EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32003D1230

Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: "Intelligente energie-Europa" (2003-2006) (Voor de EER relevante tekst)

IO L 176, 15.7.2003, blz. 29–36 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Foilsíodh an doiciméad seo in eagrán speisialta (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/12/2006

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/1230/oj

32003D1230

Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: "Intelligente energie-Europa" (2003-2006) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 176 van 15/07/2003 blz. 0029 - 0036


Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 26 juni 2003

tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: "Intelligente energie-Europa" (2003-2006)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De natuurlijke hulpbronnen, waarvan het behoedzaam en rationeel gebruik wordt genoemd in artikel 174 van het Verdrag, omvatten, naast de duurzame energiebronnen, aardolie, aardgas en vaste brandstoffen, die essentiele energiebronnen, maar tevens de voornaamste bronnen van kooldioxide-emissies zijn. De bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen vormt eveneens een van de doelstellingen die in genoemd artikel worden vermeld.

(2) In de tijdens de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 gepresenteerde mededeling van de Commissie "Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling" worden als belangrijkste obstakels voor duurzame ontwikkeling onder andere de emissies van broeikasgassen en de door het vervoer veroorzaakte problemen genoemd. Om het hoofd te kunnen bieden aan deze problemen, is een nieuwe aanpak van het communautair beleid op dit gebied noodzakelijk, evenals een inspanning om de afstand tot de burgers en het bedrijfsleven te verkleinen, teneinde een verandering van de consumptie- en investeringspatronen te bewerkstelligen.

(3) De Europese Raad van Göteborg heeft een strategie voor duurzame ontwikkeling aangenomen en een milieudimensie toegevoegd aan het proces van Lissabon voor de werkgelegenheid, de economische hervorming en de sociale cohesie.

(4) Energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen vormen een belangrijk onderdeel van de maatregelen die nodig zijn om de bepalingen van het Protocol van Kyoto na te komen en die worden voorgesteld in het kader van het Europees Programma inzake klimaatverandering (EPK). De fysische veranderingen die in Europa en elders zijn waargenomen, onderstrepen de noodzaak van dringende actie.

(5) In het Groenboek "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" wordt vastgesteld dat de Europese Unie in toenemende mate afhankelijk wordt van externe energiebronnen, een afhankelijkheid die binnen 20 tot 30 jaar zou kunnen oplopen van de huidige 50 % tot 70 %, wordt gewezen op de noodzaak het evenwicht in het aanbodbeleid te herstellen door middel van duidelijke maatregelen ten behoeve van een vraagbeleid en wordt opgeroepen tot een echte verandering in het gedrag van de verbruikers, teneinde de vraag af te stemmen op een beter beheerst, efficiënter en milieuvriendelijker verbruik, met name in de vervoers- en de bouwsector, alsmede tot het verlenen van prioriteit aan de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen ten aanzien van het energieaanbod, teneinde het hoofd te bieden aan de uitdaging van de klimaatverandering.

(6) In zijn resolutie over het Groenboek "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening"(5) wees het Europees Parlement energie-efficiëntie en energiebesparingen aan als eerste prioriteit. Het pleitte voor de bevordering van een "intelligente" benadering van het energiegebruik, waardoor Europa de meest energie-efficiënte economie in de wereld wordt.

(7) In de mededeling van de Commissie over een actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap wordt gerekend op een jaarlijkse verbetering van de energie-efficiëntie met één extra procentpunt per jaar boven de 0,6 %, die de tendens vormde in de afgelopen tien jaar. Indien deze doelstelling gehaald wordt, zal in 2010 twee derde van het beschikbare besparingspotentieel, geschat op 18 % van het totale energieverbruik, kunnen worden verwezenlijkt. In het actieplan worden zowel wetgevende maatregelen als ondersteunende acties voorgesteld. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is tevens de invoering noodzakelijk van doeltreffende systemen voor de bewaking en de follow-up.

