This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 22000A1215(01)
2000/483/EC: Partnership agreement between the members of the African, Caribbean and Pacific Group of States of the one part, and the European Community and its Member States, of the other part, signed in Cotonou on 23 June 2000 - Protocols - Final Act - Declarations
2000/483/EG: Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 - Protocollen - Slotakte - Verklaringen
2000/483/EG: Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 - Protocollen - Slotakte - Verklaringen
PB L 317 van 15.12.2000, p. 3–353
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 31/05/2018
ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2003/159/oj
2000/483/EG: Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 - Protocollen - Slotakte - Verklaringen
Publicatieblad Nr. L 317 van 15/12/2000 blz. 0003 - 0353
Bijlage bij Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 27 juli 2000 betreffende overgangsmaatregelen die geldig zijn van 2 augustus 2000 tot de inwerkingtreding van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst(1) (1) PB L 195 van 1.8.2000, blz. 46. Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 INHOUDSOPGAVE >RUIMTE VOOR DE TABEL> PREAMBULE GELET OP het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, anderzijds; VASTBESLOTEN samen te werken teneinde de doeleinden van uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling en geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie te verwezenlijken; VASTBESLOTEN door middel van hun samenwerking een aanmerkelijke bijdrage te leveren tot de economische, sociale en culturele ontwikkeling van de ACS-staten en tot lotsverbetering van hun volkeren, door hen te helpen de uitdaging van de globalisering het hoofd te bieden en het partnerschap tussen ACS en EU te intensiveren, teneinde de sociale dimensie van het globaliseringsproces te versterken; OPNIEUW BEVESTIGENDE dat zij hun bijzondere betrekkingen een nieuw elan wensen te geven en ter versterking van hun partnerschap een brede geïntegreerde benadering tot stand wensen te brengen, gebaseerd op politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking en economische en handelsbetrekkingen; ERKENNENDE dat een politiek klimaat dat vrede, veiligheid en stabiliteit, eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat en goed bestuur waarborgt, een integrerend onderdeel van de ontwikkeling op lange termijn dient te zijn; erkennende dat de verantwoordelijkheid voor de totstandbrenging van een dergelijk klimaat allereerst berust bij de betrokken landen; ERKENNENDE dat een gezond en duurzaam economisch beleid een essentiële voorwaarde is voor ontwikkeling; VERWIJZENDE naar de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en herinnerende aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de conclusies van de Conferentie van Wenen van 1993 over de mensenrechten, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, de Overeenkomst inzake de rechten van het kind, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, de Verdragen van Genève van 1949 en andere instrumenten van het internationale humanitaire recht, het Verdrag betreffende de status van staatlozen (Genève 1954), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Genève 1951) en het Protocol betreffende de status van vluchtelingen (New York 1967); IN AANMERKING NEMENDE het Verdrag inzake de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa, het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en het Amerikaanse Verdrag inzake de rechten van de mens als positieve regionale bijdragen tot de eerbiediging van de mensenrechten in de Europese Unie en in de ACS-staten; VERWIJZENDE naar de verklaringen van de staatshoofden en regeringsleiders, afgelegd tijdens de topontmoetingen van Libreville in 1997 en van Santo Domingo in 1999; IN OVERWEGING NEMENDE dat de doelstellingen en beginselen van de ontwikkeling, zoals overeengekomen door de Conferenties van de Verenigde Naties, en het streven om het deel van de bevolking dat in extreme armoede leeft tegen 2015 met de helft terug te brengen, zoals bepaald door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO, een duidelijke visie bieden en aan de samenwerking tussen ACS en EU in het kader van de Overeenkomst ten grondslag moeten liggen; BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen die op de VN-conferenties van Rio, Wenen, Cairo, Kopenhagen, Peking, Istanbul en Rome zijn aangegaan, en erkennende dat verdere maatregelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen en de uitvoering van de actieprogramma's die in die fora zijn vastgesteld; WENSENDE de fundamentele arbeidsrechten te eerbiedigen, rekening houdende met de beginselen die in de desbetreffende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn neergelegd; WIJZENDE OP hun verbintenissen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, HEBBEN BESLOTEN DEZE OVEREENKOMST TE SLUITEN: DEEL 1 ALGEMENE BEPALINGEN TITEL I DOELEINDEN, BEGINSELEN EN ACTOREN HOOFDSTUK 1 Doelstellingen en beginselen Artikel 1 Doelstellingen van het partnerschap De Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de ACS-staten anderzijds, hierna "de partijen" genoemd, sluiten deze Overeenkomst om de economische, culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de ACS-staten te bevorderen en te versnellen, teneinde tot vrede en veiligheid bij te dragen en een stabiel en democratisch politiek klimaat te bevorderen. De kern van het partnerschap wordt gevormd door de doelstelling armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te roeien, overeenkomstig de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en geleidelijk integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie. Aan alle ontwikkelingsstrategieën liggen deze doelstellingen en de internationale verbintenissen van de partijen ten grondslag; zij worden verwezenlijkt volgens een geïntegreerde benadering, die de politieke, economische, maatschappelijke, culturele en milieuaspecten van de ontwikkeling tegelijkertijd in aanmerking neemt. Het partnerschap biedt een samenhangend kader voor de ondersteuning van de ontwikkelingsstrategieën van elke ACS-staat. Elementen van dit kader zijn duurzame economische groei, ontwikkeling van de particuliere sector, stimulering van de werkgelegenheid en verbetering van de toegang tot productiemiddelen. Steun wordt verleend ter bevordering van de eerbiediging van de rechten van het individu en de vervulling van basisbehoeften, de bevordering van sociale ontwikkeling en de vervulling van de voorwaarden voor rechtvaardige verdeling van de vruchten van de groei. Regionale en subregionale integratieprocessen die de integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie bevorderen, zowel wat handel als wat particuliere investeringen betreft, worden aangemoedigd en gesteund. Integrerende onderdelen van deze benadering zijn de opbouw van de capaciteit van de actoren van het ontwikkelingsproces en de verbetering van het institutionele kader dat vereist is voor sociale cohesie, voor het functioneren van een democratische samenleving en een markteconomie en voor het ontstaan van een actieve, georganiseerde civiele samenleving. De situatie van vrouwen en gendervraagstukken worden systematisch in aanmerking genomen op alle gebieden - politiek, economisch en sociaal. De beginselen van duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en het milieu worden op elk niveau van het partnerschap geïntegreerd toegepast. Artikel 2 Grondbeginselen De samenwerking tussen ACS en EG, die gegrondvest is op een bindende rechtsregeling en gezamenlijke instellingen, is gebaseerd op de volgende grondbeginselen: - gelijkheid van de partners en van de inbreng in de ontwikkelingsstrategieën: ter uitvoering van de doelstellingen van het partnerschap bepaalt iedere ACS-staat de ontwikkelingsstrategie voor zijn economie en zijn samenleving in volledige soevereiniteit, daarbij alle in artikel 9 genoemde essentiële elementen in aanmerking nemende; het partnerschap stimuleert de inbreng van de betrokken landen en volkeren in de eigen ontwikkelingsstrategie; - deelname: naast de centrale overheid als belangrijkste partner, staat het partnerschap open voor andere actoren, teneinde de integratie in de hoofdstroom van het politieke, economische en maatschappelijke leven te bevorderen van alle geledingen van de samenleving, waaronder de particuliere sector en organisaties van de civiele samenleving; - centrale rol voor dialoog en naleving van wederzijdse verplichtingen: de verplichtingen die de partijen in het kader van hun dialoog zijn aangegaan vormen een kernpunt van hun partnerschaps- en samenwerkingsbetrekkingen; - differentiëring en regionalisering: de regelingen en prioriteiten voor samenwerking worden afgestemd op het ontwikkelingsniveau, de behoeften, de prestaties en de ontwikkelingsstrategie voor de lange termijn van de partner. Bijzondere nadruk ligt daarbij op de regionale dimensie. De minst ontwikkelde landen krijgen een bijzondere behandeling. Rekening wordt gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire landen. Artikel 3 Verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst Elke partij neemt, voor zover het bepaalde in de Overeenkomst haar aangaat, alle algemene of bijzondere maatregelen waardoor de nakoming van de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen kan worden gewaarborgd en het nastreven van de doelstellingen ervan kan worden vergemakkelijkt. De partijen zien af van maatregelen die deze doelstellingen in gevaar kunnen brengen. HOOFDSTUK 2 De actoren van het partnerschap Artikel 4 Algemene benadering De ACS-staten bepalen de beginselen, strategieën en modellen voor de ontwikkeling van hun economie en hun samenleving in volledige soevereiniteit. Zij stellen samen met de Gemeenschap de samenwerkingsprogramma's vast waarin de Overeenkomst voorziet. De partijen erkennen echter dat niet-overheidsactoren in het ontwikkelingsproces een complementaire rol kunnen spelen en dat zij daartoe een bijdrage kunnen leveren. Niet-overheidsactoren worden daartoe in voorkomend geval, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Overeenkomst, bij het proces op de volgende wijze betrokken: - zij worden ingelicht en betrokken bij overleg over samenwerkingsbeleid en samenwerkingsstrategie, over samenwerkingsprioriteiten, met name op terreinen die hen aangaan of rechtstreeks betreffen, en over de politieke dialoog; - hun worden, op de voorwaarden als in de Overeenkomst vastgesteld, financiële middelen ter beschikking gesteld om het proces van plaatselijke ontwikkeling te steunen; - zij worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van samenwerkingsprojecten en -programma's op terreinen die hen aangaan of waarop zij een relatief voordeel hebben; - hun wordt op kritieke gebieden steun verleend ter versterking van hun capaciteiten en vermogens, met name ten aanzien van organisatie en representatie en de instelling van mechanismen voor overleg, met inbegrip van communicatielijnen en dialoog, alsmede ter bevordering van strategische allianties. Artikel 5 Voorlichting De samenwerking ondersteunt maatregelen ten behoeve van voorlichting over de belangrijkste aspecten van het partnerschap tussen ACS en EU. De samenwerking is bovendien gericht op: - aanmoediging van partnerschap en contacten tussen actoren in de ACS en in de EU; - versterking van netwerkvorming en uitwisseling van deskundigheid en ervaring onder de actoren. Artikel 6 Definities 1. De actoren van de samenwerking zijn: a) overheden (plaatselijk, regionaal en nationaal); b) buiten de overheid: - de particuliere sector; - de economische en sociale partners, onder andere vakverenigingen; - de civiele samenleving in al haar verschijningsvormen, overeenkomstig de nationale kenmerken. 2. Erkenning door de partijen van niet-overheidsactoren is afhankelijk van de mate waarin zij beantwoorden aan de behoeften van de bevolking, hun specifieke deskundigheid en het democratisch gehalte en de transparantie van hun organisatie en beheer. Artikel 7 Capaciteitsopbouw De bijdrage van de civiele samenleving tot het ontwikkelingsproces kan worden gestimuleerd door versterking van maatschappelijke organisaties en niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk op alle terreinen van de samenwerking. Dit houdt in dat: - de totstandkoming en ontwikkeling van dergelijke organisaties moet worden gestimuleerd; - regelingen moeten worden getroffen om dergelijke organisaties te betrekken bij de opzet, de uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en ontwikkelingsprogramma's. TITEL II DE POLITIEKE DIMENSIE Artikel 8 Politieke dialoog 1. De partijen gaan regelmatig een brede, evenwichtige en diepgaande politieke dialoog aan, die tot verbintenissen van beide zijden leidt. 2. Het doel van deze dialoog is het uitwisselen van informatie, het bevorderen van het wederzijds begrip en het vereenvoudigen van de totstandkoming van overeengekomen prioriteiten, met name door te erkennen dat de verschillende aspecten van de betrekkingen tussen de partijen onderling verband houden, evenals de diverse samenwerkingsterreinen waarin deze Overeenkomst voorziet. De dialoog dient het overleg tussen de partijen in internationale fora te vereenvoudigen. De dialoog moet tevens voorkomen dat situaties ontstaan waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de niet-uitvoeringsclausule. 3. De dialoog heeft betrekking op alle doelstellingen van de Overeenkomst, alsmede alle vraagstukken van gemeenschappelijk, algemeen, regionaal of subregionaal belang. Door middel van de dialoog dragen de partijen bij tot vrede, veiligheid en stabiliteit, en bevorderen zij de totstandkoming van een stabiel en democratisch politiek klimaat. De dialoog omvat samenwerkingsstrategieën en wereldwijde en sectorale beleidsvraagstukken, zoals milieu, gendervraagstukken en migratie en vraagstukken in verband met het cultureel erfgoed. 4. De dialoog concentreert zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van gemeenschappelijk belang of van algemene betekenis voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, zoals de wapenhandel, buitensporige militaire uitgaven, drugs en georganiseerde criminaliteit, alsook discriminatie op grond van etnische afkomst, godsdienst of ras. In het kader van de dialoog wordt voorts regelmatig geëvalueerd welke de ontwikkelingen zijn ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur. 5. Een op brede basis gestoeld beleid ter bevordering van de vrede en ter voorkoming, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten is een belangrijk onderdeel van de dialoog; het streven naar vrede en democratische stabiliteit dient bij de vaststelling van de prioriteitsgebieden voor de samenwerking volledig in aanmerking te worden genomen. 6. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. De dialoog verloopt naargelang de behoefte formeel of informeel, en wordt gevoerd zowel binnen als buiten het institutionele kader, in een passende vorm en op passend niveau, onder meer op regionaal, subregionaal en nationaal niveau. 7. Regionale en subregionale organisaties en vertegenwoordigers van organisaties van de civiele samenleving worden bij de dialoog betrokken. Artikel 9 Essentiële elementen en fundamenteel element 1. De samenwerking is gericht op duurzame ontwikkeling, waarin de mens, de stuwende kracht en voornaamste begunstigde ervan, centraal staat; dit houdt in dat alle rechten van de mens dienen te worden geëerbiedigd en bevorderd. Eerbiediging van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden, onder meer inhoudende eerbiediging van de fundamentele sociale rechten, op de rechtsstaat berustende democratie en transparant en verantwoordelijk bestuur, is een integrerend aspect van duurzame ontwikkeling. 2. De partijen verwijzen naar hun internationale verplichtingen en verbintenissen betreffende de eerbiediging van de mensenrechten. Zij verklaren opnieuw bijzonder gewicht te hechten aan de waardigheid en de rechten van de mens, waarnaar individuen en volkeren rechtmatig streven. De mensenrechten zijn universeel, ondeelbaar en onderling verbonden. De partijen verbinden zich ertoe alle fundamentele vrijheden en mensenrechten te bevorderen en te beschermen, zowel burgerrechten en politieke rechten als economische, sociale en culturele rechten. In dit verband bevestigen de partijen opnieuw de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. De partijen verklaren dat democratisering, ontwikkeling en de bescherming van de fundamentele vrijheden onderling zijn verbonden en elkaar versterken. De democratische beginselen zijn universeel erkende beginselen die aan de organisatie van de staat ten grondslag liggen en daardoor de legitimiteit van zijn gezag, de wettigheid van zijn handelen, zoals dit zijn weerslag vindt in het constitutionele, wetgevende en regelgevende stelsel, alsmede het bestaan van mechanismen voor participatie waarborgen. Op basis van deze universeel erkende beginselen ontwikkelt ieder land zijn democratische cultuur. De structuur van de overheid en de bevoegdheden van de verschillende machten moeten zijn gegrondvest op de rechtsstaat, wat met name het bestaan inhoudt van doeltreffende en toegankelijke juridische beroepsmogelijkheden, een onafhankelijk rechtsstelsel dat gelijkheid voor de wet waarborgt en een uitvoerende macht die volledig is ondergeschikt aan de wet. De eerbiediging van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, waarop het partnerschap tussen ACS en EU berust, liggen ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen, en zijn essentiële elementen van deze Overeenkomst. 3. In het kader van een politiek en institutioneel klimaat dat de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat beschermt, wordt onder goed bestuur verstaan het transparante en verantwoordelijke beheer van menselijke en natuurlijke hulpbronnen en economische en financiële middelen ten behoeve van rechtvaardige en duurzame ontwikkeling. Goed bestuur houdt het bestaan in van duidelijke besluitvormingsprocedures bij de overheid, transparante en verantwoording verschuldigde instellingen, de voorrang van de wet bij het beheer en de verdeling van middelen en de opbouw van capaciteiten ten behoeve van het uitwerken en uitvoeren van maatregelen teneinde met name corruptie te voorkomen en te bestrijden. Goed bestuur, waarop het partnerschap tussen ACS en EU berust, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen, en is een fundamenteel element van deze Overeenkomst. De partijen komen overeen dat slechts ernstige gevallen van corruptie, met inbegrip van omkoping die tot dergelijke corruptie leidt, als omschreven in artikel 97, een schending van dit element inhouden. 4. Bevordering van de mensenrechten, democratiseringsprocessen, consolidatie van de rechtsstaat en goed bestuur worden door het partnerschap actief ondersteund. Deze terreinen zijn een belangrijk onderwerp voor de politieke dialoog. In het kader van deze dialoog kennen de partijen bijzonder belang toe aan de veranderingen zoals die zich voordoen en de continuïteit van de bereikte vooruitgang. Bij deze regelmatige evaluatie wordt de economische, sociale, culturele en historische achtergrond van ieder land in aanmerking genomen. Aan deze terreinen wordt tevens bijzondere aandacht geschonken bij de steun voor ontwikkelingsstrategieën. De Gemeenschap verleent steun voor politieke, institutionele en juridische hervormingen en voor het versterken van de capaciteit van openbare en particuliere actoren en de civiele samenleving in het kader van strategieën die door de betrokken staat en de Gemeenschap worden overeengekomen. Artikel 10 Andere elementen van het politieke klimaat 1. De partijen zijn van oordeel dat de volgende elementen bijdragen tot de instandhouding en consolidatie van een stabiel en democratisch politiek klimaat: - duurzame en rechtvaardige ontwikkeling, wat onder meer toegang tot productiemiddelen, essentiële diensten en justitie inhoudt; - sterkere betrokkenheid van een actieve, georganiseerde civiele samenleving en de particuliere sector. 2. De partijen erkennen dat de beginselen van de markteconomie, ondersteund door transparante concurrentieregels en gezond economisch en sociaal beleid, tot de verwezenlijking van doelstellingen van het partnerschap bijdragen. Artikel 11 Vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing 1. De partijen voeren in het kader van het partnerschap een actief, veelomvattend en geïntegreerd beleid inzake vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing. Dit beleid wordt gebaseerd op het beginsel van eigen inbreng. Het richt zich met name op de opbouw van capaciteiten op regionaal, subregionaal en nationaal vlak en op het voorkomen van gewelddadige conflicten in een vroeg stadium, door de onderliggende oorzaken op gerichte wijze en met een passende combinatie van alle beschikbare instrumenten aan te pakken. 2. De activiteiten op het gebied van vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing houden met name in: steun voor de evenwichtige verdeling van politieke, economische, sociale en culturele kansen onder alle geledingen van de samenleving, steun voor versterking van de democratische legitimiteit en de effectiviteit van het bestuur, steun voor de totstandbrenging van effectieve instrumenten voor de vreedzame verzoening van groepsbelangen, steun voor het overbruggen van scheidslijnen tussen verschillende geledingen van de samenlevingen en steun voor een actieve en georganiseerde civiele samenleving. 3. Andere relevante activiteiten in dit verband zijn onder meer: steun voor bemiddeling, onderhandelingen en verzoening, steun voor effectief regionaal beheer van gedeelde schaarse natuurlijke hulpbronnen, steun voor demobilisatie van voormalige strijdenden en hun reïntegratie in de samenleving, steun voor het aanpakken van het probleem van kindsoldaten, alsmede steun voor passende maatregelen om de militaire uitgaven en de wapenhandel tot een verantwoord niveau terug te brengen, onder meer door steun te verlenen ter bevordering en toepassing van overeengekomen gedragsnormen en gedragscodes. In dit verband wordt bijzondere aandacht besteed aan de bestrijding van antipersoneelmijnen en van de buitensporige en ongecontroleerde verspreiding en accumulatie van en de illegale handel in kleine en lichte wapens. 4. In gewelddadige conflictsituaties nemen de partijen alle passende maatregelen om escalatie van het geweld te voorkomen en de territoriale uitbreiding ervan te beperken, en een vreedzame beslechting van geschillen te bevorderen. In het bijzonder moet erop worden toegezien dat de voor samenwerking bestemde financiële middelen benut worden in overeenstemming met de beginselen en doelstellingen van de Overeenkomst, en moet worden voorkomen dat deze middelen voor offensieve doeleinden worden misbruikt. 5. In situaties na een conflict nemen de partijen alle passende maatregelen om het herstel van een niet-gewelddadige, stabiele en zichzelf instandhoudende situatie te bevorderen. De partijen zien toe op de totstandkoming van de noodzakelijke koppeling tussen noodmaatregelen, herstel en ontwikkelingssamenwerking. Artikel 12 Coherentie van het Gemeenschapsbeleid en uitvoering van de overeenkomst Onverminderd artikel 96 stelt de Gemeenschap, indien zij voornemens is bij de uitvoering van haar bevoegdheden een maatregel te nemen die, gelet op de doelstellingen van de Overeenkomst, van invloed kan zijn op de belangen van de ACS-staten, deze daarvan tijdig in kennis. Met het oog hierop doet de Commissie haar voorstel voor maatregelen van deze aard tegelijkertijd aan het secretariaat van de ACS-staten toekomen. Zo nodig kan ook op initiatief van de ACS-staten een verzoek om inlichtingen worden ingediend. Op verzoek van deze staten vindt onverwijld overleg plaats opdat, voordat een definitief besluit wordt genomen, rekening kan worden gehouden met hun bezwaren ten aanzien van de gevolgen van deze maatregelen. Na dit overleg kunnen de ACS-staten hun bezwaren bovendien schriftelijk aan de Gemeenschap kenbaar maken en voorstellen voor wijzigingen doen die aangeven hoe hun bezwaren ondervangen moeten worden. Indien de Gemeenschap geen gevolg geeft aan de voorstellen van de ACS-staten, stelt zij de ACS-staten daar zo spoedig mogelijk van in kennis, onder opgave van redenen. De ACS-staten wordt tevens, indien mogelijk tevoren, toereikende informatie verstrekt over de inwerkingtreding van deze besluiten. Artikel 13 Migratie 1. Betreffende migratie wordt in het kader van het partnerschap tussen EU en ACS een diepgaande dialoog gehouden. De partijen bevestigen opnieuw dat zij krachtens het internationale recht gehouden zijn en zich ertoe verbonden hebben toe te zien op de eerbiediging van de mensenrechten en de bestrijding van alle vormen van discriminatie op grond van met name afkomst, geslacht, ras, taal en godsdienst. 2. De partijen zijn het erover eens dat ten aanzien van migratie een partnerschap met zich meebrengt: billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, integratiebeleid dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers, versterking van de bestrijding van discriminatie in het economische, sociale en culturele leven en ontwikkeling van maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat. 3. Elke lidstaat past op werknemers die de nationaliteit van een ACS-staat bezitten en legaal in loondienst werkzaam zijn op zijn grondgebied, wat arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag betreft, een regeling toe waarbij geen discriminatie op grond van nationaliteit plaatsvindt ten opzichte van zijn eigen onderdanen. Elke ACS-staat past bovendien ten aanzien hiervan op werknemers die de nationaliteit van een lidstaat bezitten een vergelijkbare niet-discriminerende regeling toe. 4. De partijen zijn van oordeel dat strategieën om de armoede te bestrijden, de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, werkgelegenheid te scheppen en scholingsmogelijkheden te ontwikkelen, op de lange termijn bijdragen tot normalisering van de migratiestromen. De partijen houden in het kader van de ontwikkelingsstrategieën en de nationale en regionale programmering rekening met de structurele knelpunten die met de migratiestromen verband houden, teneinde de economische en sociale ontwikkeling van de gebieden waaruit de migranten afkomstig zijn te steunen en de armoede terug te dringen. De Gemeenschap steunt door middel van nationale en regionale samenwerkingsprogramma's de opleiding van onderdanen van de ACS-staten, in hun land van herkomst, in een ander ACS-land of in lidstaat van de Europese Unie. Ten aanzien van opleiding in een lidstaat zien de partijen erop toe dat dergelijke opleidingen gericht zijn op de professionele integratie van de ACS-onderdanen in hun land van herkomst. De partijen ontwikkelen samenwerkingsprogramma's teneinde de toegang voor studerenden uit de ACS-staten tot het onderwijs te vergemakkelijken, met name door gebruikmaking van nieuwe communicatietechnologieën. 5. a) In het kader van de politieke dialoog bespreekt de Raad van Ministers problemen die het gevolg zijn van illegale immigratie, teneinde waar toepasselijk tot middelen voor een preventiebeleid te komen. b) In dit verband komen de partijen met name overeen erop toe te zien dat in het kader van alle procedures voor terugkeer van illegale immigranten naar hun land van herkomst de rechten en de waardigheid van het individu worden gerespecteerd. De autoriteiten verstrekken hun in verband hiermede de administratieve faciliteiten die voor hun terugkeer noodzakelijk zijn. c) Voorts komen de partijen overeen: i) - iedere lidstaat van de Europese Unie verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van een ACS-staat verblijven op verzoek van die staat zonder verdere formaliteiten over te nemen; - iedere ACS-staat verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie verblijven op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten over te nemen. Voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en de ACS-staten hun onderdanen passende identiteitsdocumenten. Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van dit lid uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn overeenkomstig Verklaring nr. 2 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie. Wat de ACS-staten betreft zijn de verplichtingen van dit lid uitsluitend van toepassing op personen die overeenkomstig het rechtsstelsel van het betrokken land geacht worden hun onderdanen te zijn. ii) Op verzoek van een partij wordt overleg geopend met de ACS-staten teneinde in goed vertrouwen en met inachtneming van de desbetreffende regels van het internationale recht overeenkomsten bilaterale overeenkomsten te sluiten inzake specifieke verplichtingen op het gebied van de overname en terugkeer van hun onderdanen. Indien een partij zulks noodzakelijk acht, bevatten dergelijke overeenkomsten tevens regelingen voor de overname van onderdanen van derde landen en van stateloze personen. In die regelingen wordt bepaald welke categorieën personen onder de regelingen vallen, alsmede op welke wijze de overname en de terugkeer dienen te geschieden. De ACS-staten wordt passende steun verleend ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze regelingen. iii) Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "partijen" verstaan: de Gemeenschap, elk van haar lidstaten en elke ACS-staat. DEEL 2 INSTITUTIONELE BEPALINGEN Artikel 14 Gezamenlijke instellingen De instellingen in het kader van deze Overeenkomst zijn de Raad van Ministers, het Comité van Ambassadeurs en de Paritaire Parlementaire Vergadering. Artikel 15 De Raad van Ministers 1. De Raad van Ministers bestaat uit de leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen enerzijds en een lid van de regering van elke ACS-staat anderzijds. Het voorzitterschap van de Raad van Ministers wordt bij toerbeurt bekleed door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van een ACS-staat. De Raad komt, op initiatief van de voorzitter, in de regel eenmaal per jaar bijeen, alsmede in alle gevallen wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht, in een vorm en een geografische samenstelling die passend zijn voor de te bespreken vraagstukken. 2. De Raad van Ministers heeft de volgende taken: a) hij voert de politieke dialoog; b) hij stelt beleidsrichtsnoeren vast en neemt de noodzakelijke besluiten voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de Overeenkomst, met name wat betreft ontwikkelingsstrategieën voor de specifieke gebieden die onder deze Overeenkomst vallen en alle andere relevante gebieden, alsmede wat betreft de procedures; c) hij onderzoekt en vindt een oplossing voor problemen die de effectieve en efficiënte tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst kunnen belemmeren of de verwezenlijking van de doelstellingen ervan kunnen verhinderen; d) hij ziet toe op de soepele werking van de overlegmechanismen. 3. De Raad van Ministers neemt zijn besluiten bij overeenstemming tussen de partijen. De Raad van Ministers kan slechts geldig besluiten indien ten minste de helft van de leden van de Raad van de Europese Unie, één lid van de Commissie en twee derde van de leden die de regeringen van de ACS-staten vertegenwoordigen, aanwezig zijn. Ieder lid van de Raad van Ministers kan zich bij verhindering laten vertegenwoordigen. Het plaatsvervangend lid oefent alle rechten van het verhinderde lid uit. De Raad kan besluiten nemen die voor de partijen bindend zijn en resoluties, aanbevelingen en adviezen formuleren. Hij bestudeert resoluties en aanbevelingen van de Paritaire Parlementaire Vergadering en neemt die in overweging. De Raad van Ministers voert een permanente dialoog met de vertegenwoordigers van de sociale en economische partners en andere actoren van de civiele samenleving in de ACS en in de EU. Daartoe kan buiten de vergaderingen overleg worden gevoerd. 4. De Raad van Ministers kan bevoegdheden delegeren aan het Comité van Ambassadeurs. 5. De Raad van Ministers stelt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zijn reglement van orde vast. Artikel 16 Het Comité van Ambassadeurs 1. Het Comité van Ambassadeurs bestaat uit de Permanente Vertegenwoordigers van alle lidstaten bij de EU en een vertegenwoordiger van de Commissie enerzijds en het hoofd van de missie bij de EU van iedere ACS-staat anderzijds. Het voorzitterschap van het Comité van Ambassadeurs wordt bij toerbeurt bekleed door de Permanente Vertegenwoordiger van een door de Gemeenschap aangewezen lidstaat en het hoofd van een missie die een door de ACS-staten aangewezen ACS-staat vertegenwoordigt. 