This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 01976L0760-20130701
Council Directive of 27 July 1976 on the approximation of the laws of the Member States relating to the rear registration plate lamps for motor vehicles and their trailers (76/760/EEC)
Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (76/760/EEG)
Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (76/760/EEG)
No longer in force
)
1976L0760 — NL — 01.07.2013 — 008.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 262, 27.9.1976, p.85) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
L 192 |
43 |
11.7.1987 |
||
RICHTLIJN 97/31/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 11 juni 1997 |
L 171 |
49 |
30.6.1997 |
|
L 363 |
81 |
20.12.2006 |
||
L 158 |
172 |
10.6.2013 |
Gewijzigd bij:
L 291 |
17 |
19.11.1979 |
||
L 302 |
23 |
15.11.1985 |
||
C 241 |
21 |
29.8.1994 |
||
|
L 001 |
1 |
.. |
|
L 236 |
33 |
23.9.2003 |
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 27 juli 1976
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan
(76/760/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder meer betrekking hebben op de achterkentekenplaatverlichting;
Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen, hetzij ter aanvulling, hetzij in de plaats van hun huidige regelingen, met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 );
Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 76/756/EEG ( 4 ) de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan heeft vastgesteld;
Overwegende dat elke Lid-Staat, op grond van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor de achterkentekenplaatverlichting, in staat is te constateren of de gemeenschappelijke constructie- en beproevingsvoorschriften worden nageleefd, en de andere Lid-Staten van het geconstateerde in kennis te stellen door het toezenden van een afschrift van het goedkeuringsformulier dat voor elk type achterkentekenplaatverlichting wordt opgesteld; dat het aanbrengen van een E.E.G.-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen, die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn gefabriceerd, een technische controle van deze inrichtingen in de andere Lid-Staten overbodig maakt;
Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met sommige technische voorschriften die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn vastgelegd in haar reglement nr. 4 (Uniform provisions for the approval of devices for the illumination of rear registration plates of motor vehicles (except motor cycles) and their trailers) ( 5 ) dat is gehecht aan het „Agreement of 20 March 1958 concerning the adoption of uniform conditions for approval and reciprocal recognition of approval for motor vehicle equipment and parts”;
Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Iedere lidstaat verleent de EEG-onderdeeltypegoedkeuring voor elk type achterkentekenplaatverlichting dat voldoet aan de in de bijlagen opgenomen constructie- en keuringsvoorschriften.
2. De Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend, treft de nodige maatregelen, om zo nodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten, voor zover noodzakelijk te controleren of de produktie in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze controle beperkt zich tot steekproeven.
Artikel 2
De lidstaten kennen de fabrikant een EEG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk toe overeenkomstig de in bijlage I, aanhangsel 3, vastgestelde modellen, voor elk type achterkentekenplaatverlichting dat voor hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd.
De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen, ten einde te voorkomen dat merken worden gebruikt waardoor verwarring kan ontstaan tussen de achterkentekenplaatverlichting van een krachtens artikel 1 goedgekeurd type en andere inrichtingen.
Artikel 3
1. De Lid-Staten mogen het op de markt brengen van een achterkentekenplaatverlichting, voorzien van het E.E.G.-goedkeuringsmerk, niet verbieden om redenen die verband houden met hun constructie of werking.
2. Een Lid-Staat mag echter het op de markt brengen van een achterkentekenplaatverlichting, voorzien van het E.E.G.-goedkeuringsmerk, verbieden wanneer deze systematisch niet in overeenstemming is met het goedgekeurde type.
Deze Lid-Staat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere Lid-Staten en de Commissie, met opgave van de redenen van zijn beslissing.
Artikel 4
De bevoegde instanties van de lidstaten stellen elkaar volgens de in artikel 4, lid 6, van Richtlijn 70/156/EEG aangegeven procedure op de hoogte van elke goedkeuring die zij overeenkomstig de onderhavige richtlijn hebben verleend, geweigerd of ingetrokken.
Artikel 5
1. Indien de Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend, constateert dat verscheidene achterkentekenplaatverlichtingen, voorzien van hetzelfde E.E.G.-goedkeuringsmerk, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de produktie met het goedgekeurde type te waarborgen. De bevoegde instanties van deze Lid-Staat stellen de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen, die wanneer er systematisch gebrek aan overeenstemming is, zelfs intrekking van de E.E.G.-goedkeuring kunnen inhouden. Deze instanties nemen dezelfde maatregelen, wanneer zij door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in kennis worden gesteld.
