This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02017R1004-20170620
Consolidated text: Verordening (EU) 2017/1004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (herschikking)
Verordening (EU) 2017/1004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (herschikking)
02017R1004 — NL — 20.06.2017 — 000.002
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►C1 VERORDENING (EU) 2017/1004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad ◄ (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2017/1004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 mei 2017
betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad
(herschikking)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vermelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, worden in deze verordening regels vastgesteld inzake de verzameling, het beheer en het gebruik van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserijsector als bepaald in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden alleen verzameld als er niet al een verplichting tot het verzamelen ervan bestaat uit hoofde van andere Unierechtshandelingen dan deze verordening.
3. Voor gegevens die noodzakelijk zijn voor het visserijbeheer en die op grond van andere Unierechtshandelingen worden verzameld, worden in deze verordening slechts regels voor het gebruik en de doorzending van die gegevens vastgesteld.
Artikel 2
Gegevensbescherming
In voorkomend geval geschieden de verwerking, het beheer en het gebruik van in het kader van deze verordening verzamelde gegevens overeenkomstig en onverminderd Richtlijn 95/46/EG en de Verordeningen (EG) nr. 45/2001 en (EG) nr. 223/2009.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:
1. |
„visserijsector” : activiteiten in verband met commerciële visserij, recreatievisserij, aquacultuur en visverwerkende industrie; |
2. |
„recreatievisserij” : niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden worden geëxploiteerd; |
3. |
„mariene regio” : een geografisch gebied als omschreven in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een door regionale organisaties voor visserijbeheer ingesteld gebied of een in de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 9, lid 11, omschreven gebied; |
4. |
„primaire gegevens” : gegevens met betrekking tot individuele vaartuigen, individuele natuurlijke of rechtspersonen en individuele monsters; |
5. |
„metagegevens” : gegevens die kwalitatieve en kwantitatieve informatie verschaffen over de verzamelde primaire gegevens; |
6. |
„gedetailleerde gegevens” : gegevens op basis van de primaire gegevens, in een zodanige vorm dat natuurlijke personen of rechtspersonen niet direct of indirect kunnen worden geïdentificeerd; |
7. |
„geaggregeerde gegevens” : het resultaat van de samenvatting van de primaire of de gedetailleerde gegevens voor specifieke analytische doeleinden; |
8. |
„wetenschappelijk waarnemer” : een persoon die door een orgaan dat is belast met de tenuitvoerlegging van de nationale werkprogramma’s voor gegevensverzameling, is aangewezen om in de context van gegevensverzameling voor wetenschappelijke doeleinden visserijactiviteiten waar te nemen; |
9. |
„wetenschappelijke gegevens” : gegevens als bedoeld in artikel 1, lid 1, die krachtens deze verordening worden verzameld, beheerd of gebruikt. |
HOOFDSTUK II
GEGEVENSVERZAMELING EN -BEHEER IN HET KADER VAN MEERJARENPROGRAMMA’S VAN DE UNIE
AFDELING 1
Meerjarenprogramma’s van de Unie
Artikel 4
Vaststelling van een meerjarenprogramma van de Unie
1. De Commissie stelt een meerjarenprogramma van de Unie vast voor de verzameling en het beheer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde gegevens, overeenkomstig de in artikel 5 omschreven inhoud en criteria.
De Commissie stelt het deel van het meerjarenprogramma van de Unie vast dat in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde aangelegenheden dekt, bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24.
De Commissie stelt het deel van het meerjarenprogramma van de Unie vast dat in artikel 5, lid 1, onder b) en c), bedoelde aangelegenheden dekt, bij uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
2. De Commissie stelt de in lid 1 van dit artikel bedoelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast na raadpleging van de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen, het WTECV en eventuele andere bevoegde wetenschappelijke instanties als bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 5
Inhoud en criteria voor de vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie
1. In het meerjarenprogramma van de Unie wordt het volgende bepaald:
a) een gedetailleerde lijst van de gegevensvereisten om de doelstellingen van de artikelen 2 en 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 te bereiken;
b) een lijst van verplichte onderzoeksinspecties op zee;
c) drempels waaronder het voor de lidstaten niet verplicht is om op hun visserij- en aquacultuuractiviteiten gebaseerde gegevens te verzamelen of onderzoeksinspecties op zee te verrichten.
