EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0650R(01)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen {SEC(2008) 2631} {SEC(2008) 2632}

/* COM/2008/0650 def./2 - COD 2008/0195 */

52008PC0650R(01)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen {SEC(2008) 2631} {SEC(2008) 2632} /* COM/2008/0650 def./2 - COD 2008/0195 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 24.10.2008

COM(2008) 650 definitief/2

2008/0195 (COD)

CORRIGENDUM Annule et remplace le document COM(2008) 650 du 15.10.2008 Concerne uniquement la version NL

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen

{SEC(2008) 2631}

{SEC(2008) 2632}

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

A. ACHTERGROND

1. Richtlijn 2002/15/EG[1] van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen is in werking getreden op 23 maart 2005. In de richtlijn zijn voor mobiele werknemers in het wegvervoer minimale socialebeschermingsnormen vastgesteld, die worden beschouwd als een belangrijke stap op weg naar een betere bescherming van de gezondheid en veiligheid van mobiele werknemers in de sector, die tevens de veiligheid ten goede komen en een eerlijke concurrentie waarborgen. De richtlijn, waarvan de bepalingen tot doel hebben mobiele werknemers te beschermen tegen de schadelijke effecten van buitensporig lange werktijden, ontoereikende rusttijden of onregelmatige werkroosters, is een lex specialis van de algemene-arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2003/88/EG) en vormt een aanvulling op Verordening (EG) nr. 561/2006[2] van 15 maart 2006, waarin gemeenschappelijke regels zijn vastgesteld voor de rij- en rusttijden van bestuurders.

2. Bij de goedkeuring van de richtlijn na een bemiddelingsprocedure waren de Raad en het Parlement het erover eens dat de richtlijn in principe vanaf 23 maart 2009 ook van toepassing is op zelfstandige bestuurders. Zij hebben de Commissie verzocht uiterlijk twee jaar vóór die datum aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen en op basis daarvan vervolgens een wetgevingsvoorstel in te dienen waarin hetzij de modaliteiten zijn vastgesteld voor de opneming dan wel de uitsluiting van zelfstandige bestuurders van het toepassingsgebied van de richtlijn (artikel 2, lid 1, van de richtlijn).

3. De Commissie heeft haar verslag[3], waarin de potentiële gevolgen van de eventuele uitsluiting van zelfstandige bestuurders van het toepassingsgebied van de richtlijn worden geanalyseerd en waarin de gevolgen van de bepalingen inzake nachtarbeid voor de verkeersveiligheid, de concurrentievoorwaarden en de samenstelling van de sector, alsook de sociale aspecten zijn onderzocht, in mei 2007 voorgesteld aan het Europees Parlement en de Raad. De verschillende manieren waarop de richtlijn in de lidstaten wordt geïnterpreteerd en ten uitvoer gelegd, kunnen tot een verstoring van de concurrentie leiden en tot ongelijke sociale minimumnormen in de lidstaten. De moeilijkheden hebben specifiek te maken met het onduidelijke onderscheid tussen mobiele werknemers en zelfstandige bestuurders, dat tot handhavingsproblemen heeft geleid en waarbij het risico bestaat dat een toenemend aantal bestuurders als “schijnzelfstandige” werkt om aan de toepassing van de richtlijn te ontsnappen. In het verslag wordt geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is zelfstandigen op te nemen in het toepassingsgebied van de richtlijn, maar het wel belangrijk is de definitieproblemen op te lossen en de richtlijn te wijzigen om te verduidelijken dat het in de richtlijn gedefinieerde begrip “mobiele werknemer” ook van toepassing is op zogenaamde "schijnzelfstandigen", bestuurders die niet aan een werkgever gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst, maar ook niet over de vrijheid beschikken voor andere klanten te werken.