2. De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende E.E.G.-goedkeuring en van de beweegredenen daarvoor.
Artikel 6
Elke beslissing houdende weigering of intrekking van de goedkeuring, dan wel verbod van het op de markt brengen of het gebruik, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
Artikel 7
De Lid-Staten mogen de E.E.G.-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de achterkentekenplaatverlichting, indien deze van het E.E.G.-goedkeuringsmerk is voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG is aangebracht.
Artikel 8
De Lid-Staten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de achterkentekenplaatverlichting, indien deze van het E.E.G.-goedkeuringsmerk is voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG is aangebracht.
Artikel 9
Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan, ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig, met of zonder carrosserie, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers, alsmede alle mobiele machines.
Artikel 10
De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.
Artikel 11
1. Vóór 1 juli 1977 nemen de Lid-Staten de nodige bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij die bepalingen bekend. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis. Zij passen deze bepalingen uiterlijk met ingang van 1 oktober 1977 toe.
2. Vanaf de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er voorts zorg voor dat de Commissie in kennis wordt gesteld van ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen aan te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied, en wel op een zodanig tijdstip dat de Commissie gelegenheid heeft haar opmerkingen ter zake in te dienen.
Artikel 12
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
LIJST VAN BIJLAGEN
BIJLAGE I: |
Administratieve bepalingen voor de typegoedkeuring |
|
Aanhangsel 1: |
Inlichtingenformulier |
|
Aanhangsel 2: |
EG-typegoedkeuringsformulier |
|
Aanhangsel 3: |
Voorbeelden van het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk |
|
BIJLAGE II: |
Toepassingsgebied en technische voorschriften |
BIJLAGE I
ADMINISTRATRIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING
1. AANVRAAG VAN EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING
1.1. |
De aanvraag van EG-onderdeeltypegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type achterkentekenplaatverlichting wordt ingediend door de fabrikant. |
1.2. |
Een model van het inlichtingenformulier is in aanhangsel 1 opgenomen. |
1.3. |
Het volgende moet aan de voor de uitvoering van de typegoedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst worden verstrekt:
|
2. MERKTEKENS
2.1. |
De inrichtingen die voor EG-onderdeeltypegoedkeuring worden aangeboden moeten voorzien zijn van:
|
2.2. |
Deze merktekens moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op het lichtdoorlatende gedeelte of een van de lichtdoorlatende gedeelten van de inrichting zijn aangebracht. Zij moeten van buitenaf zichtbaar zijn wanneer de inrichting op het voertuig is gemonteerd. |
2.3. |
Elke inrichting moet voldoende ruimte bieden voor het onderdeeltypegoedkeuringsmerk. Deze ruimte moet op de in aanhangsel 1 genoemde tekeningen worden aangegeven. |
3. VERLENING VAN EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING
3.1. |
Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG verleend. |
3.2. |
Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is in aanhangsel 2 opgenomen. |
3.3. |
Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd type achterkentekenplaatverlichting te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag datzelfde nummer niet aan een ander type achterkentekenplaatverlichting toekennen. |
3.4. |
Wanneer EG-onderdeeltypegoedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een achterkentekenplaatverlichting en andere lichten, mag één EG-onderdeeltypegoedkeuringsnummer worden toegekend, op voorwaarde dat de achterkentekenplaatverlichting aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet en dat alle andere lichten die deel uitmaken van de verlichtings- en lichtsignaalinrichting waarvoor EG-onderdeeltypegoedkeuring is aangevraagd, aan de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen voldoen. |
4. EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURINGSMERK
4.1. |
Behalve de in punt 2.1 genoemde merktekens moet iedere achterkentekenplaatverlichting, die overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, van een EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk zijn voorzien. |
4.2. |
Dit merk bestaat uit:
|
4.3. |
Het EG-onderdeelgoedkeuringsmerk moet zodanig op de lens of op een van de lenzen van het licht worden aangebracht dat zij onuitwisbaar en goed leesbaar zijn, ook wanneer de lichten op het voertuig zijn gemonteerd. |
4.4. |
Voorbeelden van het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk zijn afgebeeld in figuur 1 van aanhangsel 3. |
4.5. |
Wanneer overeenkomstig punt 3.4 één EG-onderdeeltypegoedkeuringsnummer aan een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting, bestaande uit een achterkentekenplaatverlichting en andere lichten, is toegekend, mag één EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk worden aangebracht, bestaande uit:
|
4.6. |
Dit merk mag op een willekeurige plaats op het gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde licht worden aangebracht, mits:
|
4.7. |
Het identificatiesymbool voor elk licht overeenkomstig elke richtlijn krachtens welke de EG-onderdeeltypegoedkeuring werd verleend, tezamen met het volgnummer (zie punt 4.2.2 tweede helft van de zin), in voorkomend geval de letter „D” en de voorgeschreven pijl moeten worden aangebracht:
|
4.8. |
De afmetingen van de onderdelen van dit merk mogen niet kleiner zijn dan de minimumafmetingen die zijn aangeven voor de afzonderlijke merken in de verschillende richtlijnen krachtens welke de EG-onderdeeltypegoedkeuring werd verleend. |
4.9. |
Voorbeelden van het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk voor een met andere lichten gegroepeerd, gecombineerd of samengebouwd licht zijn in figuur 2 van aanhangsel 3 afgebeeld. |
5. WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEURING
5.1. |
Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing. |
6. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE
6.1. |
Normaal dienen maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om de overeenstemming van de productie te waarborgen. |
6.2. |
De luminantie B van een willekeurig uit een in serie geproduceerde partij geselecteerde inrichting mag niet minder bedragen dan 2 cd/m2 en in de formule voor de gradiënt mag de factor 2 vervangen worden door 3 (zie punt 9 van de in punt 2.1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde documenten). |
Aanhangsel 1
Inlichtingenformulier nr. …
betreffende de EG-onderdeeltypegoedkeuring van de achterkentekenplaatverlichting voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan
(Richtlijn 76/760/EEG, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn …/…/EG)
Aanhangsel 2
MODEL
Maximumformaat: A4 (210×297 mm)
Aanhangsel 3
VOORBEELDEN VAN HET EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURINGSMERK
Figuur 1
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-typegoedkeuringsmerk voor een onderdeel is een achterkentekenplaatverlichting, die in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig deze richtlijn (00), met als basisgoedkeuringsnummer 1471.
Figuur 2
Vereenvoudigd merk van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten wanneer twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde eenheid
(De verticale en horizontale lijnen vormen het schema van de lichtsignaalinrichting. Deze maken geen deel uit van het goedkeuringsmerk.)
MODEL A
MODEL B
MODEL C
NB:
De drie voorbeelden van de goedkeuringsmerken, de modellen A, B en C zijn drie mogelijke varianten van de merktekens voor een verlichtings- en lichtsignaalinrichting, waarbij twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde inrichting. Dit merkteken geeft aan dat de inrichting in Duitsland (e1) werd goedgekeurd met als basisgoedkeuringsnummer 1712 en bestaat uit:
een retroflector van klasse IA, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/757/EEG van de Raad (PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 32), vognummer 02;
een achterrichtingaanwijzer van categorie 2a, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/759/EEG van de Raad (PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 71), volgnummer 01;
een rood achterlicht (R), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II van Richtlijn 76/758/EEG van de Raad (PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 60), volgnummer 02;
een achtermistlicht (F), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 77/538/EEG van de Raad (PB nr. L 220 van 29. 8. 1977, blz. 60), volgnummer 00;
een achteruitrijlicht (AR), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 77/539/EEG van de Raad (PB nr. L 220 van 29. 8. 1977, blz. 72), volgnummer 00;
een stoplicht met twee intensiteitsniveaus (S2), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 02;
een achterkentekenplaatverlichting (L), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/760/EEG, volgnummer 00.
BIJLAGE II
TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Deze richtlijn is van toepassing op de achterkentekenplaatverlichting voor motorvoertuigen en van de aanhangwagens daarvan.
2. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
2.1. |
De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1,5 t/m 9 en de bijlagen 3 t/m 5 van UN-ECE-reglement nr. 4 dat uit de volgende geconsolideerde documenten bestaat: — het reglement in de oorspronkelijke vorm (00) ( 6 ), — supplement 1 op reglement nr. 4 ( 7 ), — supplement 2 op reglement nr. 4 ( 8 ), — supplementen 3 en 4 op reglement nr. 4 ( 9 ), — supplement 5 op reglement nr. 4 ( 10 ), met dien verstande dat:
|
( 1 ) PB nr. C 76 van 7. 4. 1975, blz. 37.
( 2 ) PB nr. C 248 van 29. 10. 1975, blz. 23.
( 3 ) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.
( 4 ) Zie blz. 1 van dit Publikatieblad.
( 5 ) Document van de Economische Commissie voor Europa E/ECE/324 Add. 3, Amend. 1 van 29. 10. 1975.
(
6)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
7)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
8)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
9)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
( 10 ) TRANS/WP.29/447.