Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32025L0425

Richtlijn (EU) 2025/425 van de Raad van 18 februari 2025 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft het elektronische certificaat van vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde

ST/16628/2024/INIT

PB L, 2025/425, 28.2.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/425/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/425/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2025/425

28.2.2025

RICHTLIJN (EU) 2025/425 VAN DE RAAD

van 18 februari 2025

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft het elektronische certificaat van vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 51 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) is bepaald dat het certificaat van vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) en/of van accijnzen in bijlage II bij die uitvoeringsverordening geldt als bevestiging dat een levering van goederen of diensten die in een lidstaat wordt verricht aan een afnemer die in een andere lidstaat is gevestigd (een “begunstigde instelling of persoon”) mogelijk in aanmerking komt voor een vrijstelling uit hoofde van artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (4). Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 voorziet in een certificaat van vrijstelling in papieren vorm, dat met de hand moet worden ondertekend. Het proces voor het opstellen en indienen van dat certificaat van vrijstelling moet worden gedigitaliseerd en de papieren versie moet worden vervangen door een elektronisch document om de bureaucratie en de administratieve lasten tot een minimum te beperken en de kosten op lange termijn te verminderen. De gegevensinhoud van het elektronische certificaat moet gebaseerd zijn op de papieren versie van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 bepaalde certificaat van vrijstelling.

(2)

Gezien het grote aantal hulpbronnenintensieve IT-projecten waarbij de lidstaten betrokken zijn, naast het project om over te stappen op een elektronisch certificaat van vrijstelling, moet de lidstaten flexibiliteit en voldoende tijd worden geboden om de overgang naar de nieuwe elektronische procedure te voltooien. Te dien einde moet worden toegestaan dat zij het papieren formulier in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 mogen blijven gebruiken voor handelingen die tijdens een overgangsperiode worden uitgevoerd. In grensoverschrijdende scenario’s kan het elektronische certificaat tijdens de overgangsperiode enkel worden gebruikt indien beide lidstaten die bij de handeling betrokken zijn, klaar zijn om het te verwerken.

(3)

De lidstaten kunnen aanzienlijke investeringen hebben gedaan in de invoering of ontwikkeling van elektronische systemen of eigen papieren certificaten voor de toepassing van de vrijstelling op begunstigde instellingen of personen voor binnenlandse handelingen. Om ervoor te zorgen dat de nationale oplossingen worden aangepast aan het gebruik van het gemeenschappelijke elektronische certificaat en het voor de verwerking ervan ontwikkelde systeem, moet het de lidstaten worden toegestaan hun nationale oplossingen tot het einde van de overgangsperiode te blijven gebruiken.

(4)

Het gebruik van een gemeenschappelijk elektronisch certificaat is van essentieel belang in het geval van handelingen waarbij de vrijstelling vooraf wordt verleend. In sommige specifieke gevallen met betrekking tot handelingen waarbij btw in rekening moet worden gebracht in de lidstaat waar de begunstigde instelling of persoon gevestigd is, kan de vrijstelling ook worden verleend in de vorm van teruggaaf van de btw. In die procedure kan al dan niet een certificaat worden afgegeven. Aangezien het al dan niet gebruiken van certificaten in teruggaafprocedures bepaalde bijzonderheden met zich meebrengt, moet de verplichting om het elektronische certificaat te gebruiken niet automatisch worden uitgebreid tot teruggaafprocedures. Niettemin moet het de lidstaten toegestaan worden om gebruik te kunnen maken van het gemeenschappelijke elektronische certificaat in teruggaafprocedures.

(5)

Het is mogelijk dat, nadat een certificaat van vrijstelling is afgegeven, een begunstigde instelling of persoon tot de vaststelling komt dat niet of niet meer aan de voorwaarden voor de betreffende vrijstelling wordt voldaan. Die informatie is normaliter alleen bekend bij die instelling of persoon, aangezien de beoordeling van de naleving van deze voorwaarden moet worden verricht op basis van de activiteiten van de instelling of de persoon voor wie de prestaties worden verricht en door wie die goederen of diensten zullen worden gebruikt. Om belastingplichtigen rechtszekerheid te bieden en onnodige lasten voor hen te voorkomen, moet worden verduidelijkt dat in dergelijke gevallen de verschuldigde btw moet worden betaald door de begunstigde instelling of persoon die het certificaat van vrijstelling heeft afgegeven. Lidstaten moeten in dergelijke uitzonderlijke gevallen onnodige lasten voorkomen door de betaling van btw toe te staan zonder dat een volledige btw-registratie nodig is.

(6)

Onverminderd de momenteel beschikbare optie voor de lidstaten om af te zien van de eis dat de papieren versie van het certificaat door de gastlidstaat wordt ondertekend, moeten de lidstaten ook ontheffing kunnen verlenen van de verplichting van het elektronische certificaat, onder voorwaarden die de lidstaten kunnen vaststellen en die zij in geval van misbruik kunnen intrekken.

