This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02024R1083-20240417
Consolidated text: Verordening (EU) 2024/1083 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2024/1083 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid) (Voor de EER relevante tekst)
In force
)
02024R1083 — NL — 17.04.2024 — 000.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2024/1083 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 april 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid) (PB L 1083 van 17.4.2024, blz. 1) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2024/1083 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 april 2024
tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid)
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels die zijn vastgelegd in:
Richtlijn 2000/31/EG;
Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );
Verordening (EU) 2019/1150;
Verordening (EU) 2022/2065;
Verordening (EU) 2022/1925;
Verordening (EU) 2024/900 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“mediadienst”: een dienst zoals gedefinieerd in de artikelen 56 en 57 VWEU, waarbij het hoofddoel van de dienst of een losstaand gedeelte daarvan bestaat in het op enigerlei wijze ter informatie, vermaak of educatie leveren van programma’s of perspublicaties aan het grote publiek onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten;
“aanbieder van mediadiensten”: een natuurlijke of rechtspersoon die als beroepsactiviteit een mediadienst aanbiedt, die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de inhoud van de mediadienst en die bepaalt hoe deze wordt georganiseerd;
“ ►C1 aanbieder van publieke mediadiensten ◄ ”: een aanbieder van mediadiensten die op grond van nationale wetgeving belast is met een publieke opdracht en nationale overheidsmiddelen ontvangt voor het vervullen van die opdracht;
“programma”: een reeks bewegende beelden of geluiden die, ongeacht de duur ervan, een afzonderlijk element van een door een aanbieder van mediadiensten opgesteld schema of opgestelde catalogus vormt;
“perspublicatie”: een perspublicatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2019/790;
“audiovisuele mediadienst”: een audiovisuele mediadienst zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt a), van Richtlijn 2010/13/EU;
“redactionele beslissing”: een beslissing die op regelmatige basis wordt genomen met het oog op de uitoefening van de redactionele verantwoordelijkheid en die verband houdt met de dagelijkse werking van een aanbieder van mediadiensten;
“redactionele verantwoordelijkheid”: de uitoefening van effectieve controle over zowel de keuze van programma’s of perspublicaties als over de organisatie ervan, met het oog op de levering van een mediadienst, ongeacht het bestaan van aansprakelijkheid krachtens het nationale recht voor de geleverde dienst;
“onlineplatform”: een onlineplatform zoals gedefinieerd in artikel 3, punt i), van Verordening (EU) 2022/2065;
“aanbieder van een zeer groot onlineplatform”: een aanbieder van een onlineplatform dat is aangemerkt als een zeer groot onlineplatform op grond van artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065;
“videoplatformdienst”: een videoplatformdienst zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt a bis), van Richtlijn 2010/13/EU;
“aanbieder van videoplatforms”: een aanbieder van videoplatforms zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt d bis), van Richtlijn 2010/13/EU;
“nationale regulerende instantie of nationaal regulerend orgaan”: door een lidstaat op grond van artikel 30 van Richtlijn 2010/13/EU aangewezen instantie of orgaan;
“gebruikersinterface”: een dienst die de toegang tot en het gebruik van mediadiensten die programma’s aanbieden controleert of beheert en die gebruikers in staat stelt mediadiensten of -inhoud te kiezen;
“concentratie op de mediamarkt”: een concentratie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 waarbij ten minste één aanbieder van mediadiensten of één aanbieder van een onlineplatform dat toegang biedt tot media-inhoud betrokken is;
“publieksmeting”: het verzamelen, interpreteren of anderszins verwerken van gegevens over het aantal en de kenmerken van gebruikers van mediadiensten of gebruikers van inhoud op onlineplatforms ten behoeve van beslissingen betreffende reclametoewijzing, prijsstelling, aankoop of verkoop of betreffende planning of verspreiding van inhoud;
“eigen publieksmeting”: publieksmeting die niet plaatsvindt op basis van normen en beste praktijken van de sector die via zelfreguleringsmechanismen zijn overeengekomen;
“overheidsinstantie of -entiteit”: een nationale of subnationale overheid, een regulerende instantie of regulerend orgaan, of een entiteit die direct of indirect onder zeggenschap staat van een nationale of subnationale overheid;
“overheidsreclame”: het plaatsen, promoten, publiceren of verspreiden, in welke mediadienst of op welk onlineplatform dan ook, van een promotie- of zelfpromotieboodschap of een openbare aankondiging of een informatiecampagne, gewoonlijk tegen betaling of een andere vergoeding, door, voor of namens een overheidsinstantie of -entiteit;
“binnendringsoftware”: een product met digitale elementen dat speciaal is ontworpen om kwetsbaarheden in andere producten met digitale elementen uit te buiten en dat de heimelijke surveillance van natuurlijke of rechtspersonen mogelijk maakt door het monitoren, extraheren, verzamelen of analyseren, ook zonder daarbij een onderscheid te maken, van gegevens van dergelijke producten of van de natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke producten gebruiken;
“mediageletterdheid”: vaardigheden, kennis en inzicht die burgers in staat stellen media op doeltreffende en veilige wijze te gebruiken, hetgeen niet beperkt blijft tot het leren over instrumenten en technologieën, maar tot doel heeft burgers de nodige vaardigheden tot kritisch nadenken aan te reiken om een oordeel te vellen, complexe feiten te analyseren en het verschil te zien tussen mening en feit.
