE

    Androsace mathildae Levier

    Androsace pyrenaica Lam.

    * Cyclamen fatrense Halda et Sojak

    * Primula apennina Widmer

    Primula carniolica Jacq.

    Primula nutans Georgi

    Primula palinuri Petagna

    Primula scandinavica Bruun

    Soldanella villosa Darracq.

    RANUNCULACEAE

    * Aconitum corsicum Gayer (Aconitum napellus subsp. corsicum)

    Aconitum firmum (Reichenb.) Neilr subsp. moravicum Skalicky

    Adonis distorta Ten.

    Aquilegia bertolonii Schott

    Aquilegia kitaibelii Schott

    * Aquilegia pyrenaica D.C. subsp. cazorlensis (Heywood) Galiano

    * Consolida samia P.H. Davis

    * Delphinium caseyi B.L.Burtt

    Pulsatilla grandis Wenderoth Pulsatilla patens (L.) Miller

    * Pulsatilla pratensis (L.) Miller subsp. hungarica Soo

    * Pulsatilla slavica G.Reuss.

    * Pulsatilla subslavica Futak ex Goliasova

    Pulsatilla vulgaris Hill. subsp. gotlandica (Johanss.) Zaemelis & Paegle

    Ranunculus kykkoensis Meikle

    Ranunculus lapponicus L.

    * Ranunculus weyleri Mares

    RESEDACEAE

    *Reseda decursiva Forssk.

    ROSACEAE

    Agrimonia pilosa Ledebour

    Potentilla delphinensis Gren. & Godron

    Potentilla emilii-popii Nyárády

    * Pyrus magyarica Terpo

    Sorbus teodorii Liljefors

    RUBIACEAE

    Galium cracoviense Ehrend.

    * Galium litorale Guss.

    Galium moldavicum (Dobrescu) Franco

    * Galium sudeticum Tausch

    * Galium viridiflorum Boiss. & Reuter

    SALICACEAE

    Salix salvifolia Brot. subsp. australis Franco

    SANTALACEAE

    Thesium ebracteatum Hayne

    SAXIFRAGACEAE

    Saxifraga berica (Beguinot) D.A. Webb

    Saxifraga florulenta Moretti

    Saxifraga hirculus L.

    Saxifraga osloënsis Knaben

    Saxifraga tombeanensis Boiss. ex Engl.

    SCROPHULARIACEAE

    Antirrhinum charidemi Lange

    Chaenorrhinum serpyllifolium (Lange) Lange subsp. lusitanicum R. Fernandes

    * Euphrasia genargentea (Feoli) Diana

    Euphrasia marchesettii Wettst. ex Marches.

    Linaria algarviana Chav.

    Linaria coutinhoi Valdés

    Linaria loeselii Schweigger

    * Linaria ficalhoana Rouy

    Linaria flava (Poiret) Desf.

    * Linaria hellenica Turrill

    Linaria pseudolaxiflora Lojacono

    * Linaria ricardoi Cout.

    Linaria tonzigii Lona

    * Linaria tursica B. Valdés & Cabezudo

    Odontites granatensis Boiss.

    * Pedicularis sudetica Willd.

    Rhinanthus oesilensis (Ronniger & Saarsoo) Vassilcz

    Tozzia carpathica Wol.

    Verbascum litigiosum Samp.

    Veronica micrantha Hoffmanns. & Link

    * Veronica oetaea L.-A. Gustavsson

    SOLANACEAE

    *Atropa baetica Willk.

    THYMELAEACEAE

    * Daphne arbuscula Celak

    Daphne petraea Leybold

    * Daphne rodriguezii Texidor

    ULMACEAE

    Zelkova abelicea (Lam.) Boiss.

    UMBELLIFERAE

    * Angelica heterocarpa Lloyd

    Angelica palustris (Besser) Hoffm.

    * Apium bermejoi Llorens

    Apium repens (Jacq.) Lag.

    Athamanta cortiana Ferrarini

    * Bupleurum capillare Boiss. & Heldr.

    * Bupleurum kakiskalae Greuter

    Eryngium alpinum L.

    * Eryngium viviparum Gay

    * Ferula sadleriana Lebed.

    Hladnikia pastinacifolia Reichenb.

    * Laserpitium longiradium Boiss.

    * Naufraga balearica Constans & Cannon

    * Oenanthe conioides Lange

    Petagnia saniculifolia Guss.

    Rouya polygama (Desf.) Coincy

    * Seseli intricatum Boiss.

    Seseli leucospermum Waldst. et Kit

    Thorella verticillatinundata (Thore) Briq.

    VALERIANACEAE

    Centranthus trinervis (Viv.) Beguinot

    VIOLACEAE

    Viola delphinantha Boiss.

    * Viola hispida Lam.