(8) In de mededeling van de Commissie "Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen - Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan" voor duurzame energiebronnen wordt een indicatieve doelstelling aanbevolen van een aandeel van 12 % voor duurzame energie in het bruto binnenlandse energieverbruik van Europa in het jaar 2010. De Raad, in zijn resolutie van 8 juni 1998 over duurzame energiebronnen(6), en het Europees Parlement, in zijn resolutie over het Witboek, hebben de noodzaak onderstreept van een substantiële en duurzame verhoging van het gebruik van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap, en beide hebben hun instemming betuigd met de strategie en het actieplan zoals voorgesteld door de Commissie, met inbegrip van de versterking van de programma's voor ondersteuning van duurzame energiebronnen. Dit actieplan voorziet in steunmaatregelen ten behoeve van de bevordering en ontwikkeling van duurzame energiebronnen. In de mededeling van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie en het actieplan voor duurzame energiebronnen (1998-2000) wordt geconstateerd dat vooruitgang is geboekt, maar tevens benadrukt dat meer inspanningen op communautair en nationaal niveau nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, in het bijzonder nieuwe wetgevende maatregelen ten gunste van duurzame energiebronnen, evenals de bevordering daarvan.

(9) Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt(7) eist dat de lidstaten nationale indicatieve streefcijfers vastleggen die verenigbaar zijn met het algemene streefcijfer van de Gemeenschap van 12 % van het bruto binnenlands energieverbruik in 2010 en in het bijzonder met het indicatieve aandeel van de elektriciteit van 22,1 % uit hernieuwbare energiebronnen in het totale elektriciteitsverbruik in de Gemeenschap in 2010.

(10) De resolutie over het gebruik van duurzame energiebronnen in de ACS-landen(8) die op 1 november 2001 werd aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU "dringt er bij de Commissie op aan dat zij duurzame energievoorziening, in het bijzonder door energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen, als een prioritair werkterrein in haar nieuwe strategie voor het ontwikkelingsbeleid integreert".

(11) In het "Definitieve implementatieplan van de Wereldtopconferentie inzake duurzame ontwikkeling", dat op 2 september 2002 werd goedgekeurd, hebben de ondertekenende landen, met inbegrip van de Europese Unie, zich ertoe verbonden om zich inspanningen te getroosten

- om het globale aandeel van de duurzame energiebronnen in de energiemix aanzienlijk te verhogen,

- gelijke kansen te creëren voor duurzame energiebronnen in verhouding tot andere energiebronnen,

- onderzoek en ontwikkeling van duurzame energiebronnen, energie-efficiëntie en schonere conventionele brandstoftechnologieën in sterkere mate te bevorderen, en

- de ontwikkelingslanden te voorzien van financiële middelen voor de ontwikkeling van energie-expertise, met inbegrip van duurzame energiebronnen, energie-efficiëntie en schonere conventionele brandstoftechnologieën,

met het doel een duurzame ontwikkeling te verwezenlijken.

(12) Het EU-partnerschapsinitiatief "Energie-initiatief voor de uitroeiing van de armoede en de bevordering van een duurzame ontwikkeling", dat op 1 september 2002 gelanceerd werd, is gebaseerd op een betere energie-efficiëntie en op een uitbreiding van de toepassing van duurzame energiebronnen, en diverse ontwikkelingslanden en regionale organisaties, alsmede particuliere en maatschappelijke organisaties hebben zich reeds met dit initiatief geassocieerd, waarvan de beginselen en de strategie zijn neergelegd in de Mededeling van de Commissie "De samenwerking op energiegebied met de ontwikkelingslanden".

(13) Gezien het feit dat vele wetgevende maatregelen op communautair niveau inzake energie-efficiëntie, in het bijzonder met betrekking tot de etikettering van elektrische en elektronische apparaten, kantoor en communicatieapparatuur en de vaststelling van normen voor verlichtings-, verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, geen dwingende verplichtingen voor de lidstaten inhouden, dient met behulp van specifieke programma's op communautair niveau een bevorderingsinspanning geleverd te worden, teneinde de voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling naar duurzame energiesystemen.