4. Overeenkomstig de verbintenissen van de Commissie voor een betere regelgeving, dient de communautaire wetgeving duidelijk, doelgericht, evenredig en afdwingbaar te zijn. Op basis van een grondige analyse van de effecten op de verkeersveiligheid, de concurrentievoorwaarden, de samenstelling van de sector en van de sociale aspecten is in de effectbeoordeling aangetoond dat, ondanks de aanzienlijke administratiekosten, een volledige toepassing op bestuurders met een arbeidsovereenkomst en zelfstandige bestuurders niet kan worden gehandhaafd en het derhalve de voorkeur verdient het probleem van de schijnzelfstandigen aan te pakken, in plaats van zelfstandigen eveneens op te nemen in het toepassingsgebied van de richtlijn.

5. Het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2002/15/EG heeft derhalve tot doel meer klaarheid te scheppen, de leesbaarheid te verbeteren en de afdwingbaarheid van de huidige regels te verhogen door het begrip "mobiele werknemers" beter te definiëren en te preciseren dat ook zogenaamde "schijnzelfstandigen" worden beschouwd als mobiele werknemers waarop de richtlijn van toepassing is.

6. In hetzelfde verslag diende de Commissie de bepalingen inzake nachtarbeid te evalueren (artikel 7, lid 2, van de richtlijn). Het verslag concludeert dat er geen vraag is naar een aanpassing of verdere harmonisering van de bepalingen inzake nachtarbeid. Niettemin is het raadzaam de definitie van "nachtarbeid" in artikel 3, onder i), van Richtlijn 2002/15/EG aan te passen. Zoals de definitie nu is geformuleerd, valt elke korte werkperiode, zelfs van slechts enkele minuten, die tijdens de nacht wordt gepresteerd onder de definitie van nachtarbeid. In haar huidige vorm is deze bepaling economisch en sociaal onevenredig en overbodig. De Commissie herhaalt derhalve haar oorspronkelijke voorstel om in de definitie van nachtarbeid een minimumduur van 2 uur op te nemen.

B. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

7. Uit de in 2006 en 2007 uitgevoerde raadpleging van de belanghebbenden blijkt dat de meeste van oordeel zijn dat de richtlijn zowel positieve als negatieve gevolgen heeft voor een aantal aspecten. Enerzijds is een meerderheid van oordeel dat de arbeidstijdregels een positief effect hebben op de gezondheid en veiligheid, de arbeidsomstandigheden en de gelijkschakeling van de concurrentievoorwaarden tussen vervoersondernemingen, anderzijds brengen ze talrijke negatieve neveneffecten mee, zoals loonverlies, een tekort aan bestuurders en een daling van de rendabiliteit van de sector.

8. Bijna alle betrokkenen signaleerden problemen met de praktische toepassing van de arbeidstijdregels en wezen erop dat de controle en het toezicht op de activiteiten van bestuurders op dit moment ontoereikend is. Dit leidt tot een verdere verstoring van de concurrentie en benadeelt partijen die de regelgeving wel naleven.

9. Over de te verwachten effecten van de opneming of uitsluiting van zelfstandige bestuurders liepen de standpunten van de verschillende betrokkenen uiteen, met name wat betreft de handhaving en de toegevoegde waarde voor de verkeersveiligheid en de eerlijke mededinging.

10. In het algemeen pleiten de betrokken actoren voor: een verduidelijking van de werkingssfeer van de richtlijn en van bepaalde definities en bepalingen, een doelmatiger en efficiënter handhavingsregeling, meer samenwerking tussen de nationale handhavingsinstanties en het voorkomen van het fenomeen van de "schijnzelfstandigen".

11. Met alle tijdens de raadpleging van de betrokken actoren geformuleerde opmerkingen is rekening gehouden bij de uitvoering van de effectbeoordeling in 2007-2008. Doel van de effectbeoordeling was na te gaan welke de beste beleidsoptie is, namelijk een optie die afdwingbaar is, geen overbodige administratieve lasten of negatieve neveneffecten sorteert en tegelijk bijdraagt tot de beleidsdoelstellingen van het EU-vervoersbeleid.