    Viola jaubertiana Mares & Vigineix

    Viola rupestris F.W. Schmidt subsp. relicta Jalas

    LAGERE PLANTEN

    BRYOPHYTA

    Bruchia vogesiaca Schwaegr. (o)

    Bryhnia novae-angliae (Sull & Lesq.) Grout (o)

    * Bryoerythrophyllum campylocarpum (C. Müll.) Crum. (Bryoerythrophyllum machadoanum (Sergio) M. O. Hill) (o)

    Buxbaumia viridis (Moug.) Moug. & Nestl. (o)

    Cephalozia macounii (Aust.) Aust. (o)

    Cynodontium suecicum (H. Arn. & C. Jens.) I. Hag. (o)

    Dichelyma capillaceum (Dicks) Myr. (o)

    Dicranum viride (Sull. & Lesq.) Lindb. (o)

    Distichophyllum carinatum Dix. & Nich. (o)

    Drepanocladus (Hamatocaulis) vernicosus (Mitt.) Warnst. (o)

    Encalypta mutica (I. Hagen) (o)

    Hamatocaulis lapponicus (Norrl.) Hedenäs (o)

    Herzogiella turfacea (Lindb.) I. Wats. (o)

    Hygrohypnum montanum (Lindb.) Broth. (o)

    Jungermannia handelii (Schiffn.) Amak. (o)

    Mannia triandra (Scop.) Grolle (o)

    * Marsupella profunda Lindb. (o)

    Meesia longiseta Hedw. (o)

    Nothothylas orbicularis (Schwein.) Sull. (o)

    Ochyraea tatrensis Vana (o)

    Orthothecium lapponicum (Schimp.) C. Hartm. (o)

    Orthotrichum rogeri Brid. (o)

    Petalophyllum ralfsii (Wils.) Nees & Gott. (o)

    Plagiomnium drummondii (Bruch & Schimp.) T. Kop. (o)

    Riccia breidleri Jur. (o)

    Riella helicophylla (Bory & Mont.) Mont. (o)

    Scapania massolongi (K. Müll.) K. Müll. (o)

    Sphagnum pylaisii Brid. (o)

    Tayloria rudolphiana (Garov) B. & S. (o)

    Tortella rigens (N. Alberts) (o)

    MACARONESISCHE SOORTEN

    PTERIDOPHYTA

    HYMENOPHYLLACEAE

    Hymenophyllum maderensis Gibby & Lovis

    DRYOPTERIDACEAE

    * Polystichum drepanum (Sw.) C. Presl.

    ISOETACEAE

    Isoetes azorica Durieu & Paiva ex Milde

    MARSILEACEAE

    * Marsilea azorica Launert & Paiva

    ANGIOSPERMAE

    ASCLEPIADACEAE

    Caralluma burchardii N. E. Brown

    * Ceropegia chrysantha Svent.

    BORAGINACEAE

    Echium candicans L. fil.

    * Echium gentianoides Webb & Coincy

    Myosotis azorica H. C. Watson

    Myosotis maritima Hochst. in Seub.

    CAMPANULACEAE

    * Azorina vidalii (H. C. Watson) Feer

    Musschia aurea (L. f.) DC.

    * Musschia wollastonii Lowe

    CAPRIFOLIACEAE

    * Sambucus palmensis Link

    CARYOPHYLLACEAE

    Spergularia azorica (Kindb.) Lebel

    CELASTRACEAE

    Maytenus umbellata (R. Br.) Mabb.

    CHENOPODIACEAE

    Beta patula Ait.

    CISTACEAE

    Cistus chinamadensis Banares & Romero

    * Helianthemum bystropogophyllum Svent.

    COMPOSITAE

    Andryala crithmifolia Ait.

    * Argyranthemum lidii Humphries

    Argyranthemum thalassophylum (Svent.) Hump.

    Argyranthemum winterii (Svent.) Humphries

    * Atractylis arbuscula Svent. & Michaelis

    Atractylis preauxiana Schultz.

    Calendula maderensis DC.

    Cheirolophus duranii (Burchard) Holub

    Cheirolophus ghomerytus (Svent.) Holub

    Cheirolophus junonianus (Svent.) Holub

    Cheirolophus massonianus (Lowe) Hansen & Sund.

    Cirsium latifolium Lowe

    Helichrysum gossypinum Webb

    Helichrysum monogynum Burtt & Sund.

    Hypochoeris oligocephala (Svent. & Bramw.) Lack

    * Lactuca watsoniana Trel.

    * Onopordum nogalesii Svent.

    * Onorpordum carduelinum Bolle

    * Pericallis hadrosoma (Svent.) B. Nord.

    Phagnalon benettii Lowe

    Stemmacantha cynaroides (Chr. Son. in Buch) Ditt

    Sventenia bupleuroides Font Quer

    * Tanacetum ptarmiciflorum Webb & Berth

    CONVOLVULACEAE

    * Convolvulus caput-medusae Lowe

    * Convolvulus lopez-socasii Svent.

    * Convolvulus massonii A. Dietr.

    CRASSULACEAE

    Aeonium gomeraense Praeger

    Aeonium saundersii Bolle

    Aichryson dumosum (Lowe) Praeg.

    Monanthes wildpretii Banares & Scholz

    Sedum brissemoretii Raymond-Hamet

    CRUCIFERAE

    * Crambe arborea Webb ex Christ

    Crambe laevigata DC. ex Christ

    * Crambe sventenii R. Petters ex Bramwell & Sund.

    * Parolinia schizogynoides Svent.

    Sinapidendron rupestre (Ait.) Lowe

    CYPERACEAE

    Carex malato-belizii Raymond

    DIPSACACEAE

    Scabiosa nitens Roemer & J. A. Schultes

    ERICACEAE

    Erica scoparia L. subsp. azorica (Hochst.) D. A. Webb

    EUPHORBIACEAE

    * Euphorbia handiensis Burchard

    Euphorbia lambii Svent.