(14) Hetzelfde geldt voor de communautaire maatregelen die tot doel hebben een grotere marktpenetratie van duurzame energiebronnen te bereiken, met name wat betreft de normalisatie van apparatuur om duurzame energie te produceren en te verbruiken.

(15) Beschikking 1999/21/EG, Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen(9) alsmede de beschikkingen tot vaststelling van specifieke programma's, namelijk Beschikking 1999/22/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor studies, analyses, prognoses en andere verwante werkzaamheden in de energiesector (1998-2002) - ETAP- programma(10), Beschikking 1999/23/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (1998-2002) - SYNERGY-programma(11), Beschikking 1999/24/EG, Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van technologische acties ter stimulering van een schoon en efficiënt gebruik van vaste brandstoffen (1998-2002) - CARNOT-programma(12), Beschikking 1999/25/Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma (1998-2002) voor activiteiten in de nucleaire sector, met betrekking tot veiligheid van het vervoer van radioactieve stoffen en de veiligheidscontrole en industriële samenwerking, teneinde bepaalde veiligheidsaspecten van de kerninstallaties in de landen die nu aan het TACIS-programma deelnemen, te bevorderen SURE-programma(13), Beschikking 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (1998-2002) - ALTENER-programma(14) en Beschikking 647/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (1998-2002) - SAVE-programma(15), zijn op 31 december 2002 ten einde gelopen.

(16) Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom heeft de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie van genoemd kaderprogramma en de specifieke programma's laten verrichten. In het evaluatieverslag erkennen de beoordelaars het belang van met name de programma's ALTENER, SAVE, SYNERGY en ETAP voor de tenuitvoerlegging van de energiestrategie en de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling. Zij stellen vast dat de middelen voor deze programma's tekort schieten ten opzichte van de reële behoeften en zij stellen voor de middelen uit te breiden.

(17) Er is voldoende reden om het financiële bestek te verruimen voor een nog meer omvattend programma "Intelligente energie-Europa".

(18) Gezien de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling en de resultaten van de evaluaties van het kaderprogramma blijkt het noodzakelijk de steun van de Gemeenschap op die energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, te intensiveren en deze bijeen te brengen in een enkel programma, genaamd "Intelligente energie-Europa", dat vier specifieke gebieden omvat.

(19) Het belang en het succes van de communautaire steun aan duurzame energiebronnen in het kader van het ALTENER-programma in de periode 1993-2002 vormen een goede reden om in het onderhavige programma een specifiek gebied voor duurzame energiebronnen, genaamd "ALTENER", op te nemen.

(20) De noodzaak om de steun van de Gemeenschap ten behoeve van rationeel energiegebruik te verhogen en het succes van het SAVE-programma in de periode 1991-2002 vormen een goede reden om in het onderhavige programma een specifiek gebied voor energie efficiëntie, genaamd "SAVE", op te nemen.

(21) Verbetering van het energiegebruik in de vervoerssector, met inbegrip van de diversificatie van brandstoffen, waarbij nieuwe, in ontwikkeling zijnde energiebronnen als waterstof en duurzame energiebronnen een rol kunnen spelen, is van groot belang voor de communautaire inspanningen om de negatieve milieueffecten van het vervoer te verminderen. In het programma "Intelligente energie Europa" dient dan ook een specifiek gebied voor de energieaspecten van het vervoer, genaamd "STEER", te worden opgenomen.

