Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01989L0656-20070627

Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (89/656/EEG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1989/656/2007-06-27

1989L0656 — NL — 27.06.2007 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 30 november 1989

betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

(89/656/EEG)

(PB L 393, 30.12.1989, p.18)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN 2007/30/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 20 juni 2007

  L 165

21

27.6.2007




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 30 november 1989

betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

(89/656/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,

In samenwerking met het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde een hogere graad van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen;

Overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;

Overwegende dat de mededeling van de Commissie over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk ( 4 ) voorziet in de vaststelling van een richtlijn betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen op het werk;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats ( 5 ) nota heeft genomen van het voornemen van de Commissie om hem op korte termijn minimumvoorschriften voor te leggen betreffende de organisatie van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats;

Overwegende dat de naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van bescherming en gezondheid kunnen garanderen bij het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, een vereiste is voor het waarborgen van veiligheid en gezondheid van de werknemers;

Overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk ( 6 ); dat de bepalingen van die richtlijn daarom ten volle gelden voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers, onverminderd dwingender en/of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen;

Overwegende dat deze richtlijn een concreet element vormt in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt;

Overwegende dat de collectieve beschermingsmaatregelen voorrang moeten hebben ten opzichte van de persoonlijke beschermingsmiddelen; dat de werkgever gehouden is veiligheidsvoorzieningen te installeren en veiligheidsmaatregelen te treffen;

Overwegende dat de voorschriften van deze richtlijn geen wijzigingen kunnen inhouden voor de persoonlijke beschermingsmiddelen die in overeenstemming zijn met de communautaire richtlijnen betreffende hun ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, ten opzichte van de voorschriften van diezelfde richtlijnen;

Overwegende dat dient te worden voorzien in aanwijzingen die de Lid-Staten kunnen hanteren bij de vaststelling van de algemene regels betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen;

Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats krachtens Besluit 74/325/EEG ( 7 ), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985, door de Commissie geraadpleegd wordt voor het uitwerken van voorstellen op dit gebied,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



AFDELING I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

1.  In deze richtlijn, die de derde bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid voor hergebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers.

2.  De bepalingen van Richtlijn 89/391 /EEG gelden ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd dwingender en /of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen.

Artikel 2

Definitie

1.  In deze richtlijn wordt verstaan onder persoonlijk beschermingsmiddel, iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden ten einde hem te beschermen tegen een of meer risico's die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen, alsmede alle aanvullingen of accessoires die daartoe kunnen bijdragen.

2.  Uitgesloten van de in lid 1 bedoelde definitie zijn:

a) gewone en uniforme werkkleding die niet specifiek bedoeld is om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer te beschermen;

b) uitrustingen van de eerste-hulp- en reddingsdiensten;

c) persoonlijke beschermingsmiddelen van militairen, politiebeambten en personeel van ordediensten;

d) persoonlijke beschermingsmiddelen van wegvervoermiddelen;

e) sportuitrusting;

f) zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal;

g) draagbare apparaten voor het opsporen en signaleren van risico's en belastingsfactoren.

Artikel 3

Algemene regel

Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt wanneer de risico’s niet vermeden of voldoende beperkt kunnen worden met collectieve technische beschermingsmiddelen of met maatregelen, methoden of procédés op het gebied van de arbeidsorganisatie.



AFDELING II

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS

Artikel 4

Algemene bepalingen

1.  Een persoonlijk beschermingsmiddel moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende communautaire bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van veiligheid en gezondheid.

In alle gevallen moet een persoonlijk beschermingsmiddel:

a) geschikt zijn voor de te vermijden risico's, zonder zelf een vergroot risico in te houden;

b) beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;

c) afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemer;

d) na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.

2.  Indien allerlei risico's het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, moeten deze op elkaar zijn afgestemd en doeltreffend blijven tegen het (de) betrokken risico('s).

3.  De omstandigheden waaronder een persoonlijk beschermingsmiddel gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van de ernst van het risico, de frequentie van de blootstelling aan het risico en de kenmerken van de werkplek van iedere werknemer afzonderlijk, alsmede van de doeltreffendheid van het persoonlijke beschermingsmiddel.

4.  Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon.

Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, moeten passende maatregelen worden genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëne-problemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.

5.  Adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel die nodig zijn voor de toepassing van lid 1 en lid 2, moeten in het bedrijf en/of de inrichting beschikbaar zijn en eventueel worden doorgegeven.