2. Het Comité staat de Raad van Ministers bij in de vervulling van zijn taken en voert alle opdrachten uit waarmee het Comité door de Raad van Ministers is belast. In dit verband volgt het de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en de vooruitgang die bij de verwezenlijking van de daarin omschreven doelstellingen wordt geboekt. Het Comité van Ambassadeurs komt regelmatig bijeen, met name om de zittingen van de Raad voor te bereiden, en bij elke andere noodzakelijk geachte gelegenheid. 3. Het Comité stelt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zijn reglement van orde vast. Artikel 17 De Paritaire Parlementaire Vergadering 1. De Paritaire Parlementaire Vergadering bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de ACS-staten. De leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering zijn enerzijds leden van het Europese Parlement en anderzijds Parlementsleden of, bij ontstentenis daarvan, andere vertegenwoordigers die door het parlement van iedere ACS-staat zijn aangewezen. Indien een ACS-staat geen parlement heeft, moet de deelneming van een vertegenwoordiger van die ACS-staat vooraf door de Paritaire Parlementaire Vergadering worden goedgekeurd. 2. De taken van de Paritaire Parlementaire Vergadering als raadgevend lichaam zijn als volgt: - bevordering van de democratische processen door middel van dialoog en overleg; - bevordering van het wederzijds begrip tussen de volkeren van de Europese Unie en die van de ACS-staten en stimulering van de bekendheid met ontwikkelingsvraagstukken bij de bevolking; - bespreking van vraagstukken met betrekking tot ontwikkeling en het partnerschap tussen ACS en EU; - aanneming van resoluties en formulering van aanbevelingen aan de Raad van Ministers ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst. 3. De Paritaire Parlementaire Vergadering komt twee maal per jaar in voltallige vergadering bijeen, bij toerbeurt in de Europese Unie en in een ACS-staat. Teneinde de regionale integratie te versterken en de samenwerking tussen de nationale parlementen te bevorderen, kunnen op regionaal en subregionaal niveau bijeenkomsten tussen parlementsleden van de EU en de ACS-staten worden gehouden. De Paritaire Parlementaire Vergadering onderhoudt regelmatige contacten met vertegenwoordigers van de economische en sociale partners en andere actoren van de civiele samenleving van de ACS en de EU, teneinde hun oordeel over de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst te vernemen. 4. De Paritaire Parlementaire Vergadering stelt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst haar reglement van orde vast. DEEL 3 SAMENWERKINGSSTRATEGIEËN Artikel 18 De samenwerkingsstrategieën worden gebaseerd op ontwikkelingsstrategieën en de economische en commerciële samenwerking; deze twee gebieden zijn onderling verbonden en vullen elkaar aan. De partijen zien erop toe dat de inspanningen op beide gebieden elkaar wederzijds versterken. TITEL I ONTWIKKELINGSSTRATEGIEËN HOOFDSTUK 1 Algemeen kader Artikel 19 Principes en doelstellingen 1. De centrale doelstelling van de ACS-EG-samenwerking is bestrijding en uiteindelijk uitroeiing van armoede; duurzame ontwikkeling; en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie. In deze context worden samenwerkingskader en -richtlijnen afgestemd op de individuele omstandigheden in elke ACS-staat, en worden de lokale betrokkenheid bij de economische en sociale hervormingen en de integratie van de particuliere sector en actoren van de civiele samenleving in het ontwikkelingsproces bevorderd. 2. Bij de samenwerking wordt uitgegaan van de conclusies van de conferenties van de Verenigde Naties en de op internationaal niveau overeengekomen doelstellingen, oogmerken en actieprogramma's, alsmede van de follow-up daarvan, als basis voor ontwikkelingsprincipes. Bij de samenwerking wordt mede uitgegaan van de doelstellingen van de internationale ontwikkelingssamenwerking; voorts wordt bijzondere aandacht geschonken aan de totstandbrenging van kwalitatieve en kwantitatieve voortgangsindicatoren. 3. Regering en niet-overheidsactoren in elke ACS-staat nemen het initiatief tot overleg over de ontwikkelingsstrategieën van het land en de steun van de gemeenschap daarvoor. Artikel 20 Benadering 1. De doelstellingen van de ACS-EG-ontwikkelingssamenwerking dienen te worden bereikt door middel van geïntegreerde strategieën waarvan de economische, maatschappelijke, culturele, institutionele en milieuelementen in de lokale gemeenschap geworteld zijn. De samenwerking vormt aldus een samenhangend kader op basis waarvan steun kan worden verleend ten behoeve van de eigen ontwikkelingsstrategieën van de ACS-staten, waarbij gezorgd dient te worden voor complementariteit en interactie tussen de verschillende elementen. In deze context, en binnen het kader van het ontwikkelingsbeleid en de hervormingen van de ACS-staten, zijn de ACS-EG-samenwerkingsstrategieën gericht op: a) de verwezenlijking van snelle en duurzame, werkgelegenheid creërende economische groei, de ontwikkeling van de particuliere sector, de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de toegang tot productieve economische activiteiten en hulpmiddelen, alsmede de stimulering van de regionale samenwerking en integratie; b) de bevordering van de menselijke en maatschappelijke ontwikkeling, waarbij erop wordt toegezien dat in de voordelen van de groei door allen gelijkelijk wordt gedeeld en de gelijkheid van vrouwen en mannen wordt gestimuleerd; c) de stimulering van de culturele waarden van gemeenschappen en specifieke interacties met economische, politieke en maatschappelijke elementen; d) de bevordering van de institutionele hervormingen en opbouw, de versterking van de instellingen die nodig zijn voor de consolidering van de democratie, goed bestuur en de totstandkoming van efficiënte en concurrerende markteconomieën; alsmede de opbouw van de capaciteit voor ontwikkeling en partnerschap; en e) de bevordering van de duurzaamheid en het herstel van het milieu, goede praktijken en het behoud van de natuurlijke hulpbronnen. 2. Er dient systematisch op te worden toegezien dat de volgende thematische of algemene onderwerpen aan de orde worden gesteld op alle samenwerkingsgebieden: gendervraagstukken, milieuvraagstukken en institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw. Deze gebieden komen tevens in aanmerking voor steun van de Gemeenschap. 3. De gedetailleerde teksten betreffende de doelstellingen en strategieën van de ontwikkelingssamenwerking, met name de sectorale beleidsvormen en strategieën, worden opgenomen in een compendium met operationele richtsnoeren voor specifieke samenwerkingsgebieden of -sectoren. Deze teksten kunnen worden herzien, gewijzigd en/of aangepast door de Raad van Ministers op basis van een aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. HOOFDSTUK 2 Gebieden waarop steun wordt verleend DEEL 1 Economische ontwikkeling Artikel 21 Investeringen en ontwikkeling van de particuliere sector 1. In het kader van de samenwerking wordt steun verleend voor de noodzakelijke economische en institutionele hervormingen en beleidslijnen op nationaal en/of regionaal niveau, die gericht zijn op de totstandbrenging van een gunstig klimaat voor particuliere investeringen en de ontwikkeling van een dynamische, levensvatbare en concurrerende particuliere sector. Voorts wordt in het kader van de samenwerking steun verleend ten behoeve van: a) de bevordering van de dialoog en de samenwerking tussen de publieke en de particuliere sector; b) de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden en de bedrijfscultuur; c) privatisering en hervorming van ondernemingen; en d) ontwikkeling en modernisering van bemiddelings- en arbitragesystemen. 2. Voorts wordt in het kader van de samenwerking steun verleend ter verbetering van de kwaliteit, beschikbaarheid en toegankelijkheid van financiële en niet-financiële diensten ten behoeve van particuliere ondernemingen, zowel formeel als informeel, door: a) katalysering en benutting van binnenlandse en buitenlandse particuliere spaartegoeden ten behoeve van de financiering van particuliere ondernemingen door de ondersteuning van beleid gericht op de ontwikkeling van een moderne financiële sector, inclusief kapitaalmarkt, financiële instellingen en duurzame microfinancieringstransacties; b) ontwikkeling en versterking van bedrijfsinstellingen en intermediaire organisaties, associaties, kamers van koophandel en lokale dienstverleners uit de particuliere sector die niet-financiële diensten ondersteunen en aanbieden aan ondernemingen, zoals professionele, technische, beheers-, opleidings- en commerciële-ondersteuningsdiensten; en c) ondersteuning van instellingen, programma's, activiteiten en initiatieven die bijdragen tot de ontwikkeling en overdracht van technologieën, knowhow en goede praktijken met betrekking tot alle aspecten van de bedrijfsvoering. 3. De samenwerking is gericht op de bevordering van de bedrijfsontwikkeling door de verlening van financiering, garantiefaciliteiten en technische ondersteuning gericht op de bevordering en ondersteuning van de oprichting, vestiging, uitbreiding, diversificatie, rehabilitatie, herstructurering, modernisering of privatisering van dynamische, levensvatbare en concurrerende ondernemingen in alle economische sectoren, alsmede van financiële tussenpersonen, zoals financieringsinstituten en venture-capitalinstellingen, en leasingbedrijven, door: a) de totstandbrenging en/of versterking van financiële instrumenten in de vorm van investeringskapitaal; b) de verbetering van de toegang tot essentiële input, zoals bedrijfsinformatie en advies- of technischebijstandsdiensten; c) de stimulering van de exportactiviteiten, met name door capaciteitsopbouw op alle met de handel verband houdende gebieden; en d) de bevordering van contacten, netwerken en samenwerking tussen bedrijven, met inbegrip van de overdracht van technologie en knowhow op nationaal, regionaal en ACS-EU-niveau, en partnerschappen met particuliere buitenlandse investeerders, voor zover die in overeenstemming zijn met de doelstellingen en richtlijnen van de ACS-EU-ontwikkelingssamenwerking. 4. In het kader van de samenwerking wordt steun verleend voor de ontwikkeling van micro-ondernemingen door de verbetering van de toegang tot financiële en niet-financiële diensten; een passend beleids- en regelgevingskader voor hun ontwikkeling; en de verschaffing van opleiding en informatiediensten over goede praktijken op het gebied van microfinanciering. 5. De steun voor investeringen en ontwikkeling van de particuliere sector omvat acties en initiatieven op macro-, meso- en micro-economisch niveau. Artikel 22 Macro-economische en structurele hervormingen en beleidslijnen 1. De samenwerking is gericht op de ondersteuning van de ACS-staten bij: a) de totstandbrenging van macro-economische groei en stabilisatie door middel van een streng fiscaal en monetair beleid, resulterend in de vermindering van de inflatie en de verbetering van het externe en fiscale evenwicht; de versterking van de fiscale discipline, de stimulering van de begrotingstransparantie en -efficiency en de verbetering van de kwaliteit, rechtvaardigheid en samenstelling van het fiscaal beleid; en b) de tenuitvoerlegging van structureel beleid dat erop is gericht de rol van de verschillende actoren, in het bijzonder van de particuliere sector, te versterken en een voor de groei van bedrijfsleven, investeringen en werkgelegenheid bevorderlijk klimaat te creëren; i) de liberalisering van de handels- en wisselkoersregimes en de convertibiliteit van de lopende rekening, daarbij rekening houdende met de specifieke omstandigheden van elk land; ii) de versterking van de hervormingen van de arbeids- en productenmarkt; iii) de stimulering van hervormingen van de financiële systemen, die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van een levensvatbare bancaire en non-bancaire sector, kapitaalmarkten en financiële diensten, inclusief microfinanciering; iv) de verbetering van de kwaliteit van de particuliere en publieke diensten; en v) de bevordering van de regionale samenwerking en geleidelijke integratie van het macro-economisch en monetair beleid. 2. Bij de ontwikkeling van macro-economisch beleid en structurele aanpassingsprogramma's dient rekening te worden gehouden met de sociaal-politieke achtergrond en institutionele capaciteit van de betrokken staten; dit beleid en deze programma's dienen een positief effect te hebben op de armoedebestrijding en de toegang tot de sociale dienstverlening, en zijn gebaseerd op de volgende principes: a) de ACS-staten zijn als eerste verantwoordelijk voor het analyseren van de op te lossen problemen en het opstellen en ten uitvoer leggen van de hervormingen; b) steunprogramma's moeten worden afgestemd op de bijzondere situatie van elke ACS-staat; in deze programma's moet rekening worden gehouden met de maatschappelijke omstandigheden, de cultuur en het milieu van deze staten; c) het recht van de ACS-staten om de koers van hun ontwikkelingsstrategieën en -prioriteiten te bepalen, wordt erkend en geëerbiedigd; d) het tempo van de hervormingen moet realistisch zijn en verenigbaar met de capaciteiten en hulpbronnen van elke ACS-staat; en e) de bevolking moet beter worden voorgelicht over de economische en maatschappelijke hervormingen en beleidslijnen. Artikel 23 Economische sectorale ontwikkeling In het kader van de samenwerking dient steun te worden verleend voor duurzame beleidslijnen en institutionele hervormingen en voor de nodige investeringen voor een gelijke toegang tot economische activiteiten en productiemiddelen, in het bijzonder: a) de ontwikkeling van opleidingssystemen die bijdragen tot de verhoging van de productiviteit in de formele en informele sector; b) kapitaal, krediet, grond, met name wat eigendomsrechten en gebruik betreft; c) de ontwikkeling van plattelandsstrategieën gericht op de totstandkoming van een kader voor participatieve gedecentraliseerde planning, toewijzing en beheer van hulpbronnen; d) landbouwproductiestrategieën, nationaal en regionaal beleid op het gebied van voedselzekerheid, duurzame ontwikkeling van watervoorraden, visbestanden en mariene hulpbronnen binnen de exclusieve economische zone van de ACS-staten. In een eventueel via onderhandelingen tot stand te komen visserijovereenkomst tussen de Gemeenschap en de ACS-staten dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsstrategieën op dit gebied; e) economische en technologische infrastructuur en diensten, inclusief vervoer, telecommunicatiesystemen, communicatiediensten en ontwikkeling van de informatiemaatschappij; f) ontwikkeling van een concurrerende industrie-, mijnbouw- en energiesector, inclusief stimulering van de betrokkenheid en ontwikkeling van de particuliere sector; g) ontwikkeling van de handel, inclusief de bevordering van eerlijke handel; h) ontwikkeling van het bedrijfsleven, de financiële sector en het bankwezen; en andere dienstensectoren; i) ontwikkeling van het toerisme; en j) ontwikkeling van infrastructuur en diensten ten behoeve van wetenschap, technologie en onderzoek; inclusief stimulering, overdracht en toepassing van nieuwe technologieën; k) versterking van de capaciteit in productieve sectoren, met name in de publieke en particuliere sector. Artikel 24 Toerisme De samenwerking is gericht op de duurzame ontwikkeling van de toeristenindustrie in de ACS-staten en -subregio's, waarbij het toenemende belang van deze sector voor de groei van de dienstensector in de ACS-staten en de toename van de internationale handel erkend wordt, alsmede het vermogen van de toeristenindustrie om andere sectoren van de economie te stimuleren en de rol die deze sector kan spelen bij de uitroeiing van armoede. In het kader van de samenwerkingsprogramma's en -projecten worden de inspanningen van de ACS-staten ondersteund die gericht zijn op de totstandbrenging en verbetering van het juridische en institutionele kader en de hulpbronnen voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van duurzame beleidslijnen en programma's op het gebied van toerisme, alsmede, onder andere, de verbetering van de concurrentiepositie van deze sector, met name van het MKB, de ondersteuning en bevordering van investeringen, productontwikkeling, inclusief de ontwikkeling van de inheemse culturen in de ACS-staten, en versterking van de onderlinge banden tussen het toerisme en andere sectoren van de economie. DEEL 2 Sociale en humane ontwikkeling Artikel 25 Sociale sectorale ontwikkeling 1. In het kader van de samenwerking wordt steun verleend voor de inspanningen van de ACS-staten op het gebied van de ontwikkeling van algemene en sectorale beleidslijnen en hervormingen ter verbetering van de verspreiding en kwaliteit van, alsmede de toegang tot de sociale basisinfrastructuur en -diensten, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale behoeften en specifieke eisen van de kwetsbaarste en minst bevoorrechte bevolkingsgroepen, teneinde de ongelijkheid wat betreft de toegang tot deze diensten te verminderen. Daarbij dient er in het bijzonder op te worden toegezien dat de overheidsuitgaven voor de sociale sectoren toereikend zijn. In deze context is de samenwerking gericht op: a) de verbetering van onderwijs en opleiding en de opbouw van technische capaciteit en vaardigheden; b) de verbetering van de stelsels voor gezondheidszorg en voeding, de bestrijding van honger en ondervoeding, het toezien op de voedselvoorziening en de voedselzekerheid; c) de integratie van bevolkingsvraagstukken in de ontwikkelingsstrategieën, ter verbetering van de reproductieve gezondheidszorg, de eerstelijnsgezondheidszorg en de gezinsplanning; het voorkomen van verminking van de genitaliën bij vrouwen; d) de bevordering van de bestrijding van hiv/aids; e) de bevordering van de beschikbaarheid van drinkwater en de verbetering van de toegang tot veilig water en voldoende gezondheidszorg; f) de verbetering van de beschikbaarheid van betaalbare en passende huisvesting voor alle bevolkingsgroepen door ondersteuning van goedkope, op de lagere-inkomensgroepen afgestemde huisvestingsprogramma's, alsmede verbetering van de stadsontwikkeling; en g) de bevordering van participatieve methoden van sociale dialoog en de eerbiediging van de sociale basisrechten. 2. In het kader van de samenwerking wordt voorts steun verleend voor capaciteitsopbouw op sociale gebieden, bijvoorbeeld ten behoeve van opleidingsprogramma's voor de ontwikkeling van sociaal beleid of met betrekking tot moderne beheersmethoden voor sociale projecten en programma's; beleid dat bevorderlijk is voor technologische innovatie en onderzoek; de opbouw van lokale knowhow en de bevordering van partnerschap; en de organisatie van rondetafelgesprekken op nationaal en/of regionaal niveau. 3. In het kader van de samenwerking wordt de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleidslijnen en systemen voor sociale bescherming en veiligheid bevorderd en ondersteund, ter stimulering van de sociale cohesie en de bevordering van zelfhulp en solidariteit binnen de gemeenschap. De steun wordt onder andere geconcentreerd op de ontwikkeling van initiatieven gebaseerd op economische solidariteit, met name door het opzetten van socialeontwikkelingsfondsen die zijn afgestemd op de lokale behoeften en actoren. Artikel 26 Jeugdzaken In het kader van de samenwerking dient voorts steun te worden verleend voor de totstandbrenging van een samenhangend en omvattend beleid ter verwezenlijking van het potentieel van de jeugd met het doel deze beter te integreren in de samenleving en haar in staat te stellen zich volledig te ontplooien. In deze context wordt in het kader van de samenwerking steun verleend voor beleidslijnen, maatregelen en activiteiten gericht op: a) de bescherming van de rechten van het kind en de jeugd, in het bijzonder van meisjes; b) de bevordering van de vaardigheden, de energie, het streven naar innovatie en het potentieel van de jeugd, ter stimulering van de kansen van de jeugd op economisch, maatschappelijk en cultureel gebied en ter verbetering van de werkgelegenheidsvooruitzichten van de jeugd in de productieve sector; c) de ondersteuning van instellingen binnen de lokale gemeenschap die kinderen de kans geven zich fysiek, psychologisch, maatschappelijk en economisch te ontplooien; en d) de herintegratie in de maatschappij van kinderen in postconflictsituaties door middel van rehabilitatieprogramma's. Artikel 27 Culturele ontwikkeling De samenwerking op cultureel gebied is gericht op: a) de integratie van de culturele dimensie op alle niveaus van de ontwikkelingssamenwerking; b) de erkenning, het behoud en de bevordering van culturele waarden en identiteiten, teneinde een interculturele dialoog mogelijk te maken; c) de erkenning, het behoud en de bevordering van de waarde van cultureel erfgoed; de ondersteuning van de ontwikkeling van de capaciteit in deze sector; en d) de ontwikkeling van de culturele sector en de verbetering van de markttoegang voor culturele goederen en diensten. DEEL 3 Regionale samenwerking en integratie Artikel 28 Algemene benadering In het kader van de samenwerking wordt effectieve bijstand verleend ter verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de ACS-staten in de context van de regionale en subregionale samenwerking en integratie, met inbegrip van de interregionale samenwerking en de samenwerking tussen de ACS-staten onderling. De regionale samenwerking kan ook betrekking hebben op de samenwerking tussen de landen en gebieden overzee en de ultraperifere regio's. In deze context is de steunverlening in het kader van de samenwerking gericht op: a) de bevordering van de geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie; b) de bevordering van de economische samenwerking en ontwikkeling van de regio's van de ACS-staten en tussen deze regio's onderling; c) de bevordering van het vrij verkeer van personen, goederen, diensten, kapitaal, werknemers en technologie tussen ACS-staten; d) de bevordering van de diversificatie van de economieën der ACS-staten; alsmede de coördinatie en harmonisatie van het regionale en subregionale samenwerkingsbeleid; en e) de bevordering en uitbreiding van de handel in de ACS-staten en tussen de ACS-staten onderling, alsmede met derde landen. Artikel 29 Regionale economische integratie De samenwerking op het gebied van de regionale economische integratie is gericht op: a) de ontwikkeling en versterking van de capaciteiten van: i) de instellingen en organisaties voor regionale integratie die door de ACS-staten zijn opgericht ter bevordering van de regionale samenwerking en integratie, en ii) de nationale regeringen en parlementen met betrekking tot vraagstukken op het gebied van regionale integratie; b) de bevordering van de betrokkenheid van de minst ontwikkelde ACS-staten bij de totstandbrenging van regionale markten en het delen in de voordelen daarvan; c) de tenuitvoerlegging van beleid op het gebied van sectorale hervorming op regionaal niveau; d) de liberalisering van handel en betalingen; e) de stimulering van binnenlandse en buitenlandse grensoverschrijdende investeringen en andere initiatieven voor regionale of subregionale economische integratie; en f) de inachtneming van de gevolgen van de netto-overgangskosten van de regionale integratie in de begrotingsmiddelen en op de betalingsbalans. Artikel 30 Regionale samenwerking 1. De regionale samenwerking is gericht op de verlening van steun op uiteenlopende functionele en thematische gebieden, met het doel gemeenschappelijke problemen aan te pakken en optimaal gebruik te maken van de voordelen van schaalvergroting, inclusief: a) infrastructuur, met name vervoer en communicatie, veiligheid daarvan en diensten, met inbegrip van de ontwikkeling van regionale kansen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologieën; b) milieu; waterbeheer en energie; c) gezondheidszorg, onderwijs en opleiding; d) onderzoek en technologische ontwikkeling; e) regionale initiatieven voor de voorbereiding op rampen en de leniging van de gevolgen daarvan; en f) andere gebieden, bijvoorbeeld wapenbeheersing, bestrijding van drugs, georganiseerde misdaad, witwassen van geld, omkoping en corruptie. 2. De samenwerking heeft tevens betrekking op de verlening van steun voor samenwerkingsregelingen en -initiatieven in de ACS-staten en tussen de ACS-staten onderling. 3. De samenwerking kan bijdragen tot de bevordering en ontwikkeling van de regionale politieke dialoog op gebieden als conflictpreventie en -oplossing; mensenrechten en democratisering; uitwisseling, netwerkvorming en bevordering van de mobiliteit van de verschillende actoren van de ontwikkeling, met name de civiele samenleving. DEEL 4 Thematische en algemene vraagstukken Artikel 31 Gendervraagstukken De samenwerking draagt bij tot de versterking van beleidslijnen en programma's die de gelijkwaardige deelname van mannen en vrouwen aan alle aspecten van het politieke, economische, maatschappelijke en culturele leven beogen te verbeteren, te garanderen en te verruimen. De samenwerking draagt bij tot de verbetering van de toegang van vrouwen tot alle nodige hulpbronnen voor de volwaardige uitoefening van hun fundamentele rechten. In het kader van de samenwerking wordt met name een passend kader gecreëerd voor: a) de integratie van gendervraagstukken en een genderbewuste benadering op alle niveaus van de ontwikkelingssamenwerking, inclusief macro-economische beleidslijnen, strategieën en maatregelen; en b) de bevordering van de goedkeuring van specifieke positieve maatregelen ten gunste van vrouwen, zoals: i) de bevordering van hun deelname aan de nationale en lokale politiek; ii) de ondersteuning van vrouwenorganisaties; iii) de toegang tot sociale basisdiensten, met name onderwijs en opleiding, gezondheidszorg en gezinsplanning; iv) de toegang tot productiemiddelen, met name grond, krediet en arbeidsmarkt; en v) de specifieke inachtneming van vrouwen bij verlening van noodhulp en rehabilitatiemaatregelen. Artikel 32 Milieu en natuurlijke hulpbronnen 1. De samenwerking op het gebied van milieubescherming en duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen is gericht op: a) de integratie van het beginsel van duurzaam milieubeheer in alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking en de ondersteuning van de door de verschillende actoren ten uitvoer gelegde programma's en projecten; b) de opbouw en/of versterking van de wetenschappelijke en technische, menselijke en institutionele capaciteit van alle actoren die een rol spelen op het gebied van de milieubescherming; c) de ondersteuning van specifieke maatregelen en regelingen voor de aanpak van kritieke vraagstukken op het gebied van duurzaam milieubeheer en in verband met de huidige en toekomstige, regionale en internationale verplichtingen inzake delfstoffen en natuurlijke hulpbronnen, met name betreffende: i) tropische bossen, watervoorraden, hulpbronnen van kustgebieden, mariene hulpbronnen en visbestanden, flora en fauna, bodem, biodiversiteit; ii) bescherming van fragiele ecosystemen (bijvoorbeeld koraalrif); iii) hernieuwbare energiebronnen, met name zonne-energie en energie-efficiency; iv) duurzame plattelands- en stadsontwikkeling; v) woestijnvorming, droogte en ontbossing; vi) ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor stedelijke milieuproblemen; en vii) bevordering van duurzaam toerisme; d) de inachtneming van vraagstukken met betrekking tot vervoer en verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen. 2. In het kader van de samenwerking dient tevens rekening te worden gehouden met: a) de kwetsbaarheid van kleine insulaire ACS-staten, in het bijzonder gezien de dreiging van klimaatverandering; b) de verslechtering van de problemen op het gebied van droogte en woestijnvorming van de minst ontwikkelde en niet aan zee grenzende ACS-staten; en c) institutionele opbouw en capaciteitsopbouw. Artikel 33 Institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw 1. In het kader van de samenwerking wordt systematisch aandacht besteed aan institutionele aspecten; in deze context wordt steun verleend ten behoeve van de inspanningen van de ACS-staten met het oog op de ontwikkeling en versterking van de structuren, instellingen en procedures die bijdragen tot: a) de bevordering en ondersteuning van de democratie, de menselijke waardigheid, sociale rechtvaardigheid en pluralisme, rekening houdende met de diversiteit binnen de samenlevingen en tussen de samenlevingen onderling; b) de bevordering en ondersteuning van de universele en volledige eerbiediging, inachtneming en bescherming van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden; c) de ontwikkeling en versterking van de rechtsstaat; de verbetering van de toegang tot het rechtsapparaat, daarbij de vakkundigheid en onafhankelijkheid van de rechtsstelsels waarborgend; en d) het garanderen van transparant en verantwoordelijk bestuur en beheer in alle overheidsinstellingen. 2. De partijen werken samen bij de bestrijding van omkoping en corruptie op alle niveaus binnen hun samenlevingen. 3. In het kader van de samenwerking worden de inspanningen van de ACS-staten ondersteund om hun overheidsinstellingen te ontwikkelen tot een positieve factor voor groei en ontwikkeling, en de efficiency en impact van de overheidsdiensten op het leven van de burgers aanmerkelijk te verbeteren. In deze context wordt in het kader van de samenwerking bijstand verleend bij de hervorming, rationalisering en modernisering van de overheidssector. Meer bepaald is de steun in het kader van de samenwerking gericht op: a) de hervorming en modernisering van het ambtenarenapparaat; b) juridische en justitiële hervormingen en de modernisering van de rechtsstelsels; c) de verbetering en versterking van het beheer van de overheidsfinanciën; d) het in een hoger tempo doorvoeren van de hervormingen van de bancaire en financiële sector; e) de verbetering van het beheer van de overheidsmiddelen en de hervorming van de procedures voor overheidsopdrachten; en f) politieke, administratieve, economische en financiële decentralisering. 4. Voorts wordt in het kader van de samenwerking steun verleend voor het herstel en/of de verbetering van de kritische capaciteit van de overheidssector en de ondersteuning van de instellingen die nodig zijn in een markteconomie. a) de ontwikkeling van de bekwaamheden op het gebied van wet- en regelgeving die nodig zijn voor het goed functioneren van een markteconomie, inclusief mededingingsbeleid en consumentenbeleid; b) de verbetering van de capaciteit om beleid, vooral op economisch, sociaal of milieugebied of op het gebied van onderzoek, wetenschap, technologie en innovatie te analyseren, te plannen, te formuleren en ten uitvoer te leggen; c) de modernisering, versterking en hervorming van de financiële en monetaire instellingen en de verbetering van de desbetreffende procedures; d) de opbouw, op lokaal en gemeentelijk niveau, van de capaciteit die nodig is voor de tenuitvoerlegging van het decentraliseringsbeleid en de bevordering van de betrokkenheid van de bevolking bij het ontwikkelingsproces; en e) de ontwikkeling van de capaciteit op andere kritieke gebieden, zoals: i) internationale onderhandelingen; en ii) beheer en coördinatie van externe hulp. 5. De samenwerking omvat alle gebieden en sectoren en is gericht op de bevordering van de betrokkenheid daarbij van niet-overheidsactoren en de ontwikkeling van hun capaciteiten; alsmede op de versterking van de structuren voor informatie, dialoog en overleg tussen deze actoren en de nationale overheden, onder andere op regionaal niveau. TITEL II ECONOMISCHE EN COMMERCIËLE SAMENWERKING HOOFDSTUK 1 Doelstellingen en beginselen Artikel 34 Doelstellingen 1. De economische en commerciële samenwerking heeft ten doel de soepele en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie te bevorderen, met inachtneming van hun politieke keuzen en ontwikkelingsprioriteiten, zodat hun duurzame ontwikkeling wordt gestimuleerd en wordt bijgedragen aan het een eind maken aan de armoede in de ACS-landen. 2. Het uiteindelijk doel van economische en commerciële samenwerking is de ACS-staten in staat te stellen ten volle aan de internationale handel deel te nemen. In deze context wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak dat de ACS-staten actief aan de multilaterale handelsbesprekingen deelnemen. Gezien het huidige ontwikkelingsniveau van de ACS-landen moet de economische en commerciële samenwerking worden gericht op het de ACS-staten in staat stellen de uitdagingen van globalisering aan te kunnen en zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe voorwaarden van de internationale handel, zodat hun overgang naar de geliberaliseerde wereldeconomie wordt vergemakkelijkt. 