(22) De noodzaak om de beste praktijken die in de Gemeenschap op het gebied van duurzame energiebronnen en energie efficiëntie zijn ontwikkeld, te bevorderen en, met name aan de ontwikkelingslanden, door te geven, vormt een van de prioriteiten van de internationale verbintenissen van de Gemeenschap, net zoals de intensivering van de samenwerking bij de toepassing van de flexibele mechanismen van het Protocol van Kyoto. Met het oog op voortzetting van het oude SYNERGY-programma voor acties op genoemde gebieden dient dan ook in het onderhavige programma een specifiek gebied voor de bevordering van duurzame energiebronnen en energie efficiëntie in het kader van de internationale bevordering, genaamd "COOPENER", te worden opgenomen.

(23) Uitwisseling van kennis, optimale praktijken en projectresultaten, coördinatie binnen het programma en met andere communautaire beleidssectoren, continuïteit binnen de bestaande programma's, stabiele participatievoorschriften, voldoende personele middelen, alsmede een snelle tenuitvoerlegging zijn van cruciaal belang voor het welslagen van het programma "Intelligente energie-Europa". Hier kunnen nationale, regionale of plaatselijke organisaties een nuttige rol spelen, indien zij door middel van passende nationale programma's bijdragen aan de uitvoering van dit programma.

(24) Gendermainstreaming is een belangrijk aspect van alle communautaire programma's en hiermee moet derhalve in het kader van het programma voor "Intelligente energie-Europa" rekening worden gehouden.

(25) Bij deze beschikking wordt voor de gehele looptijd van het programma het bedrag van de financiële middelen vastgesteld, dat voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(16).

(26) Aangezien de doelstellingen van dit programma, dat betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie op de energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat voor deze tenuitvoerlegging een promotieactie alsmede uitwisselingen op basis van nauwe samenwerking op Europese schaal tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau nodig zijn, en dus beter op communautair niveau kunnen worden gerealiseerd, kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen treffen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat in genoemd artikel is neergelegd, gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(27) De bepalingen van deze beschikking doen geen afbreuk aan de artikelen 87 en 88 van het EG Verdrag, en met name aan het communautaire kader van steunmaatregelen van de staten ten behoeve van het milieu.

(28) De voor de uitvoering van de onderhavige beschikking vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(17),

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING AANGENOMEN:

Artikel 1

1. Er wordt een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: "Intelligente energie-Europa" (hierna "dit programma" te noemen), vastgesteld voor de periode 2003 tot en met 2006.

2. Dit programma steunt duurzame ontwikkeling op energiegebied door een evenwichtige bijdrage te leveren tot het bereiken van de volgende algemene doelstellingen: continuïteit van de energievoorziening, concurrentievermogen en milieubescherming.

3. Dit programma is tevens gericht op economische en sociale samenhang en heeft ten doel de transparantie, samenhang en complementariteit van alle acties en andere aanverwante maatregelen op energiegebied te verbeteren en zodoende bij te dragen tot een doeltreffende koppeling tussen energiemaatregelen en acties uit hoofde van communautair en nationaal beleid op andere terreinen.

Artikel 2

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a) de elementen verschaffen die nodig zijn voor bevordering van energie-efficiëntie, verhoogd gebruik van duurzame energiebronnen en energiediversificatie, bijvoorbeeld door nieuwe, in ontwikkeling zijnde energiebronnen en duurzame energiebronnen, ook in het vervoer, verbetering van duurzaamheid, ontwikkeling van het potentieel van de regio's, met name de ultraperifere gebieden, en van eilanden, alsmede het opstellen van de nodige wetgevingsmaatregelen voor het bereiken van deze strategische doelstellingen;

b) middelen en instrumenten ontwikkelen die door de Commissie en de lidstaten kunnen worden gebruikt voor de follow-up, de bewaking en de evaluatie van het effect van de door de Gemeenschap en haar lidstaten vastgestelde maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer;

c) doelmatige en intelligente energieproductie- en energieconsumptiepatronen bevorderen die op degelijkheid en duurzaamheid gebaseerd zijn, door bewustmaking, met name door middel van het onderwijssysteem, en bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de belangrijkste actoren, ondernemingen en burgers in het algemeen, door ondersteuning van acties gericht op uitbreiding van investeringen in nieuwe technologieën en door stimulering van de verspreiding van beste praktijken en de beste beschikbare technologieën, alsmede door promotie op internationaal vlak.

Artikel 3

1. Dit programma omvat de volgende vier specifieke gebieden:

a) "SAVE", dat betrekking heeft op de verbetering van de energie-efficiëntie en rationeel energiegebruik, in het bijzonder in de bouw en de industrie, met uitzondering van acties in het kader van STEER, inclusief het opstellen en uitvoeren van wetgevingsmaatregelen;

b) "ALTENER", dat betrekking heeft op de bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen voor gecentraliseerde en gedecentraliseerde productie van elektriciteit en warmte, alsmede de integratie ervan in het lokale milieu en in de energiesystemen, met uitzondering van acties in het kader van STEER, inclusief het opstellen en uitvoeren van wetgevingsmaatregelen;

c) "STEER", dat betrekking heeft op de ondersteuning van initiatieven in verband met alle energieaspecten van het vervoer, de diversificatie van brandstoffen, bijvoorbeeld door nieuwe, in ontwikkeling zijnde energiebronnen en duurzame energiebronnen, alsmede de bevordering van duurzame brandstoffen en energie-efficiëntie in het vervoer, inclusief het opstellen en uitvoeren van wetgevingsmaatregelen;

d) "COOPENER", dat betrekking heeft op de ondersteuning van initiatieven in verband met de bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in ontwikkelingslanden, in het bijzonder in het kader van de samenwerking tussen de Gemeenschap en de ontwikkelingslanden in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en de Stille Oceaan.

2. Er kunnen "kernactiviteiten" worden opgezet, die initiatieven zijn die verschillende van de bovengenoemde specifieke gebieden combineren en/of verband houden met bepaalde communautaire prioriteiten, zoals duurzame ontwikkeling in de ultraperifere gebieden, omschreven in artikel 299, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 4

1. De communautaire financiering uit hoofde van het programma voor elk van de vier specifieke gebieden en de kernactiviteiten, bedoeld in artikel 3, is bestemd voor acties of projecten die betrekking hebben op:

a) de bevordering van duurzame ontwikkeling, continuïteit van de energievoorziening in het kader van de interne markt, concurrentievermogen en milieubescherming, met inbegrip van het uitwerken van normen, etiketterings- en certificeringssystemen en met de industrie en andere belanghebbenden overeen te komen vrijwillige afspraken voor de lange termijn, alsmede toekomstgerichte analyse, strategische studies op basis van gezamenlijke analyses, en regelmatige monitoring van de marktontwikkelingen en de tendensen op energiegebied, ook voor het voorbereiden van toekomstige wetgevingsmaatrgelen of het beoordelen van bestaande wetgeving;

b) de invoering, uitbreiding of reorganisatie van structuren en instrumenten gericht op de ontwikkeling van duurzame energie, met inbegrip van energieplanning en energiebeheer op lokaal en regionaal niveau, alsmede de ontwikkeling van passende financiële producten en marktinstrumenten;

c) de bevordering van systemen en apparatuur op het gebied van duurzame energie, teneinde de marktpenetratie ervan te versnellen en investeringen te stimuleren die de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie van beter presterende technologieën vergemakkelijken, met inbegrip van de verspreiding van beste praktijken en nieuwe "cross-cutting"-technologieën bewustmakingsacties en het creëren van institutionele structuren met het oog op de implementatie van het mechanisme voor schone ontwikkeling en de gezamenlijke uitvoering uit hoofde van het Protocol van Kyoto;

d) de ontwikkeling van structuren voor informatie, onderwijs en opleiding; de nuttige toepassing van resultaten; de bevordering en verspreiding van kennis en beste praktijken, mede onder alle gebruikers, de verspreiding van de resultaten van de acties en projecten, alsmede de samenwerking met de lidstaten, door middel van operationele netwerken op communautair en internationaal niveau;

e) de monitoring van de uitvoering en het effect van communautaire initiatieven en de ondersteunende acties;

f) de evaluatie van het effect van de uit hoofde van het programma gefinancierde acties en projecten.