12. Naast de fundamentele optie zelfstandige bestuurders al dan niet op te nemen in de werkingssfeer van de richtlijn, zijn in de effectbeoordeling ook andere maatregelen onderzocht, zoals een striktere definitie van mobiele werknemers zodat ze ook van toepassing is op schijnzelfstandigen en een doelmatiger, efficiënter en consequenter handhavingsbeleid om de regelgeving beter te doen naleven. Alle potentiële economische, sociale, ecologische en administratieve effecten van de vier belangrijkste beleidsopties zijn onderzocht.

13. Op basis van de resultaten van de beoordeling van de verschillende beleidsopties is geopteerd voor een verduidelijking van een aantal bepalingen zodat de richtlijn ook van toepassing is op schijnzelfstandigen en voor een betere handhaving door de vaststelling van toezichts- en controlevoorschriften voor de lidstaten. Alleen door een doelmatige controle op de naleving van de geldende regels kan worden gewaarborgd dat de doelstellingen van de richtlijn worden gerealiseerd.

14. Dit voorstel gaat vergezeld van de samenvatting en de volledige effectbeoordeling. Uit de effectbeoordeling blijkt dat de huidige regelgeving inzake arbeidstijden, mits het toepassingsgebied van de richtlijn wordt verduidelijkt en handhavingsvoorschriften worden vastgesteld, tot een betere naleving van de sociale regelgeving zal leiden, de concurrentieverstoring zal terugdringen en van de lidstaten geen zware administratieve lasten en enorme handhavingsinspanningen vergt om een complexe handhavingsstructuur op EU-niveau op te zetten.

15. Subsidiariteit Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel aangezien het voornamelijk een verduidelijking van de werkingssfeer en een betere handhaving van de bestaande communautaire regels behelst, een doelstelling die niet door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt. Voorts beoogt het voorstel een betere informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten van de lidstaten die op de naleving van de regels toezien. Daar één lidstaat of een groep van lidstaten de opgesomde problemen niet op bevredigende wijze kan oplossen, is er derhalve behoefte aan communautaire maatregelen.

16. Evenredigheid Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel en gaat niet verder dan nodig om het doel te bereiken. Het voorstel behelst een verduidelijking van de werkingssfeer van de huidige regels en voorziet in algemene gemeenschappelijke voorschriften voor een billijke handhaving, doch belet de individuele lidstaten niet op nationaal niveau een eigen toezichts- en controlebeleid te voeren.

17. Het voorstel brengt geen extra kosten voor de communautaire begroting mee en veroorzaakt geen administratieve lasten voor de lidstaten.

C. Toelichting van de wijzigingen

18. Het voorstel voorziet in een aantal wijzigingen die geen afbreuk doen aan de algemene doelstelling van de richtlijn, namelijk het waarborgen van de sociale bescherming van werknemers en daarmee in het kader van de sociale regelgeving inzake het wegvervoer gelijkgestelde personen:

In artikel 2, lid 1, van de richtlijn wordt het toepassingsgebied verduidelijkt. De richtlijn is van toepassing op alle mobiele werknemers als bedoeld in artikel 3, onder d), met inbegrip van de zogenaamde "schijnzelfstandigen", namelijk bestuurders die officieel zelfstandig zijn, maar die hun werkzaamheden niet vrij kunnen organiseren. Ze is niet van toepassing op echte zelfstandige bestuurders, die uitgesloten blijven van het toepassingsgebied van de richtlijn.

In artikel 3, onder a), wordt de definitie van "arbeidstijd" gehandhaafd voor alle werknemers die onder de richtlijn vallen, maar wordt de passage over zelfstandige bestuurders, die niet onder de richtlijn vallen, geschrapt. Om het fenomeen van de zogenaamde schijnzelfstandigen tegen te gaan, wordt de definitie van het begrip "mobiele werknemers" in artikel 3, onder d), verduidelijkt.

Artikel 3, onder i), zorgt ervoor dat de definitie van "nachtarbeid" in de praktijk toepasbaar wordt.

In artikel 11 bis zijn gemeenschappelijke beginselen vastgesteld om de transparantie en doelmatigheid van het handhavingsbeleid van de lidstaten te verhogen en een gemeenschappelijke interpretatie en billijke toepassing van de regels te waarborgen. De nieuwe bepalingen voorzien tevens in een nauwere samenwerking tussen de bevoegde handhavingsinstanties van de lidstaten, daarin ondersteund door de Commissie, teneinde de dialoog tussen de handhavingsinstanties en de sector en tussen de lidstaten onderling te faciliteren om tot een uniforme tenuitvoerlegging van de arbeidstijdregels te komen. Steeds is het de bedoeling te zorgen voor een betere naleving van de communautaire regelgeving en derhalve bij te dragen tot de doelstellingen van het vervoersbeleid van de EU .

2008/0195 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71 en artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[5],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 561/2006 van de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad[7], zijn gemeenschappelijke regels vastgesteld inzake de rij- en rusttijden en pauzes van bestuurders. De andere aspecten van de arbeidstijd in het wegvervoer komen in deze verordening niet aan bod.

(2) Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen[8] voorziet in minimumeisen inzake de organisatie van de arbeidstijd teneinde de gezondheid en veiligheid van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitvoeren beter te beschermen, de verkeersveiligheid te verhogen en gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen.

(3) Op grond van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2002/15/EG dient de Commissie verslag uit te brengen over de uitsluiting van zelfstandige bestuurders van het toepassingsgebied van de richtlijn en in dat verband een voorstel te formuleren.

(4) Het verslag van de Commissie betreffende de gevolgen van de uitsluiting van zelfstandige bestuurders van het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/15/EG en over de gevolgen van de regels inzake nachtarbeid[9] is in mei 2007 voorgesteld aan het Europees Parlement en de Raad.

(5) De ervaring met de omzetting van Richtlijn 2002/15/EG, de raadpleging van de betrokken actoren, verschillende studies en de uitgevoerde effectbeoordeling hebben verschillende problemen aan het licht gebracht met betrekking tot de uniforme toepassing van de arbeidstijden, de talrijke overtredingen van de regelgeving en de zwakke handhaving door de lidstaten.

(6) De uiteenlopende manieren waarop de bepalingen van Richtlijn 2002/15/EG door de lidstaten worden geïnterpreteerd, toegepast en gehandhaafd en de niet-naleving van de minimumnormen op het gebied van arbeidstijden door de transportbedrijven en de bestuurders verstoren de concurrentie en brengen de veiligheid en de gezondheid van de bestuurders in het gedrang.

(7) Gezien het verslag van de Commissie en de effectbeoordeling dienen zelfstandige bestuurders te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/15/EG.

(8) Niettemin is het wenselijk dat de lidstaten zelfstandige bestuurders attent blijven maken op de schadelijke effecten voor de gezondheid en veiligheid en de negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid van te lange werkdagen, ontoereikende rust of onregelmatige werkroosters.

(9) Derhalve moeten in de tekst van Richtlijn 2002/15/EG een aantal technische wijzigingen worden aangebracht.

(10) De communautaire wetgeving is alleen efficiënt en doelmatig wanneer ze door alle lidstaten ten uitvoer wordt gelegd, zonder onderscheid op alle actoren wordt toegepast en regelmatig op efficiënte wijze wordt gecontroleerd.

(11) Omdat het toezicht op de naleving van deze regelgeving een complexe taak is waarbij talrijke actoren zijn betrokken, is er behoefte aan samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, en tussen de lidstaten onderling.

(12) Het is derhalve passend Richtlijn 2002/15/EG aan te passen en de problemen bij de tenuitvoerlegging, toepassing en handhaving van de regels weg te werken door de werkingssfeer te verduidelijken, de administratieve samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren en de uitwisseling van informatie en beste praktijken aan te moedigen.

(13) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een modernisering van de communautaire wetgeving inzake de organisatie van de arbeidstijd en een betere handhaving daarvan niet, op bevredigende wijze door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, is een communautair optreden wenselijk; de Gemeenschap kan derhalve acties vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. De richtlijn beoogt in het bijzonder iedere werknemer veilige en gezonde arbeidsomstandigheden te waarborgen alsmede het recht op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden (artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).