3. Daartoe is de economische en commerciële samenwerking gericht op verhoging van de productie-, leverings- en handelscapaciteit van de ACS-landen en hun capaciteit om investeringen aan te trekken. Voorts is zij gericht op de totstandbrenging van een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen, versterking van het handels- en investeringsbeleid van de ACS-landen en verbetering van het vermogen van deze landen om alle met de handel verband houdende zaken af te handelen. 4. De economische en commerciële samenwerking wordt in volledige overeenstemming met de WTO-bepalingen, inclusief die met betrekking tot bijzondere en aan de omstandigheden aangepaste behandeling, uitgevoerd met inachtneming van de wederzijdse belangen van de partijen en hun respectieve ontwikkelingsniveaus. Artikel 35 Beginselen 1. De economische en commerciële samenwerking is gebaseerd op een waarlijk, versterkt en strategisch partnerschap. Zij is voorts gebaseerd op een integrale aanpak, die voortbouwt op de sterke punten en het succes van de voorgaande ACS-EG-Overeenkomsten, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle beschikbare middelen ter verwezenlijking van bovenstaande doelstellingen via het aanpakken van de knelpunten aan de vraag- en de aanbodzijde. In dit verband wordt bijzondere aandacht geschonken aan maatregelen ter ontwikkeling van de handel als middel om het concurrentievermogen van de ACS-staten te verhogen. Derhalve wordt passende aandacht geschonken aan ontwikkeling van de handel in de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-staten, die door de Gemeenschap worden gesteund. 2. De economische en commerciële samenwerking bouwt voort op regionale integratie-initiatieven van de ACS-staten, indachtig het feit dat regionale integratie een essentieel instrument is om de ACS-landen in de wereldeconomie te integreren. 3. De economische en commerciële samenwerking houdt rekening met de verschillende ontwikkelingsbehoeften en -niveaus van de ACS-landen en -regio's. In deze context herbevestigen de partijen hun gehechtheid aan een bijzondere en aan de omstandigheden aangepaste behandeling voor alle ACS-landen en handhaving van de bijzondere behandeling van de minst ontwikkelde ACS-landen en aan het naar behoren rekening houden met de kwetsbaarheid van kleine, niet aan zee grenzende en insulaire landen. HOOFDSTUK 2 Nieuwe handelsregelingen Artikel 36 Modaliteiten 1. Met het oog op bovenstaande doelstellingen en beginselen komen de partijen overeen nieuwe met de WTO verenigbare handelsregelingen te treffen die de tussen hen bestaande handelsbelemmeringen geleidelijk opheffen en de samenwerking op alle voor de handel van belang zijnde terreinen verhogen. 2. De partijen komen overeen de nieuwe handelsregelingen geleidelijk in te voeren en zien derhalve de noodzaak van een voorbereidingsperiode in. 3. Teneinde de overgang naar de nieuwe handelsregelingen te vergemakkelijken, blijven de krachtens de Vierde ACS-EG-Overeenkomst toegepaste niet-wederkerige handelspreferenties tijdens de voorbereidingsperiode voor alle ACS-landen onder de in bijlage V bij deze Overeenkomst vastgestelde voorwaarden gehandhaafd. 4. In deze context herbevestigen de partijen het belang van de aan bijlage V van deze Overeenkomst gehechte protocollen inzake grondstoffen. Zij zijn het eens over de noodzaak deze in het kader van de nieuwe handelsregelingen te herzien, met name op het punt van hun verenigbaarheid met de WTO-regels met het oog op het veiligstellen van de hieruit voortvloeiende voordelen, met inachtneming van de bijzondere juridische status van het protocol inzake suiker. Artikel 37 Procedures 1. Er wordt in de voorbereidingsperiode, die uiterlijk op 31 december 2007 afloopt, onderhandeld over economische partnerschapsovereenkomsten. De formele onderhandelingen over de nieuwe handelsregelingen gaan in september 2002 van start en de nieuwe handelsregelingen treden op 1 januari 2008 in werking, tenzij de partijen het eens worden over eerdere data. 2. Alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat de onderhandelingen binnen de voorbereidingsperiode met succes worden afgerond, worden getroffen. Daartoe wordt de periode tot de aanvang van de formele onderhandelingen over de nieuwe handelsregelingen actief gebruikt om eerste voorbereidingen voor deze onderhandelingen te treffen. 3. De voorbereidingsperiode wordt eveneens gebruikt voor capaciteitsopbouw in de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen, inclusief door het treffen van maatregelen ter verhoging van het concurrentievermogen, voor versterking van regionale organisaties en voor ondersteuning van regionale initiatieven ter integratie van de handel, waarbij zo nodig bijstand voor begrotingsaanpassing en fiscale hervormingen wordt verstrekt, alsmede voor verbetering van de infrastructuur en ontwikkeling en bevordering van investeringen. 4. De partijen zullen de voortgang geboekt met de voorbereidingen en onderhandelingen regelmatig bezien en zullen in 2006 een formele en volledige toetsing van de geplande regelingen voor alle landen verrichten om er zich van te verzekeren dat er geen verdere tijd voor voorbereidingen of onderhandelingen nodig is. 5. Er zullen onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten worden gevoerd met de ACS-landen die zich daartoe in staat achten op een door hen geschikt geacht niveau en in overeenstemming met de door de ACS-groep overeengekomen procedures, met inachtneming van het regionale integratieproces tussen de ACS-staten. 6. In 2004 zal de Gemeenschap de situatie beoordelen van de landen niet behorende tot de groep van minst ontwikkelde landen die na overleg met de Gemeenschap besluiten dat zij niet in staat zijn om economische partnerschapsovereenkomsten aan te gaan, en zal zij alle alternatieve mogelijkheden bezien om deze landen een nieuw handelskader te bieden dat gelijkwaardig is aan hun huidige situatie en in overeenstemming met de WTO-regels. 7. De onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten beogen met name vaststelling van het tijdschema voor de geleidelijke opheffing van handelsbelemmeringen tussen de partijen in overeenstemming met de desbetreffende WTO-regels. Aan Gemeenschapszijde bouwt de handelsliberalisatie voort op het acquis en heeft zij de verbetering van de huidige markttoegang voor de ACS-landen ten doel via onder meer een herziening van de regels van oorsprong. In de onderhandelingen wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van, en de sociaal-economische gevolgen van handelsmaatregelen voor de ACS-landen en hun aanpassingsvermogen en vermogen hun economieën aan het liberalisatieproces aan te passen. Bij de onderhandelingen zal derhalve zo groot mogelijke soepelheid worden betracht bij de vaststelling van een voldoende lange overgangsperiode, de definitieve lijst van in aanmerking komende producten, met inachtneming van de gevoelige sectoren, en de mate van asymmetrie wat betreft de tijdschema's voor tariefafbraak, waarbij de op dat moment geldende WTO-regels in acht worden genomen. 8. De partijen werken nauw in de WTO samen met het oog op de verdediging van de getroffen regelingen, met name op het punt van de mate van soepelheid. 9. De Gemeenschap zal in het jaar 2000 een proces op gang brengen dat aan het einde van de multilaterale handelsbesprekingen en uiterlijk in 2005 toegang vrij van douanerechten voor vrijwel alle producten uit alle minst ontwikkelde landen zal toestaan voortbouwende op het niveau van de bestaande handelsbepalingen van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst, en dat de voor de export van deze landen geldende oorsprongregels, inclusief cumulatiebepalingen, zal vereenvoudigen en herzien Artikel 38 Gemengd Ministerieel Handelscomité 1. Er wordt een Gemengd Ministerieel Handelscomité ACS-EG opgericht. 2. Het Ministerieel Handelscomité besteedt bijzondere aandacht aan de lopende multilaterale handelsbesprekingen en bestudeert de gevolgen van de ruimere liberalisatieinitiatieven voor de ACS-EG-handel en de ontwikkeling van de ACS-economieën. Het doet alle aanbevelingen die nodig zijn om de voordelen van de ACS-EG-handelsregelingen te beschermen. 3. Het Ministeriële Handelscomité komt tenminste eenmaal per jaar bijeen. Zijn reglement van orde wordt door de Raad van Ministers vastgesteld. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de ACS-staten en de Gemeenschap. HOOFDSTUK 3 Samenwerking in de internationale fora Artikel 39 Algemene bepalingen 1. De partijen onderstrepen het belang van hun actieve deelneming in de Wereldhandelsorganisatie en in andere relevante internationale organisaties door lid van deze organisaties te worden en hun agenda en activiteiten van nabij te volgen. 2. Zij komen overeen nauw samen te werken bij het vaststellen en bevorderen van hun gemeenschappelijke belangen bij internationale economische en commerciële samenwerking, met name in de WTO, onder meer door deelneming aan de opstelling en afhandeling van de agenda van toekomstige multilaterale handelsbesprekingen. In deze context wordt bijzondere aandacht besteed aan verbetering van de toegang tot de Gemeenschap en andere markten voor producten en diensten van oorsprong uit de ACS-landen. 3. Zij zijn het eveneens eens over het belang van soepelheid van de WTO-regels zodat rekening kan worden gehouden met het ontwikkelingsniveau van de ACS-landen en hun moeilijkheden om aan hun verplichtingen te voldoen. Zij zijn het voorts eens over de noodzaak van technische bijstand om de ACS-landen in staat te stellen hun verbintenissen na te komen. 4. De Gemeenschap stemt ermee in om de ACS-staten, in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, te helpen actief lid van deze organisaties te worden door ontwikkeling van het vermogen dat nodig is om de betrokken overeenkomsten te sluiten, hieraan effectief deel te nemen, deze te volgen en uit te voeren. Artikel 4 Grondstoffen 1. De partijen erkennen de noodzaak te zorgen voor een betere functionering van de internationale grondstoffenmarkten en verhoging van de doorzichtigheid van deze markten. 2. Zij bevestigen hun bereidheid tot uitbreiding van het onderling overleg in de internationale fora en organisaties die zich met grondstoffen bezighouden. 3. Daartoe vinden op verzoek van een partij gedachtewisselingen plaats: - over de functionering van de bestaande internationale overeenkomsten of gespecialiseerde intergouvernementele werkgroepen met het doel deze te verbeteren en doelmatiger en meer in overeenstemming met de marktontwikkelingen te maken; - wanneer wordt voorgesteld om een internationale overeenkomst te sluiten of te verlengen of een gespecialiseerde intergouvernementele werkgroep op te richten. Dergelijke gedachtewisselingen hebben ten doel rekening te houden met de respectieve belangen van elke partij. Zij kunnen, zo nodig, in het kader van het Ministeriële Handelscomité plaatsvinden. HOOFDSTUK 4 De handel in diensten Artikel 41 Algemene bepalingen 1. De partijen onderstrepen het toenemend belang van diensten in het internationale handelsverkeer en de grote bijdrage die deze leveren aan de economische en sociale ontwikkeling. 2. Zij herbevestigen hun respectieve verbintenissen in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) en onderstrepen de noodzaak van bijzondere en aan de omstandigheden aangepaste behandeling voor ACS-dienstverleners. 3. In het kader van de onderhandelingen inzake de geleidelijke liberalisatie van de handel in diensten, zoals voorzien in artikel XIX van de GATS, zegt de Gemeenschap toe de prioriteiten van de ACS-staten ten aanzien van verbetering van de EG-lijst welwillend in overweging te zullen nemen ten einde aan hun specifieke belangen tegemoet te komen. 4. Voorts stemmen de partijen er in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten en na enige ervaring te hebben opgedaan met de toepassing van de meestbegunstigingsclausule in het kader van de GATS mee in om hun partnerschap uit te breiden tot de liberalisatie van diensten in overeenstemming met de bepalingen van de GATS, en met name die betrekking hebbende op de deelneming van ontwikkelingslanden in liberalisatieovereenkomsten. 5. De Gemeenschap steunt de inspanningen van de ACS-staten ter versterking van hun dienstverleningscapaciteit. Bijzondere aandacht wordt besteed aan diensten op het gebied van arbeidskrachten, bedrijven, distributie, financiën, toerisme, cultuur en de bouw en de daarmee verbandhoudende technische diensten met het oog op verhoging van het concurrentievermogen van deze landen zodat de handel in goederen en diensten van deze landen in waarde en omvang toeneemt. Artikel 42 Zeevervoer 1. De partijen erkennen het belang van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoerdiensten in een veilig en schoon marien milieu, aangezien deze vervoertak bij uitstek de internationale handel bevordert en aldus een van de drijvende krachten van economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de handel is. 2. Zij verbinden zich tot bevordering van de liberalisatie van het zeevervoer en passen daartoe op effectieve wijze het beginsel van onbeperkte toegang op niet-discriminerende en commerciële basis tot de internationale zeevervoermarkt. 3. Elke partij kent ondermeer een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de aan de eigen schepen toegekende voor door onderdanen of bedrijven van de andere partij geëxploiteerde schepen en voor op het grondgebied van een van beide partijen geregistreerde schepen ten aanzien van de toegang tot havens, het gebruik van de infrastructuur en hulpdiensten van deze havens alsmede daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, douane-installaties en de toewijzing van ligplaatsen en voorzieningen voor laden en lossen. 4. De Gemeenschap steunt de inspanningen van de ACS-staten om kosteneffectieve en efficiënte zeevervoerdiensten in de ACS-staten te ontwikkelen en te bevorderen met het oog op verhoging van de deelneming van ACS-ondernemers in internationale scheepvaartdiensten. Artikel 43 Informatie- en communicatietechnologieën en informatiemaatschappij 1. De partijen erkennen de belangrijke rol die de informatie- en communicatietechnologieën en de actieve deelneming aan de informatiemaatschappij spelen voor de geslaagde integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie. 2. Zij herbevestigen derhalve hun respectieve verbintenissen in het kader van bestaande multilaterale overeenkomsten, met name het aan de GATS gehechte protocol inzake basistelecommunicatie en verzoeken de ACS-landen die nog geen partij bij deze overeenkomsten zijn om hiertoe toe te treden. 3. Voorts stemmen zij in met volledige en actieve deelneming aan eventuele op dit terrein te voeren internationale onderhandelingen. 4. De partijen zullen derhalve maatregelen treffen die de inwoners van de ACS-landen gemakkelijke toegang tot de informatie- en communicatietechnologieën zullen bieden via onder meer de volgende maatregelen: - de ontwikkeling en aanmoediging van het gebruik van betaalbare en hernieuwbare energiebronnen; - de ontwikkeling en aanleg van uitgebreidere goedkope draadloze communicatienetwerken. 5. De partijen stemmen eveneens in met verhoging van de onderlinge samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën en de informatiemaatschappij. Deze samenwerking is met name gericht op grotere complementariteit en harmonisatie van de communicatiesystemen op nationaal, regionaal en internationaal niveau en hun aanpassing aan de nieuwe technologieën. HOOFDSTUK 5 Met de handel verband houdende terreinen Artikel 44 Algemene bepalingen 1. De partijen erkennen het toenemend belang dat nieuwe met de handel verband houdende terreinen spelen bij het vergemakkelijken van de geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie. Zij stemmen er derhalve mee in om hun samenwerking op deze terreinen te versterken door volledige en gecoördineerde deelneming in de desbetreffende internationale fora en overeenkomsten. 2. De Gemeenschap steunt de inspanningen van de ACS-staten, in overeenstemming met de in deze Overeenkomst vastgestelde bepalingen en de tussen de partijen overeengekomen ontwikkelingsstrategieën, met het oog op versterking van hun vermogen om zich met alle met de handel verband houdende terreinen bezig te houden, inclusief, zo nodig, met verbetering en ondersteuning van het institutionele kader. Artikel 45 Mededingingsbeleid 1. De partijen zijn het erover eens dat de invoering en tenuitvoerlegging van een efficiënt en gezond mededingingsbeleid en -regels van doorslaggevend belang zijn voor de verbetering en veiligstelling van een investeringsvriendelijk klimaat, een duurzaam industrialisatieproces en doorzichtigheid bij de toegang tot markten. 2. Met het oog op de opheffing van concurrentiedistorsies en met inachtneming van de uiteenlopende ontwikkelingsniveaus en economische behoeften van elk ACS-land verplichten zij zich tot de toepassing van nationale of regionale regels en beleid, inclusief de controle op en onder bepaalde omstandigheden het verbod van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die als doel of gevolg hebben de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. De partijen komen voorts overeen om misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt van de Gemeenschap of op het grondgebied van de ACS-staten te verbieden. 3. De partijen komen eveneens overeen de samenwerking op dit terrein te versterken teneinde een effectief mededingingsbeleid met de passende nationale mededingingsorganisaties uit te stippelen en te ondersteunen dat geleidelijk zorgt voor het op efficiënte wijze doen naleven van de mededingingsregels door zowel particuliere als staatsondernemingen. De samenwerking op dit terrein omvat met name hulp bij het ontwerpen van een passend wettelijk kader en de administratieve uitvoering daarvan waarbij de bijzondere situatie van de minst ontwikkelde landen speciale aandacht krijgt. Artikel 46 Bescherming van intellectuele eigendomsrechten 1. Onverminderd hun standpunten in multilaterale besprekingen erkennen de partijen de noodzaak te zorgen voor een toereikend en doeltreffend niveau van bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten en andere onder de TRIPs vallende rechten, inclusief bescherming van geografische aanduidingen, in overeenstemming met de internationale normen, met het oog op vermindering van verstoringen van en belemmeringen voor de bilaterale handel. 2. In dit verband onderstrepen zij het belang van toetreding tot de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs) bij de WTO-Overeenkomst en tot het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD). 3. Zij zijn het eveneens eens over de noodzaak van toetreding tot alle internationale overeenkomsten inzake de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, zoals bedoeld in deel I van de TRIPs-Overeenkomst, in overeenstemming met hun ontwikkelingsniveau. 4. De Gemeenschap, haar lidstaten en de ACS-staten kunnen de sluiting overwegen van overeenkomsten die de bescherming beogen van handelsmerken en geografische aanduidingen voor producten van bijzonder belang voor beide partijen. 5. In het kader van deze Overeenkomst omvat intellectuele eigendom met name auteursrecht, inclusief het auteursrecht op computerprogramma's, en naburige rechten, inclusief artistieke ontwerpen, en industriële eigendom mede omvattende gebruiksmodellen, octrooien, inclusief octrooien voor biotechnologische uitvindingen en plantenrassen of andere doeltreffende afzonderlijke stelsels, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen, inclusief benamingen van oorsprong, handelsmerken voor goederen of diensten, topografieën van geïntegreerde schakelingen alsmede de wettelijke bescherming van databanken en de bescherming tegen oneerlijke concurrentie, zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en van niet-openbaar gemaakte informatie over knowhow. 6. De partijen komen voorts overeen om hun samenwerking op dit terrein te versterken. Desgewenst omvat de samenwerking op onderling overeengekomen voorwaarden onder meer de volgende gebieden: de opstelling van wetten en voorschriften voor de bescherming en het doen naleven van intellectuele eigendomsrechten, de voorkoming van misbruik van dergelijke rechten door de houders van rechten en de overtreding van dergelijke rechten door concurrenten, de vestiging en uitbreiding van nationale en regionale bureaus en andere organen, inclusief steun voor bij het doen naleven en bescherming betrokken regionale intellectuele eigendomsorganisaties, met inbegrip van de opleiding van personeel. Artikel 47 Normalisatie en certificering 1. De partijen komen overeen nauwer samen te werken op het gebied van normalisatie, certificering en kwaliteitsborging om onnodige technische belemmeringen op te heffen en onderlinge verschillen op deze gebieden te verkleinen teneinde de handel te bevorderen. In dit verband herbevestigen zij hun verbintenis krachtens de aan de WTO-Overeenkomst gehechte Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT-overeenkomst). 2. De samenwerking op het gebied van normalisatie en certificering heeft ten doel compatibele systemen tussen de partijen te bevorderen en omvat met name: - maatregelen, in overeenstemming met de TBT-overeenkomst, om een intensiever gebruik van internationale technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, inclusief sectorspecieke maatregelen, overeenkomstig het economische ontwikkelingsniveau van de ACS-landen te bevorderen; - samenwerking op het gebied van kwaliteitsbeheer en kwaliteitsborging in geselecteerde sectoren van belang voor de ACS-staten; - steun voor initiatieven met betrekking tot capaciteitsopbouw in de ACS-landen op gebieden zoals conformiteitsbeoordeling, metrologie en normalisatie; - de ontwikkeling van operationele banden tussen ACS- en Europese normalisatie-, conformiteitsbeoordelings- en certificeringsorganisaties. 3. De partijen verbinden zich ertoe om te zijner tijd de sluiting van overeenkomsten inzake onderlinge erkenning in sectoren van wederzijdse economisch belang te overwegen. Artikel 48 Sanitaire en fytosanitaire maatregelen 1. De partijen erkennen het recht van elke partij op het treffen of doen naleven van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen die nodig zijn om het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen, op voorwaarde dat deze maatregelen geen willekeurige discriminatie of verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen. Daartoe herbevestigen zij hun verbintenissen krachtens de aan de WTO-Overeenkomst gehechte Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst), met inachtneming van hun respectieve ontwikkelingsniveaus. 2. Voorts verbinden zij zich tot versterking van coördinatie, overleg en informatie ten aanzien van de kennisgeving en toepassing van voorgestelde sanitaire en fytosanitaire maatregelen, overeenkomstig de SPS-overeenkomst, wanneer deze maatregelen afbreuk kunnen doen aan de belangen van een van beide partijen. Ook stemmen zij in met voorafgaand overleg en coördinatie in het kader van de Codex Alimentarius-commissie, het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten met het oog op bevordering van hun gemeenschappelijke belangen. 3. De partijen komen overeen hun samenwerking uit te breiden met het oog op versterking van de capaciteit van de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen op dit gebied. Artikel 49 Handel en milieu 1. De partijen herbevestigen hun verbintenis tot bevordering van de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze dat wordt gezorgd voor een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu in overeenstemming met de internationale verdragen en toezeggingen op dit terrein en met inachtneming van hun respectieve ontwikkelingsniveaus. Zij komen overeen dat er bij het ontwerpen en de uitvoering van milieumaatregelen rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van de ACS-staten. 2. Indachtig de beginselen van Rio en met het oog op versterking van de onderlinge verwevenheid van handel en milieu komen de partijen overeen hun samenwerking op dit terrein te verhogen. De samenwerking beoogt met name de totstandbrenging van een coherent nationaal, regionaal en internationaal beleid, versterking van met het milieu verband houdende kwaliteitscontroles van goederen en diensten en de verbetering van milieuvriendelijke productiemethoden in relevante sectoren te verzekeren. Artikel 50 Handel en arbeidsnormen 1. De partijen herbevestigen hun gehechtheid aan de op internationaal vlak erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals omschreven in de respectieve IAO-Verdragen, en met name de vrijheid van vakvereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van dwangarbeid, de opheffing van de ergste vormen van kinderarbeid en non-discriminatie op het gebied van tewerkstelling. 2. Zij komen overeen de samenwerking op dit gebied te verhogen, met name op de volgende terreinen: - informatie-uitwisseling over de respectieve arbeidswetgeving en -regelgeving; - de uitstippeling van nationale arbeidswetgeving en versterking van de bestaande wetgeving; - vormings- en bewustmakingsprogramma's; - eerbiediging van de toepassing van de nationale arbeidswetgeving en -regelgeving. 3. De partijen komen overeen dat arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische commerciële doeleinden. Artikel 51 Consumentenbeleid en bescherming van de gezondheid van de consument 1. De partijen komen overeen hun samenwerking op het gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de consument te verhogen met inachtneming van de nationale wetgevingen ter voorkoming van handelsbelemmeringen. 2. De samenwerking heeft met name ten doel de institutionele en technische capaciteit op dit gebied te verbeteren, snelle alarmsystemen voor wederzijdse voorlichting over gevaarlijke producten tot stand te brengen, informatie en ervaringen uit te wisselen over de totstandbrenging en het doen functioneren van toezicht na het op de markt brengen van producten en productveiligheid, de aan de consument verstrekte informatie over prijzen, kenmerken van producten en geboden diensten te verbeteren, het opzetten van onafhankelijke consumentenverenigingen en contacten tussen vertegenwoordigers van de belangen van consumenten aan te moedigen, de compatibiliteit van consumentenbeleid en -systemen te verbeteren, kennis te geven van de uitvoering en samenwerking bij het onderzoek naar schadelijke of oneerlijke handelspraktijken te bevorderen en het geven van uitvoering aan exportverboden in de handel tussen partijen ten aanzien van goederen en diensten waarvan de afzet in het land van productie werd verboden. Artikel 52 Clausule inzake uitsluiting van belastingen 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 32, lid 1, van bijlage IV, geldt de meestbegunstigingsbehandeling toegekend overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst of een in het kader van deze Overeenkomst getroffen regeling niet voor belastingvoordelen die de partijen elkaar nu of in de toekomst verlenen op basis van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere belastingregelingen of nationale belastingwetgeving. 2. Niets in deze Overeenkomst of in in het kader van deze Overeenkomst getroffen regelingen mag zo worden uitgelegd dat het treffen of de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of -ontwijking overeenkomstig de belastingbepalingen in overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere belastingregelingen of nationale belastingwetgeving wordt verhinderd. 3. Niets in deze Overeenkomst of in in het kader van deze Overeenkomst getroffen regelingen mag zo worden uitgelegd dat wordt verhinderd dat de partijen bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid maken tussen belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren, met name wat betreft hun verblijfplaats, of wat betreft de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd. HOOFDSTUK 6 Samenwerking op andere gebieden Artikel 53 Visserijovereenkomsten 1. De partijen verklaren hun bereidheid te onderhandelen over visserijovereenkomsten die beogen duurzame en wederzijds bevredigende voorwaarden voor visserijactiviteiten in de ACS-staten te waarborgen. 2. Bij de sluiting of tenuitvoerlegging van dergelijke overeenkomsten passen de ACS-staten geen discriminatie toe jegens de Gemeenschap of tussen de lidstaten, onverminderd bijzondere regelingen tussen ontwikkelingslanden in hetzelfde geografisch gebied, inclusief visserijovereenkomsten op basis van wederkerigheid, en past de Gemeenschap geen discriminatie toe jegens de ACS-staten. Artikel 54 Continuïteit van de voedselvoorziening 1. Met betrekking tot de beschikbare landbouwproducten verbindt de Gemeenschap zich ertoe de mogelijkheid te waarborgen tot voorafgaande vaststelling voor een langere termijn van de restituties bij export naar alle ACS-staten voor een reeks producten die wordt vastgesteld met inachtneming van de door deze staten kenbaar gemaakte voedselbehoeften. 2. De voorafgaande vaststelling geldt voor een jaar en wordt tijdens de geldigheidsduur van de Overeenkomst jaarlijks toegepast, met dien verstande dat het restitutieniveau zal worden vastgesteld overeenkomstig de gewoonlijk door de Commissie gevolgde methoden. 3. Specifieke overeenkomsten kunnen worden gesloten met de ACS-staten die hierom verzoeken in het kader van hun beleid inzake de continuïteit van de voedselvoorziening. 4. De in lid 3 bedoelde specifieke overeenkomsten mogen de productie en de handelsstromen in de ACS-regio's niet in gevaar brengen. DEEL 4 SAMENWERKING INZAKE ONTWIKKELINGSFINANCIERING TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1 Doelstellingen, beginselen richtsnoeren en begunstigden Artikel 55 Doelstellingen De doelstellingen van samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering zijn het steunen en bevorderen, op basis van wederzijds belang en in een geest van onderlinge afhankelijkheid, van de inspanningen van de ACS-staten om de doelstellingen van deze Overeenkomst te verwezenlijken, zulks door toereikende financiële middelen en passende technische bijstand te verstrekken. Artikel 56 Principes 1. De samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering wordt uitgevoerd op basis van en in overeenstemming met de door de ACS-staten op nationaal en regionaal niveau vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, -strategieën en -prioriteiten. Daarbij worden hun respectieve geografische, sociale en culturele kenmerken en hun specifieke vermogens in aanmerking genomen. Voorts geldt voor de samenwerking het volgende: a) de eigen plaatselijke inbreng, op alle niveaus, in het ontwikkelingsproces wordt bevorderd; b) de samenwerking weerspiegelt een op wederzijdse rechten en plichten gebaseerd partnerschap; c) de samenwerking benadrukt het belang van voorspelbaarheid en zekerheid ten aanzien van de verstrekking van middelen, die op zeer gunstige voorwaarden en op permanente basis dient te geschieden; d) de samenwerking is flexibel en toegesneden op de situatie van iedere ACS-staat en op het specifieke karakter van het betrokken project of programma; en e) er wordt toegezien op efficiency, coördinatie en consistentie. 2. Bij de samenwerking wordt voorzien in een bijzondere behandeling voor de minst ontwikkelde ACS-landen en wordt rekening gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire ACS-landen. Voorts dient te worden voorzien in de specifieke behoeften van landen die zich in een situatie na een conflict bevinden. Artikel 57 Richtsnoeren 1. Bij de uitvoering van de uit hoofde van de Overeenkomst gefinancierde activiteiten werken de ACS-staten en de Gemeenschap nauw samen, met inachtneming van de gelijkheid der partners. 2. De ACS-staten zijn verantwoordelijk voor: a) het vaststellen van de doelstellingen en prioriteiten waarop de indicatieve programma's worden gebaseerd; b) het selecteren van projecten en programma's; c) het opstellen en presenteren van de dossiers voor de projecten en programma's; d) het voorbereiden van aanbestedingen, het voeren van onderhandelingen en het gunnen van opdrachten; e) de uitvoering en het beheer van projecten en programma's; en f) het onderhoud van projecten en programma's. 3. Onverminderd bovenstaande bepalingen kunnen tevens niet-overheidsactoren worden belast met het indienen van voostellen voor en het uitvoeren van programma's en projecten op gebieden die hen aangaan. 