2. De financiële steun die uit hoofde van dit programma wordt verleend aan de acties of projecten op de vier specifieke gebieden en in het kader van de kernactiviteiten, bedoeld in artikel 3, wordt vastgesteld op basis van de communautaire meerwaarde van de voorgestelde actie en is afhankelijk van het belang en het verwachte effect van het initiatief. Zo nodig wordt voorrang gegeven aan het midden- en kleinbedrijf en aan regionale en lokale activiteiten.

De steun bedraagt maximaal 50 % van de totale kosten van de actie of het project; het resterende deel van de kosten wordt gefinancierd met openbare of particuliere middelen, of met een combinatie van beide. In sommige gevallen kan deze steun echter de totale kosten van de actie dekken, bijvoorbeeld in geval van studies, verspreiding van de resultaten van een project en andere acties bedoeld om de communautaire strategie en communautaire beleidsmaatregelen voor te bereiden, aan te vullen en uit te voeren en om het effect ervan te evalueren, en van door de Commissie voorgestelde maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en kennis met het oog op verbetering van de coördinatie tussen communautaire, nationale, internationale of andere initiatieven.

Alle kosten die verband houden met acties of projecten welke overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt b), op initiatief van de Commissie worden voorgenomen, komen ten laste van de Gemeenschap.

3. Met het oog op de verspreiding van de projectresultaten stelt de Commissie verslagen over de acties en projecten beschikbaar, zo nodig in elektronische vorm.

Artikel 5

1. Binnen een half jaar na de vaststelling van deze beschikking stelt de Commissie in overleg met het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité een werkprogramma vast. Dit werkprogramma is gebaseerd op de in artikel 1, lid 2, alsmede de artikelen 2, 3 en 4 genoemde beginselen. Het wordt opgesteld en bijgewerkt volgens de procedure van artikel 8, lid 2.

2. Het werkprogramma beschrijft in detail:

a) de richtsnoeren voor elk van de specifieke gebieden en kernactiviteiten, bedoeld in artikel 3, voor de realisering van de in artikel 1, lid 2, alsmede de in de artikelen 2, 3 en 4 bepaalde doelstellingen en prioriteiten rekening houdend met de meerwaarde die alle voorgestelde maatregelen op communautair niveau hebben ten opzichte van de bestaande maatregelen;

b) de uitvoeringsbepalingen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de op initiatief van de Commissie en de op initiatief van de betrokken sector en/of markt voorgenomen acties, alsmede de financieringsregeling en de aard van en voorwaarden voor deelname;

c) de selectiecriteria, die de doelstellingen als vermeld in deze beschikking weerspiegelen, en de desbetreffende toepassingsbepalingen voor elk type actie, alsmede de methode en de instrumenten voor de monitoring en de toepassing van de resultaten van de acties en/of projecten, met inbegrip van de omschrijving van prestatie-indicatoren;

d) het indicatief tijdschema voor de uitvoering van het werkprogramma, in het bijzonder met betrekking tot de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

e) de gedetailleerde regels voor de coördinatie en de koppeling met bestaande communautaire beleidsterreinen. De procedure voor de ontwikkeling en uitvoering van acties die worden gecoördineerd met die van de lidstaten op het gebied van duurzame energie wordt beschreven. Dit heeft tot doel een meerwaarde te creëren ten opzichte van de maatregelen die door iedere lidstaat afzonderlijk genomen worden. Met deze maatregelen zal een optimale combinatie van de verschillende instrumenten waarover de Gemeenschap en de lidstaten beschikken, bereikt kunnen worden;

f) zo nodig, de operationele regelingen om ultraperifere gebieden, met inbegrip van eilanden, en het midden- en kleinbedrijf tot deelname aan het programma aan te moedigen;

Met gemeenschapsvoorschriften betreffende toegang van het publiek tot informatie, transparantie en integratie van de geslachtsdimensie wordt in het gehele programma rekening gehouden.

