This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02010R1177-20110106
Consolidated text: Verordening (EU) nr.1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr.1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
In force
)
02010R1177 — NL — 06.01.2011 — 000.003
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr.1177/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) Nr.1177/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 24 november 2010
betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel
Deze verordening stelt regels op het gebied van zeevervoer en vervoer over binnenwateren vast inzake:
non-discriminatie tussen passagiers met betrekking tot vervoersvoorwaarden die door vervoerders worden aangeboden;
non-discriminatie van en bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit;
de rechten van passagiers bij annulering of vertraging;
de minimaal aan passagiers te verstrekken informatie;
de afhandeling van klachten;
algemene voorschriften inzake handhaving.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op passagiers die reizen:
met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat;
met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is buiten het grondgebied van een lidstaat en de haven van ontscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat, mits de dienst door een Unievervoerder als omschreven in artikel 3, onder e), wordt verricht;
met een cruise waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat. Artikel 16, lid 2, artikel 18, artikel 19 en artikel 20, leden 1 en 4, zijn echter niet van toepassing op deze passagiers.
Deze verordening is niet van toepassing op passagiers die reizen:
met schepen met een vergunning om tot 12 passagiers te vervoeren;
met schepen waarvan de voor de bedrijfsvoering van het schip verantwoordelijke bemanning uit ten hoogste drie leden bestaat of die voor een passagiersdienst in totaal een afstand van minder dan 500 m enkele reis afleggen;
op andere excursies en toeristische trips dan cruises; of
met schepen die niet mechanisch worden voortgestuwd, evenals originele en individuele replica’s van historische passagiersschepen die vóór 1965 zijn ontworpen, voornamelijk zijn gebouwd met de originele materialen en zijn gecertificeerd voor het vervoer van maximaal 36 passagiers.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:
„gehandicapte” of „persoon met beperkte mobiliteit”: elke persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke) handicap, een verstandelijke handicap of stoornis, of enige andere oorzaak van handicap, of ten gevolge van ouderdom, en wiens situatie vereist dat hij passende aandacht krijgt en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan zijn bijzondere behoeften worden aangepast;
„grondgebied van een lidstaat”: grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is als bedoeld in artikel 355 van het Verdrag, op de aldaar vermelde voorwaarden;
„toegangsvoorwaarden”: toepasselijke normen, richtsnoeren en informatie inzake de toegankelijkheid van haventerminals en schepen, en de faciliteiten ervan, voor gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit;
„vervoerder”: een natuurlijke of rechtspersoon, maar geen touroperator, reisagent of verkoper van vervoerbewijzen, die het grote publiek vervoer aanbiedt door middel van passagiersdiensten of cruises;
„Unievervoerder”: een vervoerder die gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat of vervoer aanbiedt per passagiersdienst naar of vanaf het grondgebied van een lidstaat;
„passagiersdienst”: een commerciële dienst voor het vervoer van passagiers over zee of over binnenwateren volgens een gepubliceerde dienstregeling;
„geïntegreerde diensten”: onderling verbonden diensten binnen een bepaald geografisch gebied met één informatiedienst, kaartverkoopregeling en dienstregeling;
„uitvoerende vervoerder”: een andere persoon dan de vervoerder, die feitelijk het vervoer in zijn geheel of gedeeltelijk verricht;
„binnenwater”: een natuurlijk of kunstmatig bevaarbaar binnenwater, of een stelsel van onderling verbonden wateren, gebruikt voor vervoer, zoals meren, rivieren of kanalen of een combinatie daarvan;
„haven”: plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die dienen voor de ontvangst van schepen, waar passagiers regelmatig in- en ontschepen;
„haventerminal”: een door een vervoerder of terminalexploitant bemande terminal in een haven met voorzieningen, zoals incheckbalies, balies voor kaartverkoop of lounges en personeel voor de in- en ontscheping van passagiers die reizen met passagiersdiensten of die een cruise maken;
„schip”: een vaartuig dat wordt gebruikt voor de zee- en binnenvaart;
„vervoersovereenkomst”: een overeenkomst tussen een vervoerder en een passagier voor de verstrekking van een of meer passagiersdiensten of cruises;
„vervoerbewijs”: een geldig document of een ander bewijs van een vervoersovereenkomst;
„verkoper van vervoerbewijzen”: een detailhandelaar die namens een vervoerder vervoersovereenkomsten sluit;
„reisagent”: een detailhandelaar die namens een passagier of een touroperator optreedt voor het sluiten van vervoersovereenkomsten;
„touroperator”: een organisator of doorverkoper, maar geen vervoerder, zoals bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 90/314/EEG;
„boeking”: een boeking van een specifiek vertrek van een passagiersdienst of een cruise;
„terminalexploitant”: een particuliere of openbare instantie op het grondgebied van een lidstaat die verantwoordelijk is voor het bestuur en het beheer van een haventerminal;
„cruise”: vervoersdienst over zee of binnenwateren, uitsluitend bedoeld voor plezier of recreatie, aangevuld met accommodatie en andere voorzieningen, met meer dan twee overnachtingen aan boord;
„scheepvaartincident”: schipbreuk, kapseizen, aanvaring of stranden van het schip, explosie of brand aan boord, of defect aan het schip.
Artikel 4
Vervoerbewijzen en niet-discriminerende voorwaarden van de overeenkomst
Artikel 5
Andere uitvoerende partijen
Artikel 6
Uitsluiting van ontheffing
Van rechten en verplichtingen ingevolge deze verordening mag geen ontheffing worden gegeven of zij mogen niet worden beperkt door met name een afwijking of restrictieve clausule in de vervoersovereenkomst.
HOOFDSTUK II
RECHTEN VAN GEHANDICAPTEN EN PERSONEN MET BEPERKTE MOBILITEIT
Artikel 7
Recht op vervoer
Artikel 8
Afwijkingen en bijzondere voorwaarden
In afwijking van artikel 7, lid 1, mogen vervoerders, reisagenten en touroperators weigeren een boeking te aanvaarden voor of een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken aan een gehandicapte persoon of aan een persoon met beperkte mobiliteit, of deze persoon te laten inschepen:
wanneer dit noodzakelijk is om te voldoen aan de veiligheidseisen die in de internationale wetgeving, wetgeving van de Unie of nationale wetgeving zijn vastgesteld of om te voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde veiligheidseisen;
wanneer het ontwerp van het passagiersschip of de haveninfrastructuur en -installatie, waaronder de haventerminals, het in- of ontschepen of vervoeren van bovengenoemde persoon op een veilige of operationeel haalbare wijze onmogelijk maakt.
Artikel 9
Toegankelijkheid en informatie
Artikel 10
Recht op bijstand in havens en aan boord
Met inachtneming van de toegangsvoorwaarden als bedoeld in artikel 9, lid 1, verstrekken vervoerders en terminalexploitanten, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, kosteloze bijstand, als nader omschreven in de bijlagen II en III, aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in havens, ook bij in- en ontscheping, en aan boord van schepen. De bijstand wordt waar mogelijk aangepast aan de individuele behoeften van de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.
Artikel 11
Voorwaarden waaronder bijstand wordt verleend
Vervoerders en terminalexploitanten verlenen, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit overeenkomstig artikel 10, en wel op onderstaande voorwaarden:
de vervoerder of de terminalexploitant wordt minstens 48 uur voordat de bijstand nodig is, met alle beschikbare middelen, inclusief langs elektronische weg of per SMS, in kennis gesteld van de behoefte van de persoon aan deze bijstand, behalve wanneer tussen passagier en vervoerder of terminalexploitant een kortere termijn is overeengekomen, en
de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit meldt zich in de haven of op het aangewezen punt, bedoeld in artikel 12, lid 3:
op een door de vervoerder schriftelijk meegedeeld tijdstip, uiterlijk 60 minuten voor de gepubliceerde inschepingstijd, of
indien er geen inschepingstijdstip is vastgesteld, uiterlijk 60 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd, tenzij tussen passagier en vervoerder of terminalexploitant een kortere termijn is overeengekomen.