    Euphorbia stygiana H. C. Watson

    GERANIACEAE

    * Geranium maderense P. F. Yeo

    GRAMINEAE

    Deschampsia maderensis (Haeck. & Born.) Buschm.

    Phalaris maderensis (Menezes) Menezes

    GLOBULARIACEAE

    * Globularia ascanii D. Bramwell & Kunkel

    * Globularia sarcophylla Svent.

    LABIATAE

    * Sideritis cystosiphon Svent.

    * Sideritis discolor (Webb ex de Noe) Bolle

    Sideritis infernalis Bolle

    Sideritis marmorea Bolle

    Teucrium abutiloides L'Hér.

    Teucrium betonicum L'Hér.

    LEGUMINOSAE

    * Anagyris latifolia Brouss. ex. Willd.

    Anthyllis lemanniana Lowe

    * Dorycnium spectabile Webb & Berthel

    * Lotus azoricus P. W. Ball

    Lotus callis-viridis D. Bramwell & D. H. Davis

    * Lotus kunkelii (E. Chueca) D. Bramwell & al.

    * Teline rosmarinifolia Webb & Berthel.

    * Teline salsoloides Arco & Acebes.

    Vicia dennesiana H. C. Watson

    LILIACEAE

    * Androcymbium psammophilum Svent.

    Scilla maderensis Menezes

    Semele maderensis Costa

    LORANTHACEAE

    Arceuthobium azoricum Wiens & Hawksw.

    MYRICACEAE

    * Myrica rivas-martinezii Santos.

    OLEACEAE

    Jasminum azoricum L.

    Picconia azorica (Tutin) Knobl.

    ORCHIDACEAE

    Goodyera macrophylla Lowe

    PITTOSPORACEAE

    * Pittosporum coriaceum Dryand. ex. Ait.

    PLANTAGINACEAE

    Plantago malato-belizii Lawalree

    PLUMBAGINACEAE

    * Limonium arborescens (Brouss.) Kuntze

    Limonium dendroides Svent.

    *Limonium spectabile (Svent.) Kunkel & Sunding

    *Limonium sventenii Santos & Fernández Galván

    POLYGONACEAE

    Rumex azoricus Rech. fil.

    RHAMNACEAE

    Frangula azorica Tutin

    ROSACEAE

    * Bencomia brachystachya Svent.

    Bencomia sphaerocarpa Svent.

    * Chamaemeles coriacea Lindl.

    Dendriopoterium pulidoi Svent.

    Marcetella maderensis (Born.) Svent.

    Prunus lusitanica L. subsp. azorica (Mouillef.) Franco

    Sorbus maderensis (Lowe) Dode

    SANTALACEAE

    Kunkeliella subsucculenta Kammer

    SCROPHULARIACEAE

    * Euphrasia azorica H.C. Watson

    Euphrasia grandiflora Hochst. in Seub.

    * Isoplexis chalcantha Svent. & O'Shanahan

    Isoplexis isabelliana (Webb & Berthel.) Masferrer

    Odontites holliana (Lowe) Benth.

    Sibthorpia peregrina L.

    SOLANACEAE

    * Solanum lidii Sunding

    UMBELLIFERAE

    Ammi trifoliatum (H. C. Watson) Trelease

    Bupleurum handiense (Bolle) Kunkel

    Chaerophyllum azoricum Trelease

    Ferula latipinna Santos

    Melanoselinum decipiens (Schrader & Wendl.) Hoffm.

    Monizia edulis Lowe

    Oenanthe divaricata (R. Br.) Mabb.

    Sanicula azorica Guthnick ex Seub.

    VIOLACEAE

    Viola paradoxa Lowe

    LAGERE PLANTEN

    BRYOPHYTA

    * Echinodium spinosum (Mitt.) Jur. (o)

    * Thamnobryum fernandesii Sergio (o)

    ▼B




    BIJLAGE III

    CRITERIA VOOR DE SELECTIE VAN GEBIEDEN DIE KUNNEN WORDEN AANGEWEZEN ALS GEBIEDEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN ALS SPECIALE BESCHERMINGSZONES

    FASE 1   Nationale beoordeling van het relatieve belang van de gebieden voor elk type natuurlijke habitat van bijlage I en elke soort van bijlage II (met inbegrip van de prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten)

    A.   Criteria voor de beoordeling van het gebied voor een type natuurlijke habitat van bijlage I

    a) Mate van representativiteit van het type natuurlijke habitat in het gebied.

    b) Door het type natuurlijke habitat bestreken oppervlakte van het gebied ten opzichte van de totale door dit type natuurlijke habitat op het nationale grondgebied bestreken oppervlakte.

    c) Mate van instandhouding van de structuur en de functies van het betrokken type natuurlijke habitat en herstelmogelijkheid.

    d) Algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van het betrokken type natuurlijke habitat.

    B.   Criteria voor de beoordeling van het gebied voor een soort van bijlage II

    a) Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied.

    b) Mate van instandhouding van de elementen van de habitat die van belang zijn voor de betrokken soort en herstelmogelijkheid.

    c) Mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort.

    d) Algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort.

    C.