6.  De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gratis ter beschikking worden gesteld door de werkgever; deze moet zorgen voor onderhoud, reparaties en de noodzakelijke vervangingen voor het goed functioneren en de bevredigende hygiënische toestand ervan.

De Lid-Staten kunnen evenwel, overeenkomstig hun nationale gebruiken, bepalen dat de werknemers verzocht wordt bij te dragen in de kosten van bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen in omstandigheden waarin deze niet uitsluitend op het werk worden gebruikt.

7.  De werkgever deelt de werknemer van tevoren mede tegen welke risico's het dragen van het persoonlijke beschermingsmiddel hem beschermt.

8.  De werkgever zorgt voor een opleiding en organiseert, in voorkomend geval, een trainingscursus voor het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen.

9.  De persoonlijke beschermingsmiddelen mogen, behoudens in bijzondere en uitzonderingsgevallen, slechts voor de beoogde doeleinden worden gebruikt.

Zij moeten worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.

De gebruiksaanwijzing moet begrijpelijk zijn voor de werknemers.

Artikel 5

Beoordeling van het persoonlijke beschermingsmiddel

1.  Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen moet de werkgever een beoordeling maken van de uitrusting die hij van plan is te gebruiken, om na te gaan in hoeverre deze beantwoordt aan de in artikel 4, leden 1 en 2, gestelde voorwaarden.

Deze beoordeling omvat:

a) een analyse en een evaluatie van de risico's die niet met andere middelen vermeden kunnen worden;

b) de omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a) vermelde risico's te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele risicobronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen;

c) de evaluatie van de kenmerken van de betrokken persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b) bedoelde kenmerken.

2.  De in lid 1 bedoelde beoordeling moet herzien worden al naar gelang de veranderingen in de onderdelen waaruit deze bestaat.

Artikel 6 ( 8 )

Regels inzake gebruik

1.  Onverminderd de artikelen 3, 4 en 5 dragen de Lid-Staten er zorg voor dat er algemene regels voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen worden vastgesteld en/of regels betreffende de gevallen en situaties waarin de werkgever de persoonlijke beschermingsmiddelen moet verschaffen, rekening houdend met de communautaire voorschriften inzake het vrije verkeer daarvan.

In deze regels worden met name vermeld de omstandigheden of de risicosituaties waarin, onverminderd de prioriteit die collectieve beschermingsmiddelen hebben, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk is.

De bijlagen I, II en III, die van indicatieve aard zijn, bevatten nuttige aanwijzingen voor het vaststellen van deze regels.

2.  De Lid-Staten houden bij de aanpassing van dein lid 1 bedoelde regels rekening met significante wijzigingen die zich door de technische evolutie kunnen voordoen met betrekking tot risico's, collectieve beschermingsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.

3.  De Lid-Staten raadplegen van tevoren de organisaties van de sociale partners over de in de leden 1 en 2 bedoelde regels.

Artikel 7

Voorlichting van de werknemers

Onverminderd artikel 10 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers en/of hun vertegenwoordigers voorgelicht over alle maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die moeten worden getroffen bij gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers op de werkplek.

Artikel 8

Raadpleging en medezeggenschap van de werknemers

Overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers en/of hun vertegenwoordigers geraadpleegd en hebben zij medezeggenschap omtrent de materies die onder deze richtlijn, met inbegrip van de bijlagen, vallen.



AFDELING III

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 9

Aanpassing van de bijlagen

De aanpassingen van strikt technische aard van de bijlagen I, II en III in verband met:

 de vaststelling van richtlijnen op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie met betrekking tot de persoonlijke beschermingsmiddelen, en/of

 de technische vooruitgang, de ontwikkeling van internationale regelingen of specificaties of van de kennis op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen,

worden vastgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.

Artikel 10

Slotbepalingen

1.  De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.  De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn, vallende gebied reeds hebben vastgesteld of vaststellen.

▼M1 —————

▼B

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I

INDICATIEF SCHEMA VOOR DE INVENTARISATIE VAN DE RISICO’S MET HET OOG OP HET GEBRUIK VAN PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN

image




BIJLAGE II

INDICATIEVE EN NIET-VOLLEDIGE LIJST VAN PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN

HOOFDBESCHERMING

 Veiligheidshelmen voor industrieel gebruik (mijnbouw, in de bouw en verschillende industrieën).

 Lichte hoofddeksels ter bescherming van de hoofdhuid (mutsen, kappen, petten, haarnetjes, met of zonder klep).