2. De in lid 1, onder a), bedoelde gegevens omvatten:
a) biologische gegevens inzake de vangsten of bijvangsten van alle bestanden bij commerciële en, waar van toepassing, recreatievisserijen in wateren in en buiten de Unie, met inbegrip van gegevens over aal en zalm in relevante binnenwateren, alsook over andere diadrome vissoorten van commercieel belang, om een ecosysteemgebaseerde benadering van het beheer en de instandhouding van de visserij, die nodig is voor de werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid, mogelijk te maken;
b) gegevens om de impact van de visserijen van de Unie op het mariene ecosysteem in wateren in en buiten de Unie te beoordelen, met inbegrip van gegevens over de bijvangst van niet-doelsoorten, met name van soorten die worden beschermd in het kader van het uniaal of internationaal recht, gegevens over de gevolgen van de visserij voor mariene habitats, met inbegrip van kwetsbare mariene gebieden, en gegevens over de gevolgen van de visserij voor voedselketens;
c) gegevens over de activiteiten van vissersvaartuigen in wateren in en buiten de Unie, met inbegrip van het visserij- en inspanningsniveau en van de capaciteit van de vloot van de Unie;
d) socio-economische gegevens over de visserijen om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties van de visserijsector van de Unie te beoordelen;
e) socio-economische gegevens en gegevens inzake de duurzaamheid met betrekking tot de mariene aquacultuur om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties en de duurzaamheid van de aquacultuursector van de Unie, met inbegrip van het milieueffect ervan, te beoordelen;
f) socio-economische gegevens over de visverwerkende sector om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties van die sector te beoordelen.
3. Daarenboven kunnen de in lid 1, onder a), bedoelde gegevens socio-economische gegevens en gegevens inzake de duurzaamheid met betrekking tot de zoetwateraquacultuur omvatten om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties en de duurzaamheid van de aquacultuursector van de Unie, met inbegrip van het milieueffect ervan, te beoordelen.
4. Bij de vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie houdt de Commissie rekening met:
a) de informatiebehoeften voor het beheer en de doeltreffende tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid, om de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiteengezette doelstellingen daarvan te verwezenlijken. Op basis van die informatie kunnen ook de streefcijfers die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 9 van die Verordening bedoelde meerjarenplannen, worden vastgesteld;
b) de behoefte aan gegevens die relevant, volledig en betrouwbaar zijn met het oog op de besluitvorming op het gebied van visserijbeheer en bescherming van ecosystemen, met inbegrip van kwetsbare soorten en habitats;
c) de noodzaak en relevantie van gegevens voor de duurzame ontwikkeling van aquacultuur op Unieniveau, rekening houdend met de veelal lokale aard van de gevolgen ervan;
d) de noodzaak om effectbeoordelingen van beleidsmaatregelen te ondersteunen;
e) kosten en baten, rekening houdend met de meest kosteneffectieve oplossingen om de doelstelling van de gegevensverzameling te verwezenlijken;
f) de noodzaak onderbreking van bestaande tijdreeksen te vermijden;
g) de noodzaak om vereenvoudiging aan te brengen en overlapping bij de gegevensverzameling te vermijden overeenkomstig artikel 1;
h) in voorkomend geval, de noodzaak om gegevens te verzamelen over visserijen waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn;
i) specifieke regionale kenmerken en regionale overeenkomsten die in regionale coördinatiegroepen zijn gesloten;
j) de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten;
k) ruimte- en tijddekking van de gegevensverzamelingsactiviteiten.
5. Bij het opstellen van de in lid 1, onder b), bedoelde lijst van verplichte onderzoeksinspecties op zee wordt rekening gehouden met de volgende vereisten:
a) de informatiebehoeften voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid om de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken;
b) informatiebehoeften die voortvloeien uit internationaal overeengekomen coördinatie en harmonisatie;
c) informatiebehoeften in het kader van de evaluatie van beheersplannen;
d) informatiebehoeften voor de monitoring van ecosysteemvariabelen;
e) informatiebehoeften voor een adequate dekking van bestandsgebieden;
f) de noodzaak om overlapping tussen de onderzoeksinspecties op zee te voorkomen, en
g) de noodzaak onderbreking van bestaande tijdreeksen te vermijden.
6. Voor bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, worden de regels inzake de deelname van verschillende lidstaten aan de in lid 1, onder b), bedoelde onderzoeksinspecties op zee gebaseerd op het aandeel van de betrokken lidstaten in de totaal toegestane vangsten van de Unie voor de betrokken bestanden. Voor bestanden waarvoor geen vangstbeperkingen gelden, worden die regels gebaseerd op het relatieve aandeel van de betrokken lidstaat in de totale exploitatie van het betrokken bestand.
7. Voor bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, worden de in lid 1, onder c), bedoelde drempels vastgesteld op basis van het aandeel van de relevante lidstaat in de totaal toegestane vangsten van de Unie voor het betrokken bestand. Voor bestanden waarvoor geen vangstbeperkingen gelden, wordt die drempel vastgesteld op basis van het relatieve aandeel van de relevante lidstaat in de totale exploitatie van het betrokken bestand. Voor de aquacultuur- en de verwerkende sector zijn die drempels evenredig aan de omvang van die sectoren in een lidstaat.
AFDELING 2
Uitvoering van het meerjarenprogramma van de Unie door de lidstaten
Artikel 6
Nationale werkprogramma’s
1. Onverminderd hun uit het Unierecht voortvloeiende verplichtingen op het gebied van gegevensverzameling verzamelen de lidstaten gegevens in het kader van een operationeel programma als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en van een werkprogramma dat in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie en op grond van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt opgesteld („nationaal werkprogramma”).
2. Bij de goedkeuring van de nationale werkprogramma’s overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 houdt de Commissie rekening met de beoordeling die het WTECV overeenkomstig artikel 10 van deze verordening heeft verricht. Als uit die beoordeling blijkt dat een nationaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis en vermeldt zij welke wijzigingen in dat werkprogramma zij noodzakelijk acht. De betrokken lidstaat legt vervolgens een herzien werkprogramma aan de Commissie voor.
3. Nationale werkprogramma’s bevatten een gedetailleerde beschrijving van:
a) de gegevens die overeenkomstig het meerjarenprogramma van de Unie moeten worden verzameld;
b) de verdeling in tijd en ruimte en de frequentie waarmee de gegevens zullen worden verzameld;
c) de bron van de gegevens, de procedures en methoden om de gegevens te verzamelen en te verwerken tot de gegevensreeksen die aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens zullen worden verstrekt;
d) het kader voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole waarmee overeenkomstig artikel 14 wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van de gegevens voldoende hoog is;
e) het format waarin en het moment waarop gegevens beschikbaar moeten worden gesteld aan eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, rekening houdend met de behoeften die de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens kenbaar hebben gemaakt, indien die bekend zijn;
f) de regelingen voor internationale en regionale samenwerking en coördinatie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten die zijn gesloten om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en
g) de manier waarop rekening is gehouden met de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten.
4. Bij het opstellen van zijn nationaal werkprogramma werkt elke lidstaat in het kader van de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen samen en coördineert hij zijn inspanningen met andere lidstaten, met name die in dezelfde mariene regio, om te zorgen voor een toereikende en doeltreffende dekking en om overlapping van gegevensverzamelingsactiviteiten te voorkomen. Daarbij streven de lidstaten er ook naar belanghebbenden op het juiste niveau te betrekken. In voorkomend geval kunnen die samenwerking en coördinatie ook plaatsvinden buiten het kader van de regionale coördinatiegroepen.
Artikel 7
Nationale correspondenten
1. Elke lidstaat wijst een nationale correspondent aan en stelt de Commissie daarvan in kennis. De nationale correspondent fungeert als contactpunt voor de uitwisseling van informatie over de voorbereiding en de uitvoering van de nationale werkprogramma’s tussen de Commissie en de lidstaten.
2. Voorts verricht de nationale correspondent met name de volgende taken:
a) de voorbereiding van het in artikel 11 bedoelde jaarlijks verslag coördineren;
b) de doorgifte van informatie binnen de lidstaat verzekeren, en
c) de deelname van relevante deskundigen aan door de Commissie georganiseerde vergaderingen van deskundigengroepen en de deelname aan de relevante regionale coördinatiegroepen als bedoeld in artikel 9 coördineren.
3. Indien in een lidstaat verschillende organen deelnemen aan de uitvoering van het nationaal werkprogramma, is de nationale correspondent verantwoordelijk voor de coördinatie van die werkzaamheden.
4. Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn nationale correspondent een toereikend mandaat heeft om zijn lidstaat te vertegenwoordigen in de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen.
Artikel 8
Samenwerking binnen de Unie
De lidstaten werken samen en coördineren hun acties om de kwaliteit, de tijdigheid en de dekkingsgraad van de gegevens verder te verbeteren met het oog op de verdere verbetering van de betrouwbaarheid van de methoden voor gegevensverzameling teneinde hun gegevensverzamelingsactiviteiten te verbeteren.
Artikel 9
Regionale coördinatie en samenwerking
1. Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 coördineren de lidstaten hun gegevensverzamelingsactiviteiten met andere lidstaten in dezelfde mariene regio en stellen zij alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde mariene regio.
2. Om de regionale coördinatie te vergemakkelijken, worden in elke mariene regio door de desbetreffende lidstaten regionale coördinatiegroepen opgericht.
3. Die regionale coördinatiegroepen hebben tot doel procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor het verzamelen en verwerken van gegevens op te stellen en te implementeren, teneinde een verdere verbetering van de betrouwbaarheid van het wetenschappelijk advies mogelijk te maken. Te dien einde zetten de regionale coördinatiegroepen zich in voor het opzetten en implementeren van regionale gegevensbanken.
4. De regionale coördinatiegroepen bestaan uit door de lidstaten benoemde deskundigen, met inbegrip van de nationale correspondenten, en de Commissie.
5. Door de regionale coördinatiegroepen wordt een reglement van orde voor hun activiteiten opgesteld en overeengekomen.
6. Bij kwesties die een invloed hebben op verschillende mariene regio’s, coördineren de regionale coördinatiegroepen onderling en met de Commissie.
7. Indien noodzakelijk worden vertegenwoordigers van betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, waaronder de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde wetenschappelijke instanties, regionale visserijorganisaties, adviesraden en derde landen, uitgenodigd de vergaderingen van de regionale coördinatiegroepen als waarnemers bij te wonen.
8. De regionale coördinatiegroepen kunnen ontwerpen van regionale werkprogramma’s opstellen die stroken met deze verordening en met het meerjarenprogramma van de Unie. Die ontwerpen van regionale werkprogramma’s kunnen betrekking hebben op procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor gegevensverzameling en -verwerking als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a) en b), en lid 5, op regionaal gecoördineerde bemonsteringsstrategieën en op voorwaarden voor de levering van gegevens aan regionale gegevensbanken. Zij kunnen ook kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee bevatten.
9. Wanneer een ontwerp van regionaal werkprogramma wordt opgesteld, dient de betrokken lidstaat dat bij de Commissie in uiterlijk op 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan het regionaal werkprogramma moet gelden, tenzij er nog een bestaand plan van toepassing is. In dat geval stellen de betrokken lidstaten de Commissie daarvan in kennis. De Commissie kan een ontwerp van regionaal werkprogramma goedkeuren door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Daarbij houdt de Commissie, indien van toepassing, rekening met de in artikel 10 bedoelde beoordeling van het WTECV. Als uit die beoordeling blijkt dat een ontwerp van regionaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis en vermeldt zij welke wijzigingen in dat ontwerp van werkprogramma zij noodzakelijk acht. Vervolgens leggen de betrokken lidstaten een herzien ontwerp van werkprogramma aan de Commissie voor.
10. Een regionaal werkprogramma wordt geacht in de plaats te komen van of een aanvulling te vormen op de desbetreffende onderdelen van de door elk van de betrokken lidstaten opgestelde nationale werkprogramma’s.
11. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee, het gebied in de mariene regio waar de gegevens zullen worden verzameld, en het format en de tijdschema’s voor de indiening en de goedkeuring van de in lid 8 van dit artikel bedoelde regionale werkprogramma’s. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 10
Beoordeling van werkprogramma’s door het WTECV
Het WTECV beoordeelt het nationaal werkprogramma en het ontwerp van het regionaal werkprogramma als bedoeld in de artikelen 6 en 9. Daarbij neemt het in aanmerking:
a) of de werkprogramma’s en de eventueel daarin aangebrachte wijzigingen in overeenstemming zijn met de artikelen 6 en 9, en
b) de wetenschappelijke relevantie van de gegevens die door de werkprogramma’s worden bestreken voor de in artikel 1, lid 1, bepaalde doeleinden, en de kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures.
Artikel 11
Beoordeling en goedkeuring van het resultaat van de nationale werkprogramma’s
1. De lidstaten leggen de Commissie jaarlijks een verslag voor over de uitvoering van hun nationale werkprogramma’s. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema’s voor de indiening en de goedkeuring van de jaarverslagen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. Overeenkomstig artikel 10 beoordeelt het WTECV:
a) de uitvoering van de nationale werkprogramma’s, en
b) de kwaliteit van de door de lidstaten verzamelde gegevens.
3. De Commissie beoordeelt de uitvoering van de nationale werkprogramma’s op basis van:
a) de beoordeling van het WTECV, en
b) de raadpleging van de passende regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Unie partij of waarnemer is, en de bevoegde internationale wetenschappelijke organisaties.
AFDELING 3
Vereisten voor het gegevensverzamelingsproces
Artikel 12
Toegang tot de bemonsteringsplaatsen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevensverzamelaars die door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan zijn aangewezen, om hun taken te kunnen uitvoeren, toegang krijgen tot alle vangsten, vaartuigen en andere bemonsteringsplaatsen, gegevensbestanden van bedrijven en alle nodige gegevens.
2. De kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie laten wetenschappelijke waarnemers aan boord van hun vaartuig toe en werken met hen samen zodat zij hun taken aan boord van de vissersvaartuigen van de Unie, alsook eventuele alternatieve gegevensverzamelingsmethoden uit hoofde van nationale werkprogramma’s, kunnen uitvoeren, onverminderd internationale verplichtingen.
3. De kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie mogen wetenschappelijke waarnemers die optreden in het kader van een regeling voor toezicht op zee, alleen de toegang tot hun vaartuig weigeren op grond van een duidelijk gebrek aan ruimte op het vaartuig of om veiligheidsredenen in overeenstemming met het nationaal recht. In dergelijke gevallen worden de gegevens verzameld aan de hand van alternatieve gegevensverzamelingsmethoden die zijn uiteengezet in het nationaal werkprogramma, zoals die door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan zijn ontworpen en worden gecontroleerd.