Artikel 12
Ontvangst van kennisgevingen en aanwijzing van verzamelpunten
Artikel 13
Kwaliteitsnormen voor bijstand
Artikel 14
Opleiding en instructies
Onverminderd het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst en de regelingen die zijn aangenomen overeenkomstig de Herziene Rijnvaartakte en het Verdrag betreffende de scheepvaart op de Donau stellen de vervoerders en in voorkomend geval de terminalexploitanten procedures voor opleiding ter zake van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies, vast en zorgen zij ervoor dat:
hun personeelsleden, met inbegrip van die van een andere uitvoerende partij, die rechtstreekse bijstand verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, worden opgeleid of geïnstrueerd als omschreven in bijlage IV, delen A en B;
hun personeelsleden die anderszins verantwoordelijk zijn voor het boeken en verkopen van vervoerbewijzen of de in- en ontscheping, met inbegrip van de personeelsleden van een andere uitvoerende partij, worden opgeleid of geïnstrueerd zoals bedoeld in bijlage IV, deel A; en
de onder a) en b) bedoelde personeelscategorieën hun vaardigheden op peil houden door middel van instructies of — waar nodig — bijscholingscursussen.
Artikel 15
Schadevergoeding voor mobiliteitshulpmiddelen of andere speciale hulpmiddelen
HOOFDSTUK III
VERPLICHTINGEN VAN VERVOERDERS EN TERMINALEXPLOITANTEN IN GEVAL VAN EEN ONDERBROKEN REIS
Artikel 16
Informatie in geval van annulering of vertraging van het vertrek
Artikel 17
Bijstand in geval van annulering of vertraging van het vertrek
Artikel 18
Vervangend vervoer en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek
Indien een vervoerder redelijkerwijs verwacht dat een passagiersdienst zal worden geannuleerd of bij het vertrek uit een haventerminal meer dan 90 minuten vertraging zal oplopen, wordt de passagiers onmiddellijk de keuze geboden tussen:
vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, onder vergelijkbare voorwaarden, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid en zonder extra kosten;
terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs en, eventueel, een gratis terugreis naar het eerste vertrekpunt, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid.
Artikel 19
Vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst
Zonder het recht op vervoer te verliezen, kunnen passagiers de vervoerder om schadevergoeding verzoeken indien zij bij aankomst op de in de vervoersovereenkomst genoemde eindbestemming vertraging oplopen. Het minimumbedrag van de vergoeding is 25 % van de prijs van het vervoerbewijs voor een vertraging van minstens:
één uur in geval van een geregelde dienst met een duur van hooguit vier uur;
twee uur in geval van een geregelde dienst van meer dan vier, maar ten hoogste acht uur;
drie uur in geval van een geregelde dienst van meer dan acht, maar ten hoogste vierentwintig uur; of
zes uur in geval van een geregelde dienst van meer dan vierentwintig uur.
Indien de vertraging dubbel zo lang duurt als aangegeven onder a) tot en met d), bedraagt de vergoeding 50 % van de prijs van het vervoerbewijs.