HOOFDSTUK II
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN AANBIEDERS EN ONTVANGERS VAN MEDIADIENSTEN
Artikel 3
Recht van ontvangers van mediadiensten
De lidstaten eerbiedigen het recht van ontvangers van mediadiensten om toegang te hebben tot een verscheidenheid aan redactioneel onafhankelijke media-inhoud en zorgen ervoor dat er in overeenstemming met deze verordening randvoorwaarden aanwezig zijn om dat recht te beschermen ten behoeve van een vrij en democratisch debat.
Artikel 4
Rechten van aanbieders van mediadiensten
De lidstaten zorgen ervoor dat journalistieke bronnen en vertrouwelijke communicatie doeltreffend worden beschermd. De lidstaten nemen geen van de volgende maatregelen:
aanbieders van mediadiensten of hun redactioneel personeel ertoe verplichten informatie bekend te maken die verband houdt met journalistieke bronnen of vertrouwelijke communicatie of op basis waarvan deze journalistieke bronnen of vertrouwelijke communicatie zouden kunnen worden geïdentificeerd, of personen die, vanwege hun regelmatige of professionele relatie met een aanbieder van mediadiensten of zijn redactioneel personeel, over dergelijke informatie zouden kunnen beschikken, ertoe verplichten deze informatie bekend te maken;
aanbieders van mediadiensten of hun redactioneel personeel in hechtenis te nemen, sancties op te leggen, aan te houden of te inspecteren, of hen of hun bedrijfs- of privégebouwen en -terreinen te onderwerpen aan surveillance of huiszoeking en inbeslagneming met het oog op het verkrijgen van informatie die verband houdt met journalistieke bronnen of vertrouwelijke communicatie of op basis waarvan deze journalistieke bronnen of vertrouwelijke communicatie zouden kunnen worden geïdentificeerd, of personen die, vanwege hun regelmatige of professionele relatie met een aanbieder van mediadiensten of zijn redactioneel personeel, zouden kunnen beschikken over dergelijke informatie in hechtenis te nemen, sancties op te leggen, af te luisteren of te inspecteren, of hen of hun bedrijfs- of privégebouwen en -terreinen te onderwerpen aan surveillance of huiszoeking en inbeslagneming met het oog op het verkrijgen van dergelijke informatie;
binnendringsoftware in te zetten op materiaal, digitale apparaten, machines of hulpmiddelen die worden gebruikt door aanbieders van mediadiensten, hun redactioneel personeel of personen die, vanwege hun regelmatige of professionele relatie met een aanbieder van mediadiensten of zijn redactioneel personeel, zouden kunnen beschikken over informatie die verband houdt met journalistieke bronnen of vertrouwelijke communicatie of op basis waarvan deze zouden kunnen worden geïdentificeerd.
In afwijking van lid 3, punten a) en b), van dit artikel kunnen de lidstaten een daarin bedoelde maatregel nemen, mits:
het recht van de Unie of het nationale recht daarin voorziet;
dat in overeenstemming is met artikel 52, lid 1, van het Handvest en ander Unierecht;
dat per geval gerechtvaardigd is door een dwingende reden van algemeen belang en evenredig is, en
daarvoor vooraf toestemming is verleend door een rechterlijke autoriteit of een onafhankelijke en onpartijdige beslissingsautoriteit, of, in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke en dringende gevallen, daar achteraf door een dergelijke autoriteit zonder onnodige vertraging toestemming voor is verleend.
In afwijking van lid 3, punt c), kunnen de lidstaten binnendringsoftware inzetten, mits die inzet:
voldoet aan de in lid 4 bedoelde voorwaarden, en
gebeurt ten behoeve van het onderzoeken van een van de in lid 3, punt c), bedoelde personen wegens:
strafbare feiten opgesomd in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, die in de betrokken lidstaat strafbaar zijn met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar, of
andere ernstige strafbare feiten die in de betrokken lidstaat strafbaar zijn met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste vijf jaar, als bepaald in het recht van die lidstaat.