(15) Richtlijn 2002/15/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2002/15/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1 wordt vervangen door:

"1. Deze richtlijn is van toepassing op mobiele werknemers, als bedoeld in artikel 3, onder d), van onderhavige richtlijn, van in een lidstaat gevestigde ondernemingen die deelnemen aan wegvervoersactiviteiten die vallen onder Verordening (EG) nr. 561/2006 of, zo niet, onder de AETR-overeenkomst.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op mobiele werknemers als bedoeld in de tweede zin van artikel 3, onder d).

b) in de leden 2 en 3 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 93/104/EG" vervangen door "Richtlijn 2003/88/EG".

c) in lid 4 wordt de verwijzing naar "Verordening (EEG) nr. 3820/85" vervangen door "Verordening (EG) nr. 561/2006".

(2) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) De eerste zin van punt a), onder 2), wordt geschrapt.

b) De volgende zin wordt aan punt d) toegevoegd:

"'mobiele werknemers': omvat tevens iedere persoon die niet aan een werkgever gebonden is door een arbeidsovereenkomst of enige andere arbeidsrechtelijke ondergeschiktheidsrelatie, maar:

i. die de bedoelde activiteiten niet vrij kan organiseren;

ii. wiens inkomen niet rechtstreeks afhankelijk is van de gemaakte winst;

iii. die niet vrij is om individueel of in samenwerking met andere zelfstandige bestuurders handelsbetrekkingen met verscheidene klanten te onderhouden."

c) punt e), wordt geschrapt.

d) punt f) wordt vervangen door:

"f) 'Persoon die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefent': een mobiele werknemer die deze activiteiten uitoefent;"

e) punt i) wordt vervangen door:

"i) 'nachtarbeid': werkzaamheden gedurende een arbeidstijd die minstens twee tijdens de nacht gepresteerde werkuren omvat."

(3) In artikel 4, onder a), wordt de verwijzing naar "Artikel 6, lid 1, vierde en vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 of, voor zover noodzakelijk, artikel 6, lid 1, vierde alinea, van de AETR-overeenkomst" vervangen door "Verordening (EG) nr. 561/2006 of, indien nodig, de AETR-overeenkomst".

(4) In artikel 5, lid 1, wordt de verwijzing naar "Verordening (EEG) nr. 3820/85" vervangen door "Verordening (EG) nr. 561/2006".

(5) In artikel 6 wordt de verwijzing naar "Verordening (EEG) nr. 3820/85" vervangen door "Verordening (EG) nr. 561/2006".

(6) Het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Handhaving

1. De lidstaten zetten een systeem voor passend en regelmatig toezicht en controle op om een correcte en consequente toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde regels te waarborgen. Zij zorgen ervoor dat de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de richtlijn over voldoende gekwalificeerde inspecteurs beschikken en nemen daartoe alle passende maatregelen.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de door hen genomen toezichts- en controlemaatregelen.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat vervoersondernemingen en mobiele werknemers toegang hebben tot informatie, bijstand en advies met betrekking tot de regelgeving inzake arbeidstijd en de organisatie van het werk.

4. Om een daadwerkelijke, efficiënte en uniforme tenuitvoerlegging van de richtlijn in de hele Gemeenschap te waarborgen zal de Commissie het overleg tussen de lidstaten ondersteunen teneinde:

5. de administratieve samenwerking tussen hun bevoegde autoriteiten te versterken door de invoering van doeltreffende informatie-uitwisselingssystemen, de verbetering van de toegang tot informatie en het bevorderen van de uitwisseling van informatie en beste praktijken op het gebied van handhaving van de regelgeving inzake arbeidstijden;

6. een gemeenschappelijke aanpak voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te bevorderen;

7. de dialoog tussen de vervoerssector en de handhavingsinstanties te faciliteren."

(8) in artikel 13 wordt de verwijzing naar "artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85" vervangen door "artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 561/2006".

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op […] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[1] PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35.

[2] PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.

[3] COM(2007) 266 definitief.

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.

[8] PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35.

[9] COM(2007) 266 definitief.

Top