    Volgens deze criteria delen de Lid-Staten de gebieden in die zij op de nationale lijst voorstellen als gebieden welke in aanmerking komen voor aanwijzing als gebied van communautair belang, al naar gelang van hun betekenis voor de instandhouding van de in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats of de in bijlage II genoemde soorten.

    D.

    Deze lijst omvat de gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten die volgens de onder A en B aangegeven criteria door de Lid-Staten zijn geselecteerd.

    FASE 2   Beoordeling van het communautair belang van de op de nationale lijsten geplaatste gebieden

    1.

    Alle door de Lid-Staten in fase 1 aangewezen gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten worden beschouwd als gebieden van communautair belang.

    2.

    De beoordeling van het communautaire belang van de overige gebieden die voorkomen op de lijsten van de Lid-Staten, d.w.z. van de bijdrage die zij leveren tot het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een natuurlijke habitat uit bijlage I of van een soort uit bijlage II en/of de coherentie van Natura 2000, geschiedt met inachtneming van de volgende criteria:

    a) de relatieve betekenis van het gebied op nationaal niveau;

    b) de geografische ligging van het gebied ten opzichte van de trekroutes van diersoorten van bijlage II, mede gelet op de vraag of het gebied eventueel deel uitmaakt van een samenhangend ecosysteem aan weerszijden van een of meer binnengrenzen van de Gemeenschap;

    c) de totale oppervlakte van het gebied;

    d) het aantal typen natuurlijke habitats van bijlage I en soorten van bijlage II in het gebied;

    e) de algemene ecologische waarde van het gebied voor de betrokken bio-geografische regio's en/of voor het gehele in artikel 2 bedoelde grondgebied, zowel wat betreft het karakteristieke of unieke aspect van de bestanddelen als wat betreft de combinatie daarvan.

    ▼M3




    BIJLAGE IV

    DIER- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG DIE STRIKT MOETEN WORDEN BESCHERMD

    De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:

     de naam van de soort of van de ondersoort of

     door de verzamelnaam van de soorten die behoren tot een hoger taxon of tot een aangegeven deel van dit taxon.

    De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.

    a)   DIEREN

    GEWERVELDE DIEREN

    ZOOGDIEREN

    INSECTIVORA

    Erinaceidae

    Erinaceus algirus

    Soricidae

    Crocidura canariensis

    Crocidura sicula

    Talpidae

    Galemys pyrenaicus

    MICROCHIROPTERA

    Alle soorten

    MEGACHIROPTERA

    Pteropodidae

    Rousettus aegyptiacus

    RODENTIA

    Gliridae

    Alle soorten met uitzondering van Glis glis en Eliomys quercinus

    Sciuridae

    Marmota marmota latirostris

    Pteromys volans (Sciuropterus russicus)

    Spermophilus citellus (Citellus citellus)

    Spermophilus suslicus (Citellus suslicus)

    Sciurus anomalus

    Castoridae

    Castor fiber (met uitzondering van de Estse, de Letse, de Litouwse, de Poolse, de Finse en de Zweedse populaties)

    Cricetidae

    Cricetus cricetus (met uitzondering van de Hongaarse populaties)

    Mesocricetus newtoni

    Microtidae

    Microtus cabrerae

    Microtus oeconomus arenicola

    Microtus oeconomus mehelyi

    Microtus tatricus

    Zapodidae

    Sicista betulina

    Sicista subtilis

    Hystricidae

    Hystrix cristata

    CARNIVORA

    Canidae

    Alopex lagopus

    Canis lupus (met uitzondering van de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad; de Estse populaties, de Spaanse populaties benoorden de Duero; de Bulgaarse, de Letse, de Litouwse, de Poolse, de Slowaakse populaties en de Finse populaties in het rendierbeschermingsgebied als omschreven in paragraaf 2 van de Finse Wet nr. 848/90 van 14 september 1990 inzake rendierbescherming)

    Ursidae

    Ursus arctos

    Mustelidae

    Lutra lutra

    Mustela eversmanii

    Mustela lutreola

    Vormela peregusna

    Felidae

    Felis silvestris

    Lynx lynx (met uitzondering van de Estse populatie)

    Lynx pardinus

    Phocidae

    Monachus monachus

    Phoca hispida saimensis

    ARTIODACTYLA

    Cervidae

    Cervus elaphus corsicanus

    Bovidae

    Bison bonasus

    Capra aegagrus (natuurlijke populaties)

    Capra pyrenaica pyrenaica

    Ovis gmelini musimon (Ovis ammon musimon) (natuurlijke populaties — Corsica en Sardinië)

    Ovis orientalis ophion (Ovis gmelini ophion)

    Rupicapra pyrenaica ornata (Rupicapra rupicapra ornata)

    Rupicapra rupicapra balcanica

    Rupicapra rupicapra tatrica

    CETACEA

    Alle soorten

    REPTIELEN

    TESTUDINATA

    Testudinidae

    Testudo graeca

    Testudo hermanni

    Testudo marginata

    Cheloniidae

    Caretta caretta

    Chelonia mydas

    Lepidochelys kempii

    Eretmochelys imbricata

    Dermochelyidae

    Dermochelys coriacea

    Emydidae

    Emys orbicularis

    Mauremys caspica

    Mauremys leprosa

    SAURIA

    Lacertidae

    Algyroides fitzingeri

    Algyroides marchi

    Algyroides moreoticus

    Algyroides nigropunctatus

    Gallotia atlantica

    Gallotia galloti

    Gallotia galloti insulanagae

    Gallotia simonyi

    Gallotia stehlini

    Lacerta agilis

    Lacerta bedriagae

    Lacerta bonnali (Lacerta monticola)

