An official website of the European UnionAn official EU website
Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Emissie van verontreinigende stoffen door grote stookinstallaties

De Europese Unie (EU) legt beperkingen op voor de emissie van verontreinigende stoffen door grote stookinstallaties.

BESLUIT

Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)

SAMENVATTING

Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) trad in werking in 2011 en vervangt zeven eerdere wetteksten, waaronder Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties.

De hoofddoelstelling ervan is de beperking van schadelijke industriële emissies, in het bijzonder door een betere toepassing van de beste beschikbare technieken, wat de gezondheid van burgers en het milieu ten goede komt.

Hoofdstuk III van Richtlijn 2010/75/EU bevat bijzondere bepalingen betreffende stookinstallaties. Het is van toepassing op stookinstallaties waarvan totaal nominaal thermisch vermogen gelijk is aan of groter is dan 50 MW, ongeacht welk type brandstof wordt gebruikt.

Bepaalde types stookinstallaties zijn uitgesloten van het toepassingsgebied. Voorbeelden zijn onder andere:

  • installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging enz.;
  • naverbrandingsinstallaties voor de zuivering van afgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd;
  • installaties voor het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces;
  • installaties om zwavelwaterstof om te zetten in zwavel;
  • in de chemische industrie gebruikte reactoren;
  • cokesbatterijovens.

Samentellingregels

In de wet worden samentellingregels vastgelegd. Bijvoorbeeld: wanneer de afgassen van twee of meer afzonderlijke stookinstallaties via een gemeenschappelijke schoorsteen worden uitgestoten, wordt het samenstel van deze installaties als één stookinstallatie aangemerkt en wordt hun capaciteit samengeteld voor de berekening van het totale nominaal thermisch vermogen.

Emissiegrenswaarden

De emissiegrenswaarden voor grote stookinstallaties vastgelegd in Bijlage V bij de richtlijn zijn over het algemeen strenger dan die van de vorige Richtlijn 2001/80/EG. Er is een zekere flexibiliteit (Nationale Overgangsplan, afwijking wegens beperkte levensduur) voor bestaande installaties. In Bijlage V (deel 1 en 2) worden de emissiegrenswaarden voor stookinstallaties neergelegd.

Stadsverwarmingsinstallaties

Tot en met 31 december 2022 kunnen bepaalde stookinstallaties worden vrijgesteld van de naleving van de emissiegrenswaarden (bijv. het totaal nominaal thermisch vermogen van de stookinstallatie niet hoger is dan 200 MW of indien de installatie vóór 27 november 2002 voor het eerst een vergunning heeft gekregen).

Monitoring van de emissies in de lucht

De landen van de EU zorgen ervoor dat de monitoring van luchtverontreinigende stoffen plaatsvindt overeenkomstig deel 3 van bijlage V en dat aan alle voorwaarden is voldaan voor de werkingsvergunning. De installatie en de werking van de geautomatiseerde controleapparatuur zijn onderworpen aan controles en aan een jaarlijkse verificatietest.

Geologische opslag van kooldioxide

In dit opzicht moeten de exploitanten van alle stookinstallaties met een nominaal elektrisch vermogen van 300 MW of meer ervoor zorgen dat i) er geschikte opslaglocaties beschikbaar zijn; ii) de vervoersfaciliteiten technisch en economisch haalbaar zijn en iii) het technisch en economisch haalbaar is om de installatie achteraf aan kooldioxideafvang aan te passen.

Storingen of uitvallen van de afgasreinigingsapparatuur

Landen van de EU moeten er zorg voor dragen dat de vergunningen, uitgegeven door hun competente autoriteiten, voorschriften bevatten inzake procedures bij storingen of uitvallen van zuiveringsinstallaties. In geval van een uitval moet de exploitant de installatie, indien deze niet binnen 24 uur weer normaal functioneert, geheel of gedeeltelijk stilleggen, of met weinig vervuilende brandstof in werking houden.

REFERENTIES

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad van de Europese Unie

Besluit 2010/75/EU

6.1.2011

7.1.2013

PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17-119

GERELATEERDE BESLUITEN

Besluit van de Raad 2003/507/EG van 13 juni 2003 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Protocol van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand ter vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (PB L 179 van 17.7.2003)

Het Protocol van 1979 is bedoeld om te zorgen voor een daling van de emissie van zwavel, NOx, NH3 en VOS veroorzaakt door menselijke activiteiten, die schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van de mens en aan het milieu door processen van verzuring, eutrofiëring en troposferisch ozon als gevolg van grensoverschrijdend transport over lange afstand.

Aanbeveling van de Commissie van 15 januari 2003 betreffende de richtsnoeren om een lidstaat bij te staan in de uitwerking van een nationaal emissiereductieplan overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (kennisgeving geschied onder documentnummer C(2003) 9) (2003/47/EG) (PB L 16 of 22.1.2003).

Laatste wijziging: 11.08.2014

Top