 Beschermende hoofddeksels (mutsen, petten, zuidwesters, enz., van stof, gecoate weefsels, enz.).

GEHOORBESCHERMING

 Oorpluggen en -doppen.

 Helmen (de oren omsluitend).

 Oorschelpen voor gebruik in combinatie met veiligheidshelmen.

 Oor kappen met aansluiting voor LF-ringleiding.

 Gehoorbeschermingsmiddelen die met communicatieapparatuur zijn uitgerust.

OOG- EN GEZICHTSBESCHERMING

 Brillen met veren.

 Ruimtezichtbrillen.

 Brillen ter bescherming tegen röntgenstraling, laserstraling, ultraviolette, infrarode en zichtbare straling.

 Gelaatsschermen.

 Lashelmen en -kappen (met de hand vast te houden, met hoofdband of op veiligheidshelm monteerbaar).

BESCHERMING VAN DE ADEMHALINGSWEGEN

 Filtermaskers ter bescherming tegen stof, tegen gassen en tegen radioactieve stofdeeltjes.

 Van de omgevingslucht onafhankelijke ademhalingstoestellen met luchttoevoer.

 Ademhalingstoestellen met opklapbaar lasmasker.

 Ademhalingstoestellen en uitrusting voor duikers.

 Duikerpakken.

HAND-EN ARMBESCHERMING

 Handschoenen:

 

 ter bescherming tegen mechanische invloeden (stekende en snijdende voorwerpen, trillingen, enz.);

 ter bescherming tegen chemische invloeden;

 voor elektriciens, en antithermische.

 Wanten.

 Vingerlingen.

 Armbeschermers.

 Polsriemen.

 Vuisthandschoenen.

 Handleren.

VOET- EN BEENBESCHERMING

 Lage schoenen, hoge schoenen, kuitlaarzen, veiligheidslaarzen.

 Schoenen met veter- of haaksluitingen die snel geopend kunnen worden.

 Schoenen met extra neusversterking.

 Schoenen en overschoenen met hittewerend onderwerk.

 Schoenen, laarzen en overlaarzen ter bescherming tegen hitte.

 Schoenen, laarzen en overlaarzen ter bescherming tegen koude.

 Schoenen, laarzen en overlaarzen ter bescherming tegen trillingen.

 Antistatische schoenen, laarzen en overlaarzen.

 Isolerende schoenen, laarzen en overlaarzen.

 Veiligheidslaarzen voor het werken met kettingzagen.

 Klompen.

 Kniebeschermers.

 Losse wreefbeschermers.

 Beenkappen.

 Losse zolen (hittewerend, ondoordringbaar voor scherpe voorwerpen of transpiratiewerend).

 Afneembare noppen, spikes en dergelijke voor het lopen op beijzelde, besneeuwde of gladde oppervlakken.

HUIDBESCHERMING

 Huidbeschermende crèmes.

BESCHERMING VAN ROMP EN BUIKSTREEK

 Vesten, jassen en voorschoten ter bescherming tegen mechanische invloeden (scherpe voorwerpen, metaalspatten, enz.).

 Vesten, jassen en voorschoten ter bescherming tegen chemische invloeden.

 Verwarmde vesten.

 Reddingsvesten.

 Röntgenschorten.

 Steungordels voor de romp.

BESCHERMING VAN HET GEHELE LICHAAM

—   Valbeveiliging

 Lijnklemmen (volledige uitrusting met alle noodzakelijke toebehoren).

 Valstopapparaten (volledige uitrusting met alle noodzakelijke toebehoren).

 Gordels (veiligheidsharnas).

—   Beschermende kleding

 Veiligheidskleding (tweedelige pakken, overalls).

 Kleding ter bescherming tegen mechanische invloeden (stekende en snijdende voorwerpen, enz.).

 Kleding ter bescherming tegen chemische invloeden.

 Kleding ter bescherming tegen metaalspatten en infrarode straling.

 Kleding ter bescherming tegen hitte.

 Kleding ter bescherming tegen koude.

 Kleding ter bescherming tegen radioactieve besmetting.

 Kleding ter bescherming tegen stof,

 Kleding ter bescherming tegen gassen.

 Reflecterende kleding en toebehoren (armbanden, handschoenen, enz.) in signaalkleuren.

 Beschermende kappen.