De lidstaten nemen geen maatregel als bedoeld in lid 3, punt c), indien de in punt a) of b) van dat lid bedoelde maatregelen geschikt en toereikend zouden zijn om de gevraagde informatie te verkrijgen.
De lidstaten belasten een onafhankelijke instantie die of een onafhankelijk orgaan dat over de nodige deskundigheid beschikt ermee om aan de in de eerste alinea bedoelde personen bijstand te verlenen bij de uitoefening van dat recht. Bij ontstentenis van een dergelijke instantie of een dergelijk orgaan kunnen die personen zich richten tot een zelfregulerend orgaan of mechanisme.
Artikel 5
Waarborgen voor de onafhankelijke werking van ►C1 aanbieders van publieke mediadiensten ◄
Het hoofd van het management of de leden van de raad van bestuur van ►C1 aanbieders van publieke mediadiensten ◄ worden benoemd op basis van een transparante, open, doeltreffende en niet-discriminerende procedure en transparante, objectieve, niet-discriminerende en evenredige criteria die vooraf op nationaal niveau zijn vastgesteld. De duur van hun ambtstermijn moet toereikend zijn om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van ►C1 aanbieders van publieke mediadiensten ◄ te waarborgen.
Besluiten over het ontslag van het hoofd van het management of de leden van de raad van bestuur van ►C1 aanbieders van publieke mediadiensten ◄ vóór het einde van hun ambtstermijn moeten naar behoren worden gemotiveerd, kunnen alleen bij wijze van uitzondering worden genomen indien de betrokkene niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de uitoefening van zijn taken volgens vooraf op nationaal niveau vastgestelde criteria, worden vooraf aan de betrokkenen meegedeeld en omvatten de mogelijkheid van een rechterlijke toetsing.
Artikel 6
Verplichtingen van aanbieders van mediadiensten
Aanbieders van mediadiensten maken de volgende actuele informatie gemakkelijk en rechtstreeks toegankelijk voor de ontvangers van hun diensten:
hun juridische naam of namen en contactgegevens;
de naam of namen van hun directe of indirecte eigenaar of eigenaren met deelnemingen die hen in staat stellen invloed uit te oefenen op het functioneren en de strategische besluitvorming, met inbegrip van direct of indirect eigendom van een staat of van een overheidsinstantie of -entiteit;
de naam of namen van hun uiteindelijk begunstigde of uiteindelijk begunstigden zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849;
het totale jaarlijkse bedrag aan overheidsmiddelen voor de aan hen toegewezen overheidsreclame en het totale jaarlijkse bedrag van de reclame-inkomsten die van overheidsinstanties of -entiteiten van derde landen zijn ontvangen.
Onverminderd nationaal constitutioneel recht dat verenigbaar is met het Handvest, moeten aanbieders van mediadiensten die inhoud op het gebied van nieuws en actualiteiten aanbieden, maatregelen nemen die ze passend achten om de onafhankelijkheid van redactionele beslissingen te waarborgen. Dergelijke maatregelen hebben met name tot doel:
te waarborgen dat redactionele beslissingen vrij kunnen worden genomen overeenkomstig de vastgestelde redactionele lijn van de betrokken aanbieder van mediadiensten, en
ervoor te zorgen dat feitelijke of potentiële belangenconflicten die het aanbod van inhoud op het gebied van nieuws en actualiteiten kunnen beïnvloeden, openbaar worden gemaakt.
HOOFDSTUK III
KADER VOOR SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN REGULERING EN EEN GOED WERKENDE INTERNE MARKT VOOR MEDIADIENSTEN
AFDELING 1
Onafhankelijke media-autoriteiten
Artikel 7
Nationale regulerende instanties of organen
Waar nodig voor de uitvoering van hun taken op grond van deze verordening zien de lidstaten erop toe dat de nationale regulerende instanties of organen de volgende personen kunnen verzoeken om binnen een redelijke termijn informatie en gegevens te verstrekken die evenredig zijn en noodzakelijk voor de uitvoering van de taken uit hoofde van dit hoofdstuk:
de natuurlijke personen op wie of de rechtspersonen waarop dit hoofdstuk van toepassing is, en
elke andere natuurlijke of rechtspersoon die ten behoeve van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten redelijkerwijs in het bezit kan zijn van dergelijke informatie en gegevens.
AFDELING 2
Europese Raad voor mediadiensten
Artikel 8
Europese Raad voor mediadiensten
Artikel 9
Onafhankelijkheid van de raad
De raad is bij de uitvoering van zijn taken of uitoefening van zijn bevoegdheden volledig onafhankelijk. Meer in het bijzonder vraagt noch aanvaardt de raad bij de uitvoering van zijn taken of de uitoefening van zijn bevoegdheden instructies van enige regering, instelling, persoon of orgaan. Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie of de nationale regulerende instanties of organen overeenkomstig deze verordening.
Artikel 10
Structuur van de raad
Artikel 11
Secretariaat van de raad
Artikel 12
Raadplegingsmechanisme
Artikel 13
Taken van de raad
Onverminderd de door de Verdragen aan de Commissie verleende bevoegdheden adviseert en ondersteunt de raad de Commissie over met mediadiensten verband houdende aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de raad vallen, en bevordert hij de consistente en doeltreffende toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU in de hele Unie. Daartoe doet de raad het volgende:
de Commissie technische deskundigheid bieden met betrekking tot haar taak om te zorgen voor de consistente en doeltreffende toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU in alle lidstaten, onverminderd de taken van de nationale regulerende instanties of organen;
de samenwerking en doeltreffende uitwisseling van informatie, ervaring en beste praktijken bevorderen tussen de nationale regulerende instanties of organen inzake de toepassing van de Unieregels en nationale regels die gelden voor mediadiensten, waaronder deze verordening en Richtlijn 2010/13/EU, met name ten aanzien van de artikelen 3, 4 en 7 van die richtlijn;
op verzoek van de Commissie, adviezen geven over technische en feitelijke kwesties die zich aandienen met betrekking tot artikel 2, lid 5, punt c), artikel 3, leden 2 en 3, artikel 4, lid 4, punt c), en artikel 28 bis, lid 7, van Richtlijn 2010/13/EU;
in overleg met de Commissie adviezen opstellen met betrekking tot:
verzoeken om samenwerking tussen nationale regulerende instanties of organen, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van deze verordening;
verzoeken om handhavingsmaatregelen wanneer de verzoekende instantie of het verzoekende orgaan en de aangezochte instantie of het aangezochte orgaan het niet eens zijn, met inbegrip van aanbevolen acties, krachtens artikel 15, lid 3, van deze verordening;
nationale maatregelen betreffende mediadiensten van buiten de Unie, overeenkomstig artikel 17, lid 2, van deze verordening;
op verzoek van een aanbieder van mediadiensten waarmee een aanbieder van een zeer groot online platform een dialoog als bedoeld in artikel 18, lid 6, van deze verordening is aangegaan, adviezen opstellen over het resultaat van een dergelijke dialoog;
op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, of naar aanleiding van een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek van een aanbieder van mediadiensten die individueel en rechtstreeks wordt geraakt, adviezen opstellen met betrekking tot regelgevende of administratieve maatregelen die waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen hebben voor de activiteiten van aanbieders van mediadiensten op de interne markt voor mediadiensten, overeenkomstig artikel 21, lid 4, van deze verordening;
adviezen opstellen over ontwerpbeoordelingen of ontwerpadviezen van nationale regulerende instanties of organen, overeenkomstig artikel 22, lid 5, van deze verordening;
op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie adviezen opstellen met betrekking tot concentraties op de mediamarkt die waarschijnlijk van invloed zijn op de werking van de interne markt voor mediadiensten, overeenkomstig artikel 23, lid 1, van deze verordening;
de Commissie bijstaan bij het opstellen van richtsnoeren met betrekking tot:
de toepassing van deze verordening en de uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU, overeenkomstig artikel 16, lid 2, van deze verordening;
de elementen bedoeld in artikel 22, lid 2, punten a), b) en c), van deze verordening, overeenkomstig lid 3 van dat artikel;
de toepassing van artikel 24, leden 1, 2 en 3, van deze verordening op grond van lid 4, van dat artikel;
op verzoek van ten minste één van de betrokken nationale regulerende instanties of organen, bemiddelen bij geschillen tussen nationale regulerende instanties of organen, overeenkomstig artikel 15, lid 3, van deze verordening;
de samenwerking bevorderen over geharmoniseerde normen die verband houden met het ontwerp van apparaten of gebruikersinterfaces of met de door dergelijke apparaten doorgegeven digitale signalen, overeenkomstig artikel 20, lid 5, van deze verordening;
relevante maatregelen van de betrokken nationale regulerende instanties of organen coördineren die verband houden met de verspreiding van of toegang tot inhoud van mediadiensten van buiten de Unie die zich richten op doelgroepen in de Unie of die doelgroepen bereiken, wanneer dergelijke mediadiensten een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid of een ernstig risico hierop inhouden, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van deze verordening, en in overleg met de Commissie een reeks criteria ontwikkelen als bedoeld in lid 4 van dat artikel;
een gestructureerde dialoog organiseren tussen aanbieders van zeer grote onlineplatforms en vertegenwoordigers van aanbieders van mediadiensten en van het maatschappelijk middenveld, en overeenkomstig artikel 19 van deze verordening aan de Commissie verslag uitbrengen over de resultaten van een dergelijke dialoog;
de uitwisseling bevorderen van beste praktijken in verband met de inzet van systemen voor publieksmeting, overeenkomstig artikel 24, lid 5, van deze verordening;
ervaringen en beste praktijken uitwisselen op het gebied van mediageletterdheid, onder meer om de ontwikkeling en de toepassing van doeltreffende maatregelen en instrumenten ter versterking van mediageletterdheid te bevorderen;
een gedetailleerd jaarverslag opstellen over zijn activiteiten en taken.