4. De ACS-staten en de Gemeenschap zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor: a) het in het kader van de gezamenlijke instellingen vaststellen van richtsnoeren voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering; b) het vaststellen van de indicatieve programma's; c) het evalueren van projecten en programma's; d) het waarborgen dat op gelijke voorwaarden kan worden deelgenomen aan aanbestedingen en toegang wordt verkregen tot opdrachten; e) het uitoefenen van toezicht op en het verrichten van de evaluatie van het effect en de resultaten van projecten en programma's; en f) het toezien op adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van projecten en programma's. 5. De Gemeenschap is verantwoordelijk voor het nemen van de financieringsbesluiten met betrekking tot de projecten en programma's. 6. Tenzij in de Overeenkomst anders wordt bepaald, wordt ieder besluit dat door een van de partijen bij de Overeenkomst moet worden goedgekeurd, goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd binnen zestig dagen na de kennisgeving door de andere partij. Artikel 58 Begunstigden 1. Voor financiële steun uit hoofde van de Overeenkomst komen de volgende entiteiten en organisaties in aanmerking: a) ACS-staten; b) regionale of interstatelijke instanties waarvan een of meer ACS-staten deel uitmaken en die door deze staten zijn gemachtigd; en c) gemengde organen die door de ACS-staten en de Gemeenschap zijn opgericht om bepaalde specifieke doelstellingen te verwezenlijken. 2. Met instemming van de betrokken ACS-staat of ACS-staten komen eveneens voor financiële steun in aanmerking: a) nationale en/of regionale overheids- of semi-overheidsinstanties, ministeries of plaatselijke autoriteiten van de ACS-staten, en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken uit de ACS-staten; b) ondernemingen en andere particuliere organisaties en privaatrechtelijke lichamen uit de ACS-staten; c) ondernemingen van een lidstaat van de Gemeenschap, ter aanvulling op hun eigen bijdrage, teneinde deze ondernemingen in staat te stellen productieve projecten op te zetten op het grondgebied van een ACS-staat; d) financiële tussenpersonen uit de ACS of de Gemeenschap die particuliere investeringen in ACS-staten verstrekken, bevorderen en financieren; en e) actoren van de gedecentraliseerde samenwerking en andere niet-overheidsactoren uit de ACS-staten en de Gemeenschap. HOOFDSTUK 2 Toepassingsgebied en aard van de financiering Artikel 59 In het kader van de prioriteiten die door de betrokken ACS-staat of ACS-staten op nationaal of regionaal niveau zijn vastgesteld, kan steun worden verleend voor projecten, programma's en andere activiteiten die tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst bijdragen. Artikel 60 Toepassingsgebied van de financiering Financiering kan worden verleend ter ondersteuning van onder meer, afhankelijk van de behoeften en van het meest wenselijk geachte type activiteiten: a) maatregelen die bijdragen tot vermindering van de schuldenlast en de betalingsbalansproblemen van de ACS-staten; b) macro-economische en structurele hervormingen en beleid; c) compensatie van de ongunstige gevolgen van instabiliteit van exportopbrengsten; d) sectoraal beleid en sectorale hervormingen; e) institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw; f) programma's voor technische samenwerking; en g) humanitaire bijstand en noodhulp, met inbegrip van hulp aan vluchtelingen en ontheemden, spoedmaatregelen voor herstel en voorbereiding op rampen. Artikel 61 Aard van de financiering 1. De financiering geschiedt onder meer in de volgende vormen: a) projecten en programma's; b) kredietlijnen, garantieregelingen en aandelenparticipatie; c) begrotingssteun: hetzij rechtstreeks, voor de ACS-staten met convertibele en vrij verhandelbare valuta, hetzij onrechtstreeks door het gebruik van tegenwaardefondsen uit hoofde van de verschillende communautaire instrumenten; d) menselijke en materiële middelen die noodzakelijk zijn voor effectief beheer van en toezicht op projecten en programma's; e) sectorale en algemene programma's ter ondersteuning van de invoer, in de vorm van: i) sectorale invoerprogramma's in natura, onder meer door financiering van inputs voor het productiestelsel en van benodigdheden om de sociale dienstverlening te verbeteren; ii) sectorale invoerprogramma's in de vorm van in gedeelten vrijkomende deviezensteun ter financiering van sectorale invoer; en iii) algemene invoerprogramma's in de vorm van in gedeelten vrijkomende deviezensteun ter financiering van de algemene invoer van een grote verscheidenheid aan producten. 2. Rechtstreekse begrotingssteun ter ondersteuning van macro-economische of sectorale hervormingen wordt verleend indien: a) het beheer van de overheidsuitgaven op transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze geschiedt; b) een goed uitgewerkt macro-economisch of sectoraal beleid door het land zelf is ingesteld en door de belangrijkste donoren is goedgekeurd; en c) overheidsopdrachten op open en transparante wijze worden gegund. 3. Soortgelijke begrotingssteun wordt geleidelijk verstrekt voor sectoraal beleid ter vervanging van afzonderlijke projecten. 4. Door middel van de hierboven omschreven invoerprogramma's en begrotingssteun kan tevens steun worden verleend aan begunstigde ACS-staten die hervormingen uitvoeren die gericht zijn op intraregionale economische liberalisering en netto overgangskosten met zich meebrengen. 5. De middelen die in het kader van de Overeenkomst ter financiering van projecten, programma's en andere activiteiten die tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst bijdragen worden ingezet, zijn het Europees Ontwikkelingsfonds (hierna "het Fonds" genoemd) met inbegrip van tegenwaardefondsen, de resterende bedragen van eerdere Fondsen, de eigen middelen van de Europese Investeringsbank (hierna "de Bank" genoemd), en waar toepasselijk middelen uit de begroting van de Europese Gemeenschap. 6. De middelen die uit hoofde van de Overeenkomst worden verstrekt kunnen worden benut ter dekking van het totaal van plaatselijke en externe uitgaven voor projecten en programma's, en ook voor de financiering van terugkerende kosten. TITEL II FINANCIËLE SAMENWERKING HOOFDSTUK 1 Financiële middelen Artikel 62 Totaalbedrag 1. Het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap voor de in de Overeenkomst omschreven doeleinden en de uitgewerkte voorwaarden voor de financiering zijn opgenomen in de bijlagen bij de Overeenkomst. 2. Indien een ACS-staat de Overeenkomst niet bekrachtigt of deze opzegt, passen de partijen de bedragen van de in het Financieel Protocol vastgestelde financiële middelen aan. Deze aanpassing wordt ook toegepast: a) bij toetreding tot de Overeenkomst van nieuwe ACS-staten die niet aan de onderhandelingen over de Overeenkomst hebben deelgenomen; en b) bij uitbreiding van de Gemeenschap. Artikel 63 Methoden voor de financiering De wijze waarop elk project of programma wordt gefinancierd, wordt door de betrokken ACS-staat of ACS-staten en de Gemeenschap in gemeenschappelijk overleg vastgesteld met inachtneming van: a) het ontwikkelingsniveau en de geografische, economische en financiële situatie van deze staten; b) de aard van het project of programma, de vooruitzichten inzake de economische en financiële rentabiliteit van het project of programma en de sociale en culturele gevolgen ervan; en c) in geval van een lening, de factoren waardoor de dienst van de lening wordt gewaarborgd. Artikel 64 Doorlening 1. Financiële steun kan worden verleend aan of via de betrokken ACS-staten ofwel, overeenkomstig het bepaalde in de Overeenkomst, door bemiddeling van financiële instellingen die voor steun in aanmerking komen, dan wel rechtstreeks aan een andere begunstigde. Wanneer de financiële steun via een tussenpersoon aan de uiteindelijke begunstigde dan wel rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector wordt verstrekt: a) worden de voorwaarden waaronder de middelen via de tussenpersoon aan de uiteindelijke begunstigde of rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector worden verstrekt, vastgelegd in de financierings- of de leningsovereenkomst; en b) wordt een eventueel uit de doorleentransactie voor de tussenpersoon of uit de rechtstreekse kredietverstrekking voor de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector voortvloeiende financiële marge, na aftrek van de administratieve kosten, de financiële risico's en de wisselkoersrisico's en de kosten van de aan de uiteindelijke begunstigde verstrekte technische bijstand, aangewend voor ontwikkelingsdoeleinden onder de in de financierings- of de leningovereenkomst vastgestelde voorwaarden. 2. Wanneer de financiering geschiedt door een bemiddelende instelling die in de ACS-staten is gevestigd of daar actief is, dient deze instelling elk project te selecteren en te evalueren en de daarvoor uitgetrokken middelen te beheren volgens de voorwaarden van deze Overeenkomst en in onderling overleg tussen de partijen. Artikel 65 Medefinanciering 1. Op verzoek van de ACS-staten kunnen de financieringsmiddelen van de Overeenkomst worden aangewend voor medefinanciering, in het bijzonder met ontwikkelingsorganisaties en -instellingen, lidstaten van de Gemeenschap, ACS-staten, derde landen dan wel internationale of particuliere financiële instellingen, ondernemingen of exportkredietinstellingen. 2. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheid van medefinanciering, wanneer de deelname van de Gemeenschap andere financiële instellingen tot deelname aanmoedigt en deze financiering voor de betrokken ACS-staat tot een voordelig financieel pakket kan leiden. 3. Medefinanciering kan geschieden in de vorm van gezamenlijke of parallelle financiering. In elk afzonderlijk geval wordt de voorkeur gegeven aan de oplossing die de beste verhouding tussen kosten en effectiviteit biedt. Maatregelen worden getroffen om de deelname van de Gemeenschap en van de overige medefinanciers te coördineren en harmoniseren, teneinde het aantal door de ACS-staten te volgen procedures te beperken en deze procedures te versoepelen. 4. Het overleg en de coördinatie met de andere donoren en medefinanciers moet worden versterkt en uitgebreid door zo mogelijk kaderovereenkomsten inzake medefinanciering te sluiten; het beleid en de procedures voor de medefinanciering moeten worden herzien uit een oogpunt van efficiency en om optimale omstandigheden te waarborgen. HOOFDSTUK 2 Steun voor schuldverlichting en structurele aanpassing Artikel 66 Steun voor schuldverlichting 1. Teneinde de schuldenlast en de betalingsbalansproblemen van de ACS-staten te verlichten, komen de partijen overeen de middelen waarin deze Overeenkomst voorziet in te zetten als bijdrage tot internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting ten behoeve van de ACS-staten. Voorts wordt per geval de benutting van niet vastgelegde middelen van eerdere indicatieve programma's versneld door middel van de instrumenten voor snel uitkeerbare steun waarin de Overeenkomst voorziet. De Gemeenschap verbindt zich ertoe te onderzoeken hoe op de langere termijn andere middelen dan het Fonds kunnen worden benut ter ondersteuning van internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting. 2. Op verzoek van een ACS-staat kan de Gemeenschap: a) bijstand verlenen voor het onderzoek naar en het vinden van concrete oplossingen voor schuldenlastproblemen, zoals binnenlandse schulden en problemen in verband met de schuldendienst en de betalingsbalans; b) opleidingsmogelijkheden bieden op het gebied van schuldenbeheer en internationale financiële onderhandelingen, en steun verlenen voor workshops, cursussen en seminars met betrekking tot deze onderwerpen; en c) bijstand verlenen voor het ontwikkelen van flexibele technieken en instrumenten voor schuldenbeheer. 3. De ACS-staten kunnen op een met de Commissie per geval overeen te komen wijze de in de Overeenkomst bedoelde beschikbare deviezen aanwenden voor de aflossing van schulden die ontstaan zijn door leningen uit de eigen middelen van de Bank, speciale leningen en risicodragend kapitaal, zulks in overeenstemming met de vervaltermijnen van de schuld en ten hoogste voor het bedrag dat nodig is voor de betalingen in nationale valuta. 4. Gezien de ernst van het probleem van de internationale schuldenlast en de gevolgen ervan voor de economische groei, verklaren de partijen zich bereid verder van gedachten te wisselen in het kader van de internationale besprekingen over het algemene probleem van de schuldenlast, onverminderd de specifieke besprekingen in de desbetreffende fora. Artikel 67 Steun voor structurele aanpassing 1. De Overeenkomst voorziet in steun voor de macro-economische en structurele hervormingen die door de ACS-staten worden uitgevoerd. De partijen zien er in dit verband op toe dat de aanpassing economisch uitvoerbaar en politiek en sociaal aanvaardbaar is. De steun wordt verleend in het kader van een door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat gezamenlijk verrichte beoordeling van de uitgevoerde of overwogen hervormingen op macro-economisch of sectoraal niveau, en dient een algehele evaluatie van de hervormingsinspanningen mogelijk te maken. Een van de hoofdkenmerken van de steunprogramma's is dat de hulp snel beschikbaar moet zijn. 2. De ACS-staten en de Gemeenschap erkennen dat het opzetten van regionale hervormingsprogramma's moet worden aangemoedigd en dat bij het opstellen en uitvoeren van nationale programma's rekening dient te worden gehouden met regionale activiteiten die van invloed zijn op de nationale ontwikkeling. De steun voor structurele aanpassing moet daartoe tevens: a) vanaf het begin van de situatiebeoordeling maatregelen omvatten ter aanmoediging van regionale integratie en ter inachtneming van de gevolgen van grensoverschrijdende aanpassingen; b) steun bieden voor harmonisatie en coördinatie van het macro-economisch en sectoraal beleid, met inbegrip van de belasting- en douanestelsels, met als tweeledig doel regionale integratie en structurele hervorming op nationaal niveau; en c) de gevolgen van de netto overgangskosten van de regionale integratie in de begrotingsmiddelen en op de betalingsbalans in acht nemen, door middel van algemene invoerprogramma's of door middel van begrotingssteun. 3. Alle ACS-staten die hervormingen op macro-economisch of sectoraal gebied uitvoeren of overwegen komen in aanmerking voor steun voor structurele aanpassing, met inachtneming van de regionale context, de doeltreffendheid van de hervormingen en de mogelijke gevolgen voor de economische, sociale en politieke dimensie van de ontwikkeling en tevens gelet op de economische en sociale problemen van die staten. 4. ACS-staten die hervormingsprogramma's opzetten die worden erkend en gesteund door in ieder geval de voornaamste multilaterale donoren, of overeengekomen zijn met die donoren maar door hen niet noodzakelijkerwijs financieel worden gesteund, worden geacht automatisch te hebben voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van steun voor aanpassing. 5. De steun voor structurele aanpassing wordt op flexibele wijze ter beschikking gesteld in de vorm van sectorale en algemene invoerprogramma's of begrotingssteun. 6. Bij de voorbereiding en de evaluatie van en de financieringsbesluiten voor de programma's voor structurele aanpassing worden de bepalingen van deze Overeenkomst betreffende de uitvoeringsprocedures in acht genomen, en wordt rekening gehouden met de noodzaak van snelle uitkering van de steun voor structurele aanpassing. Per geval kan worden toegestaan dat een beperkt gedeelte van de invoer uit de ACS-staten of de Gemeenschap met terugwerkende kracht wordt gefinancierd. 7. Bij de tenuitvoerlegging van elk steunprogramma wordt erop toegezien dat het bedrijfsleven van de ACS op zo ruim en transparant mogelijke wijze toegang krijgt tot de middelen van het programma en dat de aanbestedingsprocedures worden afgestemd op de administratieve en commerciële praktijk in de betrokken staat, terwijl voor in te voeren goederen een optimale prijs/kwaliteitverhouding en met betrekking tot de harmonisatie van de procedures voor het verlenen van steun voor structurele aanpassing de nodige samenhang met de op internationaal niveau verwezenlijkte vooruitgang wordt gewaarborgd. HOOFDSTUK 3 Steun bij fluctuerende exportopbrengsten Artikel 68 1. De partijen erkennen dat instabiliteit van de exportopbrengsten, met name ten aanzien van de landbouw en de mijnbouw, de ontwikkeling van de ACS-staten negatief kan beïnvloeden en de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelen in gevaar kan brengen. Derhalve wordt binnen het budget voor steun voor de langetermijnontwikkeling een stelsel voor aanvullende steun opgezet teneinde de negatieve effecten van eventuele instabiliteit van de exportopbrengsten, onder meer voor de landbouw en de mijnbouw, te reduceren. 2. De in gevallen van kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten te verlenen steun heeft ten doel het veiligstellen van macro-economische en sectorale hervormingen en beleid op die gebieden, die door de terugval van de opbrengsten gevaar lopen, en het reduceren van de negatieve effecten van instabiliteit van de exportopbrengsten, met name wat betreft landbouw- en mijnbouwproducten. 3. De zeer sterke afhankelijkheid van de economieën van de ACS-staten van de export, met name die van landbouw- en mijnbouwproducten, moet in aanmerking worden genomen bij de toewijzing van middelen in het toepassingsjaar. In dit verband wordt de minst ontwikkelde, de niet aan zee grenzende en de insulaire ACS-staten de meest gunstige behandeling verleend. 4. Op de verstrekking van de aanvullende middelen zijn de specifieke procedures van toepassing van het steunmechanisme dat in bijlage II (Financieringsvoorwaarden) is omschreven. 5. De Gemeenschap verleent tevens steun voor marktconforme verzekeringsregelingen die bestemd zijn voor ACS-staten die zich tegen de risico's van fluctuaties van de exportopbrengsten wensen te beschermen. HOOFDSTUK 4 Steun voor sectoraal beleid Artikel 69 1. De samenwerking ondersteunt door middel van de diverse instrumenten en procedures waarin de Overeenkomst voorziet: a) sociaal-economisch sectoraal beleid en sectorale hervormingen; b) maatregelen ter intensivering van de activiteit van de productiesector en van het concurrentievermogen van de exportsector; c) maatregelen tot uitbreiding van de dienstverlening van de sociale sector; en d) thematische vraagstukken en vraagstukken met een dwarsverband. 2. De steun wordt op gepaste wijze verleend door middel van: a) sectorale programma's b) begrotingssteun; c) investeringen; d) wederopbouw; e) opleiding; f) technische bijstand; en g) institutionele steun. HOOFDSTUK 5 Microprojecten en gedecentraliseerde samenwerking Artikel 70 Teneinde tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van de plaatselijke gemeenschappen en om alle actoren van de gedecentraliseerde ontwikkeling die een bijdrage kunnen leveren aan de autonome ontwikkeling van de ACS-staten aan te moedigen initiatieven te ontplooien, steunt de samenwerking dergelijke ontwikkelingsactiviteiten, binnen het kader dat bepaald is door de wet- en regelgeving van de betrokken ACS-staten en de bepalingen van het indicatieve programma. In deze context steunt de samenwerking: a) microprojecten op lokaal niveau die in economisch en sociaal opzicht een weerslag hebben op het leven van de bevolking, aan een geconstateerde en aangetoonde prioritaire behoefte beantwoorden en op initiatief en met actieve deelname van de begunstigde lokale gemeenschap worden uitgevoerd; en b) gedecentraliseerde samenwerking, met name wanneer daarbij de inspanningen en middelen van gedecentraliseerde organisaties uit de ACS-staten en equivalente organisaties uit de Gemeenschap gecombineerd worden. Dankzij deze vorm van samenwerking kunnen vaardigheden, innoverende werkmethoden en middelen van de actoren van de gedecentraliseerde samenwerking in dienst worden gesteld van de ontwikkeling van de ACS-staat. Artikel 71 1. Microprojecten en ontwikkelingsactiviteiten in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking kunnen worden gesteund met gebruikmaking van de financiële middelen in het kader de Overeenkomst. Projecten of programma's die onder deze vorm van samenwerking vallen, kunnen al dan niet gerelateerd zijn aan programma's in de concentratiesectoren van de indicatieve programma's, maar kunnen ook een methode zijn om de specifieke doelstellingen van het indicatieve programma te bereiken, of het resultaat van initiatieven van plaatselijke gemeenschappen of gedecentraliseerde instanties. 2. Aan de financiering van microprojecten en gedecentraliseerde samenwerking wordt een bijdrage geleverd door het Fonds, die in beginsel niet meer mag bedragen dan drie vierde van de totale kosten van ieder project en de in het indicatieve programma gestelde limiet niet mag overschrijden. Het resterende gedeelte wordt als volgt gefinancierd: a) voor microprojecten: door de betrokken lokale gemeenschap, die afhankelijk van haar mogelijkheden bijdragen levert in natura, in de vorm van dienstverlening of in contant geld; b) door de actoren van de gedecentraliseerde samenwerking, mits de door hen ingebrachte financiële, technische, materiële en andere middelen als regel niet minder bedragen dan 25% van de geraamde kosten van het project of programma; en c) in uitzonderlijke gevallen door de betrokken ACS-staat, via een financiële bijdrage, beschikbaarstelling van infrastructuurvoorzieningen of via dienstverlening. 3. Voor de in het kader van microprojecten of gedecentraliseerde samenwerking gefinancierde projecten en programma's gelden de procedures die zijn vastgesteld in de Overeenkomst, met name die waarnaar in meerjarenprogramma's naar wordt verwezen. HOOFDSTUK 6 Humanitaire bijstand en spoedhulp Artikel 72 1. Humanitaire hulp en spoedhulp worden verleend aan de bevolking van ACS-staten die geconfronteerd worden met ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard die het gevolg zijn van natuurrampen, door de mens veroorzaakte crises, zoals oorlogen en andere conflicten, of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen. Deze humanitaire hulp en spoedhulp worden verleend zo lang als noodzakelijk is om te voorzien in de urgente behoeften die van dergelijke omstandigheden het gevolg zijn. 2. Humanitaire bijstand en spoedhulp worden uitsluitend verleend volgens de behoeften en belangen van de slachtoffers van rampen en in overeenstemming met de beginselen van het internationale humanitaire recht. In het bijzonder mag er geen sprake zijn van discriminatie van slachtoffers op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, geslacht, leeftijd, nationaliteit of politieke overtuiging, en dienen de vrije toegang tot en de bescherming van slachtoffers, alsmede de veiligheid van de hulpverleners en hun uitrusting, te worden gewaarborgd. 3. Het doel van humanitaire bijstand en spoedhulp is: a) redden van mensenlevens tijdens en onmiddellijk na crisissituaties veroorzaakt door natuurrampen, conflicten of oorlogen; b) bijdragen tot de financiering en verzending van humanitaire hulp en de directe toegang daartoe van degenen voor wie deze bestemd is, met gebruikmaking van alle beschikbare logistieke middelen; c) maatregelen voor herstel op korte termijn en wederopbouw, teneinde de getroffen bevolkingsgroepen opnieuw een minimum aan sociaal-economische integratie te kunnen bieden en zo snel mogelijk de voorwaarden te scheppen voor hervatting van de ontwikkeling overeenkomstig de doelstellingen voor de lange termijn die door het betrokken ACS-land zijn bepaald; d) een oplossing vinden voor de behoeften die zijn ontstaan door de verplaatsing van personen (vluchtelingen, ontheemden en repatrianten) als gevolg van rampen van natuurlijke of menselijke oorsprong, teneinde zo lang als noodzakelijk is te kunnen voorzien in alle behoeften van vluchtelingen en ontheemden (ongeacht hun verblijfplaats) en hun vrijwillige repatriëring en herintegratie in hun land van herkomst te bevorderen; en e) de ACS-staten helpen bij het instellen of verbeteren van mechanismen voor rampenpreventie en voorbereiding op natuurrampen, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, teneinde de gevolgen van dergelijke rampen te reduceren. 4. Dezelfde steun als hierboven wordt bedoeld kan worden verleend aan ACS-staten die vluchtelingen of repatrianten opvangen, teneinde te voorzien in dringende behoeften waarin niet is voorzien door de spoedhulp. 5. Gezien de ontwikkelingsdoelstelling van de overeenkomstig dit artikel verstrekte hulp, kan de hulp op verzoek van de betrokken staat in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt samen met de kredieten van het indicatieve programma. 6. Humanitaire hulpacties en spoedhulpacties worden uitgevoerd op verzoek van het ACS-land dat door een crisissituatie is getroffen, door de Commissie, door internationale organisaties of door lokale of internationale niet-overheidsorganisaties. Beheer en uitvoering van deze steun geschieden volgens procedures die soepel, snel en effectief ingrijpen mogelijk maken. De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om een snel ingrijpen ter ondervanging van de noodsituatie te vergemakkelijken. Artikel 73 1. Activiteiten die na de urgentiefase worden ondernomen met het oog op materiële en sociale rehabilitatie na natuurrampen of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen, kunnen door de Gemeenschap uit hoofde van de Overeenkomst gefinancierd worden. Deze activiteiten moeten met effectieve en flexibele mechanismen worden uitgevoerd en zijn bedoeld om de overgang tussen de urgentiefase en de ontwikkelingsfase te vergemakkelijken, de sociaal-economische herintegratie van de getroffen bevolkingsgroepen te bevorderen, de oorzaken van de crisis zoveel mogelijk weg te nemen, de instellingen te versterken en de eigen inbreng van plaatselijke en nationale actoren in de formulering van een duurzaam ontwikkelingsbeleid voor het betrokken ACS-land te stimuleren. 2. Kortlopende noodhulpactiviteiten kunnen slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden gefinancierd uit het EOF, indien financiering van de bijstand uit de begroting van de Gemeenschap niet mogelijk is. HOOFDSTUK 7 Steun voor investeringen en ontwikkeling van de particuliere sector Artikel 74 De samenwerking steunt door middel van financiële en technische bijstand het beleid en de strategieën voor investeringen en de ontwikkeling van de particuliere sector, een en ander als bepaald in deze Overeenkomst. Artikel 75 Bevordering van investeringen De ACS-staten, de Gemeenschap en haar lidstaten, elk binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, erkennen het belang van particuliere investeringen voor de bevordering van hun ontwikkelingssamenwerking en de noodzaak maatregelen te treffen om deze investeringen te stimuleren. Daartoe ondernemen zij het volgende: a) zij nemen maatregelen om particuliere investeerders die zich naar de doelstellingen en de prioriteiten van de ontwikkelingssamenwerking tussen ACS en EG, alsmede naar de vigerende wetten en voorschriften voegen, aan te moedigen aan hun ontwikkelingsinspanningen deel te nemen; b) zij treffen maatregelen en voorzieningen die bijdragen tot totstandbrenging en handhaving van een voorspelbaar en veilig investeringsklimaat en sluiten overeenkomsten ter verbetering van dit klimaat; c) zij stimuleren dat de particuliere sector van de EU investeert in en specifieke bijstand verleent aan particuliere ondernemingen in de ACS-landen in het kader van samenwerking tussen ondernemingen en partnerschappen; d) zij vereenvoudigen de totstandkoming van partnerschappen en gezamenlijke ondernemingen door het stimuleren van medefinanciering; e) zij sponsoren fora inzake sectorale investeringen teneinde partnerschappen en buitenlandse investeringen te stimuleren; f) zij steunen de inspanningen van de ACS-staten om financiering aan te trekken, waarbij bijzondere nadruk wordt gelegd op particuliere financiering van investeringen in infrastructuur en van infrastructuur die opbrengsten genereert die voor de particuliere sector cruciaal is; g) zij steunen de versterking van de capaciteit van nationale instanties en instellingen voor de stimulering van investeringen die zich bezighouden met stimulering en vereenvoudiging van buitenlandse investeringen; h) zij verspreiden informatie over investeringsmogelijkheden en het ondernemingsklimaat in de ACS-staten; en i) zij bevorderen de dialoog in het particuliere bedrijfsleven op nationaal en regionaal niveau en tussen ACS en EU, met name door middel van een ACS-EU-forum voor het particuliere bedrijfsleven. De steun voor de activiteiten van het ACS-EU-forum voor het particuliere bedrijfsleven beoogt de volgende doelstellingen: i) vergemakkelijking van de dialoog binnen de particuliere sector in ACS en EU en tussen de particuliere sector in ACS en EU en de instanties die bij de Overeenkomst zijn ingesteld; ii) analyse en periodieke verstrekking aan de betrokken instanties van gegevens over alle vraagstukken die verband houden met de betrekkingen tussen de particuliere sector in ACS en EU in het kader van de Overeenkomst, of meer in het algemeen met de economische betrekkingen tussen de Gemeenschap en de ACS-staten; en iii) analyse en periodieke verstrekking aan de betrokken instanties van gegevens over specifieke problemen van sectorale aard met betrekking tot onder meer regionale of subregionale bedrijfstakken of producttypen. Artikel 76 Financiering en ondersteuning van investeringen 1. De samenwerking voorziet in langlopende financiële middelen, met inbegrip van risicodragend kapitaal, teneinde de groei in de particuliere sector te helpen stimuleren en binnenlands en buitenlands kapitaal voor dit doel te helpen mobiliseren. Daartoe worden in het kader van de samenwerking voorzieningen getroffen voor: a) niet-terugvorderbare steun ten behoeve van financiële en technische bijstand ter ondersteuning van beleidshervorming, ontwikkeling van het menselijk potentieel, institutionele capaciteitsopbouw of andere vormen van institutionele steun voor specifieke investeringen, maatregelen ter vergroting van het concurrentievermogen van ondernemingen en ter versterking van de capaciteiten van particuliere financiële en niet-financiële tussenpersonen, vereenvoudiging en stimulering van investeringen en activiteiten ter verbetering van het concurrentievermogen; b) advies ten behoeve van het scheppen van een gunstig investeringsklimaat en een informatiebasis om kapitaalstromen te leiden en te stimuleren; c) risicodragend kapitaal voor investeringen in kapitaal of semikapitaal, garanties ter ondersteuning van binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, alsmede leningen of kredietlijnen volgens de voorwaarden van bijlage II (Financieringsvoorwaarden) bij deze Overeenkomst; en d) leningen uit de eigen middelen van de Bank. 2. Leningen uit de eigen middelen van de Bank worden verstrekt overeenkomstig haar statuten en de in bijlage II bij deze Overeenkomst genoemde voorwaarden en regelingen. Artikel 77 Investeringsgaranties 1. Investeringsgaranties worden voor de ontwikkelingsfinanciering een steeds belangrijker instrument, omdat daarmede de aan een project verbonden risico's kunnen worden teruggedrongen en particuliere kapitaalstromen kunnen worden gestimuleerd. De samenwerking dient daarom de beschikbaarheid en het gebruik van risicoverzekering te bevorderen, teneinde met dit risicoverminderende instrument het vertrouwen van de investeerders in de ACS-staten te stimuleren. 2. In het kader van de samenwerking worden garanties verstrekt en wordt door middel van garantiefondsen bijgedragen tot het dekken van de risico's van voor deze steun in aanmerking komende investeringen. Specifiek wordt in het kader van de samenwerking steun verleend voor: a) herverzekeringsregelingen om buitenlandse rechtstreekse investeringen van daarvoor in aanmerking komende investeerders te dekken: tegen juridische onzekerheid en de grote risico's van onteigening, beperkingen op de overdracht van deviezen, oorlog en binnenlandse onlusten en contractbreuk. Investeerders kunnen hun projecten verzekeren tegen elke mogelijke combinatie van de vier typen dekking; b) garantieprogramma's voor risicodekking, in de vorm van gedeeltelijke garanties voor de financiering van schulden. Zowel gedeeltelijke risicogaranties als gedeeltelijke kredietgaranties zijn beschikbaar; en c) nationale en regionale garantiefondsen, met medewerking van in het bijzonder binnenlandse financiële instellingen of investeerders, teneinde de ontwikkeling van de financiële sector te stimuleren. 3. De samenwerking biedt tevens steun voor capaciteitsopbouw, institutionele steun en deelneming in de basisfinanciering van nationale en/of regionale initiatieven om de commerciële risico's voor investeerders te reduceren (onder meer garantiefondsen, regelgevende organen, arbitragemechanismen en rechtsstelsels om de bescherming te verbeteren van investeringen die bijdragen tot verbetering van het stelsel van exportkredieten). 