BIJLAGE III

INDICATIEVE EN NIET-VOLLEDIGE LIJST VAN ACTIVITEITEN EN SECTOREN VAN ACTIVITEITEN WAARVOOR HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN NOODZAKELIJK KAN ZIJN

1.   BESCHERMING VAN HET HOOFD (BESCHERMING VAN DE SCHEDEL)

Veiligheidshelmen

 Bouwnijverheid — met name activiteiten op, onder of in de nabijheid van stellingen en hooggelegen werkplekken, be- en ontkistingswerkzaamheden, montage en plaatsing, opbouwen van stellingen en afbraak.

 Werkzaamheden op metalen bruggen, hoge metalen gebouwen, palen, torens, waterbouwkundige werken van staal, hoogovens, staalfabrieken, walserijen, grote containers, leidingen met grote diameter, verwarmingsinstallaties en elektrische centrales.

 Werkzaamheden in schachten, sleuven, putten en galerijen.

 Grondwerkzaamheden en werkzaamheden in rotsen.

 Werkzaamheden in ondergrondse winningen, steengroeven, dagbouw en verplaatsing van slakkenbergen.

 Hanteren van schiethamers.

 Werkzaamheden met explosieven.

 Werkzaamheden in liften, op hefwerktuigen, kranen en transportmiddelen.

 Werkzaamheden in de installaties van hoogovens, directe reductie, staalfabrieken, walserijen, metaalverwerkende fabrieken, smederijen, perserijen en gieterijen.

 Werkzaamheden in industriële ovens, containers, apparaten, silo’s, vultrechters en leidingen.

 Werkzaamheden in de scheepsbouw.

 Rangeren.

 Werkzaamheden in slachthuizen.

2.   BESCHERMING VAN DE VOETEN

Beschermend schoeisel met ondoordringbare zool

 Werkzaamheden in de sector ruwbouw, weg- en waterbouw.

 Werkzaamheden op stellingen.

 Sloopwerkzaamheden.

 Werkzaamheden in de betonconstructie en met geprefabriceerde elementen met bekisting en ont- kisting.

 Werkzaamheden op bouwterreinen en opslagplaatsen.

 Dakbedekkingswerkzaamheden.

Beschermend schoeisel zonder ondoordringbare zool

 Werkzaamheden op metalen bruggen, hoge metalen gebouwen, palen, torens, in liften, waterbouwkundige stalen constructies, installaties van hoogovens, staalfabrieken, walserijen, grote containers, leidingen met een grote diameter, op kranen, verwarmingsinstallaties en elektrische centrales.

 Werkzaamheden bij het bouwen van ovens, montage van verwarmingsinstallaties, ventilatie-installaties en metaalconstructies.

 Verbouwings- en onderhoudswerkzaamheden.

 Werkzaamheden in hoogoveninstallaties, directe reductie, staalfabrieken, walserijen, metaalfabrieken, smederijen, perserijen, warmwalserijen en draadfabrieken.

 Werkzaamheden in steengroeven, dagbouw en verplaatsing van slakkenbergen.

 Verwerking van steen.

 Fabricage, hantering en behandeling van vlak en hol glas.

 Hantering van matrijzen in de keramische industrie.

 Bekledingswerkzaamheden dicht bij de oven in de keramische industrie.

 Matrijzen in de zware keramische industrie en in de industrie van bouwmaterialen.

 Transport en opslag.

 Hantering van stukken diepgevroren vlees en metalen conservenvaten.

 Werkzaamheden in de scheepsbouw.

 Rangeren.

Veiligheidsschoeisel met hak of gecompenseerde zool en ondoordringbare zool

 Dakbedekkingswerkzaamheden.

Veiligheidsschoeisel met thermische isolatiezooi

 Werkzaamheden op en met hete of zeer koude massa’s.

Gemakkelijk uit te trekken veiligheidsschoeisel

 In geval van risico van binnendringen van smeltende massa’s.

3.   OOG- EN GEZICHTSBESCHERMING

Beschermende bril, panelen of gelaatsschermen

 Las-, schuur- en snij werkzaamheden.

 Boor- en afbraamwerkzaamheden.

 Houwen en behandelen van stenen.

 Het werken met schiethamers.

 Gebruik van verspanende machines bij de verwerking van materialen welke korte spaanders opleveren.

 Perswerkzaamheden.

 Verwijderen en fragmenteren van scherven.

 Opspuiten van schuurgranulaat.

 Hanteren van zuren en alkalische produkten, desinfectiemiddelen en corrosieve reinigingsmiddelen.

 Hanteren van spuitinstallaties.

 Hanteren van smeltende massa’s en verblijf in de nabijheid daarvan.