De raad maakt het in de eerste alinea, punt p), bedoelde gedetailleerde jaarverslag openbaar. Op verzoek legt de voorzitter het verslag voor aan het Europees Parlement.
AFDELING 3
Samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied
Artikel 14
Gestructureerde samenwerking
De aangezochte instantie kan enkel in de volgende gevallen weigeren om op een verzoek om samenwerking in te gaan:
zij is niet bevoegd voor het onderwerp van het verzoek om samenwerking of om de gevraagde soort samenwerking te bieden;
de uitvoering van het verzoek om samenwerking zou inbreuk maken op deze verordening, Richtlijn 2010/13/EU of ander Unierecht of nationaal recht dat voldoet aan Unierecht en waaraan de aangezochte instantie onderworpen is;
de reikwijdte of het onderwerp van het verzoek om samenwerking is niet naar behoren gemotiveerd of is onevenredig.
De aangezochte instantie motiveert een eventuele weigering van de behandeling van een verzoek om samenwerking zonder onnodige vertraging. Wanneer de aangezochte instantie een verzoek om samenwerking uit hoofde van de eerste alinea, punt a), heeft afgewezen, vermeldt zij, indien mogelijk, welke de bevoegde instantie is.
De leden 2, 3 en 5 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op verzoeken om versnelde samenwerking.
Artikel 15
Verzoeken om handhaving van de verplichtingen van aanbieders van videoplatforms
Indien na bemiddeling door de raad geen minnelijke schikking is gevonden, kan de verzoekende instantie of de aangezochte instantie de raad verzoeken hierover advies uit te brengen. In zijn advies beoordeelt de raad of er voldoende is ingegaan op het in lid 1 bedoelde verzoek om handhaving. Indien de raad van oordeel is dat de aangezochte instantie niet voldoende op het verzoek om handhaving is ingegaan, beveelt de raad acties aan om het verzoek alsnog te behandelen. De raad brengt zijn advies zonder onnodige vertraging uit, in overleg met de Commissie.
Artikel 16
Richtsnoeren over mediareguleringskwesties
Wanneer de Commissie richtsnoeren uitvaardigt betreffende de toepassing van deze verordening of de uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU, staat de raad haar bij met expertise over regulerende, technische of praktische aspecten, met name met betrekking tot:
de passende aandacht voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang op grond van artikel 7 bis van Richtlijn 2010/13/EU;
de beschikbaarstelling van informatie over de eigendomsstructuur van aanbieders van mediadiensten, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2010/13/EU en artikel 6, lid 1, van deze verordening.
Wanneer de Commissie richtsnoeren uitvaardigt in verband met de uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU, raadpleegt zij het contactcomité.