4. De samenwerking biedt deze steun op grond van de complementaire en toegevoegde waarde, voor particuliere en/of overheidsinitiatieven, en indien mogelijk in partnerschap met particuliere en/of overheidsorganisaties. In het kader van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering verrichten de ACS en de EG een gezamenlijke studie van het voorstel om een ACS-EG-Garantieagentschap in te stellen voor de verstrekking en het beheer van programma's voor investeringsgaranties. Artikel 78 Bescherming van investeringen 1. De ACS-staten en de Gemeenschap en haar lidstaten, elk binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, bevestigen de noodzaak om de investeringen van elke partij op hun respectieve grondgebieden te bevorderen en te beschermen en onderstrepen dat daartoe in wederzijds belang overeenkomsten dienen te worden gesloten inzake bevordering en bescherming van investeringen, die ook als grondslag kunnen dienen voor verzekerings- en garantiestelsels. 2. Teneinde meer Europese investeringen aan te trekken voor door de ACS-staten gestarte ontwikkelingsprojecten die voor hen van bijzonder belang zijn, kunnen de Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en de ACS-staten anderzijds ook overeenkomsten sluiten betreffende specifieke projecten van wederzijds belang wanneer de Gemeenschap en Europese bedrijven in de financiering daarvan bijdragen. 3. De partijen komen tevens overeen, met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en haar lidstaten, in de overeenkomsten inzake economisch partnerschap algemene beginselen inzake de bescherming en bevordering van investeringen op te nemen, overeenkomstig de beste resultaten die zijn overeengekomen in de desbetreffende internationale fora, dan wel bilateraal. TITEL III TECHNISCHE SAMENWERKING Artikel 79 1. Technische samenwerking moet de ACS-staten helpen hun nationaal en regionaal menselijk potentieel beter te benutten en hun voor het succes van de ontwikkeling cruciale instellingen op duurzame wijze te ontwikkelen; middelen hiertoe zijn onder meer versterking van adviesbureaus en -organisaties in de ACS-staten, alsmede uitwisselingsregelingen voor adviseurs uit bedrijven in ACS en EU. 2. Bovendien moet technische samenwerking een gunstige kostenbatenverhouding te zien geven, voldoen aan de behoeften waarvoor zij is opgezet, de overdracht van kennis vergemakkelijken en de nationale en regionale capaciteit versterken. De technische samenwerking moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doeleinden van projecten en programma's, onder meer door versterking van de managementcapaciteit van de nationale en regionale ordonnateurs. De technische bijstand moet: a) vraaggestuurd opereren, wat wil zeggen dat bijstand uitsluitend wordt verleend op verzoek van de betrokken ACS-staat of ACS-staten en moet zijn aangepast aan de behoeften van de begunstigde; b) de inspanningen van de ACS-staten om hun behoeften te formuleren aanvullen en ondersteunen; c) worden onderworpen aan toezicht en follow-up teneinde de effectiviteit te waarborgen; d) bevorderen dat door deskundigen, adviesbureaus en instellingen voor onderwijs en onderzoek uit de ACS wordt geparticipeerd in door het Fonds gefinancierde opdrachten, en methoden vaststellen om gekwalificeerd nationaal en regionaal personeel te betrekken bij projecten van het Fonds; e) bevorderen dat nationaal leidinggevend personeel van de ACS in een adviserende functie wordt gedetacheerd bij een instelling van het eigen land, een buurland of een regionale organisatie; f) erop gericht zijn de beperkingen en mogelijkheden van het nationale en regionale arbeidspotentieel beter te onderkennen en een register op te stellen van deskundigen, consulenten en adviesbureaus in de ACS-staten die kunnen worden aangetrokken voor de uitvoering van door het Fonds gefinancierde projecten en programma's; g) technische bijstand tussen de ACS-staten onderling ondersteunen, ter bevordering van de uitwisseling tussen de ACS-staten van deskundigheid op het gebied van technische bijstand en management en van beroepsvaardigheden; h) voorzien in actieprogramma's voor de langetermijnontwikkeling van instellingen en menselijk potentieel als integrerend onderdeel van de planning van projecten en programma's, waarbij de financiële vereisten in acht moeten worden genomen; i) gericht zijn op versterking van het vermogen van de ACS-staten om de eigen expertise op te bouwen; en j) bijzondere aandacht schenken aan het uitbreiden van de mogelijkheden van de ACS-staten inzake planning, uitvoering en evaluatie van projecten en programma's en inzake budgetbeheer. 3. Technische bijstand kan worden verleend op alle samenwerkingsterreinen binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst. De samenwerkingsactiviteiten moeten breed van toepassing en van opzet zijn en worden aangepast aan de behoeften van de ACS-staten. 4. Technische samenwerking kan specifiek of algemeen zijn. Het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering stelt richtsnoeren op voor de tenuitvoerlegging van de technische samenwerking. Artikel 80 Teneinde de uittocht van gekwalificeerd personeel uit de ACS-staten tegen te gaan, verleent de Gemeenschap desgewenst bijstand aan de ACS-staten om de terugkeer van in ontwikkelde landen verblijvende gekwalificeerde onderdanen van de ACS-staten te bevorderen, door middel van passende maatregelen om repatriëring te stimuleren. TITEL IV PROCEDURES EN BEHEERSSYSTEMEN Artikel 81 Procedures De beheersprocedures moeten doorzichtig en gemakkelijk toe te passen zijn en moeten de decentralisatie van de taken en verantwoordelijkheden mogelijk maken. De tenuitvoerlegging van de ACS-EU-ontwikkelingssamenwerking moet openstaan voor niet-overheidsactoren op gebieden waarop zij actief zijn. De gedetailleerde procedurele bepalingen voor de programmering, voorbereiding, tenuitvoerlegging en het beheer van de financiële en technische samenwerking zijn in bijlage IV inzake de procedures voor de tenuitvoerlegging en het beheer vastgelegd. De ACS-EU-Raad van Ministers kan deze bepalingen op basis van een aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering opnieuw onderzoeken en wijzigen. Artikel 82 Met de uitvoering belaste ambtenaren Voor de tenuitvoerlegging van de financiële en technische samenwerking in het kader van deze Overeenkomst worden ambtenaren aangewezen die met de uitvoering daarvan zijn belast. Uitvoerige bepalingen in verband met de verantwoordelijkheden van de met de uitvoering belaste ambtenaren zijn in bijlage IV inzake de procedures voor de tenuitvoerlegging en het beheer vastgelegd. Artikel 83 ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering 1. De Raad van Ministers onderzoekt tenminste eenmaal per jaar of de doelstellingen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering worden verwezenlijkt en tevens welke algemene en specifieke problemen zich daarbij voordoen. Te dien einde wordt in het kader van de Raad van Ministers een ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, hierna ACS-EG-Comité genoemd, opgericht. 2. Het ACS-EG-Comité is onder meer met de volgende taken belast: a) ervoor zorgen dat de doelstellingen en beginselen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering worden verwezenlijkt en vaststellen van algemene richtsnoeren voor de daadwerkelijke en tijdige tenuitvoerlegging daarvan; b) bestuderen van problemen die bij de tenuitvoerlegging van de activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking kunnen rijzen en voorstellen van passende maatregelen; c) herzien van de bijlagen bij de Overeenkomst om ervoor te zorgen dat zij voortdurend relevant blijven en aanbevelen van alle passende maatregelen aan de Raad van Ministers met het oog op de goedkeuring daarvan; en d) bestuderen van de activiteiten die in het kader van de Overeenkomst worden ontplooid ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake het bevorderen van de ontwikkeling van de particuliere sector en particuliere investeringen en van de activiteiten van de Investeringsfaciliteit. 3. Het ACS-EG-Comité vergadert om de drie maanden en bestaat op basis van pariteit uit door de Raad van Ministers aangewezen vertegenwoordigers van de ACS-staten en van de Gemeenschap of hun gemachtigden. Het komt tenminste eenmaal per jaar en telkens wanneer één der partijen daarom verzoekt, bijeen op het niveau van de ministers. 4. De Raad van Ministers stelt het reglement van orde van het ACS-EG-Comité vast en met name de wijze van vertegenwoordiging en het aantal leden van het Comité, de wijze waarop zij hun besprekingen voeren en de wijze waarop het voorzitterschap wordt uitgeoefend. 5. Het ACS-EG-Comité kan vergaderingen van deskundigen beleggen om de oorzaken te bestuderen van eventuele knelpunten of moeilijkheden die een doeltreffende tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking belemmeren. Deze deskundigen leggen het Comité aanbevelingen voor om deze knelpunten of moeilijkheden uit de weg te ruimen. DEEL 5 ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE MINST ONTWIKKELDE, NIET AAN ZEE GRENZENDE EN INSULAIRE ACS-STATEN HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 84 1. Om de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-staten in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de door de Overeenkomst geboden mogelijkheden en hun ontwikkelingstempo te versnellen, moet de samenwerking een speciale behandeling bieden voor de minst ontwikkelde ACS-landen en terdege rekening houden met de kwetsbaarheid van de niet aan zee grenzende en insulaire ACS-staten. Er moet bovendien rekening worden gehouden met de behoeften van landen waar conflicten hebben gewoed. 2. Afgezien van de specifieke maatregelen en bepalingen voor de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire staten in de verschillende hoofdstukken van de Overeenkomst, wordt ten aanzien van deze groepen en de landen waar conflicten hebben gewoed bijzondere aandacht geschonken aan: a) de versterking van de regionale samenwerking; b) de vervoers- en communicatie-infrastructuur; c) de doelmatige exploitatie van de rijkdommen van de zee en de afzet van deze producten alsook, wat de niet aan zee grenzende landen betreft, de binnenvisserij; d) met betrekking tot de structurele aanpassing, aan het ontwikkelingspeil van deze landen en, bij de uitvoering, aan het sociale aspect van de aanpassing; e) de tenuitvoerlegging van voedselstrategieën en geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's. HOOFDSTUK 2 Minst ontwikkelde ACS-staten Artikel 85 1. Voor de minst ontwikkelde ACS-staten geldt een bijzondere behandeling teneinde hen te helpen de ernstige economische en sociale moeilijkheden die hun ontwikkeling in de weg staan, te overwinnen zodat zij hun ontwikkelingstempo kunnen versnellen. 2. De lijst van minst ontwikkelde landen is in bijlage VI opgenomen. Deze lijst kan bij besluit van de Raad van Ministers worden gewijzigd: a) indien een derde land dat zich in een vergelijkbare situatie bevindt, tot de Overeenkomst toetreedt; en b) indien de economische situatie van een van de ACS-staten een belangrijke en blijvende wijziging ondergaat waardoor deze staat bij de groep van minst ontwikkelde ACS-staten moet worden ingedeeld of zijn indeling bij deze groep niet langer verantwoord is. Artikel 86 De bepalingen die voor de minst ontwikkelde ACS-staten zijn aangenomen, zijn vastgelegd in de volgende artikelen: 2, 29, 32, 35, 37, 56, 68, 84, 85. HOOFDSTUK 3 Niet aan zee grenzende ACS-staten Artikel 87 1. Er worden specifieke bepalingen en maatregelen vastgesteld om de niet aan zee grenzende ACS-staten te steunen in hun streven de geografische moeilijkheden en belemmeringen die hun ontwikkeling in de weg staan, te overwinnen zodat zij hun ontwikkelingstempo kunnen versnellen. 2. De lijst van niet aan zee grenzende ACS-staten is in bijlage VI opgenomen. Deze lijst kan bij besluit van de Raad van Ministers worden gewijzigd wanneer een derde land dat zich in een vergelijkbare situatie bevindt, tot de Overeenkomst toetreedt. Artikel 88 De bepalingen die voor de niet aan zee grenzende ACS-staten zijn aangenomen, zijn vastgelegd in de volgende artikelen: 2, 32, 35, 56, 68, 84, 87. HOOFDSTUK 4 Insulaire ACS-staten Artikel 89 1. Er worden specifieke bepalingen en maatregelen vastgesteld om de insulaire ACS-staten te steunen in hun streven de natuurlijke en geografische moeilijkheden en andere belemmeringen die hun ontwikkeling in de weg staan, te overwinnen zodat zij hun ontwikkelingstempo kunnen versnellen. 2. De lijst van insulaire ACS-staten is in bijlage VI opgenomen. Deze lijst kan bij besluit van de Raad van Ministers worden gewijzigd wanneer een derde land dat zich in een vergelijkbare situatie bevindt, tot de Overeenkomst toetreedt. Artikel 90 De bepalingen die zijn aangenomen voor de insulaire ACS-staten zijn vastgelegd in de volgende artikelen: 2, 32, 35, 56, 68, 84, 89. DEEL 6 SLOTBEPALINGEN Artikel 91 Conflict tussen deze Overeenkomst en andere verdragen Verdragen, overeenkomsten, akkoorden of regelingen van ongeacht welke vorm of aard tussen een of meer lidstaten van de Gemeenschap en een of meer ACS-staten mogen geen beletsel vormen voor de toepassing van de Overeenkomst. Artikel 92 Betrokken gebieden De Overeenkomst is, onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen inzake de betrekkingen tussen de ACS-staten en de Franse overzeese departementen, van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de ACS-staten. Artikel 93 Bekrachtiging en inwerkingtreding 1. De Overeenkomst wordt door de ondertekenende partijen bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke regels en procedures. 2. De akten van bekrachtiging of goedkeuring van de Overeenkomst worden, wat de ACS-staten betreft, nedergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en, wat de Gemeenschap en de lidstaten betreft, bij het secretariaat-generaal van de ACS-staten. De secretariaten stellen de ondertekenende staten en de Gemeenschap hiervan onverwijld in kennis. 3. De Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de akten van bekrachtiging van de lidstaten en van tenminste twee derde van de ACS-staten, alsmede de akte van goedkeuring van de Overeenkomst door de Gemeenschap, zijn nedergelegd. 4. De ACS-staat die de in leden 1 en 2 bedoelde procedures op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst, zoals deze in lid 3 is vastgesteld, niet heeft voltooid, kan zulks slechts doen binnen 12 maanden na deze datum en onverminderd het bepaalde in lid 6. Voor dergelijke staten wordt de Overeenkomst van toepassing op de eerste dag van de tweede maand volgende op de voltooiing van deze procedures. Deze staten erkennen de geldigheid van elke maatregel die na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst met het oog op de tenuitvoerlegging daarvan is genomen. 5. In het reglement van orde van de bij de Overeenkomst opgerichte gezamenlijke instellingen wordt bepaald onder welke voorwaarden de vertegenwoordigers van de ondertekenende staten bedoeld in lid 4 als waarnemer in die instellingen zitting kunnen hebben. 6. De Raad van Ministers kan besluiten speciale steun toe te kennen aan ACS-staten die de vorige ACS-EG-overeenkomsten hebben ondertekend en die door het ontbreken van normaal opgerichte overheidsinstellingen de Overeenkomst niet hebben kunnen ondertekenen of bekrachtigen. Deze steun kan betrekking hebben op institutionele opbouw en activiteiten in verband met de economische en sociale ontwikkeling, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de behoeften van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen. Dergelijke landen kunnen in dit verband een beroep doen op de middelen die in deel 4 van deze Overeenkomst voor financiële en technische samenwerking beschikbaar worden gesteld. In afwijking van lid 4, mogen de betrokken landen die de Overeenkomst hebben ondertekend de bekrachtigingsprocedures voltooien binnen de twaalf maanden na het herstel van de overheidsinstellingen. De betrokken landen die de Overeenkomst niet hebben ondertekend noch bekrachtigd kunnen door middel van de toetredingsprocedure bedoeld in artikel 94 tot de Overeenkomst toetreden. Artikel 94 Toetreding 1. Ieder verzoek om toetreding tot de Overeenkomst van een onafhankelijke staat waarvan de structurele kenmerken en economische en sociale situatie vergelijkbaar zijn met die van de ACS-staten, wordt aan de Raad van Ministers voorgelegd. Indien het verzoek door de Raad van Ministers wordt goedgekeurd, treedt de betrokken staat tot de Overeenkomst toe door nederlegging van een akte van toetreding bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan het secretariaat van de ACS-staten en de lidstaten hiervan in kennis stelt. De Raad van Ministers kan de nodige wijzigingsmaatregelen nemen. De betrokken staat heeft dezelfde rechten en verplichtingen als de ACS-staten. Zijn toetreding mag geen afbreuk doen aan de voordelen die voor de ACS-staten welke de Overeenkomst hebben ondertekend, voortvloeien uit de bepalingen betreffende de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. De Raad van Ministers kan de voorwaarden en specifieke regelingen vaststellen voor de toetreding van een afzonderlijke staat in een speciaal protocol dat een integrerend deel uitmaakt van de Overeenkomst. 2. De Raad van Ministers wordt in kennis gesteld van ieder verzoek van een derde staat om toetreding tot een uit ACS-staten samengestelde economische groepering. 3. De Raad van Ministers wordt in kennis gesteld van ieder verzoek van een derde staat om toe te treden tot de Europese Unie. Tijdens de onderhandelingen tussen de Unie en de staat die het verzoek heeft ingediend, verstrekt de Gemeenschap de ACS-staten alle relevante informatie en de ACS-staten van hun kant stellen de Gemeenschap in kennis van hun problemen zodat zij daar ten volle rekening kan mee houden. Het secretariaat van de ACS-staten wordt door de Gemeenschap in kennis gesteld van elke toetreding tot de Europese Unie. Elke nieuwe lidstaat van de Europese Unie wordt vanaf de datum van zijn toetreding Partij bij de Overeenkomst door middel van een daartoe strekkende clausule in de Akte van Toetreding. Indien de Akte van Toetreding tot de Unie niet voorziet in een dergelijke automatische toetreding van de lidstaat tot de Overeenkomst, treedt de betrokken lidstaat toe door nederlegging van een Akte van Toetreding bij het secretariaat-generaal van de Europese Unie, dat hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan het secretariaat van de ACS-staten en de lidstaten daarvan in kennis stelt. De partijen onderzoeken de gevolgen van de toetreding van nieuwe lidstaten tot deze Overeenkomst. De Raad van Ministers kan de nodige overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen. Artikel 95 Duur van de Overeenkomst en herzieningsclausule 1. De Overeenkomst wordt gesloten voor een periode van twintig jaar die aanvangt op 1 maart 2000. 2. De financiële protocollen worden voor elke periode van vijf jaar vastgesteld. 3. Uiterlijk 12 maanden vóór het verstrijken van elke periode van vijf jaar stellen de Gemeenschap en de lidstaten, enerzijds, en de ACS-staten, anderzijds, elkaar in kennis van de bepalingen van de Overeenkomst die zij met het oog op eventuele wijziging van deze Overeenkomst opnieuw willen bezien. Dit geldt echter niet voor de bepalingen inzake de economische en commerciële samenwerking waarvoor een speciale herzieningsprocedure is vastgesteld. Indien een Partij verzoekt bepalingen van de Overeenkomst opnieuw te bezien, beschikt de andere Partij in weerwil van bovengenoemde tijdslimiet over een termijn van twee maanden om te verzoeken ook andere bepalingen die verband houden met die waarvoor het eerste verzoek is ingediend, opnieuw te bezien. Tien maanden vóór het verstrijken van deze periode van vijf jaar openen de Partijen bij de Overeenkomst onderhandelingen om na te gaan welke wijzigingen eventueel moeten worden aangebracht in de bepalingen waarop de bedoelde kennisgeving betrekking heeft. Artikel 93 is ook van toepassing op de aangebrachte wijzigingen. De Raad van Ministers stelt eventueel de overgangsmaatregelen vast die met betrekking tot de gewijzigde bepalingen nodig zijn totdat deze in werking treden. 4. Achttien maanden vóór het einde van de totale geldigheidsduur van de Overeenkomst openen de Partijen bij de Overeenkomst onderhandelingen om na te gaan door welke bepalingen hun betrekkingen nadien zullen worden geregeld. De Raad van Ministers stelt eventueel de overgangsmaatregelen vast die nodig zijn totdat de nieuwe Overeenkomst in werking treedt. Artikel 96 Essentiële onderdelen: overlegprocedure en aangepaste maatregelen inzake mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term "Partij" verstaan de Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie, enerzijds, en iedere ACS-staat, anderzijds. 2 a) Indien, ondanks de politieke dialoog die regelmatig tussen de Partijen plaatsvindt, een Partij van mening is dat de andere Partij een verplichting voortvloeiend uit de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat bedoeld in artikel 9, lid 2, niet is nagekomen, verstrekt zij, behalve in bijzondere dringende gevallen, de andere Partij en de Raad van Ministers alle terzake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde tot een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te komen. Met dit doel verzoekt zij de andere Partij om overleg te plegen over maatregelen die door de betrokken Partijen zijn genomen of moeten worden genomen om de situatie recht te zetten. Het overleg vindt plaats op het niveau en in de vorm die het meest geschikt wordt geacht om tot een oplossing te komen. Het overleg begint uiterlijk 15 dagen na de datum van het verzoek en de duur daarvan wordt, afhankelijk van de aard en ernst van de schending, met wederzijdse instemming vastgesteld. Het overleg duurt in geen geval langer dan 60 dagen. Indien het overleg niet tot een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing leidt, indien overleg wordt geweigerd of in bijzonder dringende gevallen kunnen passende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen worden ingetrokken zodra de redenen ervoor hebben opgehouden te bestaan. b) Het begrip "bijzonder dringende gevallen" heeft betrekking op uitzonderlijke gevallen van bijzonder ernstige en flagrante schending van één van de essentiële onderdelen bedoeld in artikel 9, lid 2, die een onmiddellijke reactie vereisen. De Partij die gebruikmaakt van de procedure voor bijzonder dringende gevallen stelt de andere Partij en de Raad van Ministers afzonderlijk daarvan in kennis, behalve wanneer haar de tijd ontbreekt om dit te doen. c) De in dit artikel bedoelde "passende maatregelen" worden genomen in overeenstemming met het internationaal recht en staan in verhouding tot de schending. Bij de keuze van deze maatregelen dient voorrang te worden gegeven aan die maatregelen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Er is overeengekomen dat slechts in laatste instantie tot opschorting zal worden overgegaan. Indien in bijzonder dringende gevallen maatregelen worden genomen, worden deze onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere Partij en de Raad van Ministers. Op verzoek van de betrokken Partij kan overleg worden gepleegd om de situatie grondig te onderzoeken en, indien mogelijk, tot een oplossing te komen. Dit overleg wordt gevoerd in overeenstemming met het bepaalde in de tweede en derde alinea sub a). Artikel 97 Overlegprocedure en passende maatregelen inzake corruptie 1. De Partijen zijn van oordeel dat wanneer de Gemeenschap een belangrijke partner is uit een oogpunt van financiële steun aan het economisch en sectoraal beleid en de desbetreffende programma's, de Partijen overleg dienen te plegen in ernstige gevallen van corruptie. 2. In dergelijke gevallen kan een Partij de andere Partij verzoeken overleg te plegen. Dit overleg begint uiterlijk 21 dagen na de datum van het verzoek en duurt niet langer dan 60 dagen. 3. Indien het overleg niet tot een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing leidt of indien overleg wordt geweigerd, nemen de Partijen passende maatregelen. Het is in ieder geval in de eerste plaats de taak van de Partij waar zich ernstige gevallen van corruptie hebben voorgedaan om de maatregelen te nemen die nodig zijn om de situatie onmiddellijk recht te zetten. De door een Partij genomen maatregelen moeten in verhouding staan tot de ernst van de situatie. Bij de keuze van die maatregelen moet voorrang worden gegeven aan die maatregelen die de toepassing van de Overeenkomst het minst verstoren. Er is overeengekomen dat slechts in laatste instantie tot opschorting zal worden overgegaan. 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term "Partij" verstaan de Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie, enerzijds, en iedere ACS-staat, anderzijds. Artikel 98 Beslechting van geschillen 1. Ieder geschil betreffende de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst tussen een of meer lidstaten van de Gemeenschap enerzijds, en een of meer ACS-staten anderzijds, wordt aan de Raad van Ministers voorgelegd. In de periode tussen de vergaderingen van de Raad van Ministers, moeten dergelijke geschillen aan het Comité van Ambassadeurs worden voorgelegd. 2. a) Indien de Raad van Ministers er niet in slaagt het geschil te beslechten, kan een van beide partijen verzoeken het geschil door middel van arbitrage te beslechten. Elke Partij stelt daartoe binnen dertig dagen na het verzoek om arbitrage een arbiter aan. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan één van de Partijen de secretaris-generaal van het Permanent Hof van Arbitrage verzoeken de tweede arbiter aan te stellen. b) Beide arbiters stellen op hun beurt binnen dertig dagen een derde arbiter aan. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan één van de Partijen de secretaris-generaal van het Permanent Hof van Arbitrage verzoeken de derde arbiter aan te stellen. c) Behoudens andersluidende beslissing van de arbiters wordt de procedure toegepast die is vastgelegd in het optionele arbitragereglement van het Permanent Hof van Arbitrage voor Internationale Organisaties en Staten. De besluiten van de arbiters worden binnen drie maanden met meerderheid van stemmen genomen. d) Elke Partij bij het geschil moet de vereiste maatregelen nemen om het besluit van de arbiters ten uitvoer te leggen. e) Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lidstaten geacht één Partij bij het geschil te vormen. Artikel 99 Opzeggingsclausule De Overeenkomst kan door de Gemeenschap en haar lidstaten ten aanzien van elke ACS-staat en door elke ACS-staat ten aanzien van de Gemeenschap en haar lidstaten worden opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. Artikel 100 Status van de teksten De protocollen en bijlagen die aan de Overeenkomst zijn gehecht maken daarvan een integrerend deel uit. De bijlagen nrs. II, III, IV en VI kunnen door de Raad van Ministers opnieuw worden onderzocht en al dan niet worden gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. Hecho en Cotonú, el veintitrés de junio del año dos mil. Udfærdiget i Cotonou den treogtyvende juni to tusind. Geschehen zu Cotonou am dreiundzwanzigsten Juni zweitausend. Έγινε στην Κοτονού, στις είκοσι τρεις Ιουνίου δύο χιλιάδες. Done at Cotonou on the twenty-third day of June in the year two thousand. Fait à Cotonou, le vingt-trois juin deux mille. Fatto a Cotonou, addì ventitré giugno duemila. Gedaan te Cotonou, de drieëntwintigste juni tweeduizend. Feito em Cotonu, em vinte e três de Junho de dois mil. Tehty Cotonoussa kahdentenakymmenentenäkolmantena päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhatta. Som skedde i Cotonou den tjugotredje juni tjugohundra. Pour Sa Majesté le Roi des Belges Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen Für Seine Majestät den König der Belgier Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale. Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt. For Hendes Majestæt Danmarks Dronning Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland Για τον Πρόεδρο της Ελληνικής Δημοκρατίας Por Su Majestad el Rey de España Pour le Président de la République française Thar ceann Uachtarán na hÉireann For the President of Ireland Per il Presidente della Repubblica italiana Pour Son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden Für den Bundespräsidenten der Republik Österreich Pelo Presidente da República Portuguesa Suomen Tasavallan Presidentin puolesta För Republiken Finlands President På svenska regeringens vägnar For Her Majesty the Queen of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland Por la Comunidad Europea For Det Europæiske Fællesskab Für die Europäische Gemeinschaft Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα For the European Community Pour la Communauté européenne Per la Comunità europea Voor de Europese Gemeenschap Pela Comunidade Europeia Euroopan yhteisön puolesta På Europeiska gemenskapens vägnar Pour le Président de la République d'Angola For Her Majesty the Queen of Antigua and Barbuda For the Head of State of the Commonwealth of the Bahamas For the Head of State of Barbados For the Government of Belize Pour le Président de la République du Bénin For the President of the Republic of Botswana Pour le Président du Burkina Faso Pour le Président de la République du Burundi Pour le Président de la République du Cameroun Pour le Président de la République du Cap-Vert Pour le Président de la République Centrafricaine Pour le Président de la République Fédérale Islamique des Comores Pour le Président de la République démocratique du Congo Pour le Président de la République du Congo For the Government of the Cook Islands Pour le Président de la République de Côte d'Ivoire Pour le Président de la République de Djibouti For the Government of the Commonwealth of Dominica For the President of the Dominican Republic For the President of the State of Eritrea For the President of the Federal Republic of Ethiopia For the President of the Sovereign Democratic Republic of Fiji Pour le Président de la République gabonaise For the President and Head of State of the Republic of The Gambia For the President of the Republic of Ghana For Her Majesty the Queen of Grenada Pour le Président de la République de Guinée Pour le Président de la République de Guinée-Bissau Pour le Président de la République de Guinée équatoriale For the President of the Republic of Guyana Pour le Président de la République d'Haïti For the Head of State of Jamaica For the President of the Republic of Kenya For the President of the Republic of Kiribati For His Majesty the King of the Kingdom of Lesotho For the President of the Republic of Liberia Pour le Président de la République de Madagascar For the President of the Republic of Malawi Pour le Président de la République du Mali For the Government of the Republic of the Marshall Islands Pour le Président de la République Islamique de Mauritanie For the President of the Republic of Mauritius For the Government of the Federated States of Micronesia Pour le Président de la République du Mozambique For the President of the Republic of Namibia For the Government of the Republic of Nauru Pour le Président de la République du Niger For the President of the Federal Republic of Nigeria For the Government of Niue For the Government of the Republic of Palau For Her Majesty the Queen of the Independent State of Papua New Guinea Pour le Président de la République Rwandaise For Her Majesty the Queen of Saint Kitts and Nevis For Her Majesty the Queen of Saint Lucia For Her Majesty the Queen of Saint Vincent and the Grenadines For the Head of State of the Independent State of Samoa Pour le Président de la République démocratique de São Tomé et Príncipe Pour le Président de la République du Sénégal Pour le Président de la République des Seychelles For the President of the Republic of Sierra Leone For Her Majesty the Queen of the Solomon Islands For the President of the Republic of South Africa For the President of the Republic of the Sudan For the President of the Republic of Suriname For His Majesty the King of the Kingdom of Swaziland For the President of the United Republic of Tanzania Pour le Président de la République du Tchad Pour le Président de la République togolaise For His Majesty King Taufa'ahau Tupou IV of Tonga For the President of the Republic of Trinidad and Tobago For Her Majesty the Queen of Tuvalu For the President of the Republic of Uganda For the Government of the Republic of Vanuatu For the President of the Republic of Zambia For the Government of the Republic of Zimbabwe BIJLAGEN BIJ DE OVEREENKOMST INHOUD >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE I FINANCIEEL PROTOCOL 1. Voor de doelstellingen vermeld in deze Overeenkomst en voor een periode van vijf jaar, te beginnen op 1 maart 2000, beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap aan de ACS-staten 15200 miljoen euro. 2. De financiële steun van de Gemeenschap omvat een bedrag van maximaal 13500 miljoen euro uit hoofde van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). 3. Het 9e EOF wordt als volgt over de verschillende samenwerkingsinstrumenten verdeeld: a) 10000 miljoen euro wordt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp gereserveerd voor een bijdrage ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling. Deze bijdrage wordt gebruikt voor de financiering van nationale indicatieve programma's, overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer" bij deze Overeenkomst. In het kader van de bijdrage ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling: i) wordt 90 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van de begroting van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB); ii) wordt 70 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van de begroting van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP); en iii) wordt een bedrag van maximaal 4 miljoen euro gereserveerd voor de doeleinden waarnaar wordt verwezen in artikel 17 van deze Overeenkomst (Paritaire Vergadering). b) 1300 miljoen euro wordt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp gereserveerd voor de financiering van steun ten behoeve van de regionale samenwerking en integratie van de ACS-staten, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 14 van bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer" bij deze Overeenkomst. c) 2200 miljoen euro wordt uitgetrokken voor de financiering van de Investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die uiteen worden gezet in bijlage II "Financieringsvoorwaarden" bij deze Overeenkomst, onverminderd de financiering van de rentesubsidies waarin wordt voorzien in artikel 2 en artikel 4 van bijlage II bij deze Overeenkomst, die worden gefinancierd uit de middelen genoemd in artikel 3, onder a), van deze bijlage. 4. Een bedrag van maximaal 1700 miljoen euro wordt door de Europese Investeringsbank ter beschikking gesteld in de vorm van leningen uit de eigen middelen. Deze middelen worden verstrekt voor de doeleinden die uiteen worden gezet in bijlage II "Financieringsvoorwaarden" bij deze Overeenkomst, overeenkomstig de voorwaarden waarin is voorzien in de statuten en de desbetreffende bepalingen van de voorwaarden voor de financiering van investeringen, zoals die zijn vastgesteld in bovengenoemde bijlage. De Bank kan uit de door haar beheerde middelen bijdragen aan de financiering van regionale projecten en programma's. 5. Alle op de datum van inwerkingtreding van dit Financieel Protocol resterende middelen van eerdere EOF en bedragen die op een latere datum worden vrijgemaakt van in het kader van deze Fondsen lopende projecten, worden overgedragen naar het 9e EOF en gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in deze Overeenkomst. Voor alle aldus naar het 9e EOF overgedragen middelen die voordien waren toegewezen aan het indicatieve programma van een ACS-staat of -regio, blijft de toewijzing aan die staat of regio van kracht. Het totale bedrag van dit Financieel Protocol, aangevuld met de overgedragen resterende middelen van eerdere EOF, dekt de periode 2000-2007. 6. De Bank beheert de uit eigen middelen verstrekte leningen en de in het kader van de Investeringsfaciliteit gefinancierde maatregelen. Alle andere middelen in het kader van deze Overeenkomst worden door de Commissie beheerd. 7. Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol gaan de partijen na in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd. Deze analyse vormt de basis voor het herevalueren van het totale bedrag van de middelen, alsmede voor het evalueren van de behoefte aan nieuwe middelen voor de ondersteuning van de financiële samenwerking in het kader van deze Overeenkomst. 8. Indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst voorzien vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol opgebruikt zijn, neemt de gezamenlijke ACS-EG-Raad van Ministers passende maatregelen. BIJLAGE II FINANCIERINGSVOORWAARDEN HOOFDSTUK 1 FINANCIERING VAN INVESTERINGEN Artikel 1 De financieringsvoorwaarden voor maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit, leningen uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank en speciale maatregelen worden in dit hoofdstuk vastgesteld. Deze middelen worden verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, direct dan wel indirect, via daarvoor in aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen. Artikel 2 Middelen van de Investeringsfaciliteit 1. De middelen van de Investeringsfaciliteit worden, onder andere, gebruikt voor: a) de verstrekking van risicokapitaal in de vorm van: i) aandelenparticipaties in ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen; ii) semikapitaalbijstand aan ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen; en iii) garanties en andere kredietaanvullingen die kunnen worden gebruikt voor het dekken van politieke en andere investeringsgerelateerde risico's, ten behoeve van buitenlandse en plaatselijke investeerders of kredietverleners. b) de verstrekking van gewone leningen. 2. Aandelenparticipaties hebben gewoonlijk betrekking op niet-controlerende minderheidsbelangen en worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project. 3. Semikapitaalbijstand kan bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, voorwaardelijke, achtergestelde of participatieleningen of een soortgelijke vorm van bijstand. Deze bijstand kan met name bestaan uit: a) voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de vervulling van bepaalde voorwaarden met betrekking tot het resultaat van het project; in het specifieke geval van voorwaardelijke leningen voor pre-investeringsonderzoeken of andere projectgerelateerde technische bijstand, kan de aflossing worden geannuleerd indien de investering niet plaatsvindt; b) participatieleningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de financiële rentabiliteit van het project; en c) achtergestelde leningen, waarvan de terugbetaling pas plaatsvindt nadat de overige verstrekte kredieten zijn terugbetaald. 4. De vergoeding van elke maatregel wordt gespecificeerd bij het verstrekken van de lening. Echter: a) in het geval van voorwaardelijke en participatieleningen omvat de vergoeding gewoonlijk een vaste rentevoet van maximaal 3 % en een variabele component die gerelateerd is aan het resultaat van het project; en b) in het geval van achtergestelde leningen is de rentevoet marktconform. 5. De garanties zijn in overeenstemming met de verzekerde risico's en de bijzondere kenmerken van de maatregel. 6. De rentevoet van gewone leningen omvat een referentietarief dat door de Bank wordt toegepast voor vergelijkbare leningen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden inzake aflossingsvrije periode en periode van aflossing, alsmede een door de Bank vastgestelde opwaardering. 7. Voor gewone leningen gelden in de volgende gevallen concessionele voorwaarden: a) in het geval van infrastructuurprojecten in de minst ontwikkelde landen of in landen die zich in een post-conflictsituatie bevinden, wanneer deze een essentiële voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector. In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met 3 %; en b) in het geval van projecten die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van de privatisering of projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie, waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3 %. De uiteindelijke rentevoet is in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief. 8. De voor deze concessionele doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig van de Investeringsfaciliteit en bedragen niet meer dan 5 % van het totale bedrag dat wordt toegewezen voor de financiering van investeringen in het kader van de Investeringsfaciliteit en uit de eigen middelen van de Bank. 9. Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve van financiële instellingen in de ACS-staten. Artikel 3 Maatregelen van de Investeringsfaciliteit 1. In het kader van de Investeringsfaciliteit wordt in alle sectoren van de economie steun verleend voor investeringen van particuliere en commercieel geleide publieke entiteiten, onder andere voor economische en technologische infrastructuur die opbrengsten genereert en voor de particuliere sector cruciaal is. De Investeringsfaciliteit dient: a) te worden beheerd als een revolverend fonds en gericht te worden op financiële duurzaamheid. Voor de maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit gelden marktconforme voorwaarden; de maatregelen mogen niet leiden tot verstoringen op de lokale markten of het verplaatsen van particuliere financieringsbronnen; en b) gericht te zijn op katalysering, door het aantrekken van plaatselijke langetermijnmiddelen te bevorderen en buitenlandse particuliere investeerders en kredietverleners te interesseren voor projecten in de ACS-staten. 2. Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol en bij gebreke van een specifiek besluit van de Raad van Ministers worden de cumulatieve nettoterugbetalingen aan de Investeringsfaciliteit overgedragen naar het volgende Protocol. Artikel 4 EIB-leningen uit de eigen middelen 1. De Bank: a) draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de ACS-staten op nationale en regionale basis; daartoe financiert zij, bij wijze van prioriteit, productieve projecten en programma's of andere investeringen gericht op de bevordering van de particuliere sector in alle sectoren van de economie; b) werkt nauw samen met de nationale en regionale ontwikkelingsbanken en met bancaire en financiële instellingen uit de ACS-staten en de EU; en c) wijzigt, in overleg met de betrokken ACS-staat, de in de Overeenkomst omschreven regelingen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, teneinde zo nodig rekening te houden met de aard van de projecten en programma's en in het kader van haar statutaire procedures conform de doelstellingen van de Overeenkomst te handelen. 2. Voor leningen uit de eigen middelen van de Bank gelden de volgende voorwaarden: a) het referentie-rentetarief is het tarief dat door de Bank wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat munteenheid en aflossingsperiode betreft op de dag van ondertekening van de overeenkomst of op de datum van overboeking; b) met dien verstande dat: i) projecten in de overheidssector, in principe, in aanmerking komen voor een rentesubsidie van 3 %; ii) projecten in de particuliere sector, vallende onder de categorieën gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b), van deze bijlage, in aanmerking komen voor rentesubsidies onder dezelfde voorwaarden als die gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b). De uiteindelijke rentevoet is in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief. c) het bedrag van de rentesubsidie wordt, na berekening van de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, afgeboekt op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies in het kader van de Investeringsfaciliteit, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 8 en lid 9, en rechtstreeks overgemaakt aan de Bank; en d) de aflossingsperiode van door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen wordt vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project, maar mag niet meer dan 25 jaar bedragen. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode; deze wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de uitvoering van het project nodig is. 3. Voor door de Bank uit eigen middelen gefinancierde investeringen in overheidsbedrijven kunnen van de betrokken ACS-staat specifieke projectgerelateerde garanties of verbintenissen worden verlangd. Artikel 5 Regels inzake wisselkoersrisico Teneinde de gevolgen van wisselkoersschommelingen zo veel mogelijk te beperken, worden de problemen in verband met het wisselkoersrisico als volgt aangepakt: a) in het geval van aandelenparticipaties die gericht zijn op de versterking van de eigen middelen van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening van de Investeringsfaciliteit; b) in het geval van financiering met risicodragend kapitaal ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf, wordt het wisselkoersrisico in het algemeen gedeeld door enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de overige betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk gedeeld; en c) voorzover haalbaar en passend, met name in landen die de kenmerken vertonen van macro-economische en financiële stabiliteit, worden in het kader van de Investeringsfaciliteit leningen verstrekt in de lokale munteenheden van de ACS-staten, teneinde aldus het wisselkoersrisico de facto weg te nemen. Artikel 6 Regels inzake overmaking van deviezen De betrokken ACS-staten verbinden zich ertoe om ten aanzien van maatregelen uit hoofde van de Overeenkomst waarvoor zij schriftelijk toestemming hebben verleend in het kader van deze Overeenkomst: a) de rente, provisies en aflossing van leningen vrij te stellen van nationale of lokale belastingen of fiscale heffingen die krachtens de wetgeving van de betrokken ACS-staat of ACS-staten verschuldigd zijn; b) de begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossing van leningen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied; en c) de Bank de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de overmaking van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de overmaking van toepassing is op transacties tussen de euro of andere deviezen voor overmaking en de nationale valuta. Dit omvat alle soorten vergoedingen, zoals, onder andere, rente, dividend en provisies, alsmede de aflossing van leningen en de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied. HOOFDSTUK 2 SPECIALE MAATREGELEN Artikel 7 1. In het kader van de samenwerking wordt uit de toewijzing voor niet-terugvorderbare hulp steun verleend voor: a) sociale woningbouw, ter bevordering van de langetermijnontwikkeling van de woningbouw, inclusief secundaire hypotheekfaciliteiten; b) microfinanciering ter stimulering van MKB en micro-ondernemingen; en c) capaciteitsopbouw ter versterking en vergemakkelijking van de effectieve deelname van de particuliere sector aan de sociale en economische ontwikkeling. 2. De ACS-EG-Raad van Ministers neemt, na de ondertekening van deze Overeenkomt en op voorstel van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, een besluit over de bepalingen en het bedrag van de middelen die worden toegewezen uit hoofde van de bijdrage voor langetermijnontwikkeling, teneinde deze doelstellingen te verwezenlijken. HOOFDSTUK 3 FINANCIERING VOOR KORTETERMIJNFLUCTUATIES VAN DE EXPORTOPBRENGSTEN Artikel 8 1. De partijen erkennen dat dalingen van de exportopbrengsten als gevolg van kortetermijnfluctuaties de ontwikkelingsfinanciering en de tenuitvoerlegging van het macro-economisch en sectoraal beleid in gevaar kunnen brengen. De mate van afhankelijkheid van de economie van een ACS-staat van de export van goederen, in het bijzonder van landbouw- en mijnbouwproducten, is derhalve een belangrijk criterium bij de vaststelling van de toewijzing voor langetermijnontwikkeling. 2. Om de negatieve effecten van de instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren en de uitvoering van een door een inkomstendaling in gevaar gebracht ontwikkelingsprogramma te garanderen, kan uit de programmeerbare middelen voor de langetermijnontwikkeling van een land aanvullende financiële steun worden vrijgemaakt op basis van artikel 9 en artikel 10. Artikel 9 Criteria 1. Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van: a) - een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde landen) van de exportopbrengsten uit goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar; of - een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde landen) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar voor landen wier opbrengsten uit landbouw- en mijnbouwproducten meer dan 40 % vertegenwoordigen van de totale exportopbrengsten uit goederen; en b) een verslechtering van 10 % van het overheidstekort dat voor het betrokken jaar is geprogrammeerd of voor het daaropvolgende jaar wordt verwacht. 2. Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot vier opeenvolgende jaren. 3. De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de programmeringsregels en -methoden, inclusief de specifieke bepalingen in bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer", op basis van vooraf opgestelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in het jaar volgende op de toepassing. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma's. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan echter ook worden bestemd voor specifieke sectoren. Artikel 10 Voorschotten Het systeem voor de toewijzing van aanvullende financiële middelen dient te voorzien in voorschotten ter dekking van eventuele vertragingen bij de verkrijging van handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen kunnen worden opgenomen in de begroting van het jaar volgende op het toepassingsjaar. Voorschotten worden vrijgemaakt op basis van door de regering opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken die vooruitlopen op de officiële, definitieve geconsolideerde statistieken. Voorschotten bedragen maximaal 80 % van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden bij overeenstemming tussen de Commissie en de regering aangepast in het licht van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken en het definitieve cijfer van het overheidstekort. Artikel 11 De bepalingen in dit hoofdstuk worden uiterlijk na twee jaar herzien; daarna kunnen zij op verzoek van een der partijen worden herzien. HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 12 Lopende betalingen en kapitaalverkeer 1. Onverminderd lid 3 hieronder, verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen voor betalingen in vrij convertibele munt op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Gemeenschap en de ACS-staten. 2. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met deze Overeenkomst, alsook de liquidatie of repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan. 3. Indien een of meer ACS-staten of een of meer lidstaten in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kunnen de ACS-staat, de lidstaat of de Gemeenschap, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel, de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, die van beperkte duur zijn en niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is voor een herstel van de situatie van de betalingsbalans. De partij die de maatregelen neemt, dient de andere partijen daarvan onverwijld in kennis te stellen en deze andere partijen zo spoedig mogelijk een tijdschema te doen toekomen voor de opheffing van deze maatregelen. Artikel 13 Regeling voor ondernemingen Wat de regeling inzake vestiging en diensten betreft, behandelen de ACS-staten enerzijds en de lidstaten anderzijds onderdanen en vennootschappen of ondernemingen uit de ACS-staten respectievelijk de lidstaten op voet van gelijkheid. Indien evenwel een ACS-staat of een lidstaat voor een bepaalde activiteit geen gelijke behandeling kan toepassen, is de ACS-staat respectievelijk de lidstaat niet verplicht voor die activiteit een gelijke behandeling toe te kennen aan onderdanen en vennootschappen of ondernemingen van de betrokken staat. Artikel 14 Definitie van "vennootschappen en ondernemingen" 1. Onder "vennootschappen of ondernemingen van een lidstaat of een ACS-staat" in de zin van deze Overeenkomst worden verstaan vennootschappen of ondernemingen naar burgerlijk recht of handelsrecht, met inbegrip van overheids- of andere bedrijven, coöperatieve verenigingen en alle andere rechtspersonen en verenigingen naar publiek of privaat recht, met uitzondering van vennootschappen zonder winstoogmerk, opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat of van een ACS-staat en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in een lidstaat of een ACS-staat hebben. 2. Indien zij alleen hun statutaire zetel in een lidstaat of een ACS-staat hebben, dient hun activiteit evenwel een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van die lidstaat of die ACS-staat. HOOFDSTUK 5 OVEREENKOMSTEN INZAKE BESCHERMING VAN INVESTERINGEN Artikel 15 1. Bij de tenuitvoerlegging van artikel 78 van deze Overeenkomst nemen de partijen de volgende beginselen in acht: a) iedere staat die partij is bij de Overeenkomst kan in voorkomend geval verzoeken dat onderhandelingen met een andere staat die partij is bij de Overeenkomst worden geopend over een overeenkomst inzake bevordering en bescherming van investeringen; b) bij de opening van onderhandelingen over sluiting, toepassing en interpretatie van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake bevordering en bescherming van investeringen wordt door de staten die partij zijn bij dergelijke overeenkomsten niet gediscrimineerd tussen staten die partij zijn bij de onderhavige Overeenkomst en evenmin jegens die staten ten opzichte van derde landen; c) de staten die partij zijn bij de Overeenkomst hebben het recht te vragen dat de hierboven bedoelde niet discriminerende behandeling wordt gewijzigd of aangepast wanneer daartoe door internationale verplichtingen of een wijziging van de feitelijke situatie de noodzaak is ontstaan; d) toepassing van de hierboven vermelde beginselen mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat inbreuk wordt gemaakt op de soevereiniteit van een staat die partij is bij de Overeenkomst; en e) de relatie tussen de datum van inwerkingtreding van de gesloten overeenkomsten, de bepalingen betreffende de regeling van geschillen en de datum van de bedoelde investeringen worden in die overeenkomsten vastgesteld met inachtneming van de voorgaande leden. De partijen bij de Overeenkomst bevestigen dat als algemeen beginsel geen terugwerkende kracht wordt toegepast, tenzij staten die partij zijn bij de Overeenkomst anders besluiten. 2. De partijen bij de Overeenkomst komen overeen de belangrijkste clausules van een modelovereenkomst inzake bescherming en bevordering van investeringen te onderzoeken, teneinde de onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten inzake bescherming en bevordering van investeringen te vereenvoudigen. Bij dit onderzoek, dat uitgaat van de bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de staten die partij zijn bij de Overeenkomst, wordt name aandacht geschonken aan: a) wettelijke garanties voor eerlijke en rechtvaardige behandeling en bescherming van buitenlandse investeerders; b) een meestbegunstigingsclausule; c) bescherming bij onteigening en nationalisering; d) overdracht van kapitaal en winsten; en e) internationale arbitrage bij geschillen tussen investeerders en het gastland. 3. De partijen komen overeen de capaciteit van de garantiestelsels te onderzoeken, teneinde een positief antwoord te kunnen geven op de specifieke behoefte van kleine en middelgrote ondernemingen om hun investeringen in de ACS-staten veilig te stellen. Deze onderzoeken moeten zo snel mogelijk na de ondertekening van de Overeenkomst worden aangevangen. De Commissie legt het resultaat van deze studies ter goedkeuring en verdere afhandeling voor aan het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. BIJLAGE III INSTITUTIONELE ONDERSTEUNING - COB en TCLP Artikel 1 De samenwerking ondersteunt de institutionele mechanismen voor bijstand aan het bedrijfsleven en ter bevordering van de landbouw en de ontwikkeling van het platteland. In deze context draagt de samenwerking bij tot: a) versterking van de rol van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB) teneinde de particuliere sector van de ACS de nodige steun te bieden bij de activiteiten inzake de ontwikkeling van de particuliere sector; en b) versterking van de rol van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP) bij de institutionele capaciteitsopbouw in de ACS, met name wat betreft informatiemanagement, ter verbetering van de toegang tot technologieën om productiviteit en afzetmogelijkheden in de landbouw te verhogen en voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling te versterken. Artikel 2 COB 1. Het COB steunt de uitvoering van strategieën voor ontwikkeling van het bedrijfsleven in de ACS-landen door het verstrekken van niet-financiële diensten aan ondernemingen uit de ACS en het steunen van gezamenlijke initiatieven van bedrijven uit de Gemeenschap en de ACS. 2. Het COB streeft ernaar particuliere ondernemingen uit de ACS te helpen hun concurrentievermogen in alle sectoren van de economie te versterken. Hiertoe doet het in het bijzonder het volgende: a) het vereenvoudigt en stimuleert samenwerking en partnerschappen tussen ondernemingen uit ACS en EU; b) het helpt bij de ontwikkeling van zakelijke ondersteunende diensten door steun te verlenen ten behoeve van de capaciteitsopbouw in particuliere organisaties of ten behoeve van verleners van ondersteunende technische, professionele, commerciële, management- en opleidingsdiensten; c) het verleent bijstand ten behoeve van activiteiten ter stimulering van investeringen, bijvoorbeeld organisaties voor stimulering van investeringen, investeringsconferenties, strategische workshops en follow-up-activiteiten voor de stimulering van investeringen; en d) het steunt initiatieven die bijdragen tot de ontwikkeling en de overdracht van technologieën, knowhow en beste praktijk in alle aspecten van de bedrijfseconomie. 3. Andere taken van het COB zijn: a) het voorlichten van de particuliere sector in de ACS over de Overeenkomst; b) het verspreiden van informatie in de particuliere sector over de op buitenlandse markten verlangde productkwaliteit en verplichte normen; en c) het verstrekken van informatie aan Europese ondernemingen en organisaties in de particuliere sector over handelsmogelijkheden en -procedures in de ACS-landen. 4. Het COB verleent zijn steun aan het bedrijfsleven via gekwalificeerde en bevoegde nationale en/of regionale tussenpersonen. 5. De activiteiten van het COB zijn gebaseerd op coördinatie, complementariteit en toegevoegde waarde ten aanzien van initiatieven voor de ontwikkeling van de particuliere sector, ondernomen door openbare of particuliere entiteiten. Het COB gaat bij het uitvoeren van zijn taken selectief te werk. 6. Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het Centrum. Het Comité doet na ondertekening van de Overeenkomst het volgende: a) het stelt de statuten en het reglement van orde vast van het Centrum en van de toezichthoudende instanties; b) het stelt de statuten, het financieel reglement en het personeelsreglement vast; c) het oefent toezicht uit op de instanties van het Centrum; en d) het stelt de werkwijze en de procedures voor de aanneming van de begroting van het Centrum vast. 7. De leden van de instanties van het Centrum worden benoemd door het Comité van Ambassadeurs volgens door dit Comité vastgestelde procedures en criteria. 8. De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. Artikel 3 TCLP 1. De taak van het TCLP is het versterken van de ontwikkeling van beleids- en institutionele capaciteit en het versterken van de managementcapaciteiten op het gebied van informatie en communicatie bij ACS-organisaties voor landbouw- en plattelandsontwikkeling. Het helpt die organisaties bij het formuleren en uitvoeren van beleid en programma's om armoede te bestrijden, duurzame voedselzekerheid te bevorderen, natuurlijke hulpbronnen in stand te houden en zo bij te dragen tot zelfvoorziening in de landbouw- en plattelandsontwikkeling in de ACS. 2. De taken van het TCLP zijn: a) het ontwikkelen en verstrekken van informatiediensten en het verbeteren van de toegang tot onderzoek, opleiding en innovatie op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling, teneinde de ontwikkeling van de landbouw en het platteland te stimuleren; en b) het ontwikkelen en versterken van de capaciteiten in de ACS, met het oog op: i) verbetering van formulering en beheer van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de landbouw en het platteland op nationaal en regionaal niveau, onder meer ter verbetering van capaciteiten voor het verzamelen van gegevens en voor beleidsonderzoek, -analyse en -formulering; ii) verbetering van informatie- en communicatiemanagement, met name in het kader van de nationale landbouwstrategie; iii) bevordering van effectieve intra-institutioneel informatie- en communicatiemanagement (ICM) ten behoeve van het meten van prestaties, en bevordering van de vorming van consortia met regionale en internationale partners; iv) stimulering van gedecentraliseerd ICM op plaatselijk en nationaal niveau; v) versterking van initiatieven door middel van regionale samenwerking; en vi) ontwikkeling van werkwijzen om de beleidsimpact op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling te meten. 3. Het Centrum ondersteunt regionale initiatieven en netwerken en voert geleidelijk programma's voor capaciteitsontwikkeling uit samen met geschikte organisaties uit de ACS. Hiertoe verleent het centrum steun aan gedecentraliseerde regionale informatienetwerken. Deze netwerken worden geleidelijk en op efficiënte wijze tot stand gebracht. 4. Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het Centrum. Het Comité doet na ondertekening van de Overeenkomst het volgende: a) het stelt de statuten en het reglement van orde vast van het Centrum en van de toezichthoudende instanties; b) het stelt de statuten, het financieel reglement en het personeelsreglement vast; c) het oefent toezicht uit op de instanties van het Centrum; en d) het stelt de werkwijze en de procedures voor de aanneming van de begroting van het Centrum vast. 5. De leden van de instanties van het Centrum worden benoemd door het Comité van Ambassadeurs volgens door dit Comité vastgestelde procedures en criteria. 6. De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. BIJLAGE IV PROCEDURES VOOR TENUITVOERLEGGING EN BEHEER HOOFDSTUK 1 PROGRAMMERING (NATIONAAL) Artikel 1 Activiteiten die gefinancierd worden met uit hoofde van de Overeenkomst verleende subsidies worden geprogrammeerd aan het begin van de periode waarop het Financieel Protocol betrekking heeft. Voor de toepassing hiervan houdt programmering in: a) formulering en ontwikkeling van een nationale ondersteunende strategie (NOS) op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -strategieën van het land voor de middellange termijn; b) een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap van de indicatieve programmeerbare financiële middelen waarover het land gedurende een periode van vijf jaar kan beschikken, alsmede andere nuttige inlichtingen; c) opstelling en goedkeuring van een indicatief programma voor de tenuitvoerlegging van de NOS; en d) een evaluatieproces dat betrekking heeft op de NOS, het indicatieve programma en de daarvoor toegewezen middelen. Artikel 2 Nationale ondersteunende strategie De NOS wordt opgesteld door de ACS-staat en de EU na overleg met een ruime selectie van actoren in het ontwikkelingsproces. De NOS wordt gebaseerd op ervaringen en de beste praktijk. De NOS wordt aangepast aan de behoeften en de specifieke omstandigheden van elke ACS-staat. Met de NOS wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingsprogramma's versterkt. Discrepanties tussen de analyse van het land zelf en die van de Gemeenschap worden aangegeven. De NOS omvat de volgende standaardonderdelen: a) een analyse van de politieke, economische en sociale achtergrond van het land, de beperkingen, capaciteiten en vooruitzichten en een beoordeling van de basisbehoeften, zoals het inkomen per hoofd van de bevolking, de bevolkingsomvang en de sociale indicatoren en kwetsbaarheid; b) een gedetailleerd overzicht van de ontwikkelingsstrategie van het land voor de middellange termijn, met duidelijk gestelde prioriteiten en vermelding van de verwachte financiële vereisten; c) een overzicht van de relevante plannen en maatregelen van andere donoren die in het land actief zijn, met name de EU-lidstaten als bilaterale donoren; d) responsstrategieën die de specifieke bijdrage van de EU in detail omschrijven. Deze moeten waar mogelijk complementair zijn met activiteiten die worden gefinancierd door de ACS-staat zelf en de andere donoren die in het land actief zijn; en e) een definitie van de aard en het toepassingsgebied van de meest geschikte steunmechanismen voor deze strategieën. Artikel 3 Toewijzing van middelen 1. Middelen worden toegewezen op basis van behoeften en prestaties, zulks als in de Overeenkomst vastgelegd. In dit verband geldt het volgende: a) de behoeften worden geëvalueerd aan de hand van criteria voor inkomen per hoofd van de bevolking, bevolkingsomvang, sociale indicatoren en schuldniveau, derving van exportopbrengsten en afhankelijkheid van exportopbrengsten, met name voor landbouw en mijnbouw. Er wordt voorzien in een bijzondere behandeling voor de minst ontwikkelde ACS-landen en rekening gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire ACS-landen. Ook wordt rekening gehouden met de bijzondere moeilijkheden van landen die een conflictsituatie hebben doorgemaakt; en b) de prestaties worden objectief en transparant beoordeeld aan de hand van de volgende parameters: voortgang bij de tenuitvoerlegging van institutionele hervormingen, prestaties bij het benutten van hulpbronnen, effectieve tenuitvoerlegging van lopende maatregelen, verlichting of bestrijding van armoede, duurzame ontwikkeling en macro-economische en sectorale beleidsprestaties. 2. De toegewezen middelen bestaan uit twee elementen: a) middelen voor macro-economische steunmaatregelen, sectoraal beleid, programma's en projecten ter ondersteuning van concentratiesectoren en andere sectoren van de bijstand van de Gemeenschap; en b) middelen voor onvoorziene behoeften zoals noodhulp, wanneer dergelijke steun niet uit de EU-begroting kan worden gefinancierd, bijdragen aan internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting en steun ter vermindering van de gevolgen van instabiliteit van de exportopbrengsten. 3. Met dit indicatieve bedrag moet het betrokken land de steun van de Gemeenschap op de lange termijn beter kunnen programmeren. Deze toewijzingen vormen, samen met niet vastgelegde saldi van aan het land onder eerdere EOF's toegewezen middelen en waar mogelijk middelen uit de begroting van de EU, de basis voor het opstellen van het indicatieve programma voor het betrokken land. 4. Een regeling wordt getroffen voor landen die door uitzonderlijke omstandigheden geen toegang hebben tot normale programmeerbare middelen. Artikel 4 Uitwerking en goedkeuring van het indicatieve programma 1. Na ontvangst van bovengenoemde gegevens stelt elke ACS-staat, op basis van en overeenkomstig zijn ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten, een ontwerp voor een indicatief programma op en legt dit voor aan de Gemeenschap. In het ontwerp worden genoemd: a) de concentratiesector, -sectoren of -gebieden waarop de steun wordt gericht; b) de meest geschikte maatregelen en activiteiten om de doelstellingen voor de concentratiesector, -sectoren of -gebieden te verwezenlijken; c) de middelen die voor projecten en programma's buiten de concentratiesector(en) gereserveerd zijn en/of de hoofdlijnen van die activiteiten, alsmede een indicatie van de voor elk van deze elementen in te zetten middelen; d) aanduiding welke niet-overheidsactoren voor steun in aanmerking komen en opgave van de middelen voor niet-overheidsactoren; e) voorstellen voor regionale projecten en programma's; en f) voorzieningen ter dekking van mogelijke claims en onvoorziene stijging van kosten en uitgaven. 2. Het ontwerp voor een indicatief programma omvat waar nodig middelen voor versterking van de menselijke, materiële en institutionele capaciteit van de ACS om nationale en regionale indicatieve programma's uit te werken en ten uitvoer te leggen en het beheer van de projectcyclus van de overheidsinvesteringen van de ACS te verbeteren. 3. Over het ontwerp voor een indicatief programma wordt tussen de betrokken ACS-staat en de Gemeenschap een gedachtewisseling gehouden. Het indicatieve programma wordt door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in onderling overleg vastgesteld. Het is voor de Gemeenschap en die staat bindend. Het indicatieve programma wordt aan de NOS gehecht en omvat bovendien: a) specifieke en duidelijk geïdentificeerde activiteiten, met name die waarvoor betalingsverplichtingen kunnen worden aangegaan vóór de eerstkomende evaluatie; b) een tijdschema voor tenuitvoerlegging en evaluatie van het indicatieve programma, inclusief betalingsverplichtingen en betalingen; en c) parameters en criteria voor de evaluaties. 4. De Gemeenschap en de betrokken ACS-staat nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de programmering op zo kort mogelijke termijn wordt afgerond en wel, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, binnen twaalf maanden na de ondertekening van het Financiële Protocol. De uitwerking van de NOS en het indicatieve programma moet geschieden in het kader van een voortdurend proces dat uitmondt in de vaststelling van één document. Artikel 5 Evaluatieproces 1. De financiële samenwerking tussen ACS-staat en Gemeenschap dient zo flexibel te zijn, dat activiteiten voortdurend kunnen worden bijgesteld om aan de doelstellingen te beantwoorden en rekening kan worden gehouden met eventuele veranderingen in economische situatie, prioriteiten en doelstellingen van de betrokken ACS-staat. In dit verband hebben de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de volgende taken: a) verrichten van een jaarlijkse operationele evaluatie van het indicatieve programma; en b) verrichten van een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de NOS en het indicatieve programma in het licht van behoeften en prestaties. 2. In uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de bepalingen over humanitaire hulp en spoedhulp kan de evaluatie op verzoek van elk der partijen worden verricht. 3. De nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie dragen zorg voor het volgende: a) zij nemen alle noodzakelijke maatregelen om naleving van de bepalingen van het indicatieve programma te waarborgen; dit geldt ook voor het tijdschema voor vastleggings- en uitbetalingskredieten dat bij de programmering is overeengekomen; en b) zij stellen in geval van vertraging bij de tenuitvoerlegging de oorzaak daarvan vast en stellen maatregelen voor om de problemen op te lossen. 4. De jaarlijkse operationele evaluatie van het indicatieve programma bestaat uit een gezamenlijke beoordeling van de tenuitvoerlegging van het programma, waarbij de resultaten van relevante monitoring- en evaluatieactiviteiten in aanmerking worden genomen. De evaluatie wordt ter plaatse uitgevoerd en wordt door de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie binnen zestig dagen afgerond. Het belangrijkste onderdeel is beoordeling van: a) de in de concentratiesector(en) bereikte resultaten, afgemeten aan de overeengekomen doelstellingen en impactindicatoren en de sectorale beleidsverplichtingen; b) projecten en programma's buiten de concentratiesectoren of in het kader van meerjarenprogramma's; c) de benutting van voor niet-overheidsactoren uitgetrokken middelen; d) de effectiviteit van de uitvoering van de lopende maatregelen en de mate waarin het tijdschema voor vastleggings- en betalingskredieten is aangehouden; en e) uitbreiding van de programmeringsvooruitzichten voor de volgende jaren. 5. Binnen dertig dagen na de afronding van de jaarlijkse evaluatie rapporteren de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie aan het Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. Het Comité bestudeert hun rapport in overeenstemming met zijn taken en bevoegdheden krachtens de Overeenkomst. 6. In het licht van de jaarlijkse operationele evaluaties kunnen de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de NOS bij de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie binnen bovengenoemde termijnen herzien: a) indien bij de operationele evaluaties specifieke problemen zijn geconstateerd; en/of b) in het licht van gewijzigde omstandigheden in een ACS-staat. Dergelijke herzieningen moeten zijn afgerond binnen dertig dagen na de afsluiting van de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie. De evaluatie bij het verlopen van het Financieel Protocol omvat tevens een aanpassing aan het nieuwe financiële protocol ten aanzien van toewijzing van middelen en voorbereiding op het volgende programma. 7. Na de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Gemeenschap de toewijzing van middelen herzien in het licht van behoeften en prestaties van de betrokken ACS-staat. HOOFDSTUK 2 PROGRAMMERING EN VOORBEREIDING (REGIONAAL) Artikel 6 Deelnemers 1. Regionale samenwerking heeft betrekking op activiteiten waarbij betrokken zijn: a) twee of meer ACS-staten dan wel alle ACS-staten; en/of b) een regionale instantie waarvan ten minste twee ACS-staten lid zijn. 2. Bij regionale samenwerking kunnen ook landen en gebieden overzee en ultraperifere gebieden betrokken zijn. De voor de deelneming van deze gebieden benodigde kredieten vormen een aanvulling op de kredieten die in het kader van de Overeenkomst aan de ACS-staten worden toegekend. Artikel 7 Regionale programma's De betrokken ACS-staten besluiten over de definitie van geografische regio's. Regionale integratieprogramma's dienen zo veel mogelijk overeen te stemmen met de programma's van bestaande regionale organisaties die naar economische integratie streven. Wanneer de ledenbestanden van verschillende relevante regionale organisaties elkaar overlappen, moeten integratieprogramma's in beginsel betrekking hebben op het gecombineerde ledental van die organisaties. In dit verband verstrekt de Gemeenschap specifieke steun voor regionale programma's aan ACS-staten die hebben toegezegd met de EU over overeenkomsten inzake economisch partnerschap te onderhandelen. Artikel 8 Regionale programmering 1. De programmering vindt plaats op het niveau van elke regio. Aan de programmering ligt een gedachtewisseling ten grondslag tussen de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de landen in de regio. Waar nuttig kan in het kader van de programmering ook overleg worden gepleegd met in aanmerking komende niet-overheidsactoren. 2. Voor de toepassing hiervan houdt programmering in: a) formulering en ontwikkeling van een regionale ondersteunende strategie (ROS) op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -strategieën van de regio voor de middellange termijn; b) een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap van de indicatieve toewijzing van middelen waarover de regio gedurende een periode van vijf jaar kan beschikken, alsmede andere nuttige inlichtingen; c) opstelling en goedkeuring van een regionaal indicatief programma (RIP) voor de tenuitvoerlegging van de ROS; en d) een evaluatieproces voor de ROS, het RIP en de voor elke regio toegewezen middelen. 3. De ROS wordt opgesteld door de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, in samenwerking met de ACS-staten in de betrokken regio. Met de ROS wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de ondersteunde programma's versterkt. De ROS omvat de volgende standaardonderdelen: a) een analyse van de politieke, economische en sociale achtergrond van de regio; b) een beoordeling van het regionale economische integratieproces en het proces van integratie in de wereldeconomie en van de vooruitzichten daarvoor; c) een overzicht van de regionale strategieën en prioriteiten en van de te verwachten financieringsvereisten; d) een overzicht van relevante activiteiten van andere externe partners in de regionale samenwerking; en e) een overzicht van de specifieke EU-bijdrage tot de verwezenlijking van de doeleinden van de regionale samenwerking en integratie, die zoveel mogelijk een aanvulling moeten zijn op de activiteiten die gefinancierd worden door de ACS-staten zelf en door andere externe partners, met name de EU-lidstaten. Artikel 9 Toewijzing van middelen Aan het begin van elke periode waarop het Financieel Protocolbetrekking heeft, krijgt elke regio van de Gemeenschap een indicatie van de omvang van de middelen waarvoor de regio in een periode van vijf jaar in aanmerking komt. Deze indicatieve toewijzing wordt gebaseerd op een schatting van de behoeften en van de voortgang en vooruitzichten van het regionale samenwerkings- en integratieproces. Om op toereikende schaal te kunnen opereren en de efficiency te versterken, kunnen regionale en nationale fondsen worden gecombineerd voor het financieren van regionale activiteiten met een duidelijke nationale component. Artikel 10 Regionaal Indicatief Programma 1. Op basis van bovengenoemde toewijzing van middelen wordt door een regionale organisatie met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, door de nationale ordonnateurs van de landen in de regio, een ontwerp voor een regionaal indicatief programma opgesteld. Het programmaontwerp bepaalt met name het volgende: a) de sectoren en onderwerpen waarop de communautaire steun wordt geconcentreerd; b) de meest geschikte maatregelen en acties voor de verwezenlijking van de voor die sectoren aangegeven doelstellingen; en c) de projecten en programma's waarmee deze doeleinden moeten worden verwezenlijkt, als die duidelijk zijn geïdentificeerd, alsmede een indicatie van de middelen die voor elk van deze onderdelen zullen worden ingezet en een tijdschema voor de uitvoering. 2. De regionale indicatieve programma's worden door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staten in onderling overleg vastgesteld. Artikel 11 Evaluatieproces De financiële samenwerking tussen elke ACS-regio en de Gemeenschap dient zo flexibel te zijn, dat activiteiten voortdurend kunnen worden bijgesteld om aan de doelstellingen te beantwoorden en rekening kan worden gehouden met eventuele veranderingen in economische situatie, prioriteiten en doelstellingen van de betrokken regio. Tussentijds en aan het einde van de looptijd van het protocol wordt een evaluatie uitgevoerd om het regionale indicatieve programma aan te passen aan de veranderende omstandigheden en correcte tenuitvoerlegging te waarborgen. Na de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Gemeenschap de toewijzing van middelen herzien in het licht van behoeften en prestaties. Artikel 12 Intra-ACS-samenwerking Bij aanvang van elke periode waarop het Financieel Protocol betrekking heeft, geeft de Gemeenschap de ACS-Raad van Ministers een indicatie van de voor regionale activiteiten uitgetrokken middelen die gereserveerd zijn voor activiteiten die vele of alle ACS-staten ten goede komen. Dergelijke activiteiten behoeven niet gebonden te zijn aan de geografische ligging. Artikel 13 Financieringsverzoeken 1. Verzoeken om financiering van regionale programma's worden ingediend door: a) een regionaal lichaam of een regionale organisatie met een passend mandaat; of b) een subregionaal lichaam of een subregionale organisatie met een passend mandaat, of een ACS-staat in de betrokken regio in de programmeringsfase, mits de activiteit in het RIP is aangegeven. 2. Verzoeken om financiering van intra-ACS-programma's worden ingediend door: a) ten minste drie regionale lichamen of organisaties met een passend mandaat, die tot verschillende geografische regio's behoren, of door de nationale ordonnateurs van die regio's; of b) de ACS-Raad van Ministers of door het ACS-Comité van Ambassadeurs, indien dit daartoe specifiek is gemachtigd; of c) internationale organisaties die activiteiten uitvoeren die bijdragen tot de verwezenlijking van de doeleinden van regionale samenwerking en integratie, mits het ACS-Comité van Ambassadeurs daartoe toestemming heeft verleend. Artikel 14 Uitvoeringsprocedures 1. Regionale programma's worden uitgevoerd door de aanvragende instantie of een andere daartoe gemachtigde instelling of lichaam. 2. Intra-ACS-programma's worden uitgevoerd door de aanvragende instantie of een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger. Bij ontbreken van een gemachtigde uitvoerder is de Commissie, behoudens door het ACS-secretariaat beheerde ad-hocprojecten en -programma's, verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van intra-ACS-actviteiten. 3. De activiteiten voor regionale samenwerking worden, met inachtneming van de hiervoor relevante doelstellingen en kenmerken, uitgevoerd volgens de voor de financiële en technische samenwerking vastgestelde procedures, indien zij daaronder vallen. HOOFDSTUK 3 UITVOERING VAN PROJECTEN Artikel 15 Identificatie, voorbereiding en onderzoek van projecten 1. Door ACS-staten ingediende projecten en programma's worden gezamenlijk onderzocht. Het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering stelt richtsnoeren en criteria op voor de beoordeling van projecten en programma's. 2. De dossiers van de opgestelde en ter financiering voorgelegde projecten en programma's dienen alle gegevens te bevatten die voor het onderzoek van deze projecten of programma's nodig zijn of, indien deze projecten en programma's nog niet volledig omschreven zijn, met het oog op het onderzoek een beknopte beschrijving bevatten. Deze dossiers worden overeenkomstig deze Overeenkomst door de ACS-staten of de andere begunstigden officieel overgedragen aan de Gemeenschap. 3. Bij het onderzoek van projecten en programma's wordt de eis inzake nationale personele middelen in acht genomen en wordt een strategie opgezet voor een betere benutting van deze middelen. Bovendien wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken en beperkingen van elke ACS-staat. Artikel 16 Financieringsvoorstel en financieringsbesluit 1. De conclusies van het onderzoek worden samengevat in een financieringsvoorstel dat is opgesteld door de Commissie in nauwe samenwerking met de betrokken ACS-staat. Dit financieringsvoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap. 2. Het financieringsvoorstel bevat een indicatief tijdschema voor de technische en financiële uitvoering van het project of programma, met inbegrip van meerjarenprogramma's en globale toewijzingen voor activiteiten van geringe financiële schaal, en vermeldt de duur van de verschillende uitvoeringsstadia. Het financieringsvoorstel: a) neemt de opmerkingen van de betrokken ACS-staat of ACS-staten in acht; en b) wordt gelijktijdig aan de betrokken ACS-staat of ACS-staten en aan de Commissie toegezonden. 3. De Commissie werkt het financieringsvoorstel uit en zendt het, al dan niet gewijzigd, aan de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap. De betrokken ACS-staat of ACS-staten worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over iedere inhoudelijke wijziging die de Commissie voornemens is in het document aan te brengen. Deze opmerkingen worden in het gewijzigde financieringsvoorstel in aanmerking genomen. 4. De besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap deelt haar besluit mede binnen 120 dagen na de datum van verzending van het financieringsvoorstel als hierboven bedoeld. 5. Indien het financieringsvoorstel niet door de Gemeenschap wordt goedgekeurd, worden de betrokken ACS-staat of ACS-staten onmiddellijk op de hoogte gesteld van de redenen van dit besluit. In dat geval kunnen de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-staat of ACS-staten binnen zestig dagen na de kennisgeving verzoeken: a) het probleem voor te leggen aan het bij de Overeenkomst ingestelde ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering; of b) door de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap te worden gehoord. 6. Nadat de vertegenwoordigers zijn gehoord, wordt door de desbetreffende instantie van de Gemeenschap een definitief besluit genomen om het financieringsvoorstel aan te nemen dan wel af te wijzen; voor dit besluit wordt genomen, kunnen de betrokken ACS-staat of ACS-staten aan deze instantie alle gegevens mededelen die zij voor volledige kennis van zaken noodzakelijk achten. 7. In het kader van meerjarenprogramma's worden onder meer gefinancierd: opleiding, gedecentraliseerde activiteiten, microprojecten, handelspromotie en handelsontwikkeling, activiteiten op beperkte schaal in een specifieke sector, steun voor project- of programmabeheer en technische samenwerking. 8. In bovengenoemde gevallen kan de betrokken ACS-staat het hoofd van de delegatie een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, de geplande activiteiten en de voorgestelde financiële verplichtingen: a) het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt genomen door de hoofdordonnateur. De brief van de hoofdordonnateur aan de nationale ordonnateur waarin dit besluit wordt meegedeeld, is de financieringsovereenkomst; en b) in het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma's voert de nationale ordonnateur of in voorkomend geval de gedecentraliseerde samenwerkingsinstantie waaraan voor dit doel taken zijn gedelegeerd, dan wel een andere in aanmerking komende begunstigde, iedere maatregel uit overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en de hierboven bedoelde financieringsovereenkomst. Wanneer de uitvoering wordt verricht door gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties of andere in aanmerking komende begunstigden, behouden de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de financiële verantwoordelijkheid en houden zij regelmatig toezicht op de activiteiten, teneinde hen onder meer in staat te stellen om hun verplichtingen na te komen. 9. Aan het einde van elk jaar brengt de nationale ordonnateur aan de Commissie verslag uit over de tenuitvoerlegging van de meerjarenprogramma's; dit verslag wordt opgesteld in overleg met het hoofd van de delegatie. Artikel 17 Financieringsovereenkomst 1. Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald, wordt voor ieder met subsidie van het Fonds gefinancierd project of programma een financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken ACS-staat of ACS-staten opgesteld. Indien de rechtstreekse begunstigde geen ACS-staat is, wordt het financieringsbesluit door de Commissie geformaliseerd door middel van een briefwisseling met deze begunstigde. 2. De financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken ACS-staat of ACS-staten wordt opgesteld binnen zestig dagen na het besluit van de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap. In de financieringsovereenkomst: a) worden met name de financiële verplichtingen van het Fonds, de financieringsregelingen en -voorwaarden en de algemene en specifieke bepalingen voor het betrokken project of programma gespecificeerd en ook het indicatieve tijdschema voor de technische uitvoering van het project of het programma vermeld; en b) worden toereikende voorzieningen getroffen voor de dekking van onvoorzien hogere kosten en uitgaven. 3. Na ondertekening van de financieringsovereenkomst worden de betalingen overeenkomstig het daarin vastgestelde financieringsplan verricht. Resterende bedragen die worden geconstateerd bij de afsluiting van projecten en programma's komen de betrokken ACS-staat toe en worden als zodanig in de rekeningen van het Fonds geboekt. Zij kunnen op de bij de Overeenkomst aangegeven wijze voor de financiering van projecten en programma's worden gebruikt. Artikel 18 Kostenoverschrijding 1. Zodra de in de financieringsovereenkomst vastgestelde grenzen dreigen te worden overschreden, stelt de nationale ordonnateur de hoofdordonnateur daarvan via het hoofd van de delegatie in kennis, waarbij hij aangeeft welke maatregelen hij denkt te treffen om deze kostenoverschrijding ten opzichte van de toewijzing te dekken, hetzij door het project of het actieprogramma in te perken, hetzij door een beroep te doen op nationale of andere niet-communautaire middelen. 2. Indien in overleg met de Gemeenschap wordt besloten het project of programma niet in te perken, of indien het niet mogelijk is dit uit andere hulpbronnen te financieren, kan de overschrijding worden gefinancierd tot ten hoogste 20 % van de in het indicatieve programma voor het betrokken project of programma vastgestelde financiële vastlegging. Artikel 19 Financiering met terugwerkende kracht 1. Om te zorgen dat programma's snel van start kunnen gaan en om perioden van stilstand tussen opeenvolgende projecten en vertragingen te voorkomen, kunnen de ACS-staten in overleg met de Commissie wanneer het onderzoek van het project afgerond is en voordat het financieringsbesluit is genomen: a) voor alle typen overeenkomsten aanbestedingen uitschrijven waarin een schorsingsclausule is opgenomen; en b) activiteiten voorfinancieren in verband met voorbereidende en seizoensgebonden werkzaamheden, bestelling van uitrusting met een lange levertijd en bepaalde lopende verrichtingen. Dergelijke uitgaven moeten geschieden conform de procedures van de Overeenkomst. 2. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap onverlet. 3. Uitgaven die door een ACS-staat uit hoofde van dit artikel zijn verricht, worden na de ondertekening van de financieringsovereenkomst met terugwerkende kracht in het kader van het project of het programma gefinancierd. HOOFDSTUK 4 AANBESTEDING EN PREFERENTIES Artikel 20 Voorwaarden voor de deelname Behoudens indien overeenkomstig de algemene voorschriften of overeenkomstig artikel 22 een uitzondering is toegestaan, gelden de volgende regels: a) de deelname aan aanbestedingen en de gunning van het door het Fonds gefinancierde opdrachten staan op gelijke voorwaarden open voor: i) natuurlijke personen, vennootschappen, overheidsinstellingen of semi-overheidsinstellingen van de ACS-staten en de lidstaten; ii) coöperaties en andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen uit de lidstaten en/of de ACS-staten; en iii) gezamenlijke ondernemingen of consortia van ondernemingen of vennootschappen uit ACS-staten en/of lidstaten. b) leveringen moeten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en/of uit ACS-staten. In dit verband wordt de definitie van "producten van oorsprong" beoordeeld aan de hand van de relevante internationale overeenkomsten en worden leveringen van oorsprong uit de landen en gebieden overzee aangemerkt als leveringen van oorsprong uit de Gemeenschap. Artikel 21 Deelname op gelijke voorwaarden De ACS-staten en de Commissie treffen de nodige maatregelen voor een zo ruim mogelijke deelname, op gelijke voorwaarden, aan aanbestedingen van opdrachten voor werken, leveringen en diensten; dit betreft onder meer: a) erop toezien dat aanbestedingen via het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, de staatsbladen van alle ACS-staten en alle andere geschikte media bekend worden gemaakt; b) uitsluiting van discriminerende praktijken en technische specificaties die ruime deelname op gelijke voorwaarden kunnen verhinderen; c) bevordering van samenwerking tussen ondernemingen uit de lidstaten en de ACS-staten; d) erop toezien dat alle gunningscriteria in het aanbestedingsdossier zijn vermeld; en e) erop toezien dat de gekozen inschrijving voldoet aan de voorwaarden en criteria van het aanbestedingsdossier. Artikel 22 Uitzonderingen 1. Om de kosteneffectiviteit van het stelsel te optimaliseren kan op verzoek van de betrokken ACS-staten worden toegestaan dat natuurlijke personen en rechtspersonen uit niet tot de ACS-staten behorende ontwikkelingslanden deelnemen aan door de Gemeenschap gefinancierde overeenkomsten. De betrokken ACS-staten verstrekken de gemachtigde voor elk geval de voor de Gemeenschap noodzakelijke gegevens om over deze uitzonderingsgevallen een besluit te nemen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan: a) de geografische ligging van de betrokken ACS-staat; b) het concurrentievermogen van aannemers, leveranciers en adviseurs uit de lidstaten en de ACS-staten; c) vermijding van buitensporige stijging van de uitvoeringskosten van de overeenkomsten; d) vervoersproblemen en vertragingen in verband met levertijden of soortgelijke problemen; en e) de meest geschikte en aan de lokale omstandigheden optimaal aangepaste technologie. 2. Deelname van derde landen aan door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten kan ook worden toegestaan: a) wanneer de Gemeenschap deelneemt in de financiering van regionale of interregionale samenwerkingsactiviteiten die van belang zijn voor derde landen; b) in geval van medefinanciering van projecten en programma's; en c) in geval van spoedhulp. 3. In uitzonderingsgevallen kunnen in overleg met de Commissie adviesbureaus of deskundigen uit derde landen deelnemen aan opdrachten voor diensten. Artikel 23 Aanbesteding 1. Om de algemene voorschriften voor aanbesteding en preferenties voor door het EOF gefinancierde activiteiten te vereenvoudigen, worden opdrachten gegund door middel van openbare of niet-openbare aanbesteding, door middel van kaderovereenkomsten of onderhandse overeenkomsten of in eigen beheer, en wel als volgt: a) openbare internationale aanbesteding - publicatie van een bericht van aanbesteding overeenkomstig het bepaalde in de Overeenkomst; b) openbare plaatselijke aanbesteding - publicatie van een bericht van aanbesteding in uitsluitend de begunstigde ACS-staat; c) niet-openbare internationale aanbesteding - hierbij nodigt de aanbestedende dienst een beperkt aantal gegadigden uit deel te nemen aan de oproep tot inschrijving na publicatie van een vooraankondiging; d) onderhandse aanbesteding - een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding, waarbij de aanbestedende dienst een beperkt aantal gegadigden uitnodigt een aanbieding in te dienen; en e) uitvoering in eigen beheer - opdrachten worden uitgevoerd door overheidsinstanties of semi-overheidsinstanties en -diensten van de betrokken begunstigde staten. 2. Uit het Fonds gefinancierde opdrachten worden gegund volgens onderstaande bepalingen: a) Opdrachten voor leveringen met een waarde van: i) meer dan 5 miljoen euro worden gegund via openbare internationale aanbesteding; ii) meer dan 300000 euro doch niet meer dan 5 miljoen euro worden gegund via openbare plaatselijke aanbesteding; en iii) minder dan 300000 euro worden onderhands gegund - een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding. b) Opdrachten voor werken met een waarde van: i) meer dan 150000 euro worden gegund via openbare internationale aanbesteding; ii) meer dan 30000 euro doch niet meer dan 150000 euro worden gegund via openbare plaatselijke aanbesteding; en iii) minder dan 30000 euro worden onderhands gegund - een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding. c) Opdrachten voor diensten met een waarde van: i) meer dan 200000 euro worden gegund via niet-openbare internationale aanbesteding met publicatie van een bericht van aanbesteding; en ii) minder dan 200000 euro worden onderhands gegund via een vereenvoudigde procedure of een kaderovereenkomst. 3. Opdrachten voor werken, leveringen en diensten met een waarde van 5000 euro of minder kunnen worden geplaatst zonder aanbesteding. 4. Voor niet-openbare aanbestedingen wordt in overleg met het hoofd van de delegatie, in voorkomend geval na een voorafgaande selectie met publicatie van een bericht van aanbesteding, door de betrokken ACS-staat of ACS-staten een shortlist van gegadigden opgesteld. 5. Bij onderhandse aanbestedingen kan de ACS-staat alle noodzakelijk geachte besprekingen voeren met gegadigden op de shortlist die hij overeenkomstig de artikelen 20 tot en met 22 heeft opgesteld en de opdracht gunnen aan de inschrijver van zijn keuze. 6. De ACS-staten kunnen de Commissie verzoeken rechtstreeks of door bemiddeling van haar bevoegde instantie in hun naam over opdrachten voor diensten te onderhandelen en de overeenkomsten vast te stellen, te sluiten en ten uitvoer te leggen. Artikel 24 Eigen beheer 1. Bij uitvoering in eigen beheer worden projecten en programma's uitgevoerd door overheidsinstellingen of semi-overheidsinstellingen van de betrokken staat of staten of door de persoon die voor de uitvoering van de activiteit verantwoordelijk is. 2. De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van ontbrekende uitrusting en/of materieel en/of middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen uit de betrokken ACS-staten of andere ACS-staten. De bijdrage van de Gemeenschap dekt slechts de kosten van aanvullende maatregelen en tijdelijke uitgaven voor de uitvoering die uitsluitend verband houden met het betrokken project. Artikel 25 Opdrachten voor spoedhulp De uitvoering van opdrachten voor spoedhulp moet afgestemd zijn op de urgentie van de situatie. Daartoe kan de ACS-staat voor alle operaties die betrekking hebben op spoedhulp met instemming van het hoofd van de delegatie toestemming geven tot: a) het sluiten van onderhandse overeenkomsten; b) de uitvoering van opdrachten in eigen beheer; c) tenuitvoerlegging via gespecialiseerde instellingen; en d) rechtstreekse uitvoering door de Commissie. Artikel 26 Preferenties Om optimaal gebruik van de fysieke en menselijke middelen van de ACS-staten mogelijk te maken, worden maatregelen getroffen om zo breed mogelijke deelname van natuurlijke personen en rechtspersonen uit de ACS-staten aan de uitvoering van door het Fonds gefinancierde opdrachten te bevorderen. Hiertoe geldt het volgende: a) bij opdrachten voor werken van minder dan 5 miljoen euro wordt aan inschrijvers uit ACS-staten bij het vergelijken van inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit een preferentie van 10 % toegekend, mits ten minste een vierde van het kapitaal en een vierde van het leidinggevend personeel van oorsprong zijn uit een of meer ACS-staten; b) bij opdrachten voor leveringen, ongeacht het bedrag, wordt aan inschrijvers uit ACS-staten die leveringen aanbieden waarvoor ten minste 50 % van de contractwaarde van ACS-oorsprong is, bij het vergelijken van inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit een preferentie van 15 % toegekend; c) bij opdrachten voor diensten wordt, mits aan de bekwaamheidseisen is voldaan, voorrang gegeven aan: i) deskundigen, instellingen of adviesbureaus uit ACS-staten, wanneer inschrijvingen van gelijkwaardige economische en technische kwaliteit worden vergeleken; ii) aanbiedingen van een onderneming uit de ACS die deelneemt in een consortium met Europese partners; en iii) aanbiedingen van Europese inschrijvers met onderaannemers of deskundigen uit de ACS. d) gekozen inschrijvers geven, indien zij gebruik maken van onderaannemers, voorrang aan natuurlijke personen en ondernemingen uit de ACS-staten die in staat zijn de opdracht op het vereiste niveau uit te voeren; en e) de ACS-staat kan in de aanbesteding aan gegadigden de bijstand aanbieden van andere ondernemingen, deskundigen of adviseurs uit de ACS die in gezamenlijk overleg zijn gekozen. Deze samenwerking kan gestalte krijgen in de vorm van een gezamenlijke onderneming of onderaanneming of ook in die van opleiding van het personeel bij de werkzaamheden. Artikel 27 Gunning van opdrachten 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 24, gunt de ACS-staat de opdracht: a) aan de inschrijver wiens aanbieding conform het aanbestedingsdossier is bevonden; b) in het geval van opdrachten voor werken of leveringen, aan de inschrijver die de voordeligste aanbieding heeft gedaan, beoordeeld aan de hand van met name de volgende criteria: i) de prijs en de operationele en onderhoudskosten; ii) de kwalificaties en de garanties die de inschrijver biedt en de technische kwaliteiten van de aanbieding, met inbegrip van het voorstel van de inschrijver voor service in de ACS-staat; en iii) de aard van de opdracht, de voorwaarden en termijnen van uitvoering en de aanpassing aan plaatselijke omstandigheden; c) in het geval van opdrachten voor diensten, aan de inschrijver die de voordeligste aanbieding heeft ingediend, beoordeeld aan de hand van onder andere de prijs, de technische kwaliteiten van de aanbieding, de organisatie en de methode die worden voorgesteld voor de levering van diensten, alsmede de bekwaamheid, de onafhankelijkheid en de beschikbaarheid van het voorgestelde personeel. 2. Indien twee aanbiedingen op grond van bovengenoemde criteria gelijkwaardig worden bevonden, wordt de voorkeur gegeven: a) aan de aanbieding van de inschrijver uit een ACS-staat; of b) indien een dergelijke inschrijving ontbreekt: i) aan de aanbieding die optimaal gebruik van de materiële en menselijke middelen van de ACS-staten mogelijk maakt; ii) aan de aanbieding die ondernemingen of natuurlijke personen uit de ACS-staten de beste mogelijkheden voor onderaanneming biedt; of iii) aan een consortium van natuurlijke personen of ondernemingen uit de ACS-staten en de Gemeenschap. Artikel 28 Algemene voorschriften voor opdrachten 1. De gunning van door het Fonds gefinancierde opdrachten geschiedt overeenkomstig deze bijlage en de procedures die, op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering als bedoeld in de Overeenkomst, tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van de Overeenkomst bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden vastgesteld. Deze procedures dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze bijlage en de voorschriften van de Gemeenschap voor opdrachten in de samenwerking met derde landen. 2. In afwachting van de goedkeuring van deze procedures zijn de huidige EOF-voorschriften van toepassing, zoals deze vervat zijn in de algemene voorschriften en algemene voorwaarden voor opdrachten. Artikel 29 Algemene voorwaarden voor opdrachten De uitvoering van door het Fonds gefinancierde opdrachten voor werken, leveringen en diensten geschiedt: a) volgens de algemene voorwaarden van toepassing op door het Fonds gefinancierde overeenkomsten die tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van deze Overeenkomst op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering als bedoeld in deze Overeenkomst, bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden aangenomen; of b) voor medegefinancierde projecten en programma's of wanneer een uitzonderingsbepaling is gemaakt voor uitvoering door derden, of in geval van een versnelde procedure, of in andere relevante gevallen, volgens andere algemene voorwaarden die door de betrokken ACS-staat en de Gemeenschap zijn overeengekomen, en wel: i) de algemene voorwaarden voor overheidsopdrachten krachtens de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat of de praktijken die in deze staat op het gebied van internationale opdrachten zijn toegelaten; of ii) andere internationale algemene voorwaarden op het gebied van opdrachten. Artikel 30 Geschillenbeslechting Geschillen tussen de overheidsinstanties van een ACS-staat en een aannemer, leverancier of dienstverlener bij de uitvoering van een uit het Fonds gefinancierde overeenkomst worden beslecht: a) in geval van een nationale opdracht volgens de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat; en b) in geval van een transnationale overeenkomst: i) indien de partijen bij de overeenkomst zulks overeenkomen, overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat of de gebruikelijke praktijk van die staat voor internationale overeenkomsten; of ii) door arbitrage overeenkomstig de procesvoorschriften die tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van de Overeenkomst op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering, bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden vastgesteld. Artikel 31 Belasting- en douaneregelingen 1. De ACS-staten passen op de door de Gemeenschap gefinancierde overeenkomsten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegepast op de meest begunstigde staten of de internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden. Voor de bepaling van de meestbegunstigingsbehandeling blijven de door de betrokken ACS-staat ten opzichte van andere ACS-staten of andere ontwikkelingslanden toegepaste regelingen buiten beschouwing. 2. Onder voorbehoud van bovenstaande bepalingen wordt de volgende regeling toegepast op de door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten: a) op de opdrachten worden geen in de begunstigde ACS-staat bestaande of aldaar in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden echter volgens de in de ACS-staat geldende wetten geregistreerd, en voor deze registratie kan een bedrag worden geheven dat in overeenstemming is met de verleende dienst; b) winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van de betrokken ACS-staat, indien de natuurlijke of rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in deze ACS-staat over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden bestrijkt; c) ondernemingen die professioneel materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen desgevraagd voor de regeling voor tijdelijke invoer met vrijstelling in aanmerking, zoals deze is geregeld in de nationale wetgeving voor genoemd materieel in de begunstigde ACS-staat; d) professioneel materieel, nodig voor de uitvoering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken, wordt in de begunstigde ACS-staat of -staten overeenkomstig de nationale wetgeving ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten en andere heffingen van gelijke werking, voorzover deze belastingen, rechten en heffingen niet een beloning voor verrichte diensten vormen; e) de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in de begunstigde ACS-staat met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale rechten van gelijke werking toegelaten. Opdrachten voor leveringen die van oorsprong zijn uit de betrokken ACS-staat worden gegund op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de fiscale rechten die in voorkomend geval in de ACS-staat op deze leveringen van toepassing zijn; f) de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bindmiddelen met koolwaterstof alsook in het algemeen van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in de begunstigde ACS-staat geldende nationale wetgeving van toepassing; en g) invoer van persoonlijke bagage en voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de nationale wetgeving die van kracht is in de begunstigde ACS-staat met vrijdom van douanerechten of invoerrechten, belastingen en andere fiscale rechten van gelijke werking. 3. Niet in bovenstaande bepalingen inzake belasting- en douaneregelingen genoemde aangelegenheden blijven onderworpen aan de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat. HOOFDSTUK 5 FOLLOW-UP EN EVALUATIE Artikel 32 Doelstellingen De follow-up en de evaluatie hebben ten doel de ontwikkelingsactiviteiten (voorbereiding en uitvoering en daaropvolgende acties) op onafhankelijke wijze te evalueren ten einde de doeltreffendheid van lopende en toekomstige ontwikkelingsactiviteiten te verbeteren. Artikel 33 Modaliteiten 1. Zonder afbreuk te doen aan de evaluaties die worden uitgevoerd door de ACS-staten of de Commissie, worden deze werkzaamheden door de ACS-staat (staten) en de Gemeenschap gezamenlijk verricht. Het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering ziet erop toe dat de gezamenlijke activiteiten in het kader van de follow-up en evaluatie gezamenlijk worden uitgevoerd. Om het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering bij te staan, worden de gezamenlijke follow-up en evaluaties door de Commissie en het Secretariaat-generaal van de ACS voorbereid en uitgevoerd en zij brengen daarover verslag uit aan het comité. Het comité stelt, bij de eerste bijeenkomst na de ondertekening van de overeenkomst, de werkwijze vast waardoor het gezamenlijke karakter van de werkzaamheden wordt gewaarborgd en keurt jaarlijks het werkprogramma goed. 2. De activiteiten in het kader van de follow-up en evaluatie moeten met name: a) regelmatige en onafhankelijke beoordelingen van de activiteiten van het fonds verschaffen door de bereikte resultaten met de doelstellingen te vergelijken en aldus b) de ACS-staten en de Commissie en de gemeenschappelijke instellingen in staat stellen de opgedane ervaring te gebruiken bij het ontwerp en de uitvoering van het toekomstig beleid en toekomstige activiteiten. HOOFDSTUK 6 MET HET BEHEER EN DE UITVOERING BELASTE FUNCTIONARISSEN Artikel 34 Hoofdordonnateur 1. De Commissie wijst de hoofdordonnateur van het Fonds aan, die verantwoordelijk is voor het beheer van de kredieten van het Fonds. De hoofdordonnateur gaat de betalingsverplichtingen aan, verricht betaalbaarstellingen, verstrekt betalingsopdrachten en voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en betalingsopdrachten in het kader van het Fonds. 2. De hoofdordonnateur vervult de volgende taken: a) hij gaat betalingsverplichtingen aan, verricht betaalbaarstellingen en verstrekt betalingsopdrachten; hij voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en betalingsopdrachten; b) hij ziet erop dat de financieringsbesluiten in acht worden genomen; c) in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur neemt hij de vereiste financiële maatregelen voor een in economisch en technisch opzicht optimale uitvoering van de goedgekeurde activiteiten en gaat daartoe de nodige betalingsverplichtingen aan; d) hij bereidt het aanbestedingsdossier voor voordat de uitnodigingen tot inschrijving worden verstuurd voor: i) openbare internationale aanbestedingen, en ii) besloten internationale aanbestedingen met voorselectie; e) hij hecht zijn goedkeuring aan het gunningvoorstel, onverminderd de bevoegdheden van het hoofd van de delegatie uit hoofde van artikel 36; f) hij ziet erop toe dat de internationale aanbestedingen binnen een redelijke termijn worden gepubliceerd. 3. Aan het eind van elk toepassingsjaar stelt de hoofdordonnateur een gedetailleerde balans van het Fonds op, met opgave van het saldo van de door de lidstaten aan het Fonds overgemaakte bijdragen en van de totale uitgaven voor elke financieringsrubriek. Artikel 35 Nationale ordonnateur 1. De regering van elke ACS-staat wijst een nationale ordonnateur aan die haar vertegenwoordigt bij alle transacties voor rekening van het door de Commissie en de Bank beheerde Fonds. De nationale ordonnateur kan een deel van zijn taken delegeren; hij stelt de hoofdordonnateur in kennis van de door hem verrichte delegaties. De nationale ordonnateur: a) is, in nauwe samenwerking met het hoofd van de delegatie, belast met de voorbereiding, de indiening en het onderzoek van de projecten en programma's; b) doet, in nauwe samenwerking met het hoofd van de delegatie, oproepen tot het indienen van inschrijvingen voor lokale openbare aanbestedingen, neemt de inschrijvingen, zowel lokale als internationale (openbare en besloten), in ontvangst, zit voor bij de opening daarvan, stelt het resultaat van de opening vast, ondertekent de contracten en toegevoegde clausules en keurt de uitgaven goed; c) legt voor de uitschrijving van lokale openbare aanbestedingen het aanbestedingsdossier voor aan het hoofd van de delegatie, die het goedkeurt binnen 30 dagen; d) voltooit het onderzoek van de offertes binnen de geldigheidstermijn van de offertes, rekening houdend met de voor de goedkeuring van het contract vereiste termijn; e) deelt het resultaat van het onderzoek van de inschrijvingen tezamen met een gunningvoorstel mee aan het hoofd van de delegatie die binnen de in artikel 36 gestelde termijn zijn goedkeuring verleent; f) zorgt voor de betaalbaarstellingen en verstrekt de betalingsopdrachten binnen de grenzen van de hem toegekende kredieten; g) neemt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden alle vereiste aanpassingsmaatregelen voor een in economisch en technisch opzicht bevredigende uitvoering van de goedkeurde projecten en programma's. 2. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beslist de nationale ordonnateur - met kennisgeving aan het hoofd van de delegatie - over: a) kleine technische wijzigingen en aanpassingen voorzover deze geen wijziging brengen in de gekozen technische oplossingen en voorzover zij binnen de voorzieningen voor aanpassingen blijven; b) wijzigingen in de bestekken tijdens de uitvoering; c) overschrijvingen van het ene artikel naar het andere binnen de bestekken; d) wijziging van de plaats van uitvoering om technische, economische of sociale redenen in geval van meervoudige projecten of programma's; e) toepassing of kwijtschelding van boeten wegens tijdslimietoverschrijding; f) akten betreffende ontheffing van borgtochten; g) aankopen op de plaatselijke markt, ongeacht de oorsprong; h) gebruik van bouwmateriaal en -werktuigen die niet van oorsprong uit de lidstaten of de ACS-staten zijn en waarvoor in de lidstaten en de ACS-staten geen vergelijkbare productie bestaat; i) onderaannemingen; j) definitieve opleveringen, mits het hoofd van de delegatie aanwezig is bij de voorlopige oplevering en de desbetreffende processen-verbaal voor gezien tekent en zo nodig tevens bij de definitieve oplevering, met name wanneer bij de voorlopige oplevering zodanige aanmerkingen zijn gemaakt dat aanzienlijke correcties nodig zijn; k) aanwerving van consulenten en andere deskundigen voor technische bijstand. Artikel 36 Hoofd van de delegatie 1. De Commissie wordt in elke ACS-staat of in elke regionale groep die daarom uitdrukkelijk verzoekt, met de goedkeuring van de betrokken ACS-staat of staten, vertegenwoordigd door een delegatie die onder de leiding staat van het hoofd van de delegatie. Indien het hoofd van de delegatie wordt aangesteld bij een groep ACS-staten, wordt het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat het hoofd van de delegatie in elk der staten waar hij geen verblijf houdt, door een aldaar verblijf houdende adjunct wordt vertegenwoordigd. Het hoofd van de delegatie vertegenwoordigt de Commissie op alle gebieden die onder haar bevoegdheid vallen en voor al haar activiteiten. 2. Met het oog daarop heeft het hoofd van de delegatie, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur, de volgende taken: a) op verzoek van de betrokken ACS-staat neemt hij deel aan en verleent hij bijstand bij de voorbereiding van de projecten en programma's en bij de onderhandelingen over contracten inzake technische bijstand; b) hij neemt deel aan het onderzoek van de projecten en programma's, aan de voorbereiding van de aanbestedingsdossiers en aan het zoeken van middelen om het onderzoek van projecten, programma's en uitvoeringsprocedures te vereenvoudigen; c) hij bereidt de financieringsvoorstellen voor; d) hij keurt, voordat de nationale ordonnateur ze bekendmaakt, de dossiers voor lokale openbare aanbestedingen en voor spoedhulp goed binnen 30 dagen nadat zij door de nationale ordonnateur aan hem zijn voorgelegd; e) hij woont de opening der inschrijvingen bij en ontvangt afschriften van de inschrijvingen en van de resultaten van het desbetreffende onderzoek; f) hij keurt binnen 30 dagen het hem door de nationale ordonnateur voorgelegde gunningvoorstel goed voor lokale openbare aanbestedingen, onderhandse overeenkomsten, opdrachten inzake spoedhulp, opdrachten voor diensten en voor werken met een waarde van minder dan 5 miljoen euro en opdrachten voor leveringen met een waarde van minder dan 1 miljoen euro; g) voor alle niet hierboven genoemde contracten, keurt hij binnen 30 dagen het gunningvoorstel van de nationale ordonnateur goed wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) de gekozen offerte is de laagste van de offertes die voldoen aan de voorwaarden van het aanbestedingsdossier; ii) de gekozen offerte voldoet aan de daarin vastgestelde selectiecriteria, en iii) de gekozen offerte overschrijdt niet het voor de opdracht uitgetrokken krediet; h) hij legt het gunningvoorstel ter goedkeuring voor aan de hoofdordonnateur wanneer niet is voldaan aan de onder g) genoemde voorwaarden; de hoofdordonnateur neemt een besluit binnen 60 dagen nadat het hoofd van de delegatie het voorstel heeft ontvangen. Wanneer het bedrag van de gekozen offerte het voor de opdracht uitgetrokken krediet overschrijdt, gaat de hoofdordonnateur, na goedkeuring van het contract, de nodige betalingsverplichtingen aan; i) bij uitvoering in eigen beheer keurt hij de contractgen, toegevoegde clausules en bestekken alsmede de betalingsopdrachten van de nationale ordonnateur goed; j) hij ziet erop toe dat de projecten en programma's die gefinancierd worden uit het door de Commissie beheerde Fonds in financieel en technisch opzicht goed worden uitgevoerd; k) hij gaat, in samenwerking met de nationale autoriteiten van de ACS-staat waar hij de Commissie vertegenwoordigt, regelmatig over tot evaluatie van de activiteiten; l) hij stelt de ACS-staat in kennis van alle gegevens en relevante documenten betreffende de uitvoeringsprocedure voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name wat betreft de beoordelingscriteria en de criteria voor het evalueren van de inschrijvingen; en m) hij brengt op gezette tijden de nationale autoriteiten op de hoogte van de activiteiten van de Gemeenschap die rechtstreeks van belang kunnen zijn voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en de ACS-staten. 3. Het hoofd van de delegatie ontvangt de nodige instructies en bevoegdheden om alle activiteiten in het kader van de overeenkomst gemakkelijk en vlot te laten verlopen. De nationale ordonnateurs en de Raad van ministers worden in kennis gesteld van alle andere administratieve en/of financiële bevoegdheden die aan het hoofd van de delegatie worden gedelegeerd dan die welke in dit artikel worden beschreven. Artikel 37 Betalingen en betalingsgemachtigden 1. Voor het verrichten van betalingen in de nationale valuta van de ACS-staten worden in elke ACS-staat op naam van de Commissie in de valuta van één van de lidstaten of in euro uitgedrukte rekeningen geopend bij een gezamenlijk door de ACS-staat en de Commissie gekozen nationale financiële overheids- of semi-overheidsinstelling, die de functie van nationale betalingsgemachtigde uitoefent. 2. De nationale betalingsgemachtigde ontvangt geen vergoeding voor de door hem verleende diensten en over de deposito's is geen rente verschuldigd. De lokale rekeningen worden, op basis van een raming van de toekomstige liquiditeitsbehoeften en voldoende tijdig om verplichting tot vóórfinanciering door de ACS-staten en vertragingen bij de betalingen te voorkomen, door de Gemeenschap van middelen voorzien in de valuta van een van de lidstaten of in euro. 3. Voor het verrichten van betalingen in euro worden op naam van de Commissie in euro uitgedrukte rekeningen geopend bij financiële instellingen in de lidstaten. Deze instellingen oefenen de functie van betalingsgemachtigde in Europa uit. 4. Ten laste van deze Europese rekeningen kunnen overeenkomstig de instructies van de Commissie of het namens haar optredende hoofd van de delegatie betalingen worden verrichting in opdracht van de nationale ordonnateur of van de hoofdordonnateur met voorafgaande goedkeuring van de nationale ordonnateur. 5. Binnen de grenzen van de op de rekeningen beschikbare middelen verrichten de betalingsgemachtigden de betalingen waarvoor een opdracht is verstrekt door de nationale ordonnateur of, in voorkomend geval, de hoofdordonnateur, na de juistheid en de regelmatigheid van de ingediende bewijsstukken alsmede de geldigheid van de betalingskwijting te hebben geverifieerd. 6. De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten afgewikkeld zijn binnen een termijn van ten hoogste 90 dagen na de vervaldag. Uiterlijk 45 dagen vóór de vervaldag geeft de nationale ordonnateur opdracht tot betaling en stelt hij het hoofd van de delegatie daarvan in kennis. 7. Claims inzake betalingsachterstand komen ten laste van de eigen middelen van de betrokken ACS-staat of ACS-staten en van de Commissie, elk voor het deel van de achterstand waarvoor zij overeenkomstig bovengenoemde procedures verantwoordelijk zijn. 8. De betalingsgemachtigden, de nationale ordonnateur, het hoofd van de delegatie en de bevoegde diensten van de Commissie blijven financieel aansprakelijk totdat de transacties met de uitvoering waarvan zij zijn belast, definitief door de Commissie zijn goedgekeurd. BIJLAGE V HANDELSREGELING DIE TIJDENS DE IN ARTIKEL 37, LID 1, BEDOELDE VOORBEREIDINGSPERIODE VAN TOEPASSING IS HOOFDSTUK 1 ALGEMENE HANDELSREGELINGEN Artikel 1 Producten van oorsprong uit de ACS-staten worden in de Gemeenschap vrij van douanerechten en heffingen van gelijke werking ingevoerd. a) Voor producten van oorsprong uit de ACS-staten: - die in bijlage I bij het Verdrag zijn vermeld en die onder een gemeenschappelijke marktordening vallen in de zin van artikel 34 van het Verdrag, of - waarop, bij invoer in de Gemeenschap, bijzondere voorschriften van toepassing zijn die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, neemt de Gemeenschap de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij voor een gunstiger behandeling in aanmerking komen dan dezelfde producten uit derde landen waarop de meestbegunstigingsclausule van toepassing is. b) Indien de ACS-staten, tijdens de toepassing van deze overeenkomst, verzoeken dat nieuwe lijnen landbouwproductie of landbouwproducten die bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet voor bijzondere regelingen in aanmerking kwamen, toch voor deze regelingen in aanmerking komen, zal de Gemeenschap deze verzoeken in overleg met de ACS-staten onderzoeken. c) In afwijking van het bovenstaande zal de Gemeenschap, gezien de bijzondere betrekkingen en de bijzondere aard van de ACS-EG-samenwerking, de verzoeken van ACS-staten voor een preferentiële toegang voor hun landbouwproducten tot de markt van de Gemeenschap per geval onderzoeken en zal zij haar besluiten ten aanzien van deze met redenen omklede verzoeken zo mogelijk binnen vier maanden, en in ieder geval binnen zes maanden, na de indiening mededelen. In het kader van punt a) neemt de Gemeenschap haar besluiten met name onder verwijzing naar concessies aan derde landen die ontwikkelingslanden zijn. Zij houdt rekening met de mogelijkheden die het op de markt brengen van producten buiten het normale seizoen biedt. d) De onder a) bedoelde regelingen treden in werking op het tijdstip waarop deze overeenkomst in werking treedt en blijven van toepassing tijdens de duur van de in artikel 37, lid 1, bedoelde voorbereidingsperiode. Echter, indien de Gemeenschap, tijdens deze periode: - de gemeenschappelijke marktordening of bijzondere voorschriften uit hoofde van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouwbeleid op een of meer producten van toepassing verklaart, behoudt zij zich het recht voor de invoerregeling voor deze producten van oorsprong uit de ACS-staten aan te passen, na overleg in de Raad van Ministers. In dit geval is het bepaalde onder a) van toepassing; - de gemeenschappelijke marktordening voor een bepaald product of de bijzondere voorschriften uit hoofde van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouwbeleid wijzigt, behoudt zij zich het recht voor de regeling voor dat product van oorsprong uit de ACS-staten te wijzigen, na overleg in de Raad van Ministers. In dit geval neemt de Gemeenschap maatregelen om ervoor te zorgen dat het product van oorsprong uit de ACS-staten een behandeling verkrijgt die vergelijkbaar is met de eerder verkregen behandeling en die gunstiger is ten opzichte van het product uit derde landen dat voor de meestbegunstigingsclausule in aanmerking komt. e) Wanneer de Gemeenschap voornemens is een preferentiële overeenkomst met derde landen te sluiten, deelt zij dit aan de ACS-staten mede. Overleg zal plaatsvinden indien de ACS-staten hierom verzoeken ten einde hun belangen te beschermen. Artikel 2 1. De Gemeenschap past geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking bij invoer van producten van oorsprong uit de ACS-staten. 2. Lid 1 vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, het behoud van niet-vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, indien deze maatregelen gepaard gaan met beperkingen op de binnenlandse productie of het binnenlandse verbruik, of uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom. 3. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen. Wanneer de tenuitvoerlegging van de in lid 2 bedoelde maatregelen tegen de belangen van een of meer ACS-staten indruist, wordt op verzoek van deze ACS-staten overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen. Artikel 3 1. Wanneer nieuwe maatregelen of maatregelen die zijn voorzien in programma's van de Gemeenschap ter harmonisering van de wetgevingen met het oog op de vereenvoudiging van het goederenverkeer nadelige gevolgen kunnen hebben voor een of meer ACS-staten stelt de Gemeenschap, alvorens zij dergelijke maatregelen neemt, de ACS-staten hiervan via de Raad van Ministers in kennis. 2. Om het de Gemeenschap mogelijk te maken de belangen van de betrokken ACS-staat in aanmerking te nemen, wordt op verzoek van deze ACS-staat overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen. Artikel 4 1. Wanneer de bestaande wetgeving van de Gemeenschap ter vereenvoudiging van het goederenverkeer nadelige gevolgen heeft voor een of meer ACS-staten of wanneer deze nadelige gevolgen door de interpretatie, de toepassing of het beheer van deze wetgeving ontstaan, wordt op verzoek van deze ACS-staat of -staten overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen. 2. Met het oog op het vinden van een bevredigende oplossing kunnen de ACS-staten ook andere problemen aan de Raad van Ministers voorleggen die verband houden met het goederenverkeer en die het gevolg kunnen zijn van maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen. 3. Ter bevordering van een doelmatig overleg stellen de betrokken instellingen van de Gemeenschap de Raad van Ministers zoveel mogelijk van dergelijke maatregelen in kennis. Artikel 5 1. Van de ACS-staten wordt niet geëist dat zij, ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, verplichtingen op zich nemen die overeenstemmen met de verplichtingen die de Gemeenschap op grond van deze bijlage op zich heeft genomen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de ACS-staten. a) In hun handel met de Gemeenschap maken de ACS-staten geen onderscheid tussen de lidstaten en geven zij de Gemeenschap geen minder gunstige behandeling dan die van de meestbegunstigde natie. b) De onder a) bedoelde behandeling van de meestbegunstigde natie is niet van toepassing op de handel of de economische betrekkingen tussen de ACS-staten of tussen een of meer ACS-staten en andere ontwikkelingslanden. Artikel 6 Elke Partij bij de overeenkomst deelt haar douanetarieven binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan de Raad van Ministers mede. Elke Partij bij de overeenkomst deelt ook wijzigingen op de douanetarieven mede zodra deze in werking treden. Artikel 7 1. Voor de toepassing van deze bijlage worden het begrip "product van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in verband hiermede in het hieraan gehechte Protocol 1 omschreven. 2. De Raad van Ministers kan wijzigingen in Protocol 1 aanbrengen. 3. Wanneer het begrip "product van oorsprong" voor een bepaald product niet overeenkomstig de leden 1 en 2 is omschreven, blijft elke Partij bij de overeenkomst haar eigen regels toepassen. Artikel 8 1. Wanneer een product in dermate toegenomen hoeveelheden en op zulke voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de binnenlandse producenten van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product hierdoor schade lijden of dreigen te lijden of dat een economische sector hierdoor ernstig verstoord is geraakt of dreigt te raken of dat hierdoor problemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan die de economische situatie van een regio ernstig kunnen verstoren, kan de Gemeenschap overeenkomstig de in artikel 9 omschreven procedures passende maatregelen nemen. 2. De Gemeenschap verbindt zich ertoe geen andere middelen aan te wenden voor protectionistische doeleinden of ter belemmering van de structurele ontwikkeling. De Gemeenschap neemt geen vrijwaringsmaatregelen van gelijke werking. 3. Vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot die maatregelen die de handel tussen de Partijen bij de overeenkomst, ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst, het minst verstoren. Deze maatregelen mogen niet ingrijpender zijn dan strikt noodzakelijk is om de problemen op te lossen die zich hebben voorgedaan. 4. Bij het nemen van vrijwaringsmaatregelen wordt rekening gehouden met de bestaande omvang van de uitvoer vanuit het (de) betrokken ACS-sta(a)t(en) naar de Gemeenschap en de ontwikkelingsmogelijkheden van deze uitvoer. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de belangen van de minstontwikkelde insulaire of niet aan zee grenzende ACS-staten. Artikel 9 1. Voordat de vrijwaringsclausule wordt toegepast, vindt overleg plaats, zowel bij de vaststelling als bij de verlenging van vrijwaringsmaatregelen. De Gemeenschap zal de ACS-staten alle informatie verstrekken die voor dit overleg noodzakelijk is alsmede de gegevens waaruit kan worden opgemaakt in welke mate de invoer van een bepaald product uit een ACS-staat de in artikel 8, lid 1, bedoelde gevolgen heeft gehad. 2. Zodra het overleg heeft plaatsgevonden treden de vrijwaringsmaatregelen of de tussen de betrokken ACS-staten en de Gemeenschap overeengekomen regelingen in werking. 3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande overleg verhindert niet dat de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 8, lid 1, onmiddellijk besluiten neemt wanneer dit op grond van bijzondere factoren noodzakelijk is. 4. Om het onderzoek naar factoren die de markt kunnen verstoren te vereenvoudigen, wordt een statistisch toezicht ingesteld op de invoer van bepaalde ACS-producten in de Gemeenschap. 5. De Partijen bij de overeenkomst plegen regelmatig overleg teneinde bevredigende oplossingen te vinden voor problemen die uit de toepassing van de vrijwaringsclausule kunnen voortvloeien. 6. Op het voorafgaand overleg, het geregelde overleg en het toezicