Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32022R2453

    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2453 van de Commissie van 30 november 2022 tot wijziging van de in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 vastgestelde technische uitvoeringsnormen wat betreft de openbaarmaking van ecologische, sociale en governancerisico’s (Voor de EER relevante tekst)

    C/2022/8396

    PB L 324 van 19.12.2022, blz. 1–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Juridische status van het document Van kracht

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/2453/oj

    19.12.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 324/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2453 VAN DE COMMISSIE

    van 30 november 2022

    tot wijziging van de in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 vastgestelde technische uitvoeringsnormen wat betreft de openbaarmaking van ecologische, sociale en governancerisico’s

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 434 bis,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 van de Commissie (2) specificeert uniforme openbaarmakingsformats en bijbehorende instructies voor de krachtens de titels II en III van Verordening (EU) nr. 575/2013 vereiste openbaarmakingen. Verordening (EU) nr. 575/2013 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/876 (3), onder meer om een nieuw artikel 449 bis in te voegen. Dat artikel verplicht grote instellingen die effecten hebben uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat, ertoe vanaf 28 juni 2022 informatie openbaar te maken over ecologische, sociale en governancerisico’s (ESG-risico’s), met inbegrip van fysieke risico’s en transitierisico’s. Die wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet worden weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637, die — naast de bestaande uniforme openbaarmakingsformats en bijbehorende instructies — aanvullende uniforme openbaarmakingsformats en bijbehorende instructies voor de openbaarmaking van ESG-risico’s moet bevatten.

    (2)

    Bij het vaststellen van uniforme openbaarmakingsformats moet rekening worden gehouden met de volledige materialiteit van de informatie die openbaar moet worden gemaakt. Dit betekent dat openbaarmakingen door instellingen enerzijds betrekking moeten hebben op de financiële impact van ESG-factoren op de economische en financiële activiteiten van instellingen (outside-in-benadering) en anderzijds op de ESG-factoren die kunnen worden veroorzaakt door de eigen activiteiten van instellingen, die op hun beurt in financieel opzicht materieel worden wanneer zij gevolgen hebben voor belanghebbenden van instellingen (inside-out-benadering). Bijgevolg moeten de voor die openbaarmakingen gebruikte tabellen en templates informatie over ESG-risico’s bevatten die uitgebreid en vergelijkbaar genoeg is, zodat gebruikers van die informatie het risicoprofiel van instellingen kunnen beoordelen.

    (3)

    Er moet worden gezorgd voor samenhang en consistentie met andere Uniewetgeving op het gebied van ESG-risico’s. Bij de regels inzake de openbaarmaking van ESG-risico’s moet daarom rekening worden gehouden met de in die Uniewetgeving vastgestelde criteria, classificaties en definities. Die regels moeten met name rekening houden met de criteria voor de identificatie en classificatie van ecologisch duurzame economische activiteiten, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (4) en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie (5). Met betrekking tot de openbaarmaking van informatie over de energieprestatie van de vastgoedportefeuille van instellingen moet rekening worden gehouden met de informatie in het energieprestatiecertificaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).

    (4)

    Krachtens de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) moeten bepaalde grote ondernemingen die organisaties van openbaar belang zijn, of organisaties van openbaar belang die moederondernemingen van een grote groep zijn, in hun bestuursverslag respectievelijk hun geconsolideerde bestuursverslag informatie opnemen over de gevolgen van hun activiteiten voor milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van de mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping. Die verplichting geldt echter niet voor andere ondernemingen. Ondernemingen die niet onder de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU vallen, zijn dus niet verplicht dergelijke informatie openbaar te maken en zijn mogelijk niet in staat dergelijke informatie aan instellingen te verstrekken. Van ondernemingen die tegenpartijen van instellingen zijn, kan dus alleen worden verwacht dat zij die informatie en gegevens op vrijwillige basis verstrekken. Niettemin is het passend die ondernemingen de nodige houvast te verstrekken voor de berekening van het percentage blootstellingen aan activiteiten die ecologisch duurzame economische activiteiten zijn in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852, zodat die informatie en die gegevens in een gestandaardiseerd en vergelijkbaar format kunnen worden gepresenteerd. Indien die informatie en gegevens niet vrijwillig worden verstrekt, moeten instellingen het percentage op de taxonomie afgestemde blootstellingen kunnen berekenen aan de hand van ramingen of proxy’s.

    (5)

    In artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 is bepaald dat de informatie over ESG-risico’s vanaf 28 juni 2022 openbaar moet worden gemaakt, op jaarbasis voor het eerste jaar en vervolgens halfjaarlijks. Daarom moet de referentiedatum voor de eerste jaarlijkse openbaarmaking worden vastgesteld op 31 december 2022.

    (6)

    Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) bij de Commissie heeft ingediend.

    (7)

    De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen.

    (8)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Het volgende artikel 18 bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 18 bis

    Openbaarmaking van ecologische, sociale en governancerisico’s (ESG-risico’s)

    1.   Instellingen maken de in artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie als volgt openbaar:

    a)

    kwalitatieve informatie over ecologische, sociale en governancerisico’s door de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage XXXIX bij deze verordening te gebruiken en de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen;

    b)

    kwantitatieve informatie over transitierisico’s (“overgangsrisico”) in verband met de klimaatverandering door de templates 1 tot en met 4 van bijlage XXXIX bij deze verordening te gebruiken en de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen;

    c)

    kwantitatieve informatie over fysieke risico’s in verband met de klimaatverandering door template 5 van bijlage XXXIX bij deze verordening te gebruiken en de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen;

    d)

    kwantitatieve informatie over mitigatiemaatregelen in verband met economische activiteiten die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (*1) als ecologisch duurzaam gelden, ten aanzien van tegenpartijen die onder artikel 19 bis of 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2) vallen, ten aanzien van huishoudens en ten aanzien van lokale overheden als bedoeld in deel 1, punt 42, b), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie (*3), door gebruik te maken van de templates 6, 7 en 8 van bijlage XXXIX bij deze verordening en de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen;

    e)

    kwantitatieve informatie over andere mitigatiemaatregelen en blootstellingen aan klimaatveranderingsgerelateerde risico’s die niet als ecologisch duurzame economische activiteiten in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 worden aangemerkt, maar tegenpartijen bij het transitie- of adaptatieproces ondersteunen met het oog op de doelstellingen van mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering, door template 10 van bijlage XXXIX bij deze verordening te gebruiken en de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen.

    2.   Instellingen kunnen ervoor kiezen kwantitatieve informatie over mitigatiemaatregelen en blootstellingen aan klimaatveranderingsgerelateerde risico’s in verband met economische activiteiten die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 als ecologisch duurzaam worden aangemerkt, ten aanzien van tegenpartijen die niet-financiële vennootschappen zijn als bedoeld in deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen van artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU en die niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2178 van de Commissie (*4), openbaar te maken door template 9 van bijlage XXXIX bij deze verordening te gebruiken en door de instructies in bijlage XL bij deze verordening te volgen.

    Voor de berekening van het percentage van de blootstellingen aan activiteiten die voldoen aan de vereisten van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 (op de taxonomie afgestemde blootstellingen), met betrekking tot die tegenpartijen, mogen instellingen:

    a)

    indien beschikbaar, de informatie gebruiken die zij op vrijwillige en bilaterale basis via de processen van leninginitiëring, regelmatige kredietbeoordeling en monitoring van hun tegenpartijen hebben ontvangen;

    b)

    indien de tegenpartij niet in staat of bereid is de betrokken gegevens op bilaterale basis te verstrekken, interne ramingen en proxy’s gebruiken en in de toelichting bij de template uitleggen in welke mate die interne ramingen en proxy’s zijn gebruikt en welke interne ramingen en proxy’s zijn toegepast;

    c)

    indien zij niet in staat zijn de betrokken informatie op bilaterale basis te verzamelen, of geen gebruik kunnen maken van interne ramingen en proxy’s, of die informatie niet kunnen verzamelen of die ramingen en proxy’s niet kunnen gebruiken op een wijze die voor hen of hun tegenpartijen niet te belastend is, zulks in de toelichting bij de template uitleggen.

    Voor de toepassing van punt a) stellen instellingen hun tegenpartijen ervan in kennis dat het verstrekken van dergelijke informatie vrijwillig is.

    3.   Tenzij anders vermeld in de instructies in bijlage XL bij deze verordening, maken instellingen vanaf 31 december 2022 de in artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie op de volgende data openbaar:

    a)

    voor jaarlijkse openbaarmakingen: 31 december;

    b)

    voor halfjaarlijkse openbaarmakingen: 30 juni en 31 december van elk jaar.

    (*1)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13)."

    (*2)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19)."

    (*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie van 17 december 2020 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 (PB L 97 van 19.3.2021, blz. 1)."

    (*4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).”."

    2)

    De tekst in bijlage I bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage XXXIX.

    3)

    De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage XL.

    Artikel 2

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 november 2022.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/637 van de Commissie van 15 maart 2021 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot openbaarmakingen door instellingen van de informatie bedoeld in deel acht, titels II en III, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1423/2013 van de Commissie, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1555 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/200 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2295 van de Commissie (PB L 136 van 21.4.2021, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

    (5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 17).

    (6)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (7)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

    (8)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


    BIJLAGE I

    “BIJLAGE XXXIX

    Prudentiële openbaarmakingen over ESG-risico’s (artikel 449 bis VKV)

    Inhoudsopgave – Prudentiële openbaarmakingen over ESG-risico’s (artikel 449 bis VKV)

    Tabel 1 – Kwalitatieve informatie over ecologisch risico

    Tabel 2 – Kwalitatieve informatie over sociaal risico

    Tabel 3 – Kwalitatieve informatie over governancerisico

    Template 1: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Kredietkwaliteit van blootstellingen per sector, emissies en resterende looptijd

    Template 2: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Leningen gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed – Energie-efficiëntie van de zekerheid

    Template 3: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Afstemmingsmaatstaven

    Template 4: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Blootstellingen aan de 20 koolstofintensiefste ondernemingen

    Template 5: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële fysieke risico’s in verband met klimaatverandering: Aan fysiek risico onderhevige blootstellingen

    Template 6. Samenvatting van de kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) betreffende de op de taxonomie afgestemde blootstellingen

    Template 7 – Mitigerende acties: Activa voor berekening GAR

    Template 8 – GAR (%)

    Template 9 – Mitigerende acties: BTAR

    Template 10 – Andere klimaatmitigerende acties die niet onder Verordening (EU) 2020/852 vallen

    Tabel 1 – Kwalitatieve informatie over ecologisch risico

    overeenkomstig artikel 449 bis VKV

    Rijnummer

    Kwalitatieve informatie – Vrije opmaak

     

    Bedrijfsstrategie en -processen

     

    a)

    Bedrijfsstrategie van instellingen voor de integratie van milieufactoren en -risico’s, rekening houdend met de gevolgen van milieufactoren en -risico’s op het ondernemingsklimaat, het bedrijfsmodel, de bedrijfsstrategie en de financiële planning van de instellingen

     

    b)

    Doelstellingen, streefcijfers en limieten voor het beoordelen en aanpakken van ecologische risico’s op korte, middellange en lange termijn, en prestatiebeoordeling aan de hand van deze doelstellingen, streefcijfers en limieten, inclusief het opnemen van toekomstgerichte informatie over het opzetten van bedrijfsstrategie en -processen

     

    c)

    Huidige investeringen en (toekomstige) beleggingsdoelen voor milieudoelstellingen en op de EU-taxonomie afgestemde activiteiten

     

    d)

    Beleid en procedures in verband met rechtstreekse en onrechtstreekse betrokkenheid met nieuwe of bestaande tegenpartijen over hun strategieën om ecologische risico’s te beperken en te verminderen

     

     

    Governance

     

    e)

    Verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan voor het bepalen van het risicokader, het toezicht op en beheer van de implementatie van de doelstellingen, de strategie en het beleid in het kader van het beheer van ecologische risico’s met betrekking tot relevante transmissiekanalen

     

    f)

    Integratie door het leidinggevend orgaan van korte-, middellange- en langetermijneffecten van milieufactoren en -risico’s, organisatiestructuur binnen zowel bedrijfsonderdelen als interne controlefuncties

     

    g)

    Integratie van maatregelen voor het beheer van milieufactoren en -risico’s in interne goveranceregelingen, met inbegrip van de rol van comités, de toewijzing van taken en verantwoordelijkheden, en de terugkoppeling van risicobeheer naar het leidinggevend orgaan met betrekking tot relevante transmissiekanalen

     

    h)

    Rapportagelijnen en rapportagefrequentie met betrekking tot ecologische risico’s

     

    i)

    Afstemming van het beloningsbeleid op de doelstellingen van instellingen in verband met ecologische risico’s

     

     

    Risicobeheer

     

    j)

    Integratie van korte-, middellange- en langetermijneffecten van milieufactoren en -risico’s in het risicokader

     

    k)

    Definities, methoden en internationale normen waarop het kader voor het beheer van ecologische risico’s is gebaseerd

     

    l)

    Processen voor het identificeren, meten en monitoren van activiteiten en blootstellingen (en zekerheden indien van toepassing) die gevoelig zijn voor ecologische risico’s, met betrekking tot relevante transmissiekanalen bestrijken

     

    m)

    Activiteiten, verbintenissen en blootstellingen die bijdragen aan het beperken van de milieurisico’s

     

    n)

    Toepassing van instrumenten voor de identificatie, het meten en het beheren van milieurisico’s

     

    o)

    Resultaten van de toegepaste risico-instrumenten en het geraamde effect van milieurisico’s op het kapitaal- en liquiditeitsrisicoprofiel

     

    p)

    Beschikbaarheid, kwaliteit en nauwkeurigheid van gegevens, en inspanningen om deze aspecten te verbeteren

     

    q)

    Beschrijving van limieten voor ecologische risico’s (als aanjagers van prudentiële risico’s) die zijn bepaald en die aanleiding geven tot doorverwijzing naar hogere echelons en uitsluiting in geval van overschrijding van deze limieten

     

    r)

    Beschrijving van de koppeling (transmissiekanalen) tussen milieurisico’s en kredietrisico, liquiditeitsrisico en financieringsrisico, marktrisico, operationeel risico en reputatierisico in het kader voor risicobeheer

     

    Tabel 2 – Kwalitatieve informatie over sociaal risico

    overeenkomstig artikel 449 bis VKV

    Rijnummer

    Kwalitatieve informatie – Vrije opmaak

     

    Bedrijfsstrategie en -processen

     

    a)

    Aanpassing van de bedrijfsstrategie van instellingen om rekening te houden met sociale factoren en risico’s, rekening houdend met de gevolgen van sociale risico’s voor het ondernemingsklimaat, het bedrijfsmodel, de bedrijfsstrategie en de financiële planning van de instelling

     

    b)

    Doelstellingen, streefcijfers en limieten voor het beoordelen en aanpakken van sociale risico’s op korte, middellange en lange termijn, en prestatiebeoordeling aan de hand van deze doelstellingen, streefcijfers en limieten, inclusief het opnemen van toekomstgerichte informatie bij het opzetten van bedrijfsstrategie en -processen

     

    c)

    Beleid en procedures in verband met rechtstreekse en onrechtstreekse betrokkenheid met nieuwe of bestaande tegenpartijen over hun strategieën om sociaal schadelijke activiteiten te beperken en te verminderen

     

     

    Governance

     

    d)

    Verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan voor het bepalen van het risicokader, het toezicht op en beheer van de implementatie van de doelstellingen, de strategie en het beleid in het kader van het beheer van sociale risico’s, die de benadering door van tegenpartijen bestrijken van:

     

    i)

    activiteiten voor de gemeenschap en de samenleving

    ii)

    betrekkingen met werknemers en arbeidsnormen

    iii)

    consumentenbescherming en productaansprakelijkheid

    iv)

    mensenrechten

    e)

    Integratie van maatregelen voor het beheer van sociale factoren en risico’s in interne goveranceregelingen, met inbegrip van de rol van comités, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, en de terugkoppeling van risicobeheer naar het leidinggevend orgaan

     

    f)

    Rapportagelijnen en rapportagefrequentie met betrekking tot sociale risico’s

     

    g)

    Afstemming van het beloningsbeleid op de doelstellingen van instelling in verband met sociale risico’s

     

     

    Risicobeheer

     

    h)

    Definities, methoden en internationale normen waarop het kader voor het beheer van sociale risico’s is gebaseerd

     

    i)

    Processen voor het identificeren, meten en monitoren van activiteiten en blootstellingen (en zekerheden indien van toepassing) die gevoelig zijn voor sociale risico’s, met betrekking tot relevante transmissiekanalen bestrijken

     

    j)

    Activiteiten, verbintenissen en activa die bijdragen aan het beperken van de sociale risico’s

     

    k)

    Toepassing van instrumenten voor de identificatie en het beheer van sociale risico’s

     

    l)

    Beschrijving van het bepalen van limieten voor sociale risico’s en gevallen die leiden tot escalatie en uitsluiting in geval van overschrijding van deze limieten

     

    m)

    Beschrijving van de koppeling (transmissiekanalen) tussen sociale risico’s en kredietrisico, liquiditeitsrisico en financieringsrisico, marktrisico, operationeel risico en reputatierisico in het kader voor risicobeheer

     

    Tabel 3 – Kwalitatieve informatie over governancerisico

    overeenkomstig artikel 449 bis VKV

    Rijnummer

    Kwalitatieve informatie – Vrije opmaak

     

    Governance

     

    a)

    Integratie door instellingen in hun governanceregelingen van de governanceprestaties van de tegenpartij, met inbegrip van comités van het hoogste bestuursorgaan en comités die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming over economische, ecologische en sociale onderwerpen

     

    b)

    Uitleg door instellingen over hoe zij rekening houden met de rol van het hoogste bestuursorgaan van de tegenpartij bij niet-financiële rapportage

     

    c)

    Integratie door instellingen in hun governanceregelingen van de governanceprestaties van de tegenpartij, met inbegrip van:

     

    i)

    ethische overwegingen

    ii)

    strategie en risicobeheer

    iii)

    inclusiviteit

    iv)

    transparantie

    v)

    beheer van belangenconflicten

    vi)

    interne communicatie over kritieke punten van zorg

     

    Risicobeheer

     

    d)

    Integratie door instellingen in hun risicobeheerregelingen van de governanceprestaties van de tegenpartij, met inbegrip van:

     

    i)

    ethische overwegingen

    ii)

    strategie en risicobeheer

    iii)

    inclusiviteit

    iv)

    transparantie

    v)

    beheer van belangenconflicten

    vi)

    interne communicatie over kritieke punten van zorg

    Template 1: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Kredietkwaliteit van blootstellingen per sector, emissies en resterende looptijd

    Image 1

    Template 2: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Leningen gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed – Energie-efficiëntie van de zekerheid

    Image 2

    Template 3: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Afstemmingsmaatstaven

    Image 3

    Template 4: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Blootstellingen aan de 20 koolstofintensiefste ondernemingen

     

    a

    b

    c

    d

    e

     

    Brutoboekwaarde (geaggregeerd)

    Brutoboekwaarde m.b.t. de tegenpartijen in vergelijking met de totale brutoboekwaarde (geaggregeerd) (*1)

    Waarvan ecologisch duurzaam (CCM)

    Gewogen gemiddelde looptijd

    Aantal van de 20 meest vervuilende bedrijven dat is opgenomen

    1

     

     

     

     

     

    Template 5: Bankportefeuille – Indicatoren van potentiële fysieke risico’s in verband met klimaatverandering: Aan fysiek risico onderhevige blootstellingen

    Image 4

    Template 6. Samenvatting van de kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) betreffende de op de taxonomie afgestemde blootstellingen

     

    KPI

    Bestreken % (over totale activa)  (*2)

     

    Mitigatie van klimaatverandering

    Adaptatie aan klimaatverandering

    Totaal (mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering)

    GAR-stand

     

     

     

     

    GAR-stroom

     

     

     

     

    Template 7 – Mitigerende acties: Activa voor berekening GAR

    Image 5

    Template 8 – GAR (%)

    Image 6

    Template 9 – Mitigerende acties: BTAR

    Template 9.1 – Mitigerende acties: Activa voor de berekening van BTAR

    Image 7

    Template 9.2 – BTAR %

    Image 8

    Template 9.3 – Overzichtstabel – BTAR %

    Image 9

    Template 10 – Andere klimaatmitigerende acties die niet onder Verordening (EU) 2020/852 vallen

    Image 10

    ”.

    (*1)  Voor tegenpartijen die deel uitmaken van de 20 koolstofintensiefste ondernemingen wereldwijd

    (*2)  % door KPI bestreken activa in verhouding tot totale activa van banken


    BIJLAGE II

    “Bijlage XL

    Instructies voor openbaarmaking van ESG-risico’s

    1.   

    Instellingen moeten de in artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie openbaar maken volgens de instructies in deze bijlage. De instructies moeten worden gebruikt voor het invullen van de tabellen en templates in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.   

    Voor de toepassing van deze instructies moeten de volgende termen als volgt worden begrepen:

    (a)

    “ecologische, sociale en governancerisico’s (ESG-risico’s)”: het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van ecologische, sociale of governancefactoren (ESG-factoren) op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd;

    (b)

    “ecologisch risico” (milieurisico): het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van milieufactoren op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd, met inbegrip van factoren met betrekking tot de transitie naar de volgende milieudoelstellingen:

    (i)

    de mitigatie van klimaatverandering;

    (ii)

    de adaptatie aan klimaatverandering;

    (iii)

    duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen;

    (iv)

    de transitie naar een circulaire economie;

    (v)

    de preventie en bestrijding van verontreiniging;

    (vi)

    de bescherming en het herstel van biodiversiteit en ecosystemen.

    Ecologisch risico omvat zowel fysiek risico als transitierisico;

    (c)

    “fysiek risico”, als onderdeel van het algehele ecologische risico: het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van de fysieke effecten van milieufactoren op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd;

    (d)

    “transitierisico”, als onderdeel van het algehele ecologische risico: het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van de transitie naar een ecologisch duurzame economie op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd;

    (e)

    “sociaal risico”: het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van sociale factoren op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd;

    (f)

    “governancerisico”: het risico op verliezen als gevolg van negatieve financiële effecten op de instelling die voortvloeien uit de actuele of te verwachten effecten van governancefactoren op de tegenpartijen van de instelling of de activa waarin zij heeft belegd.

    3.   

    Verwijzingen naar de internationale en Uniebeleidskaders en beschikbare benchmarks in deze instructies omvatten: de Overeenkomst van Parijs die is vastgesteld in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (*1) (“de Overeenkomst van Parijs”), de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal (*2), Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (*3), Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (*4), de mededeling van de Commissie “Richtsnoeren niet-financiële rapportage: aanvulling betreffende klimaatrapportage” (*5), de richtsnoeren die zijn vervat in de aanbevelingen van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie (TCFD) (*6), het Milieuprogramma van de Verenigde Naties voor financiële instellingen (UNEP FI) (*7), de standaarden voor duurzaamheidsrapportage van het Global Reporting Initiative (*8) en de VN-beginselen voor verantwoord beleggen (UNPRI) (*9).

    Tabel 1 — Kwalitatieve informatie over ecologisch risico: Tekstvelden met vrije opmaak voor de openbaarmaking van kwalitatieve informatie in bijlage XXXIX.

    4.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om tabel 1 — “Kwalitatieve informatie over ecologisch risico” in bijlage XXXIX bij deze verordening in te vullen om de integratie van ecologische risico’s, inclusief specifieke informatie over risico’s op het gebied van klimaatverandering en andere ecologische risico’s, in hun bedrijfsstrategie en -processen, governance en risicobeheer te beschrijven. Dit geldt voor de toepassing van artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, gelezen in samenhang met artikel 435 van die verordening.

    Verwijzingen naar wetgeving en instructies

    Rijnummer

    Toelichting

     

    Bedrijfsstrategie en -processen

    a)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punten a) en e), van die verordening, moeten instellingen een toelichting verstrekken over de wijze waarop hun bedrijfsmodel, -strategie en -processen en hun financiële planning rekening houden met de risico’s die voortvloeien uit milieufactoren (d.w.z. ecologische risico’s) en hoe die risico’s zich in de loop van de tijd kunnen ontwikkelen als gevolg van veranderende technologie, beleidskader, ondernemingsklimaat, voorkeuren van belanghebbenden en veranderingen in de fysieke omgeving zelf.

    b)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), en de punten c) tot en met f), van die verordening, moeten instellingen de doelstellingen, de streefcijfers en de limieten voor de beoordeling en het beheer van ecologische risico’s vaststellen. instellingen moeten de processen toelichten die zij gebruiken om die doelstellingen, streefcijfers en limieten vast te stellen.

    Instellingen moeten uitleggen hoe die doelstellingen, streefcijfers en limieten zijn gekoppeld aan het huidige internationale en Uniebeleidskader en aan de beschikbare benchmarks.

    c)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten instellingen informatie verstrekken over hun huidige en toekomstige (geplande) beleggingen in ecologisch duurzame activiteiten en in activiteiten en sectoren die zijn afgestemd op de milieudoelstellingen, inclusief de in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde doelstellingen inzake klimaatverandering.

    Indien die informatie afhankelijk is van de eigen benadering van de instelling of gebaseerd is op de interne referentiekaders van de instelling, moeten instellingen in hun openbaarmakingen een beschrijving van die benaderingen en interne referentiekaders opnemen.

    d)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt d), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de maatregelen die zijn genomen om de risico’s in verband met milieufactoren te beperken. instellingen moeten rekening houden met de capaciteit van de tegenpartij om ecologische risico’s te beheren.

     

    Governance

    e)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt b), en artikel 435, lid 2, punten a), b) en c), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de betrokkenheid van hun leidinggevend orgaan bij het toezicht op en beheer van ecologische risico’s. instellingen moeten rekening houden met de potentiële transmissiekanalen van dergelijke ecologische risico’s (met inbegrip van fysieke, transitie- en aansprakelijkheidsrisico’s).

    f)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punt d), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop hun leidinggevend orgaan met het oog op risicobeheer in de organisatiestructuur van de instelling rekening houdt met korte-, middellange- en langetermijneffecten van ecologische risico’s. instellingen moeten uitleggen hoe deze exercitie op het niveau van het leidinggevend orgaan vervolgens tot uiting komt in hun bedrijfsonderdelen en internecontrolefuncties.

    g)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punten a), b) en c), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de organisatie van hun risicocomités en over de toewijzing van taken en verantwoordelijkheden in het kader voor risicobeheer om milieurisico’s te monitoren en te beheren, rekening houdend met de transmissiekanalen van fysiek, transitie- en aansprakelijkheidsrisico.

    h)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punt e), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop zij milieurisico’s in hun interne rapportagekader en -structuur opnemen, alsook informatie over de frequentie van hun interne rapportage en informatie-uitwisseling over dergelijke risico’s.

    i)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punt e), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de vraag of milieurisico’s in hun beloningsbeleid zijn opgenomen en over de criteria en maatstaven die worden gebruikt om het effect van milieurisico-overwegingen op variabele beloningen te bepalen.

     

    Risicobeheer

    j)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt f), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop in het risicotolerantiekader rekening is gehouden met korte-, middellange- en langetermijneffecten van milieufactoren en -risico’s. De instellingen moeten over de relevante tijdshorizon beslissen overeenkomstig hun eigen risicoprofiel en blootstellingen.

    k)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de methoden, definities en normen die worden gebruikt om milieufactoren en -risico’s te identificeren en te beheren, alsook over het kader waarop die normen, definities en methoden zijn gebaseerd.

    Instellingen moeten uitleggen hoe deze methoden, definities en normen zich verhouden tot het toepasselijke internationale en Uniebeleidskader en de beschikbare benchmarks.

    l)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over:

    (a)

    de processen waarmee de instelling haar activiteiten en blootstellingen identificeert en monitort die gevoelig en kwetsbaar zijn voor milieurisico’s, inclusief roerende en onroerende activa die verband houden met dergelijke activiteiten en blootstellingen;

    (b)

    de processen waarmee de instelling milieurisico’s identificeert en monitort die in financieel opzicht materieel zijn of momenteel niet-materieel zijn maar dat in de toekomst wel kunnen worden.

    Activiteiten, blootstellingen en activa die gevoelig en kwetsbaar zijn voor milieurisico’s, zijn onder meer die welke verband houden met de sectoren landbouw, visserij, bosbouw en energie in combinatie met hun geografische ligging, hun afhankelijkheid van water of andere milieufactoren en -risico’s, die kwetsbaarheid voor verschillende factoren kunnen meebrengen, waaronder overstroming, droogte, brand en verlies van biodiversiteit. Zij omvatten ook de concentratie van activiteiten van de tegenpartij in bedreigde gebieden en worden geacht de gehele waardeketen van de tegenpartij te bestrijken.

    Bij de openbaarmaking van de in dit punt bedoelde informatie moeten instellingen de materialiteit (inclusief dubbele materialiteit) vermelden, die moet worden opgevat in de zin van de definities in het in artikel 98, lid 8, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (*10) bedoelde verslag en betrekking moet hebben op de levenscyclus van blootstellingen, inclusief initiëring van leningen, samen met de kredietwaardigheidsbeoordeling van de tegenpartij en monitoring.

    Instellingen moeten uitleggen in welke mate een dergelijke beoordeling betrekking heeft op de relevante transmissiekanalen, waaronder i) lagere winstgevendheid, ii) lagere onroerendgoedwaarde, lager vermogen van huishoudens, iii) lagere prestaties van activa, iv) hogere nalevingskosten, en v) hogere juridische kosten.

    Instellingen die geen milieurisico’s als materieel aanmerken, moeten uitleggen en onderbouwen waarom dat het geval is en de methoden beschrijven die zij hebben gebruikt om tot die conclusie te komen.

    m)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt d), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de activiteiten, verbintenissen en blootstellingen die zij hebben geïmplementeerd om de milieurisico’s te beperken.

    Instellingen moeten de methoden openbaar maken die zij gebruiken om risicolimiteringsmaatregelen en -activiteiten vast te stellen. Daarnaast moeten instellingen informatie verstrekken over de mate waarin die activiteiten, verbintenissen en blootstellingen betrekking hebben op de relevante transmissiekanalen, waaronder i) lagere winstgevendheid, ii) lagere onroerendgoedwaarde, lager vermogen van huishoudens, iii) lagere prestaties van activa, iv) hogere nalevingskosten, en v) hogere juridische kosten.

    n)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punten a) en f), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de uitvoeringsinstrumenten die zij gebruiken om de milieurisico’s te achterhalen en te beheren. Hierbij gaat het onder meer om stresstests, gevoeligheidsanalyses of andere toekomstgerichte indicatoren die worden toegepast op blootstellings-, portefeuille-, tegenpartij- of sectorniveau, afhankelijk van de materialiteit van het risico.

    De openbaar gemaakte informatie moet de aannames en methoden bevatten die ten grondslag liggen aan de relevante uitvoeringsinstrumenten. instellingen moeten ook de tijdshorizon vermelden die wordt gebruikt voor de beoordeling van milieurisico’s op basis van boekhoudkundige en prudentiële maatstaven, d.w.z. korte, middellange of lange termijn.

    o)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punten a) en f), van die verordening, moeten instellingen het resultaat beschrijven van de beoordeling met het overeenkomstig punt 14 gebruikte risico-instrument.

    Instellingen moeten het geraamde effect van het milieurisico, inclusief het klimaatveranderingsrisico, op de solvabiliteit, de wettelijke kapitaalvereisten en het liquiditeitsrisicoprofiel van de instelling verstrekken in het kader van het intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP) en het intern beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid (ILAAP).

    p)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten instellingen informatie verstrekken over de gegevens en informatie waarover zij beschikken om het risicobeheer van milieurisico’s uit te voeren, de essentiële gegevens en informatie die momenteel ontbreken en de maatregelen die zij nemen om de lacunes in de gegevens aan te pakken en de kwaliteit en nauwkeurigheid van de gegevens te verbeteren.

    q)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt f), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de limieten die zij vaststellen voor financieringsprojecten of tegenpartijen die volgens hun bedrijfsstrategie ernstige afbreuk doen aan milieudoelstellingen.

    Deze limieten moeten limieten omvatten die door de instellingen op het moment van initiëring en monitoring zijn vastgesteld om milieurisico’s te vermijden of te beperken, alsook limieten die aangeven wanneer een specifieke blootstelling aanleiding zou geven tot corrigerende maatregelen, verder onderzoek, interne doorverwijzing naar hogere echelons of uitsluiting uit de portefeuille.

    r)

    Instellingen moeten beschrijven hoe zij het ontstaan van milieurisico’s op hun balans in kaart brengen en koppelen aan de hand van kredietrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico en operationeel risico.

    Instellingen moeten uitleggen hoe zij het effect van de transitie naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie op de prudentiële risicocategorieën, waaronder kredietrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico en operationeel risico, beoordelen en beheren.

    Tabel 2 — Kwalitatieve informatie over sociaal risico: Tekstvelden met vrije opmaak voor de openbaarmaking van kwalitatieve informatie in bijlage XXXVII

    5.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken voor het invullen van tabel 2 — “Kwalitatieve informatie over sociaal risico” in bijlage XXXIX bij deze verordening, om de integratie van sociale risico’s in hun bedrijfsstrategie en -processen, governance en risicobeheer te beschrijven, overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435 van die verordening.

    Verwijzingen naar wetgeving en instructies

    Rijnummer

    Toelichting

     

    Bedrijfsstrategie en -processen

    a)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punten a) en e), van die verordening, moeten instellingen beschrijven hoe in hun bedrijfsmodel, -strategie, -processen en financiële planning rekening wordt gehouden met risico’s die voortvloeien uit sociale factoren (d.w.z. sociale risico’s) en hoe die risico’s zich in de loop van de tijd ontwikkelen als gevolg van veranderende technologie, beleidskader, ondernemingsklimaat en voorkeuren van belanghebbenden.

    b)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), en punten c) tot en met f), van die verordening, moeten instellingen een beschrijving verstrekken van hun doelstellingen, streefcijfers en limieten voor de beoordeling en het beheer van sociale risico’s, alsook een beschrijving van de processen die zij gebruiken om die doelstellingen, streefcijfers en limieten vast te stellen.

    Instellingen moeten uitleggen hoe die doelstellingen, streefcijfers en limieten zijn gekoppeld aan het toepasselijke internationale en Uniebeleidskader en aan de beschikbare benchmarks.

    Sociale aspecten zijn onder meer schendingen van de mensenrechten, arbeidsrechten, inkomensongelijkheid, gebrek aan mensenrechten, veiligheid en bescherming van klanten, privacy, armoede en non-discriminatie. Bovendien hebben klimaatverandering en de transitie naar een koolstofarme economie sociale gevolgen, waaronder veranderingen op de arbeidsmarkt. Het gaat onder meer om de afname van de vraag naar bepaalde banen en vaardigheden, de opkomst van nieuwe banen en vaardigheden, de veranderende voorkeuren van consumenten en de bereidheid van aandeelhouders om in hun ondernemingen snel klimaat-, milieu- en sociale veranderingen in te voeren, zoals uiteengezet in punt 78 van het EBA-verslag dat is aangenomen op grond van artikel 98, lid 8, van Richtlijn 2013/36/EU.

    c)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt d), van die verordening, moeten instellingen beschrijven hoe zij maatregelen nemen om de risico’s in verband met sociale factoren te limiteren, onder meer door inzicht te krijgen in het vermogen van tegenpartijen om sociale risico’s te beheren en met hen een dialoog aan te gaan om sociale risico’s te beperken.

     

    Governance

    d)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt b), en artikel 435, lid 2, punten a), b) en c), van die verordening, moeten instellingen beschrijven hoe hun leidinggevend orgaan betrokken is bij het toezicht op en beheer van sociale risico’s. Die informatie moet betrekking hebben op de grondgedachte van de aanpak van het leidinggevend orgaan en rekening houden met een aantal sociale factoren. Die factoren zijn onder meer de betrokkenheid van de instelling bij de gemeenschap en de samenleving, haar betrekkingen met werknemers en de naleving van arbeidsnormen, consumentenbescherming en productaansprakelijkheid, en mensenrechten.

    e)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punten a), b) en c), van die verordening, moeten instellingen beschrijven hoe zij hun risicocomités organiseren en hoe zij in het kader voor risicobeheer taken en verantwoordelijkheden toewijzen om sociale risico’s te monitoren en te beheren.

    Instellingen moeten informatie verstrekken over hun interne en externe middelen voor de beoordeling van sociale risico’s.

    f)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punt e), van die verordening, moeten instellingen beschrijven hoe zij sociale risico’s in hun interne rapportagekader en -structuur opnemen, en de frequentie van hun interne rapportage en informatie-uitwisseling over sociale risico’s vermelden.

    g)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, punt e), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de vraag of sociale risico’s in hun beloningsbeleid zijn opgenomen, alsook over de criteria en maatstaven die worden gebruikt om het effect van sociaalrisico-overwegingen op variabele beloningen te bepalen.

     

    Risicobeheer

    h)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de methoden, definities en normen die zij voor de identificatie en het beheer van sociale factoren en risico’s gebruiken, alsook het kader waarop die normen, definities en methoden zijn gebaseerd.

    Instellingen moeten uitleggen hoe die methoden, definities en normen zich verhouden tot het huidige internationale en Uniebeleidskader en de beschikbare benchmarks.

    i)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over het proces waarmee zij hun voor sociale risico’s gevoelige activiteiten en blootstellingen identificeren en monitoren, onder meer via hun tegenpartijen, beleggings- of vermogensbeheeractiviteiten, en inclusief alle roerende en onroerende activa die verband houden met die activiteiten en blootstellingen.

    Instellingen moeten informatie verstrekken over de processen waarmee zij sociale risico’s identificeren en monitoren die in financieel opzicht materieel zijn of momenteel niet-materieel zijn maar dat in de toekomst wel kunnen worden.

    Dergelijke activiteiten, blootstellingen en activa die gevoelig zijn voor sociale risico’s, kunnen verband houden met tegenpartijen die het arbeidsrecht, de mensenrechten of andere sociale wetgeving of rechten schenden en die te maken kunnen krijgen met juridische geschillen. Sectoren met een verhoogd sociaal risico kunnen met name sectoren omvatten met migrerende werknemers, lage lonen, slechte arbeidsnormen of slechte arbeidsomstandigheden die negatieve gevolgen hebben voor gemeenschappen en een grotere kans hebben om kritisch te worden bekeken door de samenleving en de politiek.

    j)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de activiteiten, verbintenissen en activa die zij hebben geïmplementeerd om de sociale risico’s te beperken.

    k)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt a), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de uitvoeringsinstrumenten die zij voor de identificatie en het beheer van sociale risico’s gebruiken. Dergelijke instrumenten omvatten de scenarioanalyse, die wordt toegepast op blootstellings-, portefeuille-, tegenpartij- of sectorniveau, en hebben betrekking op factoren zoals migratie, demografische trends, veranderingen in de beroepsbevolking en technologische veranderingen.

    Sociale risico’s kunnen ook verandering in consumentengedrag, kwesties rond discriminatie en sociale inclusiviteit, scenarioanalyse van toenemende ongelijkheid, sociale gevolgen van klimaatverandering, adaptatie aan/mitigatie van klimaatverandering en aantasting van het milieu omvatten.

    Instellingen moeten informatie verstrekken over de aannames en methoden die zijn gebruikt om een dergelijke scenarioanalyse uit te voeren. instellingen moeten de tijdshorizon vermelden die wordt gebruikt voor de beoordeling van het sociale risico op het gebied van boekhoudkundige en prudentiële maatstaven, d.w.z. korte, middellange of lange termijn.

    l)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, punt f), van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de limieten die zij vaststellen voor het financieren van projecten of tegenpartijen die ernstige afbreuk doen aan de sociale doelstellingen van hun bedrijfsstrategie.

    Die limieten omvatten door de instellingen op het moment van initiëring en monitoring vastgestelde limieten om sociale risico’s te vermijden of te beperken, alsook limieten die aangeven wanneer een specifieke blootstelling aanleiding zou geven tot verder onderzoek, interne doorverwijzing naar hogere echelons, corrigerende maatregelen of uitsluiting uit de portefeuille.

    m)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop zij het ontstaan van sociale risico’s op hun balans in kaart brengen en koppelen via kredietrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico en operationeel risico.

    Instellingen moeten informatie verstrekken over de wijze waarop zij het effect van relevante sociaal schadelijke gebeurtenissen op de prudentiële risicocategorieën, waaronder kredietrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico en operationeel risico, beoordelen en beheren.

    Tabel 3 — Kwalitatieve informatie over governancerisico: Tekstvelden met vrije opmaak voor de openbaarmaking van kwalitatieve informatie in bijlage XXXVII

    6.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken voor het invullen van tabel 3 — “Kwalitatieve informatie over governancerisico” in bijlage XXXIX bij deze verordening, om de integratie van governancerisico’s in hun governance en risicobeheer te beschrijven, overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435 van die verordening.

    Verwijzingen naar wetgeving en instructies

    Rijnummer

    Toelichting

     

    Governance

    a)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop zij in hun governanceregelingen rekening houden met de governanceprestaties van de tegenpartij.

    De overwegingen inzake de governanceprestaties van de tegenpartij moeten betrekking hebben op de noodzakelijke stappen van de besluitvormings-, toezichts- en beheersprocessen van de tegenpartij op alle niveaus, inclusief comités van het hoogste bestuursorgaan en comités die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming over economische, ecologische en sociale onderwerpen.

    b)

    Instellingen moeten uitleggen hoe zij rekening houden met de rol van het hoogste bestuursorgaan van de tegenpartij bij niet-financiële rapportage, inclusief het hoogste comité of de hoogste functie die het duurzaamheidsverslag van de organisatie formeel evalueert en goedkeurt en ervoor zorgt dat alle materiële onderwerpen aan bod komen.

    c)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 2, van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop zij in hun governanceregelingen rekening houden met de governanceprestaties van hun tegenpartijen.

    De overwegingen inzake de governanceprestaties van de tegenpartijen van de instelling moeten betrekking hebben op al het volgende:

    (a)

    ethische overwegingen, waaronder integer gedrag, waarden en ethiek, maatregelen ter bestrijding van omkoping en corruptie, verantwoordingsplicht en rechtsstaat;

    (b)

    strategie en risicobeheer, inclusief uitvoering van de strategie, operationele uitvoering en monitoring, interne controles en beleidslijnen en procedures voor risicobeheer;

    (c)

    inclusiviteit, inclusief genderkloof en vertegenwoordiging van mensen uit minderheidsgroepen in het management, inkomenskloof;

    (d)

    transparantie, inclusief openbaarmakingen over discriminatie, fiscale verplichtingen en betalingen, openbaarmaking over lobbyactiviteiten, en regels en praktijken;

    (e)

    beheer van belangenconflicten, inclusief processen voor het hoogste bestuursorgaan om ervoor te zorgen dat belangenconflicten worden vermeden, beheerd en beperkt, en

    (f)

    interne communicatie over kritieke punten van zorg, waaronder de wijze waarop het interne proces van de tegenpartij werkt voor het melden van kritieke punten van zorg aan het hoogste bestuursorgaan.

     

    Risicobeheer

    d)

    Overeenkomstig artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, in samenhang met artikel 435, lid 1, van die verordening, moeten instellingen informatie verstrekken over de wijze waarop zij in hun risicobeheerregelingen de governanceprestaties van hun tegenpartijen integreren, rekening houdend met de in rij 3 beschreven aspecten.

    Template 1 — Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Kredietkwaliteit van blootstellingen per sector, emissies en resterende looptijd. Vaste opmaak.

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken voor het invullen van template 1 in bijlage XXXIX bij deze verordening om informatie te verstrekken over de blootstellingen die gevoeliger zijn voor de risico’s die instellingen kunnen lopen door de transitie naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie. Voor de toepassing van artikel 449 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013:

    a)

    moeten instellingen informatie openbaar maken over hun blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen die actief zijn in koolstofgerelateerde sectoren, en over de kwaliteit van die blootstellingen, inclusief niet-renderende status, fase 2-classificatie en daarmee verband houdende voorzieningen, alsook looptijdsegmenten;

    b)

    moeten instellingen beginnen informatie over scope 1-, scope 2- en scope 3-emissies van hun tegenpartijen beginnen openbaar te maken, indien die reeds beschikbaar is, inclusief kwalitatieve informatie in de toelichting bij deze template over de methode en de bronnen die voor de berekening van die emissies worden gebruikt. Indien instellingen nog geen raming maken van de emissies van hun tegenpartijen die verband houden met hun financieringsactiviteiten, waaronder lenings- en beleggingsactiviteiten, moeten zij informatie openbaar maken over hun plannen om methoden toe te passen om deze informatie te ramen en openbaar te maken. instellingen moeten beginnen de informatie in de kolommen i) tot en met k) van de template openbaar te maken met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 30 juni 2024.

    2.

    Instellingen moeten in de toelichting bij de template uitleg opnemen over de openbaar gemaakte informatie en de wijzigingen ten opzichte van vorige openbaarmakingsperioden, alsook over de gevolgen die die blootstellingen voor de instellingen kunnen hebben qua krediet-, markt-, operationele, reputatie- en liquiditeitsrisico’s.

    3.

    Instellingen moeten in de rijen van de template de uitsplitsing opnemen van de brutoboekwaarde van aan niet-financiële vennootschappen verstrekte leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, met uitzondering van die welke voor handelsdoeleinden worden aangehouden, naar economische sector met gebruikmaking van de codes van de nomenclatuur van economische activiteiten (NACE), vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*11), op basis van de hoofdactiviteit van de tegenpartij. Zij moeten ook subtotalen opnemen die samengevoegd de brutoboekwaarde weergeven van blootstellingen met betrekking tot sectoren en subsectoren die in hoge mate bijdragen aan klimaatverandering. Er wordt met name verwezen naar de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren, waaronder de olie-, gas-, mijnbouw- en vervoersector, als sectoren die in hoge mate bijdragen aan klimaatverandering, zoals gespecificeerd in overweging 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie (*12); en een subtotaal van blootstellingen met betrekking tot “andere sectoren” die niet in die overweging worden genoemd.

    4.

    De toewijzing van de NACE-sector aan de tegenpartij moet gebaseerd zijn op de aard van de directe tegenpartij. Wanneer de tegenpartij van de instelling een holding is, moeten instellingen de NACE-sector van de specifieke debiteur binnen de holding (indien verschillend van de holding) die de financiering ontvangt (d.w.z. de specifieke dochteronderneming van de betrokken holding), in aanmerking nemen in plaats van die van de holding, met name in die gevallen waarin de debiteur die de financiering ontvangt een niet-financiële vennootschap is. Evenzo moeten instellingen, wanneer de directe tegenpartij van een instelling (de debiteur) een special purpose vehicle (SPV) is, de relevante informatie openbaar maken in de NACE-sector die verband houdt met de economische activiteit van de moederonderneming van het SPV. De classificatie van blootstellingen die gezamenlijk door meerdere debiteuren zijn aangegaan, moet geschieden op basis van de kenmerken van de debiteur die voor de instelling het meest relevant of bepalend was om de de blootstelling toe te staan. De verdeling van gezamenlijk aangegane blootstellingen naar NACE-codes moet worden bepaald door de kenmerken van de meer relevante of bepalende debiteur. instellingen moeten informatie openbaar maken volgens NACE-codes met het in de template vereiste granulariteitsniveau.

    Kolommen

    Instructies

    a

    Totale brutoboekwaarde

    Instellingen moeten de in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 bedoelde brutoboekwaarde van die blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen openbaar maken, inclusief leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, die overeenkomstig die uitvoeringsverordening in de boekhoudkundige portefeuilles in de bankportefeuille zijn geclassificeerd, met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa of voor verkoop aangehouden activa.

    b

    Waarvan blootstellingen met betrekking tot ondernemingen uitgesloten van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde van die blootstellingen openbaar maken met betrekking tot tegenpartijen die zijn uitgesloten van de op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks als gespecificeerd in artikel 12, lid 1, punten d) tot en met g), en artikel 12, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818.

    c

    Waarvan ecologisch duurzaam (CCM)

    Instellingen moeten blootstellingen openbaar maken die als ecologisch duurzaam gelden omdat zij financieringsactiviteiten zijn die bijdragen tot de milieudoelstelling van mitigatie van klimaatverandering of deze faciliteren maken overeenkomstig de artikelen 10 en 16 van Verordening (EU) 2020/852, zoals openbaar gemaakt in template 7 van bijlage XXXIX bij deze verordening.

    Instellingen moeten beginnen die informatie openbaar te maken in 2024, met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 31 december 2023, voor blootstellingen die in de teller van de GAR zijn opgenomen.

    Voor blootstellingen die zijn opgenomen in de teller van de BTAR, maar niet in de teller van de GAR, mogen instellingen in 2025 beginnen die informatie openbaar te maken, met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 31 december 2024.

    d

    Waarvan fase 2

    Instellingen die de International Financial Reporting Standards (IFRS) toepassen, moeten de brutoboekwaarde van fase 2-instrumenten als bedoeld in IFRS 9 openbaar maken.

    De kolommen “Waarvan fase 2” mogen niet openbaar worden gemaakt door instellingen die op Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (*13) gebaseerde algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen toepassen.

    e

    Waarvan niet-renderende blootstellingen

    Instellingen moeten niet-renderende blootstellingen als omschreven in artikel 47 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 openbaar maken.

    f

    Geaccumuleerde bijzondere waardevermindering, geaccumuleerde negatieve wijzigingen in de reële waarde als gevolg van kredietrisico en voorzieningen

    Instellingen moeten de bedragen openbaar maken die zijn vermeld in deel 2, punten 11, 69, 70, 71, 106 en 110, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    g

    Waarvan fase 2

    Instellingen moeten het geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsbedrag van “fase 2”-blootstellingen openbaar maken.

    Instellingen die de IFRS toepassen, moeten de brutoboekwaarde van fase 2-instrumenten als bedoeld in IFRS 9 openbaar maken.

    De kolommen “Waarvan fase 2” mogen niet openbaar worden gemaakt door instellingen die op Richtlijn 86/635/EEG gebaseerde algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen toepassen.

    h

    Waarvan niet-renderende blootstellingen

    Instellingen moeten niet-renderende blootstellingen als omschreven in artikel 47 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 openbaar maken.

    i

    Gefinancierde broeikasgasemissies (scope-1, scope-2 en scope 3-emissies van de tegenpartij) (in ton CO2-equivalent)

    Indien de informatie beschikbaar is, moeten instellingen de ramingen van de omvang van hun scope 3-broeikasgasemissies in CO2 ton (tCO2) openbaar maken als onderdeel van kolom i). De openbaarmaking heeft betrekking op alle sectoren en subsectoren die in hoge mate bijdragen aan klimaatverandering, waaronder de olie-, gas-, mijnbouw- en vervoersector, zoals gespecificeerd in overweging 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818, en die deel uitmaken van de rijen 2 tot en met 52 van de template.

    Instellingen moeten de raming van de scope 3-emissies baseren op de bij hun tegenpartijen verzamelde informatie en op de informatie over de gemiddelde sectorale emissie-intensiteit. Tot de methoden om de koolstofuitstoot van bedrijven te berekenen, behoren de Global GHG Accounting and Reporting Standard for the Financial Industry, die is ontwikkeld door het Partnership for Carbon Accounting Financials (*14) (PCAF, dat bijzonder relevant is voor de TCFD), en het Carbon Disclosure Project (*15).

    Instellingen moeten de scope 3-emissies per sector op evenredige wijze ramen, onder meer door hun blootstellingen (leningen en voorschotten, schuldbewijzen en deelnemingen) met betrekking tot de tegenpartij af te zetten tegen de totale verplichtingen (boekhoudkundige verplichtingen en aandelenkapitaal) van de tegenpartij.

    In de toelichting bij de template moeten instellingen gedetailleerde uitleg geven over de gebruikte gegevensbronnen en de methoden die zij hebben toegepast voor de raming van hun scope 3-broeikasgasemissies. instellingen moeten met name uitleggen of zij een van de volgende elementen openbaar maken:

    a)

    gerapporteerde emissies (de emissiegegevens worden rechtstreeks verzameld bij de kredietnemer of de onderneming waarin wordt belegd);

    b)

    op fysieke activiteiten gebaseerde emissies (emissies worden door de rapporterende financiële instelling geraamd op basis van primaire gegevens over fysieke activiteiten die zijn verzameld bij de kredietnemer of de onderneming waarin wordt belegd);

    c)

    op economische activiteiten gebaseerde emissies (emissies worden door de rapporterende financiële instelling geraamd op basis van gegevens over economische activiteiten die zijn verzameld bij de kredietnemer of de onderneming waarin wordt belegd).

    Indien instellingen nog geen raming maken van de emissies van hun tegenpartijen die verband houden met hun financieringsactiviteiten (waaronder lenings- en beleggingsactiviteiten), moeten zij informatie openbaar maken over hun plannen om methoden toe te passen om die informatie te ramen. instellingen moeten de informatie in de kolommen i), j) en k) van de template openbaar maken met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 30 juni 2024.

    Instellingen mogen besluiten eerder te beginnen met de openbaarmaking van deze informatie, d.w.z. met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 31 december 2022.

    j

    Waarvan gefinancierde scope 3-emissies

    Instellingen moeten de scope 3-emissies van hun tegenpartijen openbaar maken die verband houden met de lenings- en beleggingsactiviteiten van instellingen. Indien instellingen hun scope 3-emissies nog niet ramen, moeten zij kolom j) leeg laten en in de toelichting bij de template hun plannen beschrijven om methoden toe te passen om die informatie te ramen en openbaar te maken.

    Instellingen moeten hun scope 3-emissies naar beste vermogen openbaar maken, waarbij zij de meest relevante sectoren bestrijken in overeenstemming met de PCAF-benadering en de in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 opgenomen ingefaseerde benadering voor scope 3-emissies.

    Instellingen moeten informatie openbaar maken over de scope 3-emissies van de tegenpartij voor alle in de template opgenomen sectoren met als eerste referentiedatum 30 juni 2024.

    Voor sectoren waarvoor gegevens en methodologische uitdagingen bestaan, moeten instellingen het Greenhouse Gas Protocol en de 15 fasen daarvan volgen, zowel upstream als downstream.

    In overeenstemming met de TCFD-richtsnoeren inzake maatstaven en streefcijfers moeten instellingen transparant zijn over de uitdagingen om dat soort informatie te verzamelen en dubbeltelling zo veel mogelijk te vermijden.

    Instellingen moeten informatie in kolom j) van de template beginnen openbaar te maken met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 30 juni 2024.

    Instellingen mogen besluiten eerder te beginnen met de openbaarmaking van deze informatie, d.w.z. met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 31 december 2022.

    k

    Broeikasgasemissies (kolom i)): percentage bruto boekwaarde van de portefeuille afgeleid uit bedrijfsspecifieke rapportage

    Instellingen moeten het percentage van de portefeuille (brutoboekwaarde van de blootstellingen) openbaar maken waarvoor zij in staat zijn geweest de de scope 1-, 2- en 3-emissies van hun tegenpartijen in verband met de lenings- en beleggingsactiviteiten van instellingen te ramen op basis van informatie die door hun tegenpartijen is openbaar gemaakt of op bilaterale basis aan de instelling is gerapporteerd.

    l — p

    ≤ 5 jaar; > 5 jaar ≤ 10 jaar; > 10 jaar ≤ 20 jaar; > 20 jaar; Gewogen gemiddelde looptijd

    Instellingen moeten de blootstellingen toewijzen aan het desbetreffende looptijdsegment, afhankelijk van de resterende looptijd van het financiële instrument, rekening houdend met het volgende:

    a)

    als een bedrag in termijnen wordt terugbetaald, moet de blootstelling worden toegerekend aan het looptijdsegment dat overeenkomt met de laatste tranche;

    b)

    als een blootstelling geen opgegeven looptijd heeft om andere redenen dan dat de tegenpartij de aflossingsdatum mag kiezen, of in het geval van deelnemingen, moet het bedrag van deze blootstelling openbaar worden gemaakt in het grootste looptijdsegment “> 20 jaar”;

    c)

    voor de berekening van de gemiddelde looptijd van de blootstellingen moeten instellingen de looptijd van elke blootstelling wegen volgens de brutoboekwaarde van de blootstellingen.

    Template 2 — Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Leningen gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed — Energie-efficiëntie van de zekerheid. Vaste opmaak.

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 2: Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Leningen gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed — Energie-efficiëntie van de zekerheid” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (*16) en Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (*17) bevorderen beleid dat beoogt uiterlijk in 2050 een in hoge mate energie-efficiënt en koolstofvrij gebouwenbestand te verwezenlijken. Bij Richtlijn 2010/31/EU zijn de energieprestatiecertificaten (EPC) ingevoerd als instrument om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren. Bij die certificaten gaat het om een door een lidstaat of door een door deze lidstaat aangewezen rechtspersoon erkend certificaat waaruit de energieprestatie van een gebouw of gebouwunit blijkt, die is berekend overeenkomstig die richtlijn.

    3.

    Deze template toont de brutoboekwaarde, als bedoeld in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, van leningen die gedekt zijn door zakelijk en niet-zakelijk onroerend goed en van teruggenomen zekerheden in de vorm van onroerend goed, inclusief informatie over het niveau van energie-efficiëntie van de zekerheden gemeten in kWh/m2 energieverbruik (kolommen b) tot en met g) van de template), in termen van het label van het energieprestatiecertificaat (EPC) van de zekerheid als bedoeld in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2010/31/EU voor de lidstaten, of zoals gedefinieerd in relevante lokale regelgeving voor blootstellingen buiten de Unie, waarvoor een mapping met het EPC-label van de Unie bestaat (kolommen h) tot en met n)).

    4.

    Met name moeten instellingen in de kolommen b) tot en met g) de brutoboekwaarde van de blootstellingen per energie-efficiëntieklasse openbaar maken op basis van het specifieke energieverbruik van de zekerheid in kWh/m2, zoals aangegeven op het EPC-label van de zekerheid of geraamd door instellingen bij ontbreken van het EPC-label. instellingen moeten in de rijen 5 en 10 van de template aangeven in hoeverre die gegevens zijn geraamd en niet op EPC-labels zijn gebaseerd. In de kolommen h) tot en met n) moeten instellingen de brutoboekwaarde van blootstellingen openbaar maken, gegroepeerd volgens het EPC-label van de zekerheid, voor zekerheden waarvoor de EPC voor de instelling beschikbaar is.

    5.

    Bij de openbaarmaking van de EPC-verdeling van de zekerheden moeten instellingen in kolom o) afzonderlijk de blootstellingen openbaar maken waarvoor zij niet over de EPC-informatie over de zekerheden beschikken. Wanneer instellingen niet over de EPC-informatie beschikken, maar interne berekeningen gebruiken om de energie-efficiëntie van de zekerheden te ramen, moeten zij van de zekerheden waarvoor zij ramingen verstrekken het percentage blootstellingen zonder EPC-label openbaar maken (het percentage moet worden berekend op basis van de brutoboekwaarde van de blootstellingen). instellingen moeten de totale brutoboekwaarden per energieverbruiksniveau en per EPC-label openbaar maken, met een uitsplitsing naar locatie (in de Unie dan wel buiten de Unie), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen leningen die gedekt zijn door zakelijk onroerend goed, leningen die gedekt zijn door niet-zakelijk onroerend goed en door bezitsverkrijging verkregen zekerheden.

    6.

    In het geval van blootstellingen met betrekking tot entiteiten die gevestigd zijn in derde landen waar geen equivalent is voor het EPC-label, moeten de instellingen de kolommen h) tot en met n) leeg laten. instellingen moeten echter de in de kolommen o) en p) en, indien relevant, de kolommen b) tot en met g) vereiste informatie openbaar maken met geraamde gegevens.

    7.

    Voor blootstellingen die verband houden met meer dan één zekerheid, zoals twee onroerende goederen, moet de informatie over de energie-efficiëntie van de aan de blootstelling gekoppelde onroerende goederen worden uitgesplitst en afzonderlijk openbaar worden gemaakt bij de energie-efficiëntieniveaus (zowel voor de KWh/m2 van de zekerheid, kolommen b) tot en met g), als voor het EPC-label, kolommen h) tot en met n)) die overeenkomen met de energie-efficiëntie van elke zekerheid. Meer in het bijzonder moeten instellingen het aandeel van elke zekerheid in de brutoboekwaarde van de blootstelling berekenen op basis van de waarde van de zekerheid en deze onder de aan elke zekerheid gekoppelde energie-efficiëntieklasse openbaar maken. De instelling heeft bijvoorbeeld een lening met een brutoboekwaarde van 100 000 EUR, gedekt door twee onroerende goederen: onroerend goed A en onroerend goed B. Onroerend goed A heeft een zekerheidswaarde van 80 000 EUR en EPC-label A, terwijl onroerend goed B een zekerheidswaarde heeft van 70 000 EUR en EPC-label D. In dit voorbeeld moeten instellingen 53 333 EUR (d.w.z. 100 000 EUR * [80 000/(80 000 + 70 000)] onder EPC-label A en 46 667 EUR (100 000 EUR * [70 000/(80 000 + 70 000)] onder EPC-label D openbaar maken, beide overeenkomend met de specifieke lening in kwestie.

    Template 3: Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Afstemmingsmaatstaven. Flexibele opmaak (vaste kolommen, flexibele rijen).

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 3: Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Afstemmingsmaatstaven” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Instellingen moeten in deze template informatie openbaar maken over hun inspanningen om een geselecteerd aantal sectoren af te stemmen op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De openbaarmaking over de afstemming moet de mate weergeven waarin financiële stromen stroken met een traject naar lage broeikasgasemissies en klimaatbestendige ontwikkeling als bedoeld in de Overeenkomst van Parijs. Het economische scenario dat het decarbonisatietraject beschrijft, is het scenario van netto nuluitstoot tegen 2050 (Net zero emissions by 2050 — NZE2050) (*18) van het Internationaal Energieagentschap (IEA). instellingen moeten rekening houden met dat scenario. Aangezien het IEA scenario’s op mondiaal niveau en een aantal specifieke maatstaven op Europees niveau geeft, moeten de instellingen de afstand tot de benchmarks van het IEA-scenario meten op mondiaal niveau en, wanneer de specifieke Europese maatstaven beschikbaar zijn, op Europees niveau.

    3.

    Instellingen die al informatie over hun sectorale afstemming op de Overeenkomst van Parijs ramen, moeten de informatie in deze template openbaar maken. instellingen moeten in de toelichting bij de template de gebruikte methode en de gegevensbron toelichten. instellingen die hun sectorale afstemming nog niet ramen, moeten informatie openbaar maken over hun plannen om een methode toe te passen om die informatie te ramen en openbaar te maken. In elk geval moeten instellingen met de openbaarmaking van de in deze template opgenomen informatie beginnen met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 30 juni 2024.

    4.

    Instellingen moeten in deze template het volgende openbaar maken:

    (a)

    Kolommen a) en b): deze kolommen bevatten de sectoren (IEA-sectoren) in kolom a) waaronder de rijen 1-8 de verplichte minimumreeks van sectoren en subsectoren (NACE-sectoren in kolom b) bevatten volgens de minimum-“Lijst in aanmerking te nemen NACE-sectoren”, zoals aangegeven in de template).

    (b)

    Wanneer de tegenpartij van de instelling een holding is, moeten instellingen de NACE-sector van de specifieke debiteur onder zeggenschap van de holding (indien verschillend van de holding) die de financiering ontvangt, in aanmerking nemen in plaats van die van de holding, met name in die gevallen waarin de debiteur een niet-financiële vennootschap is. Evenzo moeten instellingen, wanneer de directe tegenpartij van de instelling (de debiteur) een special purpose vehicle (SPV) is, de relevante informatie openbaar maken in de NACE-sector die verband houdt met de economische activiteit van de moederonderneming van het SPV.

    (c)

    De classificatie van blootstellingen die gezamenlijk door meerdere debiteuren zijn aangegaan, moet geschieden op basis van de kenmerken van de debiteur die voor de instelling het meest relevant of bepalend was om de blootstelling toe te staan. instellingen moeten informatie openbaar maken volgens NACE-codes met het in kolom b) vereiste granulariteitsniveau.

    (d)

    Kolom c): de in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 gedefinieerde brutoboekwaarde van die blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in elk van de in de kolommen a) en b) genoemde sectoren, inclusief leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, die overeenkomstig die uitvoeringsverordening in de boekhoudkundige portefeuilles in de bankportefeuille zijn geclassificeerd, met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa of voor verkoop aangehouden activa.

    (e)

    Kolommen d) en e): door de instelling toegepaste afstemmingsmaatstaf (of -maatstaven) en het dichtstbijzijnde referentiejaar voor de afstemmingsmaatstaf of (-maatstaven) voor elke sector. instellingen moeten de afstemmingsmaatstaf (of -maatstaven) gebruiken die kan (kunnen) worden gemeten aan de hand van het scenario van netto nuluitstoot tegen 2050 (NZE2050). instellingen moeten ervoor zorgen dat de maatstaven het mogelijk maken de door de instellingen gefinancierde productiecapaciteit volledig openbaar te maken, en alle relevante koolstofintensieve gefinancierde activiteiten omvatten. In de template zijn enkele voorbeeldmaatstaven opgenomen. instellingen moeten verschillende maatstaven openbaar maken voor elke sector die relevant is voor hun financieringsactiviteit. Deze moeten betrekking hebben op emissie-intensiteitsmaatstaven, op technologiemix gebaseerde maatstaven en op productie gebaseerde maatstaven. instellingen moeten zich baseren op de beoordeling van de onderliggende activa en activiteiten in verband met de financiële instrumenten.

    Voor leningen waarvan het gebruik van de opbrengsten (UoP) bekend is, moet de waarde worden opgenomen voor de betrokken sector en de afstemmingsmaatstaf. Voor leningen waarvan het gebruik van de opbrengsten (UoP) onbekend is, moet de brutoboekwaarde van de blootstelling aan de betrokken sectoren en afstemmingsmaatstaven worden toegewezen op basis van de verdeling van de activiteiten van de tegenpartijen, inclusief de omzet per activiteit van de tegenpartijen.

    Instellingen moeten in de template een rij toevoegen voor elke relevante combinatie van in kolom b) vermelde sectoren en in kolom d) opgenomen afstemmingsmaatstaven.

    (f)

    Kolom f): de afstand per tijdstip van de maatstaven van kolom d) tot de datapunten voor 2030 van het scenario van netto nuluitstoot tegen 2050 (NZE2050) moet worden uitgedrukt in procentpunten. Die afstand moet de huidige mate van afstemming op de scenario-indicator voor 2030 vertegenwoordigen en worden uitgedrukt als het verschil tussen de indicator in kolom d) en de projectie van het IEA-scenario voor 2030, gedeeld door de scenariobenchmarkindicator en omgezet in procentpunten.

    Instellingen kunnen de relevante informatie en de toepasselijke scenario-indicatoren voor 2030 per sector vinden op de IEA-website. instellingen moeten met name verwijzen naar “Net Zero by 2050 — A Roadmap for the Global Energy Sector” die het IEA jaarlijks publiceert (*19). De specifieke datapunten en indicatoren kunnen worden gedownload uit de Excel-tabel die is opgenomen in het “Net Zero by 2050”-scenario van het Internationaal Energieagentschap.

    De onderliggende activiteiten van de blootstellingen moeten als op de doelstellingen afgestemd worden beschouwd wanneer het niveau van de indicator lager is dan dat van de benchmark voor afnemende benchmarks (koolstofintensieve activiteiten) of hoger voor toenemende benchmarks (koolstofarme activiteiten);

    Formula

    g)

    Kolom g): streefcijfer van de instellingen voor 3 jaar na het in kolom e) vermelde referentiejaar en de in kolom d) vermelde afstemmingsmaatstaf. In kolom g) moet het traject voor de afstemming van de portefeuille worden vermeld alsook de streefcijfers die de instellingen voornemens zijn te bereiken om op lange termijn op koers te blijven voor het IEA-scenario.

    Template 4 — Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Blootstellingen aan de 20 koolstofintensiefste ondernemingen. Vaste opmaak

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 4: Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële transitierisico’s in verband met klimaatverandering: Blootstellingen aan de 20 koolstofintensiefste ondernemingen” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Instellingen moeten in deze template geaggregeerde informatie openbaar maken over blootstellingen met betrekking tot de koolstofintensiefste tegenpartijen van de wereld. Hierbij gaat het om geaggregeerde en geanonimiseerde informatie over de brutoboekwaarde van blootstellingen met betrekking tot maximaal 20 tegenpartijen die tot de 20 koolstofintensiefste ondernemingen van de wereld behoren. De informatie moet openbaar, accuraat en uit gerenommeerde bron afkomstig zijn. Voorbeelden van gegevensbronnen om de koolstofintensiefste bedrijven te identificeren, zijn de Carbon Majors Database en de verslagen van het Carbon Disclosure Project en het Climate Accountability Institute, alsook Thomson Reuters.

    3.

    Instellingen moeten in de toelichting bij de openbaarmaking de bron bekendmaken van de gegevens die zij gebruiken. Indien instellingen niet in staat zijn blootstellingen met betrekking tot de 20 koolstofintensiefste ondernemingen van de wereld te identificeren, moeten zij toelichten waarom zij dergelijke blootstellingen niet hebben vermeld; dit geldt ook als zij geen blootstellingen met betrekking tot de 20 koolstofintensiefste ondernemingen van de wereld hebben

     

    Kolom

    Instructies

    a

    Brutoboekwaarde (geaggregeerd)

    Brutoboekwaarde heeft de betekenis als bedoeld in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451. Zij omvat leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, ingedeeld in de boekhoudkundige portefeuilles in de bankportefeuille overeenkomstig die uitvoeringsverordening, met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa en voor verkoop aangehouden activa.

    Instellingen moeten de totale blootstellingen opnemen met betrekking tot maximaal 20 tegenpartijen van de instelling die tot de 20 koolstofintensiefste ondernemingen ter wereld behoren.

    b

    Brutoboekwaarde met betrekking tot de onderneming in vergelijking met de totale brutoboekwaarde (geaggregeerd)

    Instellingen moeten het percentage openbaar maken dat resulteert uit de in kolom a) vermelde geaggregeerde brutoboekwaarde, gedeeld door de totale brutoboekwaarde van de blootstellingen van de instellingen in de bankportefeuille, als bedoeld in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, inclusief leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten in de bankportefeuille, ingedeeld in de boekhoudkundige portefeuilles in de bankportefeuille overeenkomstig die uitvoeringsverordening, met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa en voor verkoop aangehouden activa.

    c

    Waarvan ecologisch duurzaam (CCM)

    Instellingen moeten de geaggregeerde brutoboekwaarde openbaar maken van ecologisch duurzame blootstellingen die bijdragen tot de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering (CCM). Dat bedrag moet gebaseerd zijn op het doel van de gefinancierde activiteit (voor het verstrekken van leningen voor speciale doeleinden) of op de informatie van de tegenpartij over de mate waarin haar economische activiteiten in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2020/852 (voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering) (% van de omzet dat substantieel bijdraagt aan de mitigatie van klimaatverandering).

    Instellingen moeten beginnen met de openbaarmaking van deze informatie met als referentiedatum voor de eerste openbaarmaking 31 december 2023.

    d

    Gemiddelde looptijd

    Instellingen moeten de gemiddelde looptijd openbaar maken van de blootstellingen die in aanmerking worden genomen bij de berekening, gewogen naar de brutoboekwaarde van de blootstelling.

    e

    Aantal van de 20 meest vervuilende bedrijven dat is opgenomen

    Instellingen moeten het aantal meest vervuilende ondernemingen vermelden dat is opgenomen in de berekening van de geaggregeerde brutoboekwaarde.

    Template 5 — Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële fysieke risico’s in verband met klimaatverandering: Aan fysiek risico onderhevige blootstellingen. Vaste opmaak.

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 5: Bankportefeuille — Indicatoren van potentiële fysieke risico’s in verband met klimaatverandering: Aan fysiek risico onderhevige blootstellingen” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Instellingen moeten in deze template informatie opnemen over blootstellingen in de bankportefeuille, inclusief niet voor handelsdoeleinden en niet voor verkoop aangehouden leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, met betrekking tot niet-financiële vennootschappen, over leningen met zekerheden in de vorm van onroerend goed en over teruggenomen zekerheden in de vorm van onroerend goed, die zijn blootgesteld aan chronische en acute klimaatgerelateerde gevaren, met een uitsplitsing naar sector van economische activiteit (NACE-classificatie) en naar geografische locatie van de activiteit van de tegenpartij of de zekerheden, voor die sectoren en geografische gebieden waar zich acute en chronische gebeurtenissen als gevolg van klimaatverandering voordoen.

    3.

    Voor de identificatie van geografische gebieden die vatbaar zijn voor specifieke klimaatgerelateerde gevaren, moeten instellingen gebruikmaken van speciale portalen en databanken. Om informatie te verkrijgen over de kenmerken van locaties die gevoelig zijn voor klimaatveranderingsgebeurtenissen, mogen instellingen gebruikmaken van de gegevens die worden verstrekt door organen van de Unie en nationale overheidsinstanties, waaronder meteorologische, milieu-, statistische of geowetenschappelijke organisaties. Voorbeelden van gegevensbronnen om geografische gebieden te identificeren die te maken hebben met klimaatgerelateerde gevaren (*20): GFDRR — ThinkHazard! (hittegolven, waterschaarste en -stress, overstromingen, natuurbranden, orkanen, aardverschuivingen); PREP — PREPdata (kustoverstromingen, extreme hitte, aardverschuivingen, waterschaarste en -stress, natuurbranden); WRI — Aqueduct Water Risk Atlas (overstromingen, kustoverstromingen, waterschaarste en -stress) Swiss Re — CatNet® (overstromingen, tropische cyclonen (orkanen & tyfoons), natuurbranden); Wereldbank — Climate Change Knowledge Portal (extreme hitte, extreme neerslag, droogte); PCA — Global Drought Risk Platform (droogte); NOAA — Historische orkaanbanen (tropische cyclonen (orkanen & tyfoons)).

    4.

    Wanneer de tegenpartij van de instelling een holding is, moeten instellingen de NACE-sector van de specifieke debiteur onder zeggenschap van de holding (indien verschillend van de holding) die de financiering ontvangt, in aanmerking nemen, met name in die gevallen waarin de debiteur een niet-financiële vennootschap is. Evenzo moeten instellingen, wanneer de directe tegenpartij van de instelling (de debiteur) een SPV is, de relevante informatie openbaar maken in de NACE-sector die verband houdt met de economische activiteit van de moederonderneming van het SPV. De classificatie van gezamenlijke blootstellingen met betrekking tot meerdere debiteuren moet geschieden op basis van de kenmerken van de debiteur die voor de instelling het meest relevant was om de blootstelling toe te staan. De verdeling van gezamenlijk aangegane blootstellingen naar NACE-codes moet worden bepaald door de kenmerken van de meer relevante of bepalende debiteur.

    5.

    Instellingen moeten de informatie in deze template naar beste vermogen openbaar maken en in de toelichting bij de template uitleggen welke informatiebronnen en methoden zij hebben gebruikt om blootstellingen met een fysiek klimaatveranderingsrisico te identificeren.

    Kolommen

    Instructies

    a

    Geografisch gebied dat te maken heeft met acute en chronische klimaatveranderingsgebeurtenissen

    De verklaringen van instellingen moeten geografische gebieden bestrijken die zijn blootgesteld aan ongunstige effecten van fysieke klimaatveranderingsgebeurtenissen. Deze geografische gebieden omvatten de landen of andere geografische of administratieve regio’s waar de activiteiten van de tegenpartij of de zekerheid zich bevinden en die zijn blootgesteld aan chronische of acute klimaatveranderingsgebeurtenissen. Voor de geografische dekking van de blootstellingen moeten de instellingen het onderverdelingsniveau gebruiken dat is aangegeven in de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), al naargelang het geval.

    b

    Brutoboekwaarde

    Instellingen moeten de in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 gedefinieerde brutoboekwaarde van die blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen openbaar maken (inclusief leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten) die overeenkomstig die uitvoeringsverordening in de boekhoudkundige portefeuilles in de bankportefeuille zijn geclassificeerd, met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa of voor verkoop aangehouden activa.

    c — o

    waarvan blootstellingen die gevoelig zijn voor de gevolgen van fysieke klimaatveranderingsgebeurtenissen

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde van blootstellingen openbaar maken die vatbaar zijn voor gevolgen van fysieke klimaatveranderingsgebeurtenissen. De brutoboekwaarde van blootstellingen die vatbaar zijn voor gevolgen van fysieke klimaatveranderingsgebeurtenissen kan gelijk zijn aan het volledige in kolom b) van deze template openbaar gemaakte blootstellingsbedrag of een deel uitmaken van dat blootstellingsbedrag.

    c — g

    Uitsplitsing naar looptijdsegment

    Instellingen moeten de blootstellingen toewijzen aan het desbetreffende looptijdsegment, afhankelijk van de resterende looptijd van het financiële instrument, rekening houdend met het volgende:

    (a)

    als een bedrag in termijnen wordt terugbetaald, moet de blootstelling worden toegerekend aan het looptijdsegment dat overeenkomt met de laatste tranche;

    (b)

    als een blootstelling geen opgegeven looptijd heeft om andere redenen dan dat de tegenpartij de aflossingsdatum mag kiezen, wordt het bedrag van deze blootstelling vermeld in de kolom “> 20 jaar”;

    (c)

    om de gemiddelde looptijd van de blootstellingen te berekenen, moeten instellingen de looptijd van elke blootstelling wegen volgens de brutoboekwaarde van de blootstellingen.

    h

    waarvan blootstellingen die gevoelig zijn voor de gevolgen van chronische klimaatveranderingsgebeurtenissen

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van blootstellingen die uitsluitend gevoelig zijn voor effecten van chronische klimaatveranderingsgebeurtenissen, inclusief risico’s die verband houden met geleidelijke weers- en klimaatveranderingen en die een mogelijk effect hebben op de economische output en de productiviteit.

    i

    waarvan blootstellingen die gevoelig zijn voor de gevolgen van acute klimaatveranderingsgebeurtenissen

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van blootstellingen die uitsluitend gevoelig zijn voor effecten van acute klimaatveranderingsgebeurtenissen, inclusief gevaren die kunnen leiden tot plotselinge schade aan eigendommen, verstoring van toeleveringsketens en waardevermindering van activa.

    j

    waarvan blootstellingen die gevoelig zijn voor de gevolgen van zowel chronische als acute klimaatveranderingsgebeurtenissen

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken die is onderworpen aan de gevolgen van zowel chronische als acute klimaatveranderingsgebeurtenissen, als bedoeld in de kolommen h) en i).

    k

    Waarvan fase 2

    Instellingen die de IFRS toepassen, moeten de brutoboekwaarde van fase 2-instrumenten als bedoeld in IFRS 9 openbaar maken.

    De kolommen “Waarvan fase 2” mogen niet openbaar worden gemaakt door instellingen die op Richtlijn 86/635/EEG gebaseerde algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen toepassen.

    l

    Waarvan niet-renderende blootstellingen

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van niet-renderende blootstellingen als bedoeld in artikel 47 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 die vatbaar zijn voor gevolgen van klimaatveranderingsgebeurtenissen.

    m, n, o

    Geaccumuleerde bijzondere waardevermindering, geaccumuleerde negatieve wijzigingen in de reële waarde als gevolg van kredietrisico en voorzieningen

    Instellingen moeten de bedragen openbaar maken die zijn vermeld in deel 2, punten 11, 69, 70, 71, 106 en 110, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    n

    waarvan “fase 2”-blootstellingen

    Kolom m) moet het geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsbedrag van “fase 2”-blootstellingen bevatten.

    Instellingen die de IFRS toepassen, moeten de brutoboekwaarde van fase 2-instrumenten als bedoeld in IFRS 9 openbaar maken.

    De kolommen “Waarvan fase 2” mogen niet openbaar worden gemaakt door instellingen die op Richtlijn 86/635/EEG gebaseerde algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen toepassen.

    o

    waarvan niet-renderende blootstellingen

    Instellingen moeten het bedrag openbaar maken van de geaccumuleerde bijzondere waardevermindering, geaccumuleerde negatieve veranderingen in de reële waarde als gevolg van kredietrisico en voorzieningen die zijn toe te schrijven aan niet-renderende blootstellingen, als bedoeld in artikel 47 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

    Template 6 — Samenvatting van de kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) betreffende op de taxonomie afgestemde blootstellingen. Vaste opmaak.

    1.

    Instellingen moeten in template 6 een overzicht verstrekken van de KPI’s berekend op basis van de templates 7 en 8 van bijlage XXXIX, inclusief de groeneactivaratio (GAR) als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie (*21).

    2.

    Hoewel Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 voorschrijft dat entiteiten de GAR tweemaal ramen en openbaar maken, eenmaal op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij op de taxonomie (voor niet-financiële vennootschappen) voor blootstellingen die niet tot doel hebben specifieke geïdentificeerde activiteiten te financieren (kredietverlening voor algemene doeleinden), en nogmaals op basis van de afstemming van de kapitaaluitgaven (CapEx) van de tegenpartij op de taxonomie voor dezelfde blootstellingen uit hoofde van kredietverlening voor algemene doeleinden, moeten instellingen in deze template de GAR slechts eenmaal openbaar maken, en wel alleen op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij voor het gedeelte kredietverlening voor algemene doeleinden.

    3.

    Voor de stand moeten GAR (mitigatie van klimaatverandering), GAR (adaptatie aan klimaatverandering), GAR (mitigatie van klimaatverandering en adaptatie aan klimaatverandering) overeenkomen met de KPI in respectievelijk de kolommen b), g) en l) van template 8. Evenzo moeten voor de stroom GAR (mitigatie van klimaatverandering), GAR (adaptatie aan klimaatverandering) en GAR (mitigatie van klimaatverandering en adaptatie aan klimaatverandering) overeenstemmen met de KPI in rij 1, kolommen r), w) en ab) van dezelfde template 8.

    4.

    Informatie over het bereik moet worden opgenomen in template 8, rij 1, kolom p) voor de GAR-stand, en kolom af) voor de GAR-stroom.

    5.

    Instellingen moeten deze informatie openbaar maken met als eerste referentiedatum 31 december 2023, wat strookt met de eerste referentiedatum voor de openbaarmaking van informatie over de GAR volgens Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

    Template 7 — Mitigerende acties: Activa voor berekening GAR. Vaste opmaak

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 7 — Mitigerende acties: Activa voor berekening GAR” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Instellingen moeten in deze template informatie openbaar maken over de brutoboekwaarde van leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten in hun bankportefeuille, met een uitsplitsing van de informatie per type tegenpartij, waaronder financiële vennootschappen, niet-financiële vennootschappen, huishoudens, lokale overheden en vastgoedleningen aan huishoudens, en over de vraag of de blootstellingen qua milieudoelstellingen inzake mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering als bedoeld in artikel 9, punten a) en b), van Verordening (EU) 2020/852 in aanmerking komen voor en zijn afgestemd op de taxonomie.

    3.

    Met name moeten instellingen in deze template de informatie opnemen die nodig is voor de berekening van de GAR overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178. Hoewel Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 voorschrijft dat instellingen de GAR tweemaal ramen en openbaar maken, eenmaal op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij op de taxonomie (voor niet-financiële vennootschappen) voor blootstellingen die niet tot doel hebben specifieke geïdentificeerde activiteiten te financieren (kredietverlening voor algemene doeleinden), en nogmaals op basis van de afstemming van de CapEx van de tegenpartij op de taxonomie voor dezelfde blootstellingen uit hoofde van kredietverlening voor algemene doeleinden, moeten instellingen in deze template de GAR slechts eenmaal openbaar maken, en wel alleen op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij voor het gedeelte kredietverlening voor algemene doeleinden.

    4.

    Op basis van die informatie moeten instellingen hun GAR als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 berekenen en openbaar maken. De opgenomen informatie moet betrekking hebben op mitigatie van klimaatverandering en adaptatie aan klimaatverandering als bedoeld in artikel 9, punten a) en b), van Verordening (EU) 2020/852.

    5.

    Instellingen moeten deze informatie openbaar maken met als eerste referentiedatum 31 december 2023, d.w.z. de eerste referentiedatum voor de openbaarmaking van informatie over de GAR als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

    Kolommen

    Instructies

    a

    Brutoboekwaarde

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    b

    Waarvan: met betrekking tot taxonomierelevante sectoren

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van in aanmerking komende blootstellingen met betrekking tot sectoren (NACE-codes op niveau 4) die relevant zijn voor de overeenkomstige milieudoelstelling volgens de taxonomie, zoals gespecificeerd in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (*22).

    Instellingen moeten blootstellingen met betrekking tot relevante sectoren openbaar maken in het kader van de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering van artikel 9, punt a), en artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    c

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van in aanmerking komende blootstellingen die ecologisch duurzaam zijn, zoals gespecificeerd in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139.

    Instellingen moeten ecologisch duurzame blootstellingen openbaar maken in het kader van de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering van artikel 9, punt a), en artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) bekend is (gespecialiseerde kredietverlening, inclusief leningen voor projectfinanciering, als bedoeld in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451), moeten instellingen openbaar maken in welke mate de blootstelling ecologisch duurzaam is. Die openbaarmaking moet gebaseerd zijn op de mate waarin het gefinancierde project substantieel bijdraagt aan de mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852 of een faciliterende activiteit is in de zin van artikel 16 van die verordening, en voldoet aan de criteria van artikel 3 van die verordening. Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) onbekend is, moeten instellingen de mate waarin de blootstelling ecologisch duurzaam is, openbaar maken door gebruik te maken van de informatie die zij overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 van de tegenpartij hebben ontvangen over het aandeel van de omzet uit producten of diensten die verband houden met economische activiteiten die overeenkomstig artikel 3 van die verordening als ecologisch duurzaam gelden.

    Elke blootstelling mag slechts eenmaal in aanmerking worden genomen en aan slechts één milieudoelstelling worden toegewezen. Indien blootstellingen relevant zijn voor meer dan één milieudoelstelling, moeten zij aan de meest relevante doelstelling worden toegewezen.

    d

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening moeten worden opgevat als bedoeld in artikel 147, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Hieronder vallen blootstellingen die ecologisch duurzaam zijn in het kader van de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering van artikel 9, punt a), en artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) bekend is, moeten instellingen in geval van gespecialiseerde kredietverlening openbaar maken in welke mate de blootstelling ecologisch duurzaam is op basis van de mate waarin het specifieke gefinancierde project geldt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering (projectspecifieke informatie) overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852 of als faciliterende activiteit in de zin van artikel 16, en voldoet aan de criteria van artikel 3 van die verordening. instellingen moeten transparante informatie verstrekken over het soort economische activiteiten die worden gefinancierd door middel van gespecialiseerde kredietverlening. Indien dezelfde blootstelling uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening relevant is voor twee milieudoelstellingen, moeten instellingen deze toewijzen aan de meest relevante doelstelling.

    e

    Waarvan: transitieondersteunend

    Artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    f

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    g

    Waarvan: met betrekking tot taxonomierelevante sectoren

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van in aanmerking komende blootstellingen met betrekking tot sectoren (NACE-codes op niveau 4) die relevant zijn voor de overeenkomstige milieudoelstelling volgens de taxonomie, zoals gespecificeerd in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139.

    Instellingen moeten blootstellingen met betrekking tot relevante sectoren openbaar maken in het kader van de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering van artikel 9, punt b), en artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    h

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde openbaar maken van in aanmerking komende blootstellingen die ecologisch duurzaam zijn, zoals gespecificeerd in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139.

    Instellingen moeten ecologisch duurzame blootstellingen openbaar maken in het kader van de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering van artikel 9, punt b), en artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) bekend is, moeten instellingen in geval van gespecialiseerde kredietverlening openbaar maken in welke mate de blootstelling ecologisch duurzaam is op basis van de mate waarin het gefinancierde project geldt als substantieel bijdragend aan de adaptatie aan klimaatverandering, overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852, of als faciliterende activiteit in de zin van artikel 16 van die verordening, en voldoet aan de criteria van artikel 3 van die verordening.

    Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) onbekend is, moeten instellingen de mate waarin de blootstelling ecologisch duurzaam is, openbaar maken door gebruik te maken van de informatie die zij overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 van de tegenpartij hebben ontvangen over het aandeel van de omzet uit producten of diensten die verband houden met economische activiteiten die overeenkomstig artikel 3 van die verordening als ecologisch duurzaam gelden.

    Elke blootstelling mag slechts eenmaal in aanmerking worden genomen en aan slechts één milieudoelstelling worden toegewezen. Indien de blootstellingen relevant zijn voor meer dan één milieudoelstelling, moeten zij aan de meest relevante doelstelling worden toegewezen.

    i

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening moeten worden opgevat als bedoeld in artikel 147, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

    Instellingen moeten blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening openbaar maken die ecologisch duurzaam zijn in het kader van de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering van artikel 9, punt b), en artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten de mate waarin de blootstelling ecologisch duurzaam is, openbaar maken door gebruik te maken van de informatie van de tegenpartij.

    Wanneer het gebruik van de opbrengsten (UoP) bekend is, moeten instellingen in geval van gespecialiseerde kredietverlening openbaar maken in welke mate de blootstelling ecologisch duurzaam is op basis van de mate waarin het specifieke gefinancierde project geldt als substantieel bijdragend aan de adaptatie aan klimaatverandering (projectspecifieke informatie), overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852, of als faciliterende activiteit in de zin van artikel 16 van die verordening, en voldoet aan de criteria van artikel 3 van die verordening. instellingen moeten transparante informatie verstrekken over het soort economische activiteiten die worden gefinancierd door middel van gespecialiseerde kredietverlening. Indien dezelfde blootstelling uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening relevant kan zijn voor twee milieudoelstellingen, moet de blootstelling worden toegewezen aan de meest relevante doelstelling.

    j

    Waarvan: adaptatie

    Artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852. Deze activiteiten moeten betrekking hebben op activiteiten die geen faciliterende activiteiten zijn.

    k

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    l

    Waarvan: met betrekking tot taxonomierelevante sectoren

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de som van kolom b) en kolom g) van deze template opnemen.

    m

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten de som van kolom c) en kolom h) van deze template opnemen.

    n

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening moeten worden opgevat als bedoeld in artikel 147, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

    Instellingen moeten de som van kolom d) en kolom i) van deze template opnemen.

    o

    Waarvan: transitieondersteunend/adaptatie

    Artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) 2020/852

    Instellingen moeten de som van kolom e) en kolom j) van deze template opnemen.

    p

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten de som van kolom f) en kolom k) van deze template opnemen.

    Rijen

    Instructies

     

    GAR — In teller en noemer bestreken activa

    In aanmerking komende blootstellingen zijn die welke verband houden met de tegenpartijen en activaklassen die onder het toepassingsgebied van de openbaarmakingsvereisten overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 vallen.

    1

    Voor GAR in aanmerking komende leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten die niet voor handelsdoeleinden worden aangehouden

    Instellingen moeten leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten openbaar maken die in de bankportefeuille zijn ingedeeld, niet voor handelsdoeleinden worden aangehouden en niet voor verkoop worden aangehouden als omschreven in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    2

    Financiële vennootschappen

    Instellingen moeten de blootstellingen openbaar maken die zijn bedoeld in deel 1, punt 42, c) en d), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    3

    Kredietinstellingen

    Instellingen moeten de blootstellingen openbaar maken die zijn bedoeld in deel 1, punt 42, c), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    4, 9, 13, 17, 21, 34, 40

    Leningen en voorschotten

    Instellingen moeten de leningen en voorschotten als bedoeld in deel 1, punt 32, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    5, 10, 14, 18, 22, 37, 41

    Schuldbewijzen

    Instellingen moeten de schuldbewijzen als bedoeld in deel 1, punt 31, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    6, 11, 15, 19, 23, 38, 42

    Eigenvermogensinstrumenten

    Instellingen moeten de eigenvermogensinstrumenten als bedoeld in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken. Eigenvermogensinstrumenten in de bankportefeuille omvatten investeringen in geassocieerde deelnemingen, joint ventures en dochterondernemingen die noch geheel, noch proportioneel geconsolideerd zijn.