    Lacerta monticola

    Lacerta danfordi

    Lacerta dugesi

    Lacerta graeca

    Lacerta horvathi

    Lacerta schreiberi

    Lacerta trilineata

    Lacerta viridis

    Lacerta vivipara pannonica

    Ophisops elegans

    Podarcis erhardii

    Podarcis filfolensis

    Podarcis hispanica atrata

    Podarcis lilfordi

    Podarcis melisellensis

    Podarcis milensis

    Podarcis muralis

    Podarcis peloponnesiaca

    Podarcis pityusensis

    Podarcis sicula

    Podarcis taurica

    Podarcis tiliguerta

    Podarcis wagleriana

    Scincidae

    Ablepharus kitaibelii

    Chalcides bedriagai

    Chalcides ocellatus

    Chalcides sexlineatus

    Chalcides simonyi (Chalcides occidentalis)

    Chalcides viridianus

    Ophiomorus punctatissimus

    Gekkonidae

    Cyrtopodion kotschyi

    Phyllodactylus europaeus

    Tarentola angustimentalis

    Tarentola boettgeri

    Tarentola delalandii

    Tarentola gomerensis

    Agamidae

    Stellio stellio

    Chamaeleontidae

    Chamaeleo chamaeleon

    Anguidae

    Ophisaurus apodus

    OPHIDIA

    Colubridae

    Coluber caspius

    Coluber cypriensis

    Coluber hippocrepis

    Coluber jugularis

    Coluber laurenti

    Coluber najadum

    Coluber nummifer

    Coluber viridiflavus

    Coronella austriaca

    Eirenis modesta

    Elaphe longissima

    Elaphe quatuorlineata

    Elaphe situla

    Natrix natrix cetti

    Natrix natrix corsa

    Natrix natrix cypriaca

    Natrix tessellata

    Telescopus falax

    Viperidae

    Vipera ammodytes

    Macrovipera schweizeri (Vipera lebetina schweizeri)

    Vipera seoanni (met uitzondering van de Spaanse populaties)

    Vipera ursinii

    Vipera xanthina

    Boidae

    Eryx jaculus

    AMFIBIEËN

    CAUDATA

    Salamandridae

    Chioglossa lusitanica

    Euproctus asper

    Euproctus montanus

    Euproctus platycephalus

    Mertensiella luschani (Salamandra luschani)

    Salamandra atra

    Salamandra aurorae

    Salamandra lanzai

    Salamandrina terdigitata

    Triturus carnifex (Triturus cristatus carnifex)

    Triturus cristatus (Triturus cristatus cristatus)

    Triturus italicus

    Triturus karelinii (Triturus cristatus karelinii)

    Triturus marmoratus

    Triturus montandoni

    Triturus vulgaris ampelensis

    Proteidae

    Proteus anguinus

    Plethodontidae

    Hydromantes (Speleomantes) ambrosii

    Hydromantes (Speleomantes) flavus

    Hydromantes (Speleomantes) genei

    Hydromantes (Speleomantes) imperialis

    Hydromantes (Speleomantes) strinatii (Hydromantes (Speleomantes) italicus)

    Hydromantes (Speleomantes) supramontis

    ANURA

    Discoglossidae

    Alytes cisternasii

    Alytes muletensis

    Alytes obstetricans

    Bombina bombina

    Bombina variegata

    Discoglossus galganoi (inclusief Discoglossus „jeanneae”)

    Discoglossus montalentii

    Discoglossus pictus

    Discoglossus sardus

    Ranidae

    Rana arvalis

    Rana dalmatina

    Rana graeca

    Rana iberica

    Rana italica

    Rana latastei

    Rana lessonae

    Pelobatidae

    Pelobates cultripes

    Pelobates fuscus

    Pelobates syriacus

    Bufonidae

    Bufo calamita

    Bufo viridis

    Hylidae

    Hyla arborea

    Hyla meridionalis

    Hyla sarda

    VISSEN

    ACIPENSERIFORMES

    Acipenseridae

    Acipenser naccarii

    Acipenser sturio

    SALMONIFORMES

    Coregonidae

    Coregonus oxyrhynchus (anadrome populaties in bepaalde sectoren van de Noordzee, met uitzondering van de Finse populaties)

