Strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld
SAMENVATTING VAN:
Richtlijn (EU) 2018/1673 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld
WAT IS HET DOEL VAN DEZE RICHTLIJN?
- Deze richtlijn beschrijft strafbare feiten en sancties met betrekking tot het witwassen van geld met het oog op:
- het vergemakkelijken van politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie (EU), en
- het voorkomen dat criminelen gebruikmaken van mildere rechtssystemen.
- De richtlijn is erop gericht het witwassen van geld strafbaar te stellen wanneer dit opzettelijk gebeurt en in de wetenschap dat de voorwerpen* verkregen zijn uit criminele activiteiten.
- De richtlijn stelt EU-lidstaten ook in staat het witwassen van geld strafbaar te stellen, als de dader vermoedde of had moeten weten dat de voorwerpen uit criminele activiteiten zijn verkregen.
KERNPUNTEN
Strafbare feiten
- De volgende feiten zijn strafbaar, indien er sprake is van opzet:
- de omzetting of overdracht van voorwerpen (goederen van eender welke soort), wetende dat deze uit een criminele activiteit zijn verkregen, met het oogmerk de illegale herkomst ervan te verhelen of te verhullen of met het oogmerk een bij een dergelijke activiteit betrokken persoon te helpen aan de rechtsgevolgen van zijn daden te ontkomen;
- het verhelen of verhullen van de werkelijke aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, rechten op of de eigendom van voorwerpen, wetende dat deze uit een criminele activiteit zijn verkregen;
- de verwerving, het bezit of het gebruik van voorwerpen, wetende, op het tijdstip van ontvangst, dat deze uit een criminele activiteit zijn verkregen;
- medeplichtigheid aan, uitlokking van en poging tot het plegen van deze strafbare feiten.
Criminele activiteiten (of “basisdelicten”)
- Voor de toepassing van deze richtlijn worden onderstaande gedragingen aangemerkt als criminele activiteiten, d.w.z. relevant voor het witwassen van geld:
- iedere vorm van criminele betrokkenheid bij het plegen van een strafbaar feit dat overeenkomstig het nationale recht strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf of detentiemaatregel met een minimum van meer dan 6 maanden of een maximum van meer dan 1 jaar, en
- voor zover deze niet reeds onder de bovengenoemde categorie vallen, strafbare feiten die behoren tot een opsomming van 22 categorieën van criminele activiteiten, met inbegrip van alle strafbare feiten die vallen onder de in deze richtlijn aangeduide EU-wetgeving.
Bijkomende factoren
- De strafbare feiten hebben ook betrekking op voorwerpen die zijn verkregen uit een activiteit in een andere EU-lidstaat of in een derde land, indien deze activiteit als een criminele activiteit zou worden beschouwd mocht zij binnenslands hebben plaatsgevonden.
- De EU-lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen die deze criminele activiteiten pleegden, of hierbij betrokken waren, worden bestraft. Deze bijkomende factoren omvatten het feit dat:
- de strafrechtelijke aansprakelijkheid ook geldt voor degenen die de opbrengsten van hun eigen criminele activiteiten witwassen (“self-laundering”);
- een voorafgaande of gelijktijdige veroordeling voor de criminele activiteit waarmee het voorwerp is verkregen, geen voorwaarde is voor een veroordeling voor het witwassen van geld;
- een veroordeling mogelijk is zonder dat alle feiten in verband met die criminele activiteit, waaronder de identiteit van de dader, aangetoond hoeven te worden.
Verzwarende omstandigheden
- Hieronder vallen:
- strafbare feiten die verband houden met deelneming aan een criminele organisatie zoals gedefinieerd in Kaderbesluit 2008/841/JHA, of
- het feit dat de dader het strafbare feit heeft gepleegd bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten als “meldingsplichtige”, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2015/849 (zie samenvatting).
- Lidstaten kunnen bepalen dat de hierna genoemde omstandigheden als verzwarende omstandigheden worden beschouwd:
- het witgewassen voorwerp heeft een aanzienlijke waarde, of
- het witgewassen voorwerp is afkomstig van gangsterpraktijken (racketeering), terrorisme, mensenhandel, handel in verdovende middelen of corruptie.
Straffen en sancties
- De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De EU-lidstaten moeten een maximumgevangenisstraf van ten minste vier jaar opleggen en, waar nodig, aanvullende sancties of maatregelen toepassen, met inbegrip van maatregelen om rechtspersonen aansprakelijk te stellen, zoals:
- afsluiting van toelagen of steun van de overheid;
- uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies;
- een verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;
- plaatsing onder toezicht van de rechter;
- een rechterlijk bevel tot liquidatie;
- sluiting van locaties die zijn gebruikt voor het plegen van het strafbare feit;
- bevriezing of confiscatie van de betreffende voorwerpen.
Wetgevingspakket
Onderzoeksmiddelen en samenwerking
- De EU-lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoeksmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij de bestrijding van georganiseerde of andere zware criminaliteit, ter beschikking staan van degenen die bevoegd zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de strafbare feiten.
- De richtlijn neemt ook belemmeringen weg voor de justitiële en politiële samenwerking tussen de EU-lidstaten, door te verduidelijken welk land bevoegd is, hoe de landen samenwerken en hoe Eurojust hierbij betrokken dient te worden.
Witwassen van geld waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad
- Richtlijn (EU) 2017/1371 bevat de regels betreffende strafbare feiten en sancties ter bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden (zie samenvatting). Het witwassen van geld valt onder deze activiteiten.
- Artikel 22, lid 1, van Richtlijn (EU) 2017/1939 tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (zie samenvatting) geeft het EOM de bevoegdheid voor strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, zoals bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371.
VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?
De richtlijn is sinds 2 december 2018 van toepassing en moest uiterlijk op 3 december 2020 in de lidstaten in nationale wetgeving worden omgezet.
ACHTERGROND
De richtlijn houdt eveneens verband met wetgeving op het gebied van:
KERNBEGRIPPEN
Voorwerp. Goederen van eender welke soort, lichamelijk dan wel onlichamelijk, roerend dan wel onroerend, materieel dan wel immaterieel, en rechtsbescheiden of instrumenten in eender welke vorm, ook elektronisch of digitaal, waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van deze goederen blijken.
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22-30)
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138-183)
Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6-21)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EU) 2018/1672 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1-71)
Zie de geconsolideerde versie.
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29-41)
Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88, 31.3.2017, blz. 6–21)
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73-117)
Zie de geconsolideerde versie.
Richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad (PB L 151 van 21.5.2014, blz. 1-8)
Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39-50)
Zie de geconsolideerde versie.
Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42-45)
Laatste bijwerking 02.03.2022