    7

    Andere financiële vennootschappen

    Instellingen moeten de blootstellingen aan andere financiële vennootschappen openbaar maken als bedoeld in deel 1, punt 42, d), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    8

    Waarvan: beleggingsondernemingen

    Instellingen moeten blootstellingen aan beleggingsondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 openbaar maken.

    12

    Waarvan: vermogensbeheerders

    Instellingen moeten blootstellingen aan vermogensbeheerders als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 19, van Verordening (EU) nr. 575/2013 openbaar maken.

    16

    Waarvan: verzekeringsondernemingen

    Instellingen moeten blootstellingen aan verzekeringsondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 openbaar maken.

    20

    Aan NFRD-rapportageverplichtingen onderworpen niet-financiële vennootschappen

    Instellingen moeten de blootstellingen openbaar maken met betrekking tot niet-financiële vennootschappen als bedoeld in deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/95/EU.

    28

    Waarvan: zakelijkonroerendgoedleningen

    Instellingen moeten de blootstellingen als bedoeld in deel 2, punt 173, a), en punt 239ix, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    24

    Huishoudens

    Instellingen moeten de leningen en voorschotten als bedoeld in deel 1, punt 42, f), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    Instellingen moeten op bilaterale wijze informatie van hun tegenpartijen verzamelen via het proces van initiëring van leningen en het proces van regelmatige kredietbeoordeling en monitoring.

    25

    Waarvan: door niet-zakelijk onroerend goed zekergestelde leningen

    Instellingen moeten de door niet-zakelijk onroerend goed zekergestelde leningen en voorschotten als bedoeld in deel 2, punt 173, a), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    De afstemming van die blootstellingen op Verordening (EU) 2020/852 wordt alleen beoordeeld volgens een vereenvoudigde benadering voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig de technische screeningcriteria voor gebouwen, namelijk renovatie en verwerving en eigendom overeenkomstig respectievelijk de punten 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6 en 7.7 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, op basis van de energie-efficiëntie van de onderliggende zekerheden.

    26

    Waarvan: leningen voor renovatie gebouwen

    Instellingen moeten de leningen openbaar maken die aan huishoudens worden verstrekt met het oog op de renovatie van hun huis.

    De afstemming van deze blootstellingen op Verordening (EU) 2020/852 wordt alleen beoordeeld volgens een vereenvoudigde benadering voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig de technische screeningcriteria voor gebouwen, namelijk renovatie en verwerving en eigendom overeenkomstig respectievelijk de punten 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6 en 7.7 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, op basis van de energie-efficiëntie van de onderliggende zekerheden.

    27

    Waarvan leningen motorvoertuigen

    Instellingen moeten de leningen voor motorvoertuigen als bedoeld in deel 2, punt 173, b), ii), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 en andere voor de verwerving van een motorvoertuig toegekende leningen openbaar maken die zijn beoordeeld volgens een vereenvoudigde benadering voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig de technische screeningcriteria voor de financiering, huur en leasing van voertuigen overeenkomstig afdeling 6.5 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, op basis van de energie-efficiëntie van het onderliggende voertuig.

    28

    Financiering lokale overheden

    Toevoeging van de rijen 29 en 30.

    29

    Financiering huisvesting

    Instellingen moeten de leningen openbaar maken die zij voor de financiering van de verwerving van sociale woningen aan lokale overheden hebben verstrekt.

    30

    Overige financiering lokale overheden

    Instellingen moeten de leningen openbaar maken die zij aan lokale overheden hebben verstrekt voor de financiering van blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening, niet zijnde blootstellingen die voortvloeien uit de verwerving van sociale woningen.

    31

    Door bezitsverkrijging verkregen zekerheden: niet-zakelijk en zakelijk onroerend goed

    Instellingen moeten de door bezitsverkrijging verkregen zekerheden als bedoeld in deel 2, punt 341, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    32

    Totaal GAR-activa

    Deze rij moet gelijk zijn aan rij 1 van deze template.

     

    Bij berekening GAR van teller uitgesloten activa (in noemer bestreken)

    33

    EU-niet-financiële vennootschappen (niet onderworpen aan NFRD-rapportageverplichtingen)

    Instellingen moeten blootstellingen openbaar maken met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in de zin van deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die in de Unie zijn gevestigd en niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/95/EU.

    37

    Niet-financiële vennootschappen van buiten de EU (niet onderworpen aan NFRD-rapportageverplichtingen)

    Instellingen moeten blootstellingen openbaar maken met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in de zin van deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die buiten de Unie zijn gevestigd en niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/95/EU.

     

    Voor GAR van teller uitgesloten activa (in noemer bestreken)

    41

    Derivaten

    Instellingen moeten niet voor handelsdoeleinden aangehouden derivaten als bedoeld in deel 1, punt 10, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    42

    Opeisbare interbancaire leningen

    Instellingen moeten overige direct opvraagbare deposito’s als bedoeld in deel 2, punt 3, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    43

    Contanten en cashgerelateerde activa

    Instellingen moeten kasmiddelen als bedoeld in deel 2, punt 1, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    44

    Andere activa (zoals goodwill, grondstoffen enz.)

    Instellingen moeten andere activa op de balans van de instelling openbaar maken die niet in de rijen 41, 42 en 43 van deze template zijn opgenomen.

    45

    Totaal activa in de noemer (GAR)

    Deze rij moet de som zijn van de rijen 32, 33, 37 en 41 tot en met 44 van deze template.

     

    Overige activa die voor de berekening van de GAR zijn uitgesloten van zowel de teller als de noemer

    46

    Overheden

    Instellingen moeten de in deel 1, punt 42, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 bedoelde overheden openbaar maken, met uitzondering van de in de rijen 29 en 30 van deze template opgenomen blootstellingen.

    47

    Blootstellingen aan centrale banken

    Instellingen moeten blootstellingen met betrekking tot centrale banken openbaar maken.

    48

    Handelsportefeuille

    Instellingen moeten voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa of financiële activa voor handelsdoeleinden als gedefinieerd in de toepasselijke boekhoudkundige beginselen openbaar maken.

    49

    Totaal van de van teller en noemer uitgesloten activa

    Deze rij moet de som zijn van de rijen 46, 47 en 48 van deze template.

    50

    Totaal activa

    Deze rij moet de som zijn van de rijen 45 en 49 van deze template.

    Template 8 — GAR (%)

    1.

    Instellingen moeten de volgende instructies gebruiken om de in “Template 8 — GAR (%)” vereiste informatie openbaar te maken, zoals vastgesteld in bijlage XXXIX bij deze verordening.

    2.

    Op basis van de in template 7 opgenomen informatie moeten instellingen in deze template de GAR als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 openbaar maken.

    3.

    Het doel van deze template is te laten zien in welke mate de activiteiten van instellingen overeenkomstig de artikelen 3 en 9 van Verordening (EU) 2020/852 als ecologisch duurzaam gelden, zodat belanghebbenden inzicht hebben in de maatregelen die de instellingen hebben geïmplementeerd om de transitierisico’s en fysieke risico’s in verband met klimaatverandering te beperken.

    4.

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 schrijft voor dat instellingen de GAR tweemaal ramen en openbaar maken. De eerste openbaarmaking geschiedt op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij op de taxonomie (voor niet-financiële vennootschappen) voor blootstellingen die niet tot doel hebben specifieke geïdentificeerde activiteiten te financieren (kredietverlening voor algemene doeleinden). De tweede openbaarmaking geschiedt op basis van de afstemming van de CapEx van de tegenpartij op Verordening (EU) 2020/852 voor dezelfde blootstellingen met betrekking tot kredietverlening voor algemene doeleinden. In deze template moeten instellingen de GAR slechts eenmaal openbaar maken, en wel alleen op basis van de afstemming van de omzet van de tegenpartij voor het gedeelte kredietverlening voor algemene doeleinden.

    5.

    Instellingen moeten beginnen deze informatie openbaar te maken met als eerste referentiedatum 31 december 2023, wat strookt met de eerste referentiedatum voor de openbaarmaking van informatie over de GAR volgens Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

    Kolommen

    Instructies

    a

    Aandeel van activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten het aandeel van de activa die in Verordening (EU) 2020/852 bedoelde activiteiten financieren (d.w.z. in aanmerking komende activa), in de totale bestreken activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de in aanmerking komende activa die taxonomierelevante sectoren als bedoeld in Verordening (EU) 2020/852 financieren voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering als bedoeld in de instructies bij kolom b) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als gedefinieerd in de instructies bij kolom a) van template 7.

    b

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten het aandeel van de activa die ecologisch duurzame activiteiten (d.w.z. afgestemde activa) financieren, in de in aanmerking komende activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de in aanmerking komende activa die ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering als bedoeld in de instructies bij kolom c) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken blootstellingen als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    c

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten het aandeel van de als gespecialiseerde kredietverlening ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering aangemerkte activa in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom d) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    d

    Waarvan: transitieondersteunend

    Artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten het aandeel van de activa in verband met transitiactiviteiten voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom e) van template 8.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    e

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten het aandeel van de activa in verband met faciliterende activiteiten voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom f) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    f

    Aandeel van activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten het aandeel van de activa die taxonomierelevante activiteiten (d.w.z. in aanmerking komende activa) financieren, in de totale bestreken activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de in aanmerking komende activa die taxonomierelevante sectoren financieren voor de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering als bedoeld in de instructies bij kolom g) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    g

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten het aandeel van de activa die ecologisch duurzame activiteiten (d.w.z. afgestemde activa) financieren, in de in aanmerking komende activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de in aanmerking komende activa die ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering als bedoeld in de instructies bij kolom h) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken blootstellingen als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    h

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten het aandeel van de als gespecialiseerde kredietverlening ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten voor de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering aangemerkte activa in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom i) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    i

    Waarvan: adaptatie

    Artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten het aandeel van de activa in verband met adaptatieactiviteiten voor de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom j) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    j

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten het aandeel van de activa in verband met faciliterende activiteiten voor de doelstelling van adaptatie aan klimaatverandering in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom k) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    k

    Aandeel van activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten het aandeel van de activa ter financiering van taxonomierelevante activiteiten (d.w.z. in aanmerking komende activa) voor de doelstellingen van mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering in de totale bestreken activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende activa die taxonomierelevante sectoren financieren als bedoeld in de instructies bij kolom l) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    l

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten het aandeel van de activa die ecologisch duurzame activiteiten voor de doelstellingen van mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering financieren, in de in aanmerking komende activa openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende activa die ecologisch duurzame activiteiten financieren als bedoeld in de instructies bij kolom m) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken blootstellingen als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    m

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten het aandeel van de als gespecialiseerde kredietverlening ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten voor de doelstellingen van mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering aangemerkte activa in de activa ter financiering van ecologisch duurzame activiteiten openbaar maken. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom n) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de bestreken activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    n

    Waarvan: transitieondersteunend/adaptatie

    De artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Het percentage moet overeenkomen met kolom d) en kolom i).

    o

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Het percentage moet overeenkomen met kolom e) en kolom j).

    p

    Aandeel totale bestreken activa

    Instellingen moeten openbaar maken welk aandeel van de totale activa onder de GAR valt. Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de activa als bedoeld in de instructies bij kolom l) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van de totale activa op de balans van instellingen als bedoeld in de instructies bij rij 50 van template 7.

    q

    Aandeel van nieuwe activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die taxonomierelevante activiteiten (d.w.z. in aanmerking komende activa) financieren voor de doelstelling van de mitigatie van klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa die taxonomierelevante sectoren financieren als bedoeld in de instructies bij kolom b) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    r

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de mitigatie van klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom c) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    s

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die gecategoriseerd zijn als gespecialiseerde kredietverlening en ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de mitigatie van klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom d) van template 8.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    t

    Waarvan: transitieondersteunend

    Artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) in verband met transitieactiviteiten voor de doelstelling van de mitigatie van klimaatverandering is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de bij kolom e) van template 8.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    u

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) in verband met faciliterende activiteiten voor de doelstelling van de mitigatie van klimaatverandering is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom f) van template 8.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    v

    Aandeel van nieuwe activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die onder Verordening (EU) 2020/852 vallende activiteiten financieren voor de doelstelling van de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa die taxonomierelevante sectoren financieren als bedoeld in de instructies bij kolom g) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    w

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom h) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    x

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die gecategoriseerd zijn als gespecialiseerde kredietverlening en ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom i) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    y

    Waarvan: adaptatie

    Artikel 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) in verband met transitieactiviteiten voor de doelstelling van de adaptatie aan klimaatverandering is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom j) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    z

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) in verband met faciliterende activiteiten voor de doelstelling van de adaptatie aan klimaatverandering is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe in aanmerking komende activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom k) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    aa

    Aandeel activa die taxonomierelevante sectoren financieren

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die onder de in Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde doelstellingen vallende activiteiten financieren voor de doelstelling van de mitigatie van en de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa die taxonomierelevante sectoren financieren als bedoeld in de instructies bij kolom l) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    ab

    Waarvan: ecologisch duurzaam

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de mitigatie van en de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe in aanmerking komende activa (d.w.z. in aanmerking komende activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd). Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom m) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    ac

    Waarvan: gespecialiseerde kredietverlening

    Instellingen moeten openbaar maken wat het aandeel nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die gecategoriseerd zijn als gespecialiseerde kredietverlening en ecologisch duurzame activiteiten financieren voor de doelstelling van de mitigatie van en de adaptatie aan klimaatverandering, is binnen de totale nieuwe activa (d.w.z. activa die binnen de huidige openbaarmakingsperiode zijn geïnitieerd) die ecologisch duurzame activiteiten financieren. Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van in aanmerking komende nieuwe activa als bedoeld in de instructies bij kolom n) van template 7.

    De noemer van de KPI moet de brutoboekwaarde zijn van nieuw bestreken activa onder deze activa als bedoeld in de instructies bij kolom a) van template 7.

    ad

    Waarvan: transitieondersteunend/adaptatie

    De artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) 2020/852.

    Het percentage moet overeenkomen met kolom t) en kolom y).

    ae

    Waarvan: faciliterend

    Artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

    Het percentage moet overeenkomen met kolom u) en kolom z).

    af

    Aandeel nieuwe totale bestreken activa

    Instellingen moeten openbaar maken welk aandeel nieuwe activa onder de GAR valt. Nieuwe activa moeten worden berekend na aftrek van terugbetalingen en andere verlagingen.

    Deze post moet worden uitgedrukt als een percentage.

    De teller van de KPI moet het verschil zijn in de brutoboekwaarde van bestreken activa als bedoeld in de instructies bij rij 1 van template 7, tussen de huidige openbaarmakingsperiode (t) en de vorige openbaarmakingsperiode (t-1).

    De noemer van de KPI moet het verschil zijn in de brutoboekwaarde van nieuwe totale activa als bedoeld in de instructies bij rij 53 van template 7, tussen de huidige openbaarmakingsperiode (t) en de vorige openbaarmakingsperiode (t-1).

    Rijen

    Instructies

    1

    GAR als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

    2

    Voor berekening GAR in aanmerking komende leningen en voorschotten, schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten, niet voor handelsdoeleinden aangehouden

    GAR % voor blootstellingen in rij 1 van template 7.

    3

    Financiële vennootschappen

    GAR % voor blootstellingen in rij 2 van template 7.

    4

    Kredietinstellingen

    GAR % voor blootstellingen in rij 3 van template 7.

    5

    Andere financiële vennootschappen

    GAR % voor blootstellingen in rij 7 van template 7.

    6

    Waarvan: beleggingsondernemingen

    GAR % voor blootstellingen in rij 8 van template 7.

    7

    Waarvan: beheermaatschappijen

    GAR % voor blootstellingen in rij 12 van template 7.