AFDELING 4
Gegevensbeheer
Artikel 13
Gegevensopslag
De lidstaten:
a) zorgen ervoor dat de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbanken en nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat deze gegevens vertrouwelijk worden behandeld;
b) zorgen ervoor dat de metagegevens die betrekking hebben op de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire socio-economische gegevens, veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbanken;
c) treffen alle nodige technische voorzieningen om dergelijke gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging of onbevoegde raadpleging of verspreiding.
Artikel 14
Kwaliteitscontrole en validering van de gegevens
1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de volledigheid van de primaire gegevens die in het kader van de nationale werkprogramma’s worden verzameld, en van de daarvan afgeleide gedetailleerde en geaggregeerde gegevens die aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens worden doorgegeven.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens op fouten worden gecontroleerd aan de hand van passende kwaliteitscontroleprocedures;
b) de gedetailleerde en geaggregeerde gegevens die van de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens zijn afgeleid, worden gevalideerd voordat zij naar de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens worden doorgestuurd;
c) de kwaliteitsborgingsprocedures die op de onder a) en b) genoemde primaire, gedetailleerde en geaggregeerde gegevens worden toegepast, worden opgesteld overeenkomstig de door de internationale wetenschappelijke organen, de regionale organisaties voor visserijbeheer, het WTECV en de regionale coördinatiegroepen vastgestelde procedures.
HOOFDSTUK III
GEBRUIK VAN GEGEVENS
Artikel 15
Toegang tot en doorzending van primaire gegevens
1. Ten behoeve van de controle op het bestaan van de overeenkomstig artikel 6, lid 1, verzamelde primaire gegevens, met uitzondering van de socio-economische gegevens, zorgen de lidstaten ervoor dat de Commissie toegang heeft tot de in artikel 13, onder a), bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken.
2. Ten behoeve van de controle van de overeenkomstig artikel 6, lid 1, verzamelde socio-economische gegevens zorgen de lidstaten ervoor dat de Commissie toegang heeft tot de in artikel 13, onder b), bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken.
3. De lidstaten sluiten overeenkomsten met de Commissie om een effectieve ongehinderde toegang tot hun in de leden 1 en 2 bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken te garanderen, onverminderd de verplichtingen op grond van andere regelgeving van de Unie.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in het kader van onderzoeksinspecties op zee verzamelde primaire gegevens worden doorgezonden naar internationale wetenschappelijke organisaties en passende wetenschappelijke organen binnen regionale organisaties voor visserijbeheer overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten.
Artikel 16
Verwerking van primaire gegevens
1. De lidstaten verwerken de primaire gegevens tot reeksen van gedetailleerde of geaggregeerde gegevens overeenkomstig:
a) de desbetreffende internationale normen, wanneer van toepassing;
b) op internationaal of regionaal niveau overeengekomen protocollen, wanneer van toepassing.
2. De lidstaat verstrekt de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en de Commissie zo nodig een beschrijving van de methoden die zijn gebruikt om de gevraagde gegevens te verwerken, alsmede hun statistische eigenschappen.
Artikel 17
Procedure voor het beschikbaar stellen van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens
1. De lidstaten zetten adequate procedures en elektronische technologieën op met het oog op een doeltreffende toepassing van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en van deze verordening. Zij zien af van onnodige beperkingen op de breedst mogelijke verspreiding van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens onder de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden.
2. De lidstaten zorgen voor passende waarborgen voor de gevallen waarin gegevens informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke of rechtspersonen. Een lidstaat kan weigeren de relevante gedetailleerde en geaggregeerde gegevens door te geven als er een risico bestaat dat de identiteit van de natuurlijke of de rechtspersonen bekend wordt, in welk geval de betrokken lidstaat alternatieve methoden voorstelt om aan de behoeften van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens tegemoet te komen zonder de anonimiteit te schenden.
