Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32023R1525

    Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2023 betreffende de ondersteuning van de productie van munitie

    PE/46/2023/REV/1

    PB L 185 van 24.7.2023, blz. 7–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Juridische status van het document Van kracht

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1525/oj

    24.7.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 185/7


    VERORDENING (EU) 2023/1525 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 20 juli 2023

    betreffende de ondersteuning van de productie van munitie

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 173, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de Europese defensie-industrie en de Europese markt voor defensiemateriaal op de proef gesteld en een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht die hun vermogen ondermijnen om op de vereiste veilige en tijdige wijze te voldoen aan de dringende behoeften van de lidstaten wat betreft defensieproducten en -systemen zoals munitie en raketten, gezien het hoge verbruikspercentage van die producten en systemen tijdens hevige conflicten.

    (2)

    Sinds 24 februari 2022 hebben de Unie en haar lidstaten gestaag hun inspanningen opgevoerd om tegemoet te komen aan de dringende defensiebehoeften van Oekraïne. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie die op 11 maart 2022 in Versailles bijeenkwamen, gezien de toenemende instabiliteit, strategische concurrentie en veiligheidsdreigingen, besloten meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid van de Unie en verdere beslissende stappen te zetten om de Europese soevereiniteit op te bouwen. Zij zegden toe “de Europese defensievermogens te versterken” en kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de Unie te versterken en te ontwikkelen. Op 21 maart 2022 heeft de Raad het “Strategisch kompas voor een sterkere veiligheid en defensie in de Unie in het komende decennium” (“strategisch kompas”) goedgekeurd, dat vervolgens op 24 maart 2022 door de Europese Raad is bekrachtigd. In het strategisch kompas wordt benadrukt dat de defensie-uitgaven moeten worden verhoogd en dat meer moet worden geïnvesteerd in vermogens, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau.

    (3)

    De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van financiële, industriële en vermogensgerelateerde lacunes op het gebied van defensie. Op 19 juli 2022 presenteerde de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa), met als doel de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Edirpa zal bijdragen tot de versterking van gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensiecapaciteiten van de Unie en de aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen als gevolg van de toegenomen vraag naar aanleiding van nieuwe uitdagingen, zoals de terugkeer van hevige conflicten.

    (4)

    In het licht van de situatie in Oekraïne en de dringende defensiebehoeften, met name wat betreft munitie, heeft de Raad op 20 maart 2023 overeenstemming bereikt over een drieledige aanpak, die erop gericht is Oekraïne via een gezamenlijke inspanning in de komende twaalf maanden een miljoen patronen artilleriemunitie ter beschikking te stellen. De Raad kwam overeen om Oekraïne met spoed grond-grondmunitie en artilleriemunitie te leveren en desgevraagd raketten, uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders. Voorts riep de Raad de lidstaten op gezamenlijk munitie aan te kopen en desgevraagd raketten van de Europese defensie-industrie (en Noorwegen) aan te schaffen in het kader van een bestaand project van het Europees Defensieagentschap (EDA) of via aanvullende aankoopprojecten onder leiding van de lidstaten, teneinde hun voorraden aan te vullen en tegelijkertijd de steun aan Oekraïne voort te zetten. Om die inspanningen te ondersteunen, kwam de Raad overeen passende financiering vrij te maken, onder meer via de Europese Vredesfaciliteit. Tevens heeft de Raad de Commissie opgedragen concrete voorstellen in te dienen om het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de Uniebegroting. Dergelijke bevordering van investeringen is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat te allen tijde adequaat aan de eigen veiligheidsbehoeften van de Unie wordt voldaan en dat de defensie-industrie en de interne markt van de Unie opgewassen zijn tegen de huidige uitdagingen. De drie onderling verbonden trajecten moeten parallel en op gecoördineerde wijze worden nagestreefd. Om te zorgen voor een adequate uitvoering van de drie trajecten, zullen ook regelmatig vergaderingen op het niveau van de nationale directeuren Bewapening worden georganiseerd met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied (bestaande uit de vertegenwoordigers van de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en het EDA), om de behoeften en industriële capaciteiten te beoordelen en de nodige nauwe coördinatie te waarborgen.

    (5)

    Op 13 april 2023 heeft de Raad in het kader van de Europese Vredesfaciliteit een steunmaatregel ter waarde van 1 miljard EUR aangenomen ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten, waardoor de lidstaten vergoed kunnen worden voor de kosten van grond-grondmunitie en artilleriemunitie, en eventueel raketten die gedurende de periode van 9 februari tot en met 31 mei 2023 uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders aan Oekraïne zijn gedoneerd. Wat gezamenlijke aanbestedingen betreft, hebben tot dusver 24 lidstaten samen met Noorwegen de projectregeling van het EDA voor de gezamenlijke aankoop van munitie ondertekend.

    (6)

    Gezamenlijke inspanningen om de lidstaten in staat te stellen hun uitgeputte voorraden aan te vullen en Oekraïne te ondersteunen, kunnen alleen doeltreffend zijn als de aanbodzijde van de Unie tijdig de vereiste defensieproducten kan leveren. Maar nu de voorraden snel slinken, de productie in de Unie bijna op maximale capaciteit is als gevolg van de orders van de lidstaten of derde landen, en de prijzen al snel stijgen, zijn aanvullende maatregelen op het gebied van het industriebeleid van de Unie nodig om een snelle opschaling van de productiecapaciteit te waarborgen.