Artikel 20
Ontheffingen
Artikel 21
Andere vorderingen
Niets in deze verordening belet passagiers om voor nationale rechtbanken en overeenkomstig nationale wetgeving een schadevergoeding te vorderen voor het uit de annulering of vertraging van vervoersdiensten voortvloeiende verlies, inclusief uit hoofde van Richtlijn 90/314/EEG.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE INFORMATIEVOORZIENING EN KLACHTEN
Artikel 22
Recht op reisinformatie
Vervoerders en terminalexploitanten verstrekken, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, passagiers tijdens de gehele reis voldoende informatie in voor iedereen toegankelijke formaten en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Artikel 23
Informatie over passagiersrechten
Artikel 24
Klachten
HOOFDSTUK V
HANDHAVING EN NATIONALE HANDHAVINGSINSTANTIES
Artikel 25
Nationale handhavingsinstanties
Elke lidstaat wijst (een) nieuwe of bestaande instantie(s) aan die verantwoordelijk is/zijn voor de handhaving van de verordening met betrekking tot passagiersdiensten en cruises vanuit de havens op het grondgebied van de lidstaat en met betrekking tot passagiersdiensten vanuit een derde land naar deze havens. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen.
Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk van commerciële belangen.
Elke passagier kan overeenkomstig de nationale wet bij de krachtens lid 1 aangewezen bevoegde instantie of bij enige andere door een lidstaat aangewezen bevoegde instantie een klacht indienen over vermeende inbreuken op deze verordening. De bevoegde instantie verstrekt de passagiers binnen een redelijke termijn een met redenen omkleed antwoord op hun klacht.
Een lidstaat kan besluiten:
dat de passagier de onder deze verordening vallende klacht in eerste instantie moet indienen bij de vervoerder of terminalexploitant; en/of
dat de nationale handhavingsinstantie of enig andere door de lidstaat aangewezen bevoegde instantie optreedt als beroepsinstantie voor klachten die niet met toepassing van artikel 24 konden worden opgelost.
Artikel 26
Handhavingsverslag
Uiterlijk op 1 juni 2015 en daarna om de twee jaar publiceren de overeenkomstig artikel 25 aangewezen handhavingsinstanties een verslag over hun activiteiten tijdens de voorbije twee kalenderjaren, dat in het bijzonder bestaat in een beschrijving van de genomen maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze verordening, gedetailleerde informatie over de toegepaste sancties en cijfers over klachten en toegepaste sancties.
Artikel 27
Samenwerking tussen handhavingsinstanties
De in artikel 25, lid 1, bedoelde nationale handhavingsinstanties wisselen, voor zover dat voor de consistente toepassing van deze verordening noodzakelijk is, informatie uit over hun werkzaamheden en besluitvormingsprincipes en -praktijk. De Commissie helpt hen hierbij.
Artikel 28
Sancties
De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze worden toegepast. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten delen deze regels en maatregelen uiterlijk op 18 december 2012 aan de Commissie mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen ervan.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 29
Rapportering
De Commissie brengt uiterlijk op 19 december 2015 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking en de resultaten van deze verordening. Het verslag gaat waar nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen om de bepalingen van de verordening gedetailleerder ten uitvoer te leggen of de verordening te wijzigen.
Artikel 30
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004
In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt het volgende punt toegevoegd:
„18. Verordening (EU) nr 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen ( *1 ).