 Werkzaamheden in een omgeving met stralingswarmte.

 Werkzaamheden met laser.

4.   ADEMBESCHERMING

Apparaten voor bescherming van de ademhalingswegen

 Werkzaamheden in containers, nauwe ruimten en met gas verwarmde industrieovens zodat er risico’s kunnen bestaan voor gasvergiftiging of voor zuurstofgebrek.

 Werkzaamheden aan de ovenmond van hoogovens.

 Werkzaamheden in de nabijheid van convertors en gasleidingen van hoogovens.

 Werkzaamheden in de nabijheid van gietpannen wanneer dampen van zware metalen kunnen vrijkomen.

 Werkzaamheden bij het bekleden van ovens en pannen wanneer stof kan vrijkomen.

 Schilderen met de verfspuit zonder voldoende ventilatie.

 Werkzaamheden in putten, kanalen en andere ondergrondse constructies van het rioleringsstelsel.

 Werkzaamheden in koelinstallaties waar een risico bestaat van ontwijken van koelvloeistof.

5.   GEHOORBESCHERMING

Gehoorbeschermers

 Gebruik van metaalpersen.

 Werkzaamheden waarbij persluchtinstallaties worden gebruikt.

 Werkzaamheden van bodempersoneel op de luchthavens.

 Heien.

 Hout-en textielbewerking.

6.   BESCHERMING VAN DE ROMP, DE ARMEN EN DE HANDEN

Beschermende uitrusting

 Hanteren van zuren en alkaliën, desinfectiemiddelen en corrosieve reinigingsprodukten.

 Hanteren van hete massa’s of aanwezigheid in de nabijheid daarvan en in warme omgeving.

 Hanteren van vlak glas.

 Zandstralen.

 Werkzaamheden in koelkamers.

Moeilijk ontvlambare beschermende kleding

 Laswerkzaamheden in nauwe ruimte.

Ondoordringbare voorschoten

 Uitbenen en versnijden.

 Werken met een mes wanneer het mes op het lichaam gericht is.

Leren voorschoten

 Laswerkzaamheden.

 Smeden.

 Gieten.

Mouw ter bescherming van de onderarm

 Uitbenen en versnijden.

Handschoenen

 Laswerkzaamheden.

 Hanteren van voorwerpen met scherpe kanten, maar niet bij het gebruik van machines wanneer het gevaar bestaat dat de handschoen daarin blijft vastzitten.

 Hanteren in de open lucht van zuren, en alkaliën.

Handschoenen van gevlochten metaal

 Uitbenen en versnijden.

 Regelmatig gebruik van messen in de produktie en in slachthuizen.

 Vervangen van messen in snijmachines.

7.   KLEDING TER BESCHERMING TEGEN SLECHTE WEERSOMSTANDIGHEDEN

 Werkzaamheden in de open lucht bij regen of koude.

8.   VEILIGHEIDSKLEDING

 Werkzaamheden waarbij de personen bijtijds opgemerkt moeten worden.

9.   BESCHERMING TEGEN VALLEN (VEILIGHEIDSHARNAS)

 Werkzaamheden op stellingen.

 Monteren van geprefabriceerde onderdelen.

 Werkzaamheden op palen.

10.   BESCHERMING DOOR AANLIJNEN

 Werkzaamheden in op grote hoogte hangende kraancabines.

 Werkzaamheden in stuurcabines van overslaginstallaties.

 Werkzaamheden op hooggelegen platformen van boortorens.

 Werkzaamheden in putten en leidingen.

11.   BESCHERMINGSMIDDELEN VOOR DE HUID

 Verwerking van pleistermateriaal.

 Looien.



( 1 ) PB nr. C 161 van 20.6.1988, blz. 1;

PB nr. C 115 van 8.5.1989, blz. 27, en

PB nr. C 287 van 15.11.1989, blz. 11.

( 2 ) PB nr. C 12 van 16.1.1989, blz. 92, en

PB nr. C 256 van 9.10.1989, blz. 61.

( 3 ) PB nr. C 318 van 12.12.1988, blz. 30.

( 4 ) PB nr. C 28 van 3.2.1988, blz. 3.

( 5 ) PB nr. C 28 van 3.2.1988, blz. 1.

( 6 ) PB nr. L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

( 7 ) PB nr. L 185 van 9.7.1974, blz. 15.

( 8 ) Zie de mededeling van de Commissie (PB nr. C 328 van 30.12.1989, blz. 3).

Top