    CYPRINIFORMES

    Cyprinidae

    Anaecypris hispanica

    Phoxinus percnurus

    ATHERINIFORMES

    Cyprinodontidae

    Valencia hispanica

    PERCIFORMES

    Percidae

    Gymnocephalus baloni

    Romanichthys valsanicola

    Zingel asper

    ONGEWERVELDE DIEREN

    GELEEDPOTIGEN

    CRUSTACEA

    Isopoda

    Armadillidium ghardalamensis

    INSECTA

    Coleoptera

    Bolbelasmus unicornis

    Buprestis splendens

    Carabus hampei

    Carabus hungaricus

    Carabus olympiae

    Carabus variolosus

    Carabus zawadszkii

    Cerambyx cerdo

    Cucujus cinnaberinus

    Dorcadion fulvum cervae

    Duvalius gebhardti

    Duvalius hungaricus

    Dytiscus latissimus

    Graphoderus bilineatus

    Leptodirus hochenwarti

    Pilemia tigrina

    Osmoderma eremita

    Phryganophilus ruficollis

    Probaticus subrugosus

    Propomacrus cypriacus

    Pseudogaurotina excellens

    Pseudoseriscius cameroni

    Pytho kolwensis

    Rosalia alpina

    Lepidoptera

    Apatura metis

    Arytrura musculus

    Catopta thrips

    Chondrosoma fiduciarium

    Coenonympha hero

    Coenonympha oedippus

    Colias myrmidone

    Cucullia mixta

    Dioszeghyana schmidtii

    Erannis ankeraria

    Erebia calcaria

    Erebia christi

    Erebia sudetica

    Eriogaster catax

    Fabriciana elisa

    Glyphipterix loricatella

    Gortyna borelii lunata

    Hypodryas maturna

    Hyles hippophaes

    Leptidea morsei

    Lignyoptera fumidaria

    Lopinga achine

    Lycaena dispar

    Lycaena helle

    Maculinea arion

    Maculinea nausithous

    Maculinea teleius

    Melanargia arge

    Nymphalis vaualbum

    Papilio alexanor

    Papilio hospiton

    Parnassius apollo

    Parnassius mnemosyne

    Phyllometra culminaria

    Plebicula golgus

    Polymixis rufocincta isolata

    Polyommatus eroides

    Proserpinus proserpina

    Pseudophilotes bavius

    Xylomoia strix

    Zerynthia polyxena

    Mantodea

    Apteromantis aptera

    Odonata

    Aeshna viridis

    Cordulegaster heros

    Cordulegaster trinacriae

    Gomphus graslinii

    Leucorrhinia albifrons

    Leucorrhinia caudalis

    Leucorrhinia pectoralis

    Lindenia tetraphylla

    Macromia splendens

    Ophiogomphus cecilia

    Oxygastra curtisii

    Stylurus flavipes

    Sympecma braueri

    Orthoptera

    Baetica ustulata

    Brachytrupes megacephalus

    Isophya costata

    Isophya harzi

    Isophya stysi

    Myrmecophilus baronii

    Odontopodisma rubripes

    Paracaloptenus caloptenoides

    Pholidoptera transsylvanica

    Saga pedo

    Stenobothrus (Stenobothrodes) eurasius

    ARACHNIDA

    Araneae

    Macrothele calpeiana

    WEEKDIEREN

    GASTROPODA

    Anisus vorticulus

    Caseolus calculus

    Caseolus commixta

    Caseolus sphaerula

    Chilostoma banaticum

    Discula leacockiana

    Discula tabellata

    Discula testudinalis

    Discula turricula

    Discus defloratus

    Discus guerinianus

    Elona quimperiana

    Geomalacus maculosus

    Geomitra moniziana

    Gibbula nivosa

    Hygromia kovacsi

    Idiomela (Helix) subplicata

    Lampedusa imitatrix

    Lampedusa melitensis

    Leiostyla abbreviata

    Leiostyla cassida

    Leiostyla corneocostata

    Leiostyla gibba

    Leiostyla lamellosa

    Paladilhia hungarica

    Patella ferruginea

    Sadleriana pannonica

    Theodoxus prevostianus

    Theodoxus transversalis

    BIVALVIA

    Anisomyaria

    Lithophaga lithophaga

    Pinna nobilis

    Unionoida

    Margaritifera auricularia

    Unio crassus

    Dreissenidae

    Congeria kusceri

    ECHINODERMATA

    Echinoidea

    Centrostephanus longispinus

    b)   PLANTEN

    Bijlage IV, onder b), bevat alle in bijlage II, onder b) ( 8 ) vermelde plantensoorten, met bovendien de onderstaande soorten:

    PTERIDOPHYTA

    ASPLENIACEAE

    Asplenium hemionitis L.

    ANGIOSPERMAE

    AGAVACEAE

    Dracaena draco (L.) L.

    AMARYLLIDACEAE

    Narcissus longispathus Pugsley

    Narcissus triandrus L.

    BERBERIDACEAE

    Berberis maderensis Lowe

    CAMPANULACEAE

    Campanula morettiana Reichenb.

    Physoplexis comosa (L.) Schur.

    CARYOPHYLLACEAE

    Moehringia fontqueri Pau

    COMPOSITAE

    Argyranthemum pinnatifidum (L.f.) Lowe subsp. succulentum (Lowe) C. J. Humphries

    Helichrysum sibthorpii Rouy

    Picris willkommii (Schultz Bip.) Nyman

    Santolina elegans Boiss. ex DC.

    Senecio caespitosus Brot.

    Senecio lagascanus DC. subsp. lusitanicus (P. Cout.) Pinto da Silva

    Wagenitzia lancifolia (Sieber ex Sprengel) Dostal

    CRUCIFERAE

    Murbeckiella sousae Rothm.

    EUPHORBIACEAE

    Euphorbia nevadensis Boiss. & Reuter

    GESNERIACEAE

    Jankaea heldreichii (Boiss.) Boiss.

    Ramonda serbica Pancic

    IRIDACEAE

    Crocus etruscus Parl.