Artikel 17
Coördinatie van maatregelen betreffende mediadiensten van buiten de Unie
AFDELING 4
Het aanbieden van en de toegang tot mediadiensten in een digitale omgeving
Artikel 18
Inhoud van aanbieders van mediadiensten op zeer grote onlineplatforms
Aanbieders van zeer grote onlineplatforms bieden een functionaliteit aan waarmee de ontvangers van hun diensten:
kunnen verklaren dat zij aanbieders van mediadiensten zijn;
kunnen verklaren dat zij voldoen aan artikel 6, lid 1;
kunnen verklaren dat zij redactioneel onafhankelijk zijn van lidstaten, politieke partijen, derde landen en onder zeggenschap van derde landen staande of door derde landen gefinancierde entiteiten;
kunnen verklaren dat zij onderworpen zijn aan regelgevende voorschriften voor de uitoefening van redactionele verantwoordelijkheid in één of meer lidstaten en aan het toezicht van een bevoegde nationale regulerende instantie of orgaan, of dat zij zich conformeren aan een coregulerings- of zelfreguleringsmechanisme voor redactionele normen dat breed wordt erkend en aanvaard in de betreffende mediasector in één of meer lidstaten;
kunnen verklaren dat zij geen inhoud verstrekken die is gegenereerd door artificiële-intelligentiesystemen zonder deze te onderwerpen aan menselijke toetsing of redactionele controle;
hun juridische naam en contactgegevens kunnen verstrekken, waaronder een e-mailadres, waarmee de aanbieder van het zeer grote onlineplatform snel en rechtstreeks met hen kan communiceren, en
de contactgegevens van de bevoegde nationale regulerende instanties of organen of van de vertegenwoordigers van de in punt d) bedoelde coregulerings- of zelfreguleringsmechanismen kunnen verstrekken.
Indien er gerede twijfel over bestaat of de aanbieder van mediadiensten punt d) van de eerste alinea naleeft, vraagt de aanbieder van een zeer groot onlineplatform bevestiging daarvan van de betrokken nationale regulerende instantie of het betrokken nationale regulerende orgaan, of het betrokken coregulerings- of zelfreguleringsmechanisme.
Aanbieders van zeer grote onlineplatforms geven zonder onnodige vertraging aan of zij de op grond van lid 1 ingediende verklaringen aanvaarden of verwerpen.
Wanneer een aanbieder van een zeer groot onlineplatform om redenen van onverenigbaarheid van inhoud met zijn algemene voorwaarden voornemens is een besluit te nemen tot schorsing van zijn onlinetussenhandelsdiensten met betrekking tot inhoud die beschikbaar is gesteld door een aanbieder van mediadiensten die een verklaring conform lid 1 van dit artikel heeft overgelegd, of een besluit tot beperking van de zichtbaarheid van dergelijke inhoud, geeft hij de betrokken aanbieder van mediadiensten voorafgaand aan een dergelijk besluit tot schorsing of zichtbaarheidsbeperking:
een motivering als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1150 en artikel 17 van Verordening (EU) 2022/2065 voor zijn voorgenomen besluit om over te gaan tot schorsing of de zichtbaarheid te beperken, en
de gelegenheid te reageren op de in de eerste alinea, punt a), van dit lid bedoelde motivering binnen 24 uur na de ontvangst ervan of, in geval van een crisis als bedoeld in artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065, binnen een kortere termijn die de aanbieder van mediadiensten voldoende tijd geeft om zinvol te kunnen reageren.
Indien de aanbieder van een zeer groot onlineplatform na of bij ontstentenis van een reactie als bedoeld in de eerste alinea, punt b), besluit schorsing of tot beperking van de zichtbaarheid, stelt hij de betrokken aanbieder van mediadiensten daarvan zonder onnodige vertraging in kennis.
Dit lid is niet van toepassing ingeval aanbieders van zeer grote onlineplatforms de verlening van hun diensten met betrekking tot door een aanbieder van mediadiensten geleverde inhoud schorsen of de zichtbaarheid ervan beperken ter nakoming van hun verplichtingen op grond van de artikelen 28, 34 en 35 van Verordening (EU) 2022/2065 en artikel 28 ter van Richtlijn 2010/13/EU, of van hun verplichtingen met betrekking tot illegale inhoud op grond van het Unierecht.
Een aanbieder van een zeer groot onlineplatform maakt jaarlijks gedetailleerde informatie openbaar over:
het aantal gevallen waarin hij een beperking of schorsing heeft opgelegd omdat de inhoud die beschikbaar is gesteld door een aanbieder van mediadiensten die een verklaring op grond van lid 1 heeft overgelegd, onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden;
de redenen voor het opleggen van dergelijke beperkingen of schorsingen, met inbegrip van de specifieke clausule in zijn algemene voorwaarden waarmee de inhoud van de aanbieder van mediadiensten geacht wordt onverenigbaar te zijn;
het aantal dialogen met aanbieders van mediadiensten op grond van lid 6;
het aantal gevallen waarin hij door een aanbieder van mediadiensten op grond van lid 1 ingediende verklaringen heeft afgewezen en de redenen daarvoor;
het aantal gevallen waarin hij een door een aanbieder van mediadiensten op grond van lid 1 ingediende verklaring ongeldig heeft verklaard en de redenen daarvoor.