3. Indien eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens om gegevens verzoeken die als grondslag zullen dienen voor advies inzake visserijbeheer, zorgen de lidstaten ervoor dat relevante gedetailleerde en geaggregeerde gegevens binnen de in het verzoek gestelde termijn, die niet korter mag zijn dan één maand na ontvangst van het verzoek om die gegevens, worden bijgewerkt en ter beschikking worden gesteld van de betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens.
4. Bij andere dan de in lid 3 bedoelde verzoeken zorgen de lidstaten ervoor dat de relevante gegevens binnen een redelijke termijn worden bijgewerkt en ter beschikking worden gesteld van de betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden. Binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek stellen de lidstaten de verzoekende partij in kennis van de duur van die termijn, die in verhouding moet staan tot de omvang van het verzoek, en van de eventuele noodzaak van aanvullende verwerking van de gevraagde gegevens.
5. Wanneer een gegevensverzoek afkomstig is van andere dan de in lid 3 bedoelde eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of wanneer andere belanghebbenden om aanvullende verwerking van reeds verzamelde gegevens verzoeken, kunnen de lidstaten de werkelijke kosten van de aanvullende verwerking van de gegevens die moet worden verricht voordat ze worden doorgezonden, ten laste brengen van de verzoekende partij.
6. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie verlenging van de in lid 3 bedoelde termijn toestaan.
7. Wanneer gedetailleerde gegevens worden gevraagd voor wetenschappelijke publicatie, kunnen de lidstaten, om de professionele belangen van de door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan aangewezen gegevensverzamelaars te beschermen, eisen dat de publicatie van die gegevens wordt uitgesteld met drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de gegevens betrekking hebben. De lidstaten informeren de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en de Commissie over een dergelijk besluit en de redenen daarvoor.
Artikel 18
Compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling
1. Om de kosten te beperken en de toegang tot gedetailleerde en geaggregeerde gegevens voor eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden te vergemakkelijken, werken de lidstaten, de Commissie, wetenschappelijke adviesorganen en relevante eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens samen om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te ontwikkelen, rekening houdend met het bepaalde in Richtlijn 2007/2/EG. Die systemen vergemakkelijken eveneens de verspreiding van informatie aan andere belanghebbenden. Dergelijke systemen kunnen de vorm aannemen van regionale gegevensbanken. De in artikel 9, lid 8, van deze verordening bedoelde regionale werkprogramma’s kunnen dienen als basis voor een akkoord over die systemen.
2. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met voorschriften inzake de toe te passen procedures, formats, codes en tijdschema’s om de compatibiliteit van de systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te garanderen en om, waar van toepassing, waarborgen in te stellen voor het geval waarin de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 19
Herziening van de weigering om gegevens te verstrekken
Als een lidstaat op grond van artikel 17, lid 7, weigert gegevens te verstrekken, kan de eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens de Commissie verzoeken die weigering te herzien. Als de Commissie van mening is dat de weigering niet naar behoren is gemotiveerd, kan zij van de lidstaat verlangen de gegevens binnen één maand alsnog aan de eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens te verstrekken.
Artikel 20
Verplichtingen van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden
1. Eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden:
a) gebruiken de gegevens overeenkomstig artikel 17 alleen voor de in hun verzoek om informatie vermelde doeleinden;
b) zorgen voor een behoorlijke bronvermelding;
c) zijn verantwoordelijk voor een juist en passend gebruik van de gegevens vanuit het oogpunt van wetenschapsethiek;
d) informeren de Commissie en de betrokken lidstaten over mogelijke problemen in verband met de gegevens;
e) verstrekken de betrokken lidstaten en de Commissie de referenties van de resultaten van het gebruik van de gegevens;
f) verstrekken de gevraagde gegevens niet zonder instemming van de betrokken lidstaat aan derden;
g) verkopen de gegevens niet aan derden.