(7)

Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van artikel 151, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5). Die uitvoeringsbevoegdheden moeten de Commissie in staat stellen een IT-systeem op te zetten waarmee de afgegeven certificaten worden bijgehouden met inbegrip van certificaten afgegeven door begunstigde instellingen of personen en verkregen door de leveranciers voor wie zij bedoeld zijn. Personen die naar behoren gemachtigd zijn door de Commissie moeten alleen toegang kunnen hebben tot de informatie die via het IT-systeem wordt uitgewisseld en daarin wordt opgeslagen wanneer dit nodig is voor de ontwikkeling en het onderhoud van dat systeem. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor de communicatie met dat systeem wat betreft de vervulling van de voorwaarden voor de afgifte van een certificaat. Om hun verantwoordelijkheden na te komen, moeten de lidstaten de middelen krijgen om met de Commissie te communiceren, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de lidstaten zo min mogelijk hoeven te doen voor de ontwikkeling en het onderhoud van het IT-systeem.

(8)

Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In Richtlijn 2006/112/EG worden de volgende artikelen ingevoegd:

“Artikel 151 bis

1.   De lidstaten gebruiken een elektronisch certificaat om te bevestigen dat een handeling in aanmerking komt voor een vrijstelling als bedoeld in artikel 151, lid 1, eerste alinea. De afnemer van een levering van goederen of diensten aan of voor wie de vrijgestelde levering van goederen of diensten wordt verricht (een “begunstigde instelling of persoon”), geeft het certificaat af en ondertekent het samen met de lidstaat van ontvangst langs elektronische weg.

2.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op handelingen waarbij de vrijstelling wordt verleend in de vorm van teruggaaf als bedoeld in artikel 151, lid 2 en waarbij de btw verschuldigd is in de lidstaat van ontvangst. De lidstaten kunnen er niettemin voor kiezen om voor die handelingen te voorzien in het gebruik van een elektronisch certificaat, overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

3.   De gegevensreeks van het elektronische certificaat omvat ten minste:

a)

de identificatiegegevens van de begunstigde instelling of persoon, met inbegrip van een door de lidstaat van ontvangst toegekend identificatienummer, indien beschikbaar;

b)

de identificatiegegevens van de bevoegde autoriteit die de vrijstelling certificeert;

c)

de verklaring van de begunstigde instelling of persoon over het beoogde gebruik van de verworven goederen en diensten en met betrekking tot de vervulling van de door de betrokken lidstaat vastgestelde voorwaarden voor de vrijstelling;

d)

de beschrijving, de hoeveelheid en de waarde, exclusief btw en accijnzen, van de goederen en diensten waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd, met inbegrip van, in voorkomend geval, het voertuigidentificatienummer of het adres en het doel van het gebruik van het onroerend goed;

e)

de verklaring van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst; en

f)

informatie over de leverancier, met inbegrip van naam en adres, lidstaat van vestiging en btw-/accijnsnummer of fiscaal registratienummer.

4.   Bij gebruikmaking van het elektronisch certificaat kan de lidstaat van ontvangst besluiten ofwel een gemeenschappelijk certificaat van vrijstelling van btw en accijnzen te gebruiken, ofwel twee afzonderlijke certificaten.

5.   Indien de goederen of diensten bestemd zijn voor officieel gebruik, kunnen de lidstaten de begunstigde instelling ontheffen van de verplichting om het certificaat door de lidstaat van ontvangst te laten ondertekenen, onder de door de lidstaten vast te stellen voorwaarden. Die ontheffing kan in geval van misbruik worden ingetrokken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het contactpunt dat is aangewezen om te bepalen welke diensten verantwoordelijk zijn voor de ondertekening van het certificaat langs elektronische weg en in hoeverre zij ontheffing van deze verplichting verlenen. De Commissie brengt de van de lidstaten ontvangen gegevens ter kennis van de andere lidstaten.

6.   In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel kunnen de lidstaten ervoor kiezen om voor handelingen die tot en met 30 juni 2032 plaatsvinden, gebruik te maken van:

a)

het papieren certificaat in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (*1); of

b)

indien de btw verschuldigd is in de lidstaat van ontvangst, een elektronisch systeem dat een lidstaat heeft of een andere door de lidstaten verstrekte papieren versie van het certificaat.

7.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische details en specificaties vast met betrekking tot het elektronische formaat van het certificaat en de verwerking ervan, rekening houdend met de behoeften van de lidstaten, en betreffende het IT-systeem dat hiervoor wordt gebruikt. De verwerking bestaat met name in:

a)

de toegang tot het IT-systeem voor begunstigde instellingen of personen, lidstaten en leveranciers;

b)

de elektronische afgifte en ondertekening van het certificaat van vrijstelling;

c)

de registratie en opslag van de elektronische certificaten die zijn afgegeven door begunstigde instellingen en personen;

d)

het ter beschikking stellen van elektronische certificaten aan de begunstigde instellingen en personen, aan de leveranciers die vrijgestelde leveringen verrichten, en aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*2) bedoelde onderzoeksprocedure en het hiervoor bevoegde comité is het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (*3) ingestelde comité.

8.   De Commissie ontwikkelt, onderhoudt, host en voert het technische beheer uit van het centrale IT-systeem voor de opslag en verwerking van elektronische certificaten.

Artikel 151 ter

Onverminderd artikel 151, lid 3, verbindt de begunstigde instelling of persoon die het certificaat heeft afgegeven en ondertekend zich ertoe de btw te betalen aan de lidstaat waar deze verschuldigd is indien de goederen en/of diensten niet aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoen of indien de goederen en/of diensten niet op de beoogde wijze zijn gebruikt.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2031 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2025.

Voor de Raad

De voorzitter

A. DOMAŃSKI


(1)  Advies van 14 november 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 18 september 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/282/oj).

(4)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/112/oj).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/425/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Naar boven