Artikel 19
Gestructureerde dialoog
De raad organiseert regelmatig een gestructureerde dialoog tussen aanbieders van zeer grote onlineplatforms, vertegenwoordigers van aanbieders van mediadiensten en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, teneinde:
ervaringen met en beste praktijken van de toepassing van artikel 18 te bespreken, onder meer met betrekking tot het functioneren van zeer grote onlineplatforms en hun processen ter moderatie van door aanbieders van mediadiensten verstrekte inhoud;
de toegang tot een gevarieerd aanbod van onafhankelijke media op zeer grote onlineplatforms te bevorderen, en
toe te zien op de naleving van zelfregulerende initiatieven die tot doel hebben gebruikers te beschermen tegen schadelijke inhoud, waaronder desinformatie en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging.
Artikel 20
Recht op aanpassing van het media-aanbod
AFDELING 5
Vereisten voor goed werkende maatregelen en procedures voor de mediamarkt
Artikel 21
Nationale maatregelen die van invloed zijn op aanbieders van mediadiensten
Artikel 22
Beoordeling van concentraties op de mediamarkt
De lidstaten nemen in hun nationale wetgeving materiële en procedurele regels op ter beoordeling van concentraties op de mediamarkt die van aanzienlijke invloed zouden kunnen zijn op de pluriformiteit van de media en op de redactionele onafhankelijkheid. Die regels moeten:
transparant, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn;
van de bij een dergelijke concentratie op de mediamarkt betrokken partijen vereisen dat zij de concentratie vooraf melden aan de betrokken nationale instanties of organen of dat zij deze instanties of organen van passende bevoegdheden voorzien waarmee zij de informatie die nodig is om de concentratie te kunnen beoordelen, bij die partijen kunnen opvragen;
de nationale regulerende instanties of organen verantwoordelijk stellen voor de beoordeling of ervoor zorgen dat zij substantieel bij die beoordeling betrokken worden;
vooraf objectieve, niet-discriminerende en evenredige criteria vaststellen voor het aanmelden van dergelijke concentraties op de mediamarkt en voor het beoordelen van de gevolgen voor de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid, en
vooraf specificeren binnen welke termijnen dergelijke beoordelingen klaar moeten zijn.
De beoordeling van concentraties op de mediamarkt als bedoeld in dit lid staat los van de beoordelingen op grond van het mededingingsrecht van de Unie en het nationaal mededingingsrecht, met inbegrip van die krachtens de concentratiecontroleregels. De beoordeling doet geen afbreuk aan artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004, indien van toepassing.
Bij een beoordeling van concentraties op de mediamarkt als bedoeld in lid 1 worden de volgende elementen in aanmerking genomen:
de verwachte gevolgen van de concentratie op de mediamarkt voor de pluriformiteit van de media, waaronder de gevolgen voor de vorming van de publieke opinie en voor de verscheidenheid aan mediadiensten en het media-aanbod, rekening houdend met de online-omgeving en de belangen in, banden met of activiteiten van de partijen in andere media- of niet-mediabedrijven;
de waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid, met inbegrip van door aanbieders van mediadiensten getroffen maatregelen ter waarborging van de onafhankelijkheid van redactionele beslissingen;
de vraag of, indien de concentratie op de mediamarkt uitblijft, de bij de concentratie op de mediamarkt betrokken partijen economisch duurzaam zouden blijven en of er mogelijke alternatieven zijn om hun economische duurzaamheid te waarborgen;
in voorkomend geval, de bevindingen in het jaarlijkse verslag van de Commissie over de rechtsstaat wat betreft pluriformiteit en vrijheid van de media, en
in voorkomend geval, de verbintenissen die de bij de concentratie op de mediamarkt betrokken partijen mogelijk voorstellen om de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid te waarborgen.
Artikel 23
Adviezen over concentraties op de mediamarkt
AFDELING 6
Transparante en eerlijke toewijzing van economische middelen
Artikel 24
Publieksmeting
Aanbieders van systemen voor eigen publieksmeting zorgen ervoor dat de door hun voor publieksmeting systemen gebruikte methoden en de wijze van toepassing ervan eenmaal per jaar door een onafhankelijke instantie worden gecontroleerd. Op verzoek van een aanbieder van mediadiensten verstrekt een aanbieder van een eigen systeem voor publieksmeting hem informatie over de resultaten van publieksmetingen, met inbegrip van niet-geaggregeerde gegevens, over de media-inhoud en mediadiensten van die aanbieder van mediadiensten.
Dit lid doet geen afbreuk aan de regelgeving van de Unie inzake gegevensbescherming en privacy.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde gedragscodes dienen ter bevordering van een regelmatig, onafhankelijk en transparant toezicht op de daadwerkelijke verwezenlijking van hun doelstellingen en op de naleving van de in lid 1 bedoelde beginselen, onder meer via onafhankelijke en transparante audits.