    (7)

    Zoals blijkt uit de inspanningen van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied om de behoeften aan defensieaankopen op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en met de defensiefabrikanten van de Unie ter ondersteuning van gemeenschappelijke aanbestedingen om de voorraden aan te vullen, met name in het licht van de steun aan Oekraïne, beschikt de Unie-industrie over capaciteit voor de productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten (“relevante defensieproducten”). De productiecapaciteit in de defensie-industrie van de Unie is echter toegesneden op tijden waarin de Unie met andere uitdagingen werd geconfronteerd dan vandaag. De aanbodstromen zijn op een bescheidener vraag afgestemd en om de kosten laag te houden zijn de voorraden tot een minimum beperkt en de leveranciers wereldwijd gediversifieerd, wat de defensie-industrie van de Unie vatbaar maakt voor afhankelijkheden. Met de huidige productiecapaciteit en de bestaande toeleverings- en waardeketens kan dus niet de veilige en tijdige levering van defensieproducten worden gegarandeerd die nodig is om tegemoet te komen aan de veiligheidsbehoeften van de lidstaten en om de Oekraïense behoeften te blijven ondersteunen, waardoor spanningen ontstaan op de markt voor de relevante defensieproducten, en er een risico op verdringing ontstaat. Daarom is aanvullend optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk.

    (8)

    Overeenkomstig artikel 173, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Unie bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling die erin bestaat de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te bespoedigen. Daarom lijkt het passend de Unie-industrie te ondersteunen bij het vergroten van het productievolume, het verkorten van de productiedoorlooptijd en het aanpakken van potentiële knelpunten of factoren die de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten zouden kunnen vertragen of belemmeren.

    (9)

    De op het niveau van de Unie genomen maatregelen moeten erop gericht zijn het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) op het gebied van munitie en raketten te versterken, zodat deze snel kan worden aangepast aan structurele veranderingen.

    (10)

    Daartoe moet een instrument worden vastgesteld voor de financiële ondersteuning van de versterking van de industrie in de toeleverings- en waardeketens voor de productie van relevante defensieproducten in de Unie (“het instrument”).

    (11)

    De in deze verordening vastgestelde specifieke structuur, subsidiabiliteitsvoorwaarden en criteria zijn specifiek voor dit kortetermijninstrument en worden bepaald door de specifieke omstandigheden en de huidige noodsituatie.

    (12)

    Het instrument zal in overeenstemming zijn met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de Unie op defensiegebied, zoals die in het kader van het Europees Defensiefonds, de voorgestelde wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa), en de Europese Vredesfaciliteit, en zal synergieën met andere programma’s van de Unie genereren. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.

    (13)

    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (3) (het “Financieel Reglement”) moet van toepassing zijn op het instrument, tenzij anders bepaald.

    (14)

    Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Kosten die vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, zijn echter niet subsidiabel, tenzij in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om tegemoet te komen aan de oproep van de Raad van 20 maart 2023 om de levering van relevante defensieproducten te versnellen, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen in verband met acties die een periode vanaf 20 maart 2023 bestrijken.

    (15)

    In deze verordening worden voor de volledige duur van het instrument de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (4).

    (16)

    De mogelijkheden waarin artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad voorziet (5), zouden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds Plus, zoals uiteengezet in respectievelijk Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (7). Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden na de datum van indiening van het gewijzigde programma formuleren. Gezien de urgentie van de situatie moet de Commissie ernaar streven de beoordeling van de gewijzigde nationale programma’s onverwijld af te ronden.

    (17)

    Wanneer de lidstaten gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (8), moeten zij maatregelen kunnen voorstellen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument, overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (9), Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (10) en Verordening (EU) 2021/241. Daartoe moeten de lidstaten in het bijzonder maatregelen overwegen in verband met voorstellen die naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument zijn ingediend en waaraan overeenkomstig het instrument een excellentiekeurmerk is toegekend.

    (18)

    Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (12), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (13) en (EU) 2017/1939 (14) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (15). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

    (19)

    Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), moeten als geassocieerde landen aan het instrument kunnen deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (16), waarin is voorzien in de uitvoering van hun deelname aan programma’s van de Unie op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Bij deze verordening moeten die derde landen ertoe worden verplicht de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

    (20)

    Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie tussenkomen door het risico van industriële investeringen te verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de huidige noodsituatie moet de steun van de Unie tot 50 % van de directe subsidiabele kosten dekken om begunstigden in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en aldus te zorgen voor een snellere beschikbaarheid van de relevante defensieproducten.

    (21)

    Het instrument moet via de middelen waarin het Financieel Reglement voorziet, financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten, waaronder industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van capaciteit, industriële processen voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dat gebied, en opleiding van personeel.

    (22)

    Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te verbeteren, mogen alleen (openbare of particuliere) entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen gevestigd zijn en daar hun uitvoerende bestuursstructuren hebben in aanmerking komen voor steun. Die entiteiten mogen ofwel niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan, ofwel moeten zij onderworpen geweest zijn aan een screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad (17) en, indien nodig, aan beperkende maatregelen, rekening houdend met de doelstellingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening. Een entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd, of een entiteit die in de Unie of in een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, mag niet in aanmerking komen als bij een actie betrokken ontvanger.

    (23)

    In de Unie of in een geassocieerd land gevestigde entiteiten die onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land en die niet onderworpen geweest zijn aan een screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 en, indien nodig, beperkende maatregelen mogen alleen als ontvangers in aanmerking komen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de EDTIB. De deelname van dergelijke entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het instrument. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire entiteiten. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met punten van zorg van de lidstaten op het gebied van leveringszekerheid. Gezien de urgentie van de situatie als gevolg van de bestaande crisis op het gebied van de levering van munitie, moet in het instrument rekening worden gehouden met bestaande toeleveringsketens.