2. De lidstaten informeren de Commissie over iedere niet-naleving van de eisen door de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of andere belanghebbenden.
3. Wanneer eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of andere belanghebbenden niet aan alle in lid 1 uiteengezette vereisten voldoen, kan de Commissie de betrokken lidstaat toestaan de toegang tot de gegevens voor die gegevensgebruiker te beperken of te weigeren.
HOOFDSTUK IV
ONDERSTEUNING VOOR WETENSCHAPPELIJK ADVIES
Artikel 21
Deelneming aan vergaderingen van internationale organen
De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale deskundigen deelnemen aan relevante vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer, waarbij de Unie partij of waarnemer is, en van internationale wetenschappelijke organisaties.
Artikel 22
Internationale coördinatie en samenwerking
1. De lidstaten en de Commissie coördineren hun inspanningen en werken samen om de kwaliteit, de tijdigheid en de dekkingsgraad van de gegevens verder te verbeteren met het oog op het verder verbeteren van de betrouwbaarheid van wetenschappelijk advies, van de kwaliteit van de werkprogramma’s en de werkmethoden van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Unie partij of waarnemer is, en van internationale wetenschappelijke organen.
2. Dergelijke coördinatie en samenwerking mogen geen afbreuk doen aan het open wetenschappelijk debat en zijn erop gericht onpartijdig wetenschappelijk advies te bevorderen.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 23
Toezicht
1. De Commissie ziet samen met het WTECV toe op de voortgang van de werkprogramma’s in het in artikel 25 bedoelde Comité voor visserij en aquacultuur.
2. Uiterlijk op 11 juli 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering en de werking van deze verordening.
Artikel 24
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van 10 juli 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 25
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bij de uitvoering van deze verordening bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 26
Intrekking en overgangsbepalingen
1. Verordening (EG) nr. 199/2008 wordt ingetrokken met ingang van 10 juli 2017.
2. Niettegenstaande lid 1:
a) blijven de ingetrokken bepalingen van toepassing op de nationale programma’s die zijn goedgekeurd vóór 10 juli 2017;
b) blijft het meerjarenprogramma van de Unie dat van kracht is op 10 juli 2017, als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 199/2008, van toepassing gedurende de looptijd ervan of tot er krachtens deze verordening een nieuw meerjarenprogramma van de Unie is vastgesteld, al naargelang wat het eerst plaatsvindt.
3. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 199/2008 |
Deze verordening |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1, lid 1 |
— |
Artikel 1, lid 2 |
— |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 2 |
Artikel 2, onder a), c) t/m h) |
Artikel 3, punten 1 t/m 7 |
Artikel 2, onder b), i), j) en k) |
— |
— |
Artikel 3, punten 8 en 9 |
Artikel 3 |
Artikelen 4 en 5 |
Artikel 4 |
Artikel 6 |
Artikel 5 |
Artikelen 8 en 9 |
— |
Artikel 7 |
Artikel 6 |
Artikel 10 |
Artikel 7 |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
— |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
Artikel 12, lid 1 |
Artikel 11 |
Artikel 12, leden 2 en 3 |
Artikel 12 |
Artikel 5, lid 1, onder b), en lid 5 |
Artikel 13 |
Artikel 13 |
Artikel 14 |
Artikel 14 |
Artikel 15 |
— |
Artikel 16 |
Artikel 15 |
Artikel 17 |
Artikel 16 |
Artikelen 18, 19 en 20 |
Artikel 17 |
Artikel 21 |
Artikel 19 |
Artikel 22 |
Artikel 20 |
Artikel 23 |
Artikel 21 |
Artikel 24 |
Artikel 22 |
Artikelen 25 en 27 |
Artikelen 24 en 25 |
Artikel 26 |
Artikel 23, lid 1 |
— |
Artikel 23, lid 2 |
Artikel 28 |
Artikel 26 |
Artikel 29 |
Artikel 27 |
Bijlage |
Bijlage |