    Iris boissieri Henriq.

    Iris marisca Ricci & Colasante

    LABIATAE

    Rosmarinus tomentosus Huber-Morath & Maire

    Teucrium charidemi Sandwith

    Thymus capitellatus Hoffmanns. & Link

    Thymus villosus L. subsp. villosus L.

    LILIACEAE

    Androcymbium europaeum (Lange) K. Richter

    Bellevalia hackelli Freyn

    Colchicum corsicum Baker

    Colchicum cousturieri Greuter

    Fritillaria conica Rix

    Fritillaria drenovskii Degen & Stoy.

    Fritillaria gussichiae (Degen & Doerfler) Rix

    Fritillaria obliqua Ker-Gawl.

    Fritillaria rhodocanakis Orph. ex Baker

    Ornithogalum reverchonii Degen & Herv.-Bass.

    Scilla beirana Samp.

    Scilla odorata Link

    ORCHIDACEAE

    Ophrys argolica Fleischm.

    Orchis scopulorum Simsmerh.

    Spiranthes aestivalis (Poiret) L. C. M. Richard

    PRIMULACEAE

    Androsace cylindrica DC.

    Primula glaucescens Moretti

    Primula spectabilis Tratt.

    RANUNCULACEAE

    Aquilegia alpina L.

    SAPOTACEAE

    Sideroxylon marmulano Banks ex Lowe

    SAXIFRAGACEAE

    Saxifraga cintrana Kuzinsky ex Willk.

    Saxifraga portosanctana Boiss.

    Saxifraga presolanensis Engl.

    Saxifraga valdensis DC.

    Saxifraga vayredana Luizet

    SCROPHULARIACEAE

    Antirrhinum lopesianum Rothm.

    Lindernia procumbens (Krocker) Philcox

    SOLANACEAE

    Mandragora officinarum L.

    THYMELAEACEAE

    Thymelaea broterana P. Cout.

    UMBELLIFERAE

    Bunium brevifolium Lowe

    VIOLACEAE

    Viola athois W. Becker

    Viola cazorlensis Gandoger




    BIJLAGE V

    DIER- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG WAARVOOR HET ONTTREKKEN AAN DE NATUUR EN DE EXPLOITATIE AAN BEHEERSMAATREGELEN KUNNEN WORDEN ONDERWORPEN

    De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:

     de naam van de soort of van de ondersoort of

     door de verzamelnaam van de soorten die behoren tot een hoger taxon of tot een aangegeven deel van dit taxon.

    De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.

    a)   DIEREN

    GEWERVELDE DIEREN

    ZOOGDIEREN

    RODENTIA

    Castoridae

    Castor fiber (Finse, Zweedse, Letse, Litouwse, Estse en Poolse populaties)

    Cricetidae

    Cricetus cricetus (Hongaarse populaties)

    CARNIVORA

    Canidae

    Canis aureus

    Canis lupus (Spaanse populaties benoorden de Duero, Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad, Finse populaties in het rendierbeschermingsgebied als omschreven in paragraaf 2 van de Finse Wet nr. 848/90 van 14 september 1990 inzake rendierbescherming, Bulgaarse, Letse, Litouwse, Estse, Poolse en Slowaakse populaties)

    Mustelidae

    Martes martes

    Mustela putorius

    Felidae

    Lynx lynx (Estse populatie)

    Phocidae

    Alle niet in bijlage IV vermelde soorten.

    Viverridae

    Genetta genetta

    Herpestes ichneumon

    DUPLICIDENTATA

    Leporidae

    Lepus timidus

    ARTIODACTYLA

    Bovidae

    Capra ibex

    Capra pyrenaica (met uitzondering van Capra pyrenaica pyrenaica)

    Rupicapra rupicapra (met uitzondering van Rupicapra rupicapra balcanica, Rupicapra rupicapra ornata en Rupicapra rupicapra tatrica)

    AMFIBIEËN

    ANURA

    Ranidae

    Rana esculenta

    Rana perezi

    Rana ridibunda

    Rana temporaria

    VISSEN

    PETROMYZONIFORMES

    Petromyzonidae

    Lampetra fluviatilis

    Lethenteron zanandrai

    ACIPENSERIFORMES

    Acipenseridae

    Alle niet in bijlage IV vermelde soorten.

    CLUPEIFORMES

    Clupeidae

    Alosa spp.

    SALMONIFORMES

    Salmonidae

    Thymallus thymallus

    Coregonus spp. (met uitzondering van Coregonus oxyrhynchus — anadrome populaties in bepaalde sectoren van de Noordzee)

    Hucho hucho

    Salmo salar (alleen in zoet water)

    CYPRINIFORMES

    Cyprinidae

    Aspius aspius

    Barbus spp.

    Pelecus cultratus

    Rutilus friesii meidingeri

    Rutilus pigus

    SILURIFORMES

    Siluridae

    Silurus aristotelis

    PERCIFORMES

    Percidae

    Gymnocephalus schraetzer

    Zingel zingel

    ONGEWERVELDE DIEREN

    COELENTERATA

    CNIDARIA

    Corallium rubrum

    MOLLUSCA

    GASTROPODA — STYLOMMATOPHORA

    Helix pomatia

    BIVALVIA — UNIONOIDA

    Margaritiferidae

    Margaritifera margaritifera

    Unionidae

    Microcondylaea compressa

    Unio elongatulus

    ANNELIDA

    HIRUDINOIDEA — ARHYNCHOBDELLAE

    Hirudinidae

    Hirudo medicinalis

    ARTHROPODA

    CRUSTACEA — DECAPODA

    Astacidae

    Astacus astacus

    Austropotamobius pallipes

    Austropotamobius torrentium

    Scyllaridae

    Scyllarides latus

    INSECTA — LEPIDOPTERA

    Saturniidae

    Graellsia isabellae

    b)   PLANTEN

    ALGAE

    RHODOPHYTA

    CORALLINACEAE

    Lithothamnium coralloides Crouan frat.

    Phymatholithon calcareum (Poll.) Adey & McKibbin

    LICHENES

    CLADONIACEAE

    Cladonia L. subgenus Cladina (Nyl.) Vain.

    BRYOPHYTA

    MUSCI

    LEUCOBRYACEAE

    Leucobryum glaucum (Hedw.) AAngstr.

    SPHAGNACEAE

    Sphagnum L. spp. (met uitzondering van Sphagnum pylaisii Brid.)

    PTERIDOPHYTA

    Lycopodium spp.

    ANGIOSPERMAE

    AMARYLLIDACEAE

    Galanthus nivalis L.

    Narcissus bulbocodium L.

    Narcissus juncifolius Lagasca

    COMPOSITAE

    Arnica montana L.

    Artemisia eriantha Tem

    Artemisia genipi Weber

    Doronicum plantagineum L. subsp. tournefortii (Rouy) P. Cout.

    Leuzea rhaponticoides Graells

    CRUCIFERAE

    Alyssum pintadasilvae Dudley.

    Malcolmia lacera (L.) DC. subsp. graccilima (Samp.) Franco

    Murbeckiella pinnatifida (Lam.) Rothm. subsp. herminii (Rivas-Martinez) Greuter & Burdet

    GENTIANACEAE

    Gentiana lutea L.

    IRIDACEAE

    Iris lusitanica Ker-Gawler

    LABIATAE

    Teucrium salviastrum Schreber subsp. salviastrum Schreber

    LEGUMINOSAE

    Anthyllis lusitanica Cullen & Pinto da Silva

    Dorycnium pentaphyllum Scop. subsp. transmontana Franco

    Ulex densus Welw. ex Webb.

    LILIACEAE

    Lilium rubrum Lmk

    Ruscus aculeatus L.

    PLUMBAGINACEAE

    Armeria sampaio (Bernis) Nieto Feliner

    ROSACEAE

    Rubus genevieri Boreau subsp. herminii (Samp.) P. Cout.

    SCROPHULARIACEAE

    Anarrhinum longipedicelatum R. Fernandes

    Euphrasia mendonçae Samp.

    Scrophularia grandiflora DC. subsp. grandiflora DC.

    Scrophularia berminii Hoffmanns & Link

    Scrophularia sublyrata Brot.

    ▼B




    BIJLAGE VI

    VERBODEN METHODEN EN MIDDELEN VOOR HET VANGEN EN DODEN EN VERBODEN WIJZEN VAN VERVOER

    a)   Niet-selectieve middelen

    ZOOGDIEREN

     Blindgemaakte of verminkte levende dieren die als lokdieren worden gebruikt

     Bandrecorders

     Elektrische en elektronische apparaten waarmee dieren kunnen worden gedood of bewusteloos gemaakt

     Kunstmatige lichtbronnen

     Spiegels en andere verblindende voorwerpen

     Apparaten om vangstplaatsen te verlichten

     Zoekers met een elektronische beeldversterker of beeldomkeerder voor het schieten in het donker

     Explosieven

     Netten die qua werking en gebruik niet-selectief zijn

     Vallen die qua werking en gebruik niet-selectief zijn

     Kruisbogen

     Vergif en giftig of verdovend lokaas

     Uitgassen of uitroken

     Automatische of semi-automatische wapens waarvan de houder meer dan twee patronen kan bevatten

    VISSEN

     Vergif

     Explosieven

    b)   Wijzen van vervoer

    Vangen en/of doden vanuit

     luchtvaartuigen

     rijdende motorvoertuigen



    ( 1 ) PB nr. C 247 van 21. 9. 1988, blz. 3, en PB nr. C 195 van 3. 8. 1990, blz. 1.

    ( 2 ) PB nr. C 75 van 20. 3. 1991, blz. 12.

    ( 3 ) PB nr. C 31 van 6. 2. 1991, blz. 25.

    ( 4 ) PB nr. C 328 van 7. 12. 1987, blz. 1.

    ( 5 ) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/244/EEG (PB nr. L 115 van 8. 5. 1991, blz. 41).

    ( 6 ) Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

    ( 7 ) De „Manual of European Union Habitats, version EUR 15/2” goedgekeurd door het Habitat Comité op 4 oktober 1999 en „Amendments to the „Interpretation Manual of European Union Habitats” with a view to EU enlargement” (Hab. 01/11b-rev. 1) goedgekeurd door het Habitat Comité op 24 april 2002 na schriftelijk overleg, Europese Commissie, directoraat-generaal milieu.

    ( 8 ) Met uitzondering van de bryophyta in bijlage II, onder b).

    Top