    (24)

    De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die betrokken zijn bij een in het kader van het instrument ondersteunde actie, moeten zich gedurende de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land bevinden.

    (25)

    Het instrument mag geen financiële steun verlenen voor de uitbreiding van de productiecapaciteit voor relevante defensieproducten die zijn onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land waardoor de lidstaten wordt belemmerd die relevante defensieproducten te gebruiken. De ontvanger moet beogen ervoor te zorgen dat de producten met behulp van de door het instrument gefinancierde actie aan Oekraïne zullen kunnen worden geleverd.

    (26)

    Krachtens artikel 85 van Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad (18) komen in landen en gebieden overzee gevestigde natuurlijke personen en instanties en organisaties in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

    (27)

    Bij de beoordeling van door aanvragers ingediende voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het instrument. De voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage aan het opschalen, uitbreiden, reserveren of moderniseren van de productiecapaciteit en de om- en bijscholing van de betrokken werknemers. De voorstellen moeten ook worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin zij bijdragen tot het verkorten van de productiedoorlooptijd van relevante defensieproducten, onder meer door middel van mechanismen voor herprioritering van orders, aan het identificeren en wegwerken van knelpunten in hun toeleveringsketens en aan de ontwikkeling van de veerkracht van die toeleveringsketens door de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen, waaronder met name — en in aanzienlijke mate — kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en midcap-ondernemingen (midcaps) die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens.

    (28)

    Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de Unie moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke steun geen negatieve gevolgen heeft voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.

    (29)

    Bovendien heeft de huidige crisis, die het gevolg is van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de Unie aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen gecreëerd voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De huidige geopolitieke context houdt immers een aanzienlijke toename van de vraag in die van invloed is op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van relevante defensieproducten en de componenten daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de relevante defensieproducten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één grondstof of een bepaalde component. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moeten op gecoördineerde wijze geharmoniseerde regels worden vastgesteld om de leveringszekerheid van relevante defensieproducten te verhogen. Het gaat daarbij onder meer om de versnelling van de vergunningsprocedure en het vergemakkelijken van aanbestedingsprocedures. Die maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.

    (30)

    Gezien het belang van het waarborgen van de leveringszekerheid van relevante defensieproducten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat administratieve aanvragen in verband met de planning, bouw en exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de Unie en de kwalificering en certificering van relevante eindproducten op efficiënte en tijdige wijze worden verwerkt.

    (31)

    Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. Dergelijke aanvragen moeten voorrang krijgen bij het afwegen van juridische belangen in individuele gevallen.

    (32)

    Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten per geval overwegen om gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke Unierecht, indien zij van oordeel zijn dat het gebruik van dergelijke vrijstellingen de verwezenlijking van die doelstelling zou vergemakkelijken. Dat zou met name kunnen gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid, dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering van dat recht zou echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied kunnen opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke acties zij zouden kunnen ondernemen om eventuele belemmeringen te verhelpen. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.

    (33)

    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (19) heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat kan worden voldaan aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het VWEU voortvloeiende verplichtingen waaraan moet worden voldaan. Die richtlijn bevat met name specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, in het bijzonder kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. De extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie zou echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar kunnen zijn wanneer twee of meer lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was in die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.

    (34)

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een overheidsopdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dat verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen en deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten open te stellen. Wat die extra hoeveelheden betreft, moeten voor die aanbestedende diensten dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de oorspronkelijke aanbestedende dienst ook elke marktdeelnemer toestaan die aan de voorwaarden van de aanbestedende dienst voldoet die oorspronkelijk waren vastgesteld in de aanbestedingsprocedure voor de raamovereenkomst, met inbegrip van de eisen voor kwalitatieve selecties als bedoeld in de artikelen 39 tot en met 46 van Richtlijn 2009/81/EG, om aan die raamovereenkomst deel te nemen. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte worden gebracht. Om de gevolgen van die wijzigingen voor de goede werking van de interne markt te beperken en onevenredige concurrentieverstoringen te voorkomen, mag de mogelijkheid om raamovereenkomsten aldus te wijzigen slechts tot en met 30 juni 2025 bestaan.

    (35)

    Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en om zijn productiecapaciteit te kunnen opvoeren, moet de EDTIB toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Zoals bepaald in de mededeling van de Commissie van van 15 februari 2022, getiteld “Bijdrage van de Commissie aan de Europese defensie”, blijven de initiatieven van de Unie inzake duurzame financiering in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om de Europese defensie-industrie voldoende toegang tot financiering en investeringen te helpen bieden. In die context vormt het Uniekader voor duurzame financiering geen belemmering voor investeringen in defensiegerelateerde activiteiten. De defensie-industrie van de Unie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid en veiligheid van de Unie en daarmee aan de vrede en sociale duurzaamheid. Binnen de initiatieven van de Unie inzake het duurzamefinancieringsbeleid worden controversiële wapens waarvan de ontwikkeling, productie, aanleg van voorraden, aanwending, overdracht en levering bij door de lidstaten ondertekende internationale verdragen is verboden, onverenigbaar geacht met de vereisten van sociale duurzaamheid. De defensie-industrie van de Unie vormt een sector waarvoor strikte toetsingsvoorschriften gelden wat betreft de overbrenging en uitvoer van militaire producten en producten voor tweeërlei gebruik. In dat verband zou een verbintenis van nationale en Europese financiële actoren — zoals nationale stimuleringsbanken en -instellingen — om de Europese defensie-industrie te ondersteunen, een sterk signaal afgeven aan de particuliere sector. Voor zover dergelijke investeringen duidelijk zouden dienen om de prioriteiten van het strategisch kompas uit te voeren, moet de Europese Investeringsbank haar steun aan de Europese defensie-industrie en aan gezamenlijke aanbestedingen opvoeren bovenop haar lopende steun voor tweeërlei gebruik, en tegelijkertijd haar andere missies op het gebied van economische ontwikkeling en de financiering van overheidsbeleid, met inbegrip van de dubbele groene en digitale transitie en in overeenstemming met artikel 309 VWEU en haar statuten, volledig voortzetten.

    (36)

    Ondernemingen in de waardeketens van relevante defensieproducten moeten toegang hebben tot schuldfinanciering om de investeringen te versnellen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten. Het instrument moet het voor Unie-ondernemingen in de sector van munitie en raketten makkelijker maken toegang tot financiering te krijgen. Deze verordening moet er met name voor zorgen dat voor die ondernemingen dezelfde voorwaarden gelden als voor andere ondernemingen, waarbij eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensiesector, worden vergoed.

    (37)

    De Commissie moet een speciale faciliteit kunnen opzetten als onderdeel van de investeringsfaciliteringsactiviteiten, waarnaar moet worden verwezen als het “opschalingsfonds”. Het opschalingsfonds moet in indirect beheer worden uitgevoerd. De Commissie moet in dat verband onderzoeken hoe de Uniebegroting het best kan worden aangewend om publieke en private investeringen aan te trekken ter ondersteuning van de beoogde snelle opschaling, bijvoorbeeld door een blendingfaciliteit, onder meer in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (20) ingestelde InvestEU-fonds, in nauwe samenwerking met haar uitvoerende partners. De activiteiten van het opschalingsfonds moeten de uitbreiding van de productiecapaciteit in de sector van munitie en raketten ondersteunen door de bedrijven in de hele waardeketen meer toegang tot middelen te bieden.

    (38)

    Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en de toekenning van financiering aan geselecteerde acties. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (21).

    (39)

    Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de gevolgen van de veiligheidscrisis opvangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

    (40)

    Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de rechtshandelingen die uitvoering geven aan die artikelen.

    (41)

    Overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU moeten beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

    (42)

    Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (22) moet deze verordening worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig bepaalde monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van deze verordening in de praktijk. De Commissie moet uiterlijk op 30 juni 2024 een evaluatie van deze verordening uitvoeren, onder meer met het oog op het indienen van voorstellen voor wijzigingen van deze verordening, waar passend.

    (43)

    Gezien het dreigende gevaar voor de leveringszekerheid als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    (44)

    Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze verordening worden een reeks maatregelen en een begroting vastgesteld die bedoeld zijn om dringend het reactievermogen en het vermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te versterken, teneinde de tijdige beschikbaarheid en levering van grond-grondmunitie en artilleriemunitie alsmede raketten (“relevante defensieproducten”) te waarborgen, met name door middel van:

    a)

    een instrument dat financiële ondersteuning biedt aan de versterking van de industrie voor de productie van relevante defensieproducten in de Unie, onder meer door de levering van componenten daarvan (“het instrument”);

    b)

    het vaststellen van mechanismen, beginselen en tijdelijke regels om de tijdige en duurzame beschikbaarheid van relevante defensieproducten voor de kopers daarvan in de Unie te waarborgen.

    Op basis van een krachtens artikel 23 verrichte evaluatie van de resultaten die met de uitvoering van deze verordening zijn bereikt tegen 30 juni 2024, in het bijzonder wat de ontwikkeling van de beveiligingscontext betreft, kan de Commissie overwegen of het wenselijk is de toepasbaarheid van de reeks maatregelen waarin deze verordening voorziet, uit te breiden en de overeenkomstige aanvullende begroting toe te wijzen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1)

    “grondstoffen”: de materialen die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten;

    2)

    “knelpunt”: een congestiepunt in een productiesysteem dat de productie stopzet of ernstig vertraagt;

    3)

    “ontvanger”: een entiteit waarmee een financieringsovereenkomst is ondertekend of waaraan kennis van een financieringsbesluit is gegeven;

    4)

    “aanvrager”: een natuurlijke persoon of een entiteit die in het kader van een subsidietoekenningsprocedure een aanvraag heeft ingediend;

    5)

    “zeggenschap”: het vermogen om direct of indirect via een of meer intermediaire entiteiten beslissende invloed uit te oefenen op een entiteit;

    6)

    “uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een entiteit dat in voorkomend geval aan de algemeen directeur rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van die entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming van de entiteit;

    7)

    “entiteit”: een uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of internationaal recht opgerichte en erkende rechtspersoon, die rechtspersoonlijkheid bezit en de bekwaamheid bezit in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van het Financieel Reglement;

    8)

    “gerubriceerde informatie”: informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan ongeoorloofde openbaarmaking de belangen van de Unie of van een of meer lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en die/dat een EU-rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt als vastgesteld bij de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (23);

    9)

    “gevoelige informatie”: informatie en gegevens die moeten worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking op grond van in Unierecht of nationaal recht vastgelegde verplichtingen, dan wel om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van een natuurlijke persoon of rechtspersoon te waarborgen;

    10)

    “entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd, of een entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;

    11)

    “productiedoorlooptijd”: de periode tussen het plaatsen van een kooporder en het voltooien van de order door de fabrikant;

    12)

    “relevante defensieproducten”: grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsmede raketten;

    13)

    “blendingverrichting”: een door de Uniebegroting ondersteunde actie, onder meer in het kader van een blendingfaciliteit of -platform als gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

    14)

    “excellentiekeurmerk”: kwaliteitskeurmerk dat aantoont dat een voorstel dat is ingediend naar aanleiding van een in het kader van het instrument gedane oproep tot het indienen van voorstellen, alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden voor beoordeling heeft gehaald, maar bij gebrek aan beschikbare middelen in het werkprogramma voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen.

    Artikel 3

    Deelname van derde landen aan de het instrument

    Het instrument staat open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (“geassocieerde landen”), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    HOOFDSTUK II

    HET INSTRUMENT

    Artikel 4

    Doelstellingen van het instrument

    1.   De doelstelling van het instrument is de efficiëntie en het concurrentievermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te bevorderen om door de versterking van de industrie het opvoeren van de productiecapaciteit en de tijdige levering van relevante defensieproducten te ondersteunen.

    2.   De versterking van de industrie bestaat met name in het initiëren en versnellen van de aanpassing van de sector aan de snelle structurele veranderingen als gevolg van de crisis in de levering van de relevante defensieproducten die noodzakelijk zijn voor de snelle aanvulling van de voorraden munitie en raketten van de lidstaten en van Oekraïne. Dat omvat de verbetering van het aanpassingsvermogen van toeleveringsketens voor relevante defensieproducten en de versnelling van die aanpassing, het creëren van productiecapaciteit of het opvoeren daarvan, en het verkorten van de productiedoorlooptijd voor relevante defensieproducten in de hele Unie, met name dankzij de intensivering en verbreding van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de betrokken entiteiten.

    Artikel 5

    Begroting

    1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode van 25 juli 2023 tot en met 30 juni 2025 worden vastgesteld op 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

    2.   Binnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële middelen kan maximaal 50 miljoen EUR in het kader van het in artikel 15 bepaalde “opschalingsfonds” als blendingverrichting worden gebruikt.

    3.   De in lid 1 bedoelde financiële middelen kunnen ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het instrument, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

    4.   Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

    5.   De begroting van het instrument kan worden verhoogd wanneer dit nodig is of indien de toepasbaarheid van deze verordening overeenkomstig artikel 1, tweede alinea, wordt uitgebreid.

    Artikel 6

    Cumulatieve en alternatieve financiering

    1.   Het instrument wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie. Aan een actie waaraan uit hoofde van het instrument een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage uit hoofde van een ander programma van de Unie worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

    2.   Om een excellentiekeurmerk toegekend te krijgen, moeten de acties aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

    a)

    ze zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument;

    b)

    zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen, en

    c)

    zij worden wegens budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen gefinancierd.

    3.   Wanneer de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen, mogen zij maatregelen opnemen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument, in het bijzonder maatregelen die verband houden met voorstellen die in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van het instrument zijn ingediend, waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend.

    4.   Artikel 8, lid 5, is van overeenkomstige toepassing op acties die overeenkomstig dit artikel worden gefinancierd.

    Artikel 7

    Vormen van financiering door de Unie

    1.   Het instrument wordt in direct beheer uitgevoerd en, wat betreft het in artikel 15 van deze verordening bedoelde opschalingsfonds, in indirect beheer met de organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement. In het kader van het instrument kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgestelde vormen, met inbegrip van financiering in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen. Blendingverrichtingen worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van het Financieel Reglement, Verordening (EU) 2021/523 en artikel 15 van deze verordening.

    2.   In afwijking van artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement kunnen financiële bijdragen, indien voor de uitvoering van een actie relevant en noodzakelijk, betrekking hebben op acties die vóór de datum van indiening van het voorstel voor die acties zijn gestart, mits die acties niet vóór 20 maart 2023 van start zijn gegaan en niet zijn voltooid vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

    Artikel 8

    Subsidiabele acties

    1.   Alleen acties ter verwezenlijking van de doelstellingen als vastgelegd in artikel 4 komen in aanmerking voor subsidie.

    2.   In het kader van het instrument wordt financiële steun verleend voor acties om vastgestelde knelpunten in productiecapaciteit en toeleveringsketens aan te pakken teneinde de productie van relevante defensieproducten veilig te stellen en te versnellen zodat de effectieve levering en tijdige beschikbaarheid ervan kan worden gewaarborgd.

    3.   Subsidiabele acties betreffen een of meer van de volgende activiteiten en hebben uitsluitend betrekking op de productiecapaciteit van relevante defensieproducten, met inbegrip van de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten:

    a)

    de optimalisering, uitbreiding, modernisering, opwaardering of herbestemming van bestaande, of de totstandbrenging van nieuwe, productiecapaciteit betreffende relevante defensieproducten of de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover die componenten en grondstoffen als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, met name om de productiecapaciteit te vergroten of de productiedoorlooptijd te verkorten, onder meer op basis van de aanbesteding of aankoop van de benodigde gereedschapswerktuigen en alle andere noodzakelijke productiemiddelen;

    b)

    het opzetten van grensoverschrijdende partnerschappen in de industrie, onder meer via publiek-private partnerschappen of andere vormen van samenwerking in de industrie, in het kader van een gezamenlijke inspanning van de industrie, met inbegrip van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van het betrekken of reserveren van componenten en de overeenkomstige grondstoffen, voor zover die componenten en grondstoffen als directe input voor de productie van relevante defensieproducten worden gebruikt, alsook om de productiecapaciteit en productieplannen te coördineren;