    8

    Waarvan: verzekeringsondernemingen

    GAR % voor blootstellingen in rij 16 van template 7.

    9

    Aan NFRD-rapportageverplichtingen onderworpen NFC’s

    GAR % voor blootstellingen in rij 20 van template 7.

    10

    Huishoudens

    GAR % voor blootstellingen in rij 24 van template 7.

    11

    Waarvan door niet-zakelijk onroerend goed zekergestelde leningen

    GAR % voor blootstellingen in rij 25 van template 7.

    12

    Waarvan leningen voor renovatie gebouwen

    GAR % voor blootstellingen in rij 26 van template 7.

    13

    Waarvan leningen motorvoertuigen

    GAR % voor blootstellingen in rij 27 van template 7.

    14

    Financiering lokale overheden

    GAR % voor blootstellingen in rij 28 van template 7.

    15

    Financiering huisvesting

    GAR % voor blootstellingen in rij 29 van template 7.

    16

    Overige financiering lokale overheden

    GAR % voor blootstellingen in rij 30 van template 7.

    17

    Door bezitsverkrijging verkregen zekerheden: niet-zakelijk en zakelijk onroerend goed

    GAR % voor blootstellingen in rij 31 van template 7.

    Template 9 — Mitigerende acties: BTAR

    1.

    Artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2178 bepaalt dat de Commissie uiterlijk 30 juni 2024 de toepassing van deze verordening evalueert. De Commissie moet met name de behoefte beoordelen aan verdere wijzigingen met betrekking tot de opneming van:

    a)

    blootstellingen aan centrale overheden en centrale banken in de teller en de noemer van de kritische prestatie-indicatoren van financiële vennootschappen;

    b)

    blootstellingen aan ondernemingen die geen niet-financiële verklaring overeenkomstig artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU publiceren, in de teller van kritische prestatie-indicatoren van financiële vennootschappen.

    2.

    Instellingen kunnen ervoor kiezen de volgende informatie op te nemen in deze template. Voor tegenpartijen die niet-financiële vennootschappen zijn en geen openbaarmakingsverplichtingen hebben, mogen instellingen met een redelijke inspanning en op basis van informatie die reeds beschikbaar is en op vrijwillige en bilaterale basis bij hun tegenpartijen is verzameld of op basis van ramingen is berekend, uitgebreide informatie over het in aanmerking komen voor en de afstemming op de taxonomie als bedoeld in Verordening (EU) 2020/852 met betrekking tot de milieudoelstellingen van mitigatie van en adaptatie aan de klimaatverandering, als bedoeld in artikel 9, punten a) en b), van Verordening (EU) 2020/852, van deze blootstellingen aan Europese en niet-Europese niet-financiële vennootschappen die niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen van Richtlijn 2013/34/EU. Zoals bij de GAR is het mogelijk om die informatie slechts eenmaal openbaar te maken, op basis van de afstemming van de omzet van tegenpartijen voor kredietverlening voor algemene doeleinden.

    De eerste referentiedatum voor openbaarmaking van deze template is 31 december 2024. instellingen zijn niet verplicht deze informatie vóór 1 januari 2025 openbaar te maken.

    Template 9.1 — Mitigerende acties: Activa voor de berekening van BTAR

    1.

    Instellingen mogen in deze template de brutoboekwaarde vermelden van activa die relevant zijn voor de berekening van de Banking book taxonomy alignment ratio (BTAR). Deze template moet alleen van toepassing zijn op tegenpartijen die niet aan openbaarmakingsverplichtingen zijn onderworpen.

    1

    TOTAAL GAR-ACTIVA

    Als openbaar gemaakt in rij 32 van template 7.

    2

    EU-niet-financiële vennootschappen (niet onderworpen aan NFRD-rapportageverplichtingen)

    Instellingen moeten blootstellingen openbaar maken met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in de zin van deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die in de Unie zijn gevestigd en niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2013/34/EU.

    Als de tegenpartij niet onderworpen is aan openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, mogen instellingen, met een redelijke inspanning, voor de berekening van het percentage op de taxonomie afgestemde blootstellingen als bedoeld in Verordening (EU) 2020/852, informatie van hun tegenpartijen verzamelen op vrijwillige en bilaterale basis via de initiëring van leningen en het proces van regelmatige kredietbeoordeling en monitoring. Alleen als de tegenpartij de relevante gegevens niet kan of wil verstrekken, moeten kredietinstellingen gebruikmaken van interne ramingen en proxy’s en leggen zij in de toelichting bij de template uit in welke mate deze ramingen worden gebruikt en welk type ramingen is toegepast. Als instellingen niet in staat zijn om op vrijwillige en bilaterale basis relevante informatie te verzamelen of te ramen, of dat niet op een redelijke wijze kunnen doen die voor hen of hun tegenpartijen niet te belastend, is, moeten zij in de toelichting bij de template uitleggen waarom dit zo is en om welke tegenpartijen het gaat.

    Voor openbaarmakingen waarbij ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, betrokken zijn die niet onderworpen zijn aan openbaarmakingsverplichtingen krachtens Richtlijn 2013/34/EU, moeten instellingen bij de beoordeling van kredietverlening/financiering voor algemene doeleinden met onbekend gebruik van de opbrengsten (UoP) een vereenvoudigde benadering volgen en moeten zij hun beoordeling richten op de voornaamste economische activiteit van de onderneming, d.w.z. op hun belangrijkste bron van omzet, om de algehele afstemming van de blootstellingen op Verordening (EU) 2020/852 te bepalen. In het geval van gespecialiseerde kredietverlening moet de beoordeling gebaseerd zijn op de mate waarin het specifieke gefinancierde project geldt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering (projectspecifieke informatie).

    4

    Waarvan: door zakelijk onroerend goed zekergestelde leningen

    De blootstellingen als bedoeld in deel 2, punt 173, a), en punt 239ix, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451.

    De afstemming van deze blootstellingen op de taxonomie, als bedoeld in Verordening (EU) 2020/852, wordt alleen beoordeeld volgens een vereenvoudigde benadering voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig de technische screeningcriteria voor gebouwen, namelijk renovatie en verwerving en eigendom overeenkomstig respectievelijk de punten 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6 en 7.7 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, op basis van de energie-efficiëntie van de onderliggende zekerheden.

    5

    Waarvan: leningen voor renovatie gebouwen

    Leningen bedoeld voor de renovatie van een gebouw die worden toegekend aan kleine en middelgrote ondernemingen en andere niet-financiële vennootschappen die niet onderworpen zijn aan openbaarmakingsvereisten krachtens Richtlijn 2014/95/EU.

    De afstemming van deze blootstellingen op de taxonomie, als bedoeld in Verordening (EU) 2020/852, wordt alleen beoordeeld volgens een vereenvoudigde benadering voor de doelstelling van mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig de technische screeningcriteria voor gebouwen, namelijk renovatie en verwerving en eigendom overeenkomstig respectievelijk de punten 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6 en 7.7 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, op basis van de energie-efficiëntie van de onderliggende zekerheden.

    8

    Niet-financiële vennootschappen van buiten de EU (niet onderworpen aan NFRD-rapportageverplichtingen)

    Blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in de zin van deel 1, punt 42, e), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451, die buiten de Unie zijn gevestigd en niet onderworpen zijn aan de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/95/EU.

    Als instellingen in hun openbaarmakingen uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 deze informatie verstrekken in overeenstemming met artikel 7, lid 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178, moeten zij hier dezelfde informatie openbaar maken. Anders moeten instellingen bij hun tegenpartijen informatie op bilaterale basis verzamelen via de initiëring van leningen en het proces van regelmatige kredietbeoordeling en monitoring, of moeten zij zo goed mogelijk gebruikmaken van de volgende proxy’s voor de openbaarmaking van informatie over blootstellingen buiten de EU:

    a)

    hun eigen modellen en de classificatie van blootstellingen volgens deze modellen; in dit geval moeten instellingen de voornaamste kenmerken van de toegepaste modellen toelichten;

    b)

    indien beschikbaar, openbaarmakingen van tegenpartijen op basis van internationale normen (inclusief TCFD); in dat geval moeten de instellingen het soort beschikbare informatie en de gebruikte normen toelichten;

    c)

    andere publiek beschikbare gegevens.

    Instellingen moeten in de toelichting bij deze template de voor de openbaarmaking van deze informatie gebruikte bronnen toelichten. Als instellingen niet in staat zijn om op bilaterale basis relevante informatie te verzamelen of te ramen, of dat niet op een redelijke wijze kunnen doen die voor hen of hun tegenpartijen niet te belastend, is, moeten zij in de toelichting bij de template uitleggen waarom dit zo is en om welke tegenpartijen het gaat.

    Voor dit soort tegenpartijen moeten instellingen bij de beoordeling van kredietverlening/financiering voor algemene doeleinden met onbekend gebruik van de opbrengsten (UoP) een vereenvoudigde benadering volgen en moeten zij hun beoordeling richten op de voornaamste economische activiteit van de onderneming, d.w.z. op hun belangrijkste bron van omzet, om de algehele afstemming van de blootstellingen op Verordening (EU) 2020/852 te bepalen. In het geval van gespecialiseerde kredietverlening moet de beoordeling gebaseerd worden op de mate waarin het specifieke gefinancierde project geldt als substantieel bijdragend aan mitigatie van of adaptatie aan klimaatverandering (projectspecifieke informatie), en moet de beoordeling voor de vastgoedportefeuille voor de doelstelling van mitigatie van de klimaatverandering worden uitgevoerd op basis van de energie-efficiëntie van de onderliggende zekerheden en de afstemming daarvan op de criteria voor de relevante activiteiten in Verordening (EU) 2020/852.

    Rij 12

    TOTAAL BTAR-ACTIVA

    Som van de rijen 1, 2 en 8

    Rijen 13 tot en met 19

    Zie definities in template 7 (rijen 41 tot en met 50)

    Template 9.2 — BTAR %

    Instellingen kunnen in deze template het in template 1 openbaar gemaakte percentage BTAR-activa vermelden, vergeleken met de totale activa in de noemer van de BTAR zoals openbaar gemaakt in rij 17 van template 9.1.

    Template 9.3 — BTAR %

    Deze template bevat een samenvatting van de BTAR KPI, uitsplitsing per milieudoelstelling op het gebied van klimaatverandering, en totaal, en met de uitsplitsing naar stand en stroom.

    Template 10 — Andere klimaatmitigerende acties die niet onder Verordening (EU) 2020/852 vallen

    1.

    Deze template heeft betrekking op andere klimaatmitigerende acties en omvat blootstellingen van de instellingen die niet zijn afgestemd op de taxonomie zoals bedoeld in Verordening (EU) 2020/852 volgens de templates 7 en 8, maar die nog steeds tegenpartijen ondersteunen bij het transitie- en adaptieproces voor de doelstellingen van de mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering. Deze mitigerende acties en activiteiten moeten obligaties en leningen omvatten die zijn uitgegeven volgens andere normen dan de normen van de Unie, met inbegrip van groene obligaties; duurzame obligaties die verband houden met aspecten van klimaatverandering; duurzaamheidsobligaties (SLB’s) die verband houden met aspecten van klimaatverandering; groene leningen; duurzaamheidsleningen (SLL’s) die verband houden met aspecten van klimaatverandering; duurzaamheidsleningen (SLL’s) die verband houden met aspecten van klimaatverandering.

    2.

    Instellingen moeten in de toelichting bij de template gedetailleerde uitleg opnemen over de aard en het soort mitigerende acties die in deze template worden weergegeven, met inbegrip van informatie over het soort risico’s dat zij beogen te mitigeren, de klimaatdoelstellingen die zij ondersteunen en informatie over de betrokken tegenpartijen en de timing van de acties. Zij moeten ook uitleggen waarom deze blootstellingen niet volledig zijn afgestemd op de in Verordening (EU) 2020/852 bepaalde criteria en volgens diezelfde verordening niet duurzaam zijn, maar toch bijdragen tot het mitigeren van de transitierisico’s of fysieke risico’s in verband met klimaatverandering, en vermelden eveneens alle andere relevante informatie die kan helpen om het risicobeheerskader van de instelling te begrijpen.

    3.

    Instellingen moeten met de openbaarmaking van de in de templates opgenomen informatie beginnen met als eerste referentiedatum 31 december 2022.

    Kolommen

    Instructies

    a

    Soort financieel instrument

    Instellingen moeten het soort financieel instrument als gedefinieerd in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    b

    Soort tegenpartij

    Instellingen moeten het soort tegenpartij als gedefinieerd in deel 1, punt 42, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    c

    Brutoboekwaarde (miljoen EUR)

    Instellingen moeten de brutoboekwaarde als gedefinieerd in deel 1, punt 34, van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 openbaar maken.

    d

    Soort risico dat wordt gemitigeerd (transitierisico’s in verband met klimaatverandering)

    Instellingen moeten het soort risico openbaar maken dat met die maatregel wordt gemitigeerd: transitierisico in verband met klimaatverandering.

    e

    Soort risico dat wordt gemitigeerd (fysieke risico’s in verband met klimaatverandering)

    Instellingen moeten het soort risico openbaar maken dat met die maatregel wordt gemitigeerd: fysiek risico in verband met klimaatverandering.

    f

    Kwalitatieve informatie over de aard van de mitigerende acties

    Instellingen moeten de aard omschrijven van de mitigerende acties die bijdragen aan de mitigatie van klimaatverandering bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852 en aan de adaptatie aan klimaatverandering als bedoeld in artikel 11 van die verordening, alsmede de redenen waarom de blootstellingen voor de toepassing van de GAR niet worden beschouwd als afgestemd op de taxonomie.

    ”.

    (*1)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

    (*2)  COM(2019) 640 final.

    (*3)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

    (*4)  Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1.).

    (*5)  C/2019/4490 (PB C 209 van 20.6.2019, blz. 1).

    (*6)  Aanbevelingen van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie (TCFD), https://www.fsb-tcfd.org/recommendations.

    (*7)  Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties voor financiële instellingen (UNEP FI), https://www.unepfi.org.

    (*8)  Standaarden voor duurzaamheidsrapportage van het Global Reporting Initiative, https://www.globalreporting.org/standards.

    (*9)  VN-beginselen voor verantwoord beleggen (UNPRI), https://www.unpri.org.

    (*10)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

    (*11)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

    (*12)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 17).

    (*13)  Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

    (*14)  https://carbonaccountingfinancials.com/standard.

    (*15)  https://www.cdp.net/en.

    (*16)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (*17)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

    (*18)  Net Zero Emissions by 2050 Scenario (NZE) —IEA (2021), World Energy Model, Internationaal Energieagentschap (IEA), Parijs https://www.iea.org/reports/world-energy-model.

    (*19)  Het verslag van 2021 is hier te vinden.

    (*20)  Meer voorbeelden zijn te vinden in het UNEP FI and Acclimatise report: “Chartering New Climate. State-of-theart tools and data for banks to assess credit risks and opportunities from physical climate change impacts”, september 2020, https://www.unepfi.org/publications/banking-publications/charting-a-new-climate/. Het verslag bevat gedetailleerde informatie over de bestreken tijdvakken, het gebruik van toekomstscenario’s, ruimtelijke resolutie en dekking, formaat van uit specifieke datareeksen te ontvangen outputs en de licentiëring en kostprijs ervan (de meeste portals en databanken bieden gratis toegang). Daarnaast wordt in het verslag nader ingegaan op verschillende technieken voor beoordeling en meting van risico’s, zoals heatmapping, correlatieanalyse, specifieke instrumenten en analyses.

    (*21)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).

    (*22)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).


    Naar boven