Artikel 25
Toewijzing van overheidsmiddelen voor overheidsreclame en leverings- of dienstverleningscontracten
De lidstaten trachten ervoor te zorgen dat de totale jaarlijkse voor overheidsreclame bestemde overheidsuitgaven verspreid worden onder een breed scala van op de markt aanwezige aanbieders van mediadiensten, rekening houdend met de nationale en lokale specifieke kenmerken van de betrokken mediamarkten.
Dit artikel laat de gunning van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten op grond van de aanbestedingsregels van de Unie of de toepassing van de staatssteunregels van de Unie onverlet.
Overheidsinstanties of -entiteiten maken op jaarbasis op elektronische en gebruikersvriendelijke wijze informatie openbaar over hun overheidsuitgaven voor overheidsreclame. Die informatie bestaat uit ten minste het volgende:
de juridische naam van de aanbieders van mediadiensten of de aanbieders van onlineplatforms waarvan diensten zijn afgenomen;
in voorkomend geval, de juridische naam van de bedrijfsgroepen waarvan de in punt a) bedoelde aanbieders van mediadiensten of aanbieders van onlineplatforms deel uitmaken, en
de totale jaarlijkse uitgaven en de jaarlijkse uitgaven per aanbieder van mediadiensten of aanbieder van een onlineplatform.
De lidstaten kunnen subnationale overheden van territoriale entiteiten met minder dan 100 000 inwoners en entiteiten die direct of indirect door dergelijke subnationale overheden worden gecontroleerd, vrijstellen van de verplichting op grond van de eerste alinea, punt b).
Teneinde de volledigheid van de op grond van lid 2 beschikbaar gestelde informatie over overheidsreclame te beoordelen, kunnen de nationale regulerende instanties of organen of andere bevoegde onafhankelijke instanties of organen in de lidstaten de in lid 2, eerste alinea, bedoelde overheidsinstanties of -entiteiten om nadere informatie verzoeken, waaronder gedetailleerdere informatie over de toepassing van de in lid 1 bedoelde criteria en procedures.
Indien de monitoring, beoordeling en rapportage door andere bevoegde onafhankelijke instanties of organen in de lidstaten worden uitgevoerd, houden zij de nationale regulerende instanties of organen daarvan naar behoren op de hoogte.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 26
Monitoring
De monitoring omvat:
een gedetailleerde analyse van de mediamarkten in alle lidstaten, onder meer wat betreft de mate van mediaconcentratie en de risico’s op buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;
een overzicht en toekomstgerichte beoordeling van het functioneren van de interne markt voor mediadiensten als geheel, onder meer wat betreft de impact van onlineplatforms;
een overzicht van de risico’s voor de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid van aanbieders van mediadiensten, voor zover deze van invloed zouden kunnen zijn op het functioneren van de interne markt;
een overzicht van door aanbieders van mediadiensten genomen maatregelen om de onafhankelijkheid van redactionele beslissingen te waarborgen;
een gedetailleerd overzicht van kaders en praktijken voor de toewijzing van overheidsmiddelen voor overheidsreclame.
Artikel 27
Evaluatie en verslaglegging
Bij het uitvoeren van de evaluaties als bedoeld in lid 1 van dit artikel houdt de Commissie rekening met:
de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en andere relevante organen of bronnen;
de uitkomsten van relevante discussies op relevante fora;
relevante door de raad uitgevaardigde documenten;
de bevindingen van de in artikel 26 bedoelde monitoring.
Artikel 28
Wijzigingen in Richtlijn 2010/13/EU
Richtlijn 2010/13/EU wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 30 ter wordt geschrapt.
Verwijzingen naar artikel 30 ter van Richtlijn 2010/13/EU gelden als verwijzingen naar artikel 13, lid 1, punt c), van deze verordening.
Artikel 29
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 8 augustus 2025. Het volgende is evenwel van toepassing:
artikel 3 is van toepassing met ingang van 8 november 2024;
artikel 4, leden 1 en 2, artikel 6, lid 3, de artikelen 7 tot en met 13 en artikel 28 zijn van toepassing met ingang van 8 februari 2025;
de artikelen 14 tot en met 17 zijn van toepassing met ingang van 8 mei 2025;
artikel 20 is van toepassing met ingang van 8 mei 2027.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
( ) Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).
( ) Verordening (EU) 2024/900 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 betreffende de transparantie en de gerichtheid van politieke reclame (PB L, 2024/900, 20.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/900/oj).
( ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
( ) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).