    c)

    het opbouwen en beschikbaar stellen van gereserveerde productiecapaciteit voor snelle toenames in de vraag naar relevante defensieproducten, de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover die componenten en grondstoffen als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, in overeenstemming met de bestelde of geplande productievolumes;

    d)

    het testen, met inbegrip van de nodige infrastructuur en, indien nodig, het certificeren van de reconditionering van relevante defensieproducten om de veroudering ervan aan te pakken en ze voor eindgebruikers bruikbaar te maken;

    e)

    de opleiding, omscholing of bijscholing van personeel in verband met de in de punten a) tot en met d) bedoelde activiteiten;

    f)

    de verbetering van de toegang tot financiering voor de relevante marktdeelnemers die in de productie of het op de markt brengen van relevante defensieproducten actief zijn, door compensatie van eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensie-industriesector, voor investeringen in verband met de in de punten a) tot en met e) bedoelde activiteiten.

    4.   De volgende acties zijn in het kader van het instrument niet subsidiabel:

    a)

    acties in verband met de productie van goederen of de levering van diensten die krachtens het toepasselijke internationale recht verboden zijn;

    b)

    acties in verband met de productie van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen op mensen;

    c)

    acties of delen daarvan die al volledig uit andere publieke of particuliere bronnen worden gefinancierd.

    5.   Wanneer zij overeenkomsten sluit met afzonderlijke ontvangers, waarborgt de Commissie dat met het instrument alleen activiteiten worden gefinancierd die uitsluitend de productiecapaciteit betreffen van relevante defensieproducten, of van de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover deze uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten.

    Artikel 9

    Percentage financiële steun

    1.   Het instrument financiert maximaal 35 % van de subsidiabele kosten van een subsidiabele actie met betrekking tot de productiecapaciteit van relevante defensieproducten en maximaal 40 % van de subsidiabele kosten van een subsidiabele actie in verband met de productiecapaciteit van componenten en grondstoffen, voor zover deze uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten.

    2.   In afwijking van lid 1 komt een actie in aanmerking voor een verhoogd financieringspercentage van tien extra procentpunten wanneer deze voldoet aan een van de volgende criteria:

    a)

    aanvragers tonen aan een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen in lidstaten of geassocieerde landen gevestigde entiteiten, zoals beschreven in artikel 8, lid 3, punt b);

    b)

    aanvragers verbinden zich ertoe voor de duur van de actie voorrang te geven aan orders die volgen uit:

    i)

    de gemeenschappelijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen, of

    ii)

    de aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste één lidstaat met als doel die relevante defensieproducten aan Oekraïne over te dragen, of

    c)

    de begunstigde is een kmo of midcap die is gevestigd in een lidstaat of in een geassocieerd land of de meerderheid van de begunstigden die aan een consortium deelnemen is een kmo of midcap die is gevestigd in een lidstaat of in een geassocieerd land.

    De in de eerste alinea, punt b), bedoelde verbintenis is van toepassing op aanbestedingen van alle producten die direct of indirect steun uit hoofde van dit instrument ontvangen.

    Het in de eerste alinea bedoelde verhoogd financieringspercentage wordt vastgesteld op tien extra procentpunten, zelfs indien is voldaan aan meer dan één van de in de punten a), b) en c) van die alinea genoemde criteria.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan steun uit het instrument tot 100 % van de subsidiabele kosten dekken van een in artikel 8, lid 3, punt f), bedoelde activiteit.

    3.   De ontvangers tonen aan dat de kosten van een actie die niet met steun van de Unie worden gefinancierd, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.

    Artikel 10

    Subsidiabele entiteiten

    1.   Ontvangers die betrokken zijn bij een in het kader van het instrument ondersteunde actie moeten (openbare of particuliere) entiteiten zijn die in de Unie of in een geassocieerd land gevestigd zijn en daar hun uitvoerende bestuursstructuren hebben. Die ontvangers staan ofwel niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, ofwel zijn zij onderworpen geweest aan een screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 en, indien nodig, beperkende maatregelen, rekening houdend met de doelstellingen bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

    2.   Een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde onderneming die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, en die niet onderworpen geweest is aan een screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 en, indien nodig, beperkende maatregelen, mag enkel in aanmerking komen als ontvanger die bij een uit hoofde van het instrument gesteunde actie betrokken is indien garanties die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde land waar de onderneming is gevestigd, overeenkomstig de nationale procedures ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

    De garanties bieden de waarborg dat de betrokkenheid van een dergelijke onderneming bij een actie niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals bepaald in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op grond van titel V van het VEU, noch met de in artikel 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen.

    De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

    a)

    de ontvanger in staat is om de actie uit te voeren en resultaten te boeken en er geen belemmeringen of beperkingen zijn die betrekking hebben op zijn infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow, die nodig zijn voor de actie, of belemmeringen of beperkingen die de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie ondermijnen, en

    b)

    de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige of gerubriceerde informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

    3.   Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de onderneming dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.

    4.   De lidstaten verstrekken de Commissie een kennisgeving over de in lid 1 van dit artikel bedoelde beperkende maatregelen in de zin van Verordening (EU) 2019/452, of over de in lid 2 van dit artikel bedoelde garanties. Verdere informatie over de toegepaste beperkende maatregelen of de garanties wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de Commissie. De Commissie informeert het in artikel 16 bedoelde comité over elke overeenkomstig dit lid verstrekte kennisgeving.