Artikel 6

1. Het financiële referentiekader voor de uitvoering van dit programma voor de periode 2003-2006 beloopt 200 miljoen EUR.

De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.

Voor ieder specifiek gebied worden ter indicatie financiële referentiebedragen vastgesteld. Een indicatieve verdeling van deze bedragen is opgenomen in de bijlage. Deze verdeling van de begrotingsmiddelen tussen de verschillende gebieden is flexibel, zodat beter ingespeeld kan worden op de ontwikkeling van de behoeften in de sector; de toegewezen middelen kunnen worden gewijzigd met goedvinden van het in artikel 8 bedoelde comité.

2. De regels voor financiële steun van de Gemeenschap aan de uit hoofde van dit programma ondernomen acties worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(18).

Artikel 7

De Commissie is belast met de uitvoering van dit programma volgens de procedure van artikel 8, lid 2.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9

1. De Commissie bestudeert jaarlijks de stand van uitvoering van dit programma en van de acties die worden uitgevoerd op de vier specifieke gebieden en in het kader van de kernactiviteiten, bedoeld in artikel 3. De Commissie deelt de resultaten van dit jaarlijks onderzoek mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

2. Aan het eind van het tweede jaar van de toepassingsperiode van het programma, maar in ieder geval, voor het indienen van voorstellen voor een volgend programma, draagt de Commissie zorg voor een externe evaluatie van de algehele uitvoering van de uit hoofde van dit programma uitgevoerde communautaire acties en maakt zij daaruit haar gevolgtrekkingen. De externe evaluatie wordt verricht door onafhankelijke deskundigen. De Commissie deelt haar gevolgtrekkingen uit deze evaluatie zo nodig met aanpassingen op het huidige programma in het licht van de uitbreiding, mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's alvorens voorstellen te doen voor de vaststelling van het onderhavige of van een volgend programma.

Artikel 10

1. Onverminderd de leden 2 en 3 staat deelname aan dit programma open voor op het grondgebied van de lidstaten gevestigde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen.

2. Dit programma staat open voor deelname van de kandidaat-lidstaten overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-overeenkomsten, in de bijbehorende aanvullende protocollen en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden, op basis van de gesloten bilaterale overeenkomsten ter zake.

3. Dit programma staat tevens open voor deelname van de EVA/EER-landen, op basis van aanvullende kredieten en volgens met deze landen overeen te komen procedures.

Artikel 11

Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

A. Tsochatzopoulos

(1) PB C 203 E van 27.8.2002, blz. 47.

(2) PB C 61 van 14.3.2003, blz. 38.

(3) PB C 73 van 26.3.2003, blz. 41.

(4) Advies van het Europees Parlement van 20 november 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 februari 2003 (PB C 64 E van 18.3.2003, blz. 13) en beschikking van het Europees Parlement van 13 mei 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). beschikking van de Raad van 16 juni 2003.

(5) PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 543.

(6) PB C 198 van 24.6.1998, blz. 1.

(7) PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

(8) PB C 78 van 2.4.2002, blz. 35.

(9) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 16.

(10) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 20.

(11) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 23.

(12) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 28.

(13) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 31.

(14) PB L 79 van 30.3.2000, blz. 1.

(15) PB L 79 van 30.3.2000, blz. 6.

(16) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(17) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(18) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

BIJLAGE

Indicatieve verdeling van het noodzakelijk geachte bedrag((De verdeling is ter indicatie vastgesteld. Deze verdeling van de begrotingsmiddelen over de verschillende gebieden is flexibel teneinde beter te kunnen inspelen op de ontwikkeling van de behoeften van de sector.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Naar boven