Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61995CJ0251

    Sprieduma kopsavilkums

    Zaak C-251/95

    SABEL BV

    tegen

    Puma AG, Rudolf Dassler Sport

    verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing

    „Richtlijn 89/104/EEG — Aanpassing van de wetgevingen inzake het merkenrecht — Verwarringsgevaar, dat associatiegevaar insluit”

    Conclusie van advocaat-generaal E G. Jacobs van 29 april 1997   I-6193

    Arrest van het Hof van 11 november 1997   I-6214

    Samenvatting van het arrest

    Harmonisatie van wetgevingen – Merken – Richtlijn 89/104 – Inschrijving van nieuw merk – Bestaan van gelijksoortig merk voor dezelfde of soortgelijke waren – Gevaar voor verwarring met ouder merk – Begrip

    (Richtlijn 89/104 van de Raad, art. 4, lid 1, sub b)

    Het criterium „gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk”, als bedoeld in artikel 4, lidi, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104) betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring in de zin van deze bepaling niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren. Het begrip associatiegevaar is geen alternatief voor het begrip verwarringsgevaar, maar dient ter precisering van de draagwijdte ervan.

    Het verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Deze globale beoordeling dient wat de visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenis betreft te berusten op de totaalindruk die door de merken wordt opgeroepen, daarbij onder meer rekening houdend met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Blijkens de formulering van artikel 4, lid 1, sub b, van de richtlijn, dat „bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende de mogelijkheid van associatie”, speelt de indruk die bij de gemiddelde consument van de betrokken soort waren of diensten achterblijft, een beslissende rol in de globale beoordeling van het verwarringsgevaar. De gemiddelde consument nu neemt een merk gewoonlijk als een geheel waar en let niet op de verschillende details ervan.

    Het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Derhalve kan niet worden uitgesloten, dat een begripsmatige gelijkenis voortvloeiend uit het feit dat twee merken afbeeldingen met een overeenstemmende begripsinhoud gebruiken, verwarring kan doen ontstaan in een geval waarin een ouder merk hetzij van huis uit, hetzij wegens zijn bekendheid bij het publiek, bijzondere onderscheidingskracht bezit. Dit is echter niet het geval, wanneer het oudere merk geen bijzondere bekendheid geniet en bestaat uit een afbeelding met weinig suggestieve elementen.

    Naar boven