Artikel 31
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 18 december 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
RECHT OP TERUGBETALING OF VERVANGEND VERVOER VOOR GEHANDICAPTEN EN PERSONEN MET BEPERKTE MOBILITEIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8
1. |
Wanneer naar deze bijlage wordt verwezen, krijgen gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de keuze tussen:
a)
—
terugbetaling van het vervoerbewijs binnen zeven dagen, in contant geld, middels een elektronische overmaking aan de bank, per bankoverschrijving of bankcheque tegen de prijs waarvoor het gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt, en voor het gedeelte of de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft, alsmede in voorkomend geval,
—
een terugreis naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid; of
b)
vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, zonder extra kosten en onder vergelijkbare voorwaarden, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid; of
c)
vervangend vervoer naar de eindbestemming volgens de vervoersovereenkomst, onder vergelijkbare voorwaarden, op een latere datum naar keuze van de passagier, indien er plaats beschikbaar is. |
2. |
Punt 1, onder a), is ook van toepassing op passagiers wier reis onderdeel is van een pakket, behalve wat het recht op terugbetaling betreft indien dit recht bestaat krachtens Richtlijn 90/314/EEG. |
3. |
Wanneer een vervoerder, in het geval waarin een stad of regio door meerdere havens wordt bediend, een passagier een reis aanbiedt naar een andere haven dan die waarvoor was geboekt, draagt de vervoerder de kosten van de reis van die andere haven naar de haven waarvoor was geboekt of naar een andere met de passagier overeengekomen nabijgelegen bestemming. |
BIJLAGE II
BIJSTAND IN HAVENS, INCLUSIEF BIJ IN- EN ONTSCHEPING, ZOALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 10 EN 13
1. |
Bijstand en regelingen die nodig zijn om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:
—
mee te delen dat zij bij een haventerminal of waar mogelijk in een haven zijn aangekomen, en bijstand te vragen;
—
zich van een punt van binnenkomst naar de (eventuele) incheckbalie of naar het schip te begeven;
—
indien nodig, bagage in te checken en te registreren;
—
zich van de (eventuele) incheckbalie naar het schip te begeven, via de emigratie- en veiligheidscontrolepunten;
—
aan boord van het schip te gaan; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;
—
zich van de deur van het schip naar hun stoel/ruimte te begeven;
—
hun bagage op het schip op te bergen en weer bij zich te nemen;
—
zich van hun stoel naar de deur van het schip te begeven;
—
van boord te gaan; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;
—
eventuele bagage weer bij zich te nemen, en de immigratie- en douanepunten te doorlopen;
—
zich van de bagagehal of de ontschepingsplaats naar een aangeduide uitgang te begeven;
—
zo nodig naar het toilet (indien aanwezig) te gaan.
|
2. |
Indien een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt bijgestaan door een begeleider, moet deze persoon op verzoek de benodigde bijstand mogen verlenen in de haven en bij het in- en ontschepen. |
3. |
Afhandeling van alle benodigde mobiliteitshulpmiddelen, inclusief apparatuur zoals elektrische rolstoelen. |
4. |
Tijdelijke vervanging van beschadigde of verloren mobiliteitshulpmiddelen door een geschikt alternatief. |
5. |
Indien nodig, afhandeling aan wal van erkende assistentiehonden. |
6. |
Mededeling in een toegankelijk formaat van informatie die nodig is om in te schepen en te ontschepen. |
BIJLAGE III
BIJSTAND AAN BOORD VAN SCHEPEN ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 10 EN 13
1. |
Vervoer van erkende assistentiehonden aan boord van het schip, voor zover de nationale regelgeving dit toestaat. |
2. |
Vervoer van medische apparatuur en van de mobiliteitshulpmiddelen die de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit nodig heeft, inclusief elektrische rolstoelen. |
3. |
Mededeling van wezenlijke reisinformatie in een toegankelijk formaat. |
4. |
Op verzoek alle redelijke inspanningen leveren om te komen tot een stoelopstelling die tegemoetkomt aan de behoeften van gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit, voor zover de veiligheidseisen en de beschikbaarheid dit toestaan. |
5. |
Bijstand om zo nodig naar het toilet (indien aanwezig) te gaan. |
6. |
Indien een gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit wordt bijgestaan door een begeleider levert de vervoerder alle redelijke inspanningen om deze persoon een stoel of een hut te bieden naast de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit. |
BIJLAGE IV
OPLEIDING OVER DE PROBLEMATIEK VAN GEHANDICAPTEN, MET INBEGRIP VAN INSTRUCTIES, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14
A. Opleiding ter bewustmaking van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies
De opleiding ter bewustmaking van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies, houdt in:
B. Opleiding inzake bijstand aan gehandicapten, met inbegrip van instructies
De opleiding inzake bijstand aan gehandicapten, met inbegrip van instructies, houdt in:
( 1 ) PB L 131 van 28.5.2009, blz. 24.
( *1 ) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1.”