    5.   De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij een actie betrokken ontvangers die worden gebruikt voor de doeleinden van een door het instrument gesteunde actie, bevinden zich tijdens de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land.

    6.   Het instrument verleent geen financiële steun voor de uitbreiding van de productiecapaciteit voor relevante defensieproducten die zijn onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land waardoor een lidstaat wordt belemmerd die producten te gebruiken. De ontvanger stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de producten met behulp van de door het instrument gefinancierde actie aan Oekraïne kunnen worden geleverd.

    Artikel 11

    Toekenningscriteria

    Elk door een aanvrager ingediend voorstel wordt beoordeeld op basis van een of meer van de volgende criteria voor het meten van de bijdrage die de desbetreffende acties leveren aan de versterking van de industrie die wordt nagestreefd ter bevordering van de efficiëntie en het algehele concurrentievermogen van de EDTIB, met betrekking tot de relevante defensieproducten:

    a)

    verhoging van de productiecapaciteit in de Unie: de bijdrage van de actie aan de verhoging, opschaling of reservering van de productiecapaciteit, de modernisering ervan of de om- en bijscholing van de betrokken werknemers;

    b)

    vermindering van de productiedoorlooptijd: de bijdrage van de actie aan het tijdig voorzien in de vraag zoals die via aanbestedingen tot uiting komt, in termen van kortere productiedoorlooptijden, onder meer via mechanismen voor herprioritering van orders;

    c)

    wegwerken van knelpunten bij de bevoorrading en productie: de bijdrage van de actie aan de vlotte identificatie en het snel en duurzaam wegwerken van eventuele knelpunten bij de bevoorrading (het betrekken van grondstoffen en andere productiemiddelen) of de productie (productiecapaciteit);

    d)

    veerkracht dankzij grensoverschrijdende samenwerking: de bijdrage van de actie aan de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen in verschillende lidstaten of geassocieerde landen gevestigde ondernemingen, waarbij met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s of midcaps als ontvangers, als subcontractanten of als andere ondernemingen in de toeleveringsketen betrokken zijn;

    e)

    steun voor aanbestedingen: het aantonen door de aanvragers van het verband tussen de actie en nieuw geplaatste orders die voortvloeien uit de gezamenlijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen, met name indien gedaan in een Uniekader;

    f)

    de kwaliteit van de uitvoeringsplanning van de actie, onder meer wat betreft de processen en monitoring ervan.

    De Commissie kent de financiering uit hoofde van deze verordening door middel van uitvoeringshandelingen toe. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 12

    Werkprogramma

    1.   Het instrument wordt uitgevoerd door middel van een werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. In het werkprogramma wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

    2.   In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten vastgesteld, rekening houdend met de werkzaamheden van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied.

    3.   De Commissie stelt het in lid 1 van dit artikel bedoelde werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    HOOFDSTUK III

    LEVERINGSZEKERHEID

    Artikel 13

    Versnelling van de vergunningsprocedure voor de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat administratieve aanvragen met betrekking tot de planning, de bouw en de exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de Unie en de kwalificering en certificering van eindproducten efficiënt en tijdig worden verwerkt. Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat die aanvragen zo snel als wettelijk mogelijk worden behandeld.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat in het plannings- en vergunningverleningsproces voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten, wanneer juridische belangen worden afgewogen in een individueel geval.

    Artikel 14

    Faciliteren van gemeenschappelijke aanbestedingen tijdens de crisis op het gebied van de levering van munitie

    1.   Wanneer ten minste twee lidstaten een overeenkomst sluiten om gezamenlijk relevante defensieproducten aan te schaffen en wanneer de extreme urgentie naar aanleiding van de crisis die het gevolg is van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, het gebruik van een van de procedures van Richtlijn 2009/81/EG voor de sluiting van een raamovereenkomst verhindert, mogen de in dit artikel bepaalde regels worden toegepast.

    2.   In afwijking van artikel 29, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst een bestaande raamovereenkomst die is gesloten volgens een van de procedures van artikel 25 van die richtlijn, zodanig aanpassen dat de bepalingen ervan van toepassing kunnen zijn op aanbestedende diensten die oorspronkelijk geen partij waren bij de raamovereenkomst.

    3.   In afwijking van artikel 29, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden substantieel wijzigen voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de toepassing van lid 2 van dit artikel. Wanneer de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden overeenkomstig dit lid ingrijpend worden aangepast, wordt elke marktdeelnemer die voldoet aan de oorspronkelijk in aanbestedingsprocedure voor de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden van de aanbestedende dienst, met inbegrip van de eisen voor kwalitatieve selecties als bedoeld in de artikelen 39 tot en met 46 van Richtlijn 2009/81/EG, in de gelegenheid gesteld om zich bij die raamovereenkomst aan te sluiten. De aanbestedende dienst biedt die mogelijkheid door middel van een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte ad-hocaankondiging.

    4.   Het beginsel van non-discriminatie is van toepassing op de in de leden 2 en 3 bedoelde raamovereenkomsten met betrekking tot de extra hoeveelheden, en in het bijzonder de verhoudingen tussen de aanbestedende diensten van de lidstaten bedoeld in lid 1.

    5.   De aanbestedende diensten die in de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde gevallen een overeenkomst hebben aangepast, doen hiervan mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dergelijke mededelingen worden overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2009/81/EG bekendgemaakt.

    6.   De aanbestedende diensten mogen geen oneigenlijk gebruik van dit artikel maken en het evenmin gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

    7.   Aanpassingen in raamovereenkomsten op grond van dit artikel, worden uiterlijk op 30 juni 2025 aangebracht.

    HOOFDSTUK IV

    SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE TOEGANG TOT FINANCIERING

    Artikel 15

    Opschalingsfonds

    1.   Teneinde de investeringen die nodig zijn om de productiecapaciteit te maximaal te laten renderen, minder risicovol te maken en te versnellen, kan een blendingfaciliteit worden opgezet die schuldoplossingen voorstelt (het “opschalingsfonds”).

    2.   De specifieke doelstellingen van het opschalingsfonds zijn:

    a)

    het hefboomeffect van de begrotingsuitgaven van de Unie verbeteren en een hoger multiplicatoreffect bereiken bij het aantrekken van private financiering;

    b)

    steun verlenen aan ondernemingen die moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering, en tegemoetkomen aan de behoefte om de veerkracht van de defensie-industrie van de Unie te ondersteunen;

    c)

    investeringen op het gebied van de fabricage van relevante defensieproducten versnellen, financiering uit zowel de publieke als de particuliere sector aantrekken en de leveringszekerheid voor de hele defensie-industrie van de Unie vergroten;

    d)

    de toegang tot financiering verbeteren voor investeringen in verband met de in artikel 8, lid 3, punten a) tot en met e), bedoelde activiteiten.

    HOOFDSTUK V

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 16

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.   Het EDA wordt uitgenodigd om als waarnemer zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De EDEO wordt eveneens uitgenodigd om bijstand te verlenen bij de werkzaamheden van het comité.

    3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 17

    Informatiebeveiliging

    1.   De Commissie beschermt gerubriceerde informatie die zij in verband met de toepassing van deze verordening heeft ontvangen overeenkomstig de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (24) vastgestelde veiligheidsvoorschriften.

    2.   Om de uitwisseling te vergemakkelijken van gevoelige en gerubriceerde informatie tussen de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, het EDA en de lidstaten en, in voorkomend geval, met de entiteiten waarop de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn, maakt de Commissie gebruik van bestaande beveiligde uitwisselingssystemen of zet zij nieuwe beveiligde uitwisselingssystemen op. Die systemen nemen de nationale beveiligingsvoorschriften van de lidstaten in acht.

    Artikel 18

    Vertrouwelijkheid en verwerking van informatie

    1.   Informatie die naar aanleiding van de toepassing van deze verordening is ontvangen, wordt slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

    2.   De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

    3.   De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of niet gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

    4.   De Commissie deelt geen informatie op een manier die kan leiden tot de identificatie van een individuele entiteit wanneer het delen van de informatie resulteert in potentiële commerciële of reputatieschade voor die entiteit of in de onthulling van handelsgeheimen.

    Artikel 19

    Bescherming van persoonsgegevens

    1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (25) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (26), noch aan de verplichtingen van de Commissie en, in voorkomend geval, van andere instellingen, organen en instanties van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (27) bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden.

    2.   Persoonsgegevens worden niet verwerkt of meegedeeld tenzij zulks strikt noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening. In dergelijke gevallen zijn in voorkomend geval de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 van toepassing.

    3.   Wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde mechanismen, worden persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd.

    Artikel 20

    Audits

    Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen, organen en instanties van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.

    Artikel 21

    Bescherming van de financiële belangen van de Unie

    Indien een geassocieerd land aan het instrument deelneemt door middel van een op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgesteld besluit, verleent het geassocieerde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

    Artikel 22

    Informatie, communicatie en publiciteit

    1.   De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van de middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.

    2.   De Commissie onderneemt informatie- en communicatieacties in verband met het instrument, de acties die op grond van het instrument worden ondernomen en de behaalde resultaten.

    3.   De aan het instrument toegewezen financiële middelen dragen bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 4 bedoelde doelstellingen.

    4.   De aan het instrument toegewezen financiële middelen kunnen bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen teneinde de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen.

    Artikel 23

    Evaluatie

    1.   Uiterlijk op 30 juni 2024 stelt de Commissie een verslag op met een evaluatie van de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen en de resultaten daarvan, alsmede van de mogelijkheid om de toepasbaarheid ervan uit te breiden en te voorzien in financiering, met name in het licht van de ontwikkeling van de beveiligingscontext. Het evaluatieverslag bouwt voort op raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden en wordt meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad.

    2.   Rekening houdend met het evaluatieverslag kan de Commissie voorstellen indienen voor passende wijzigingen van deze verordening, met name om eventuele aanhoudende risico’s in verband met de levering van relevante defensieproducten te blijven aanpakken.

    Artikel 24

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is van toepassing tot en met 30 juni 2025. Dat doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van uit hoofde van deze verordening geïnitieerde acties, noch aan de maatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Unie te beschermen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 juli 2023.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. NAVARRO RÍOS


    (1)  Advies van 14 juni 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 juli 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 juli 2023.

    (3)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

    (4)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

    (5)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

    (6)  Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).

    (7)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).

    (8)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

    (9)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

    (10)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

    (11)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

    (12)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

    (13)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

    (14)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

    (15)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

    (16)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

    (17)  Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PB L 79 I van 21.3.2019, blz. 1).

    (18)  Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland) (PB L 355 van 7.10.2021, blz. 6).

    (19)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

    (20)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

    (21)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    (22)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (23)  PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13.

    (24)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

    (25)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (26)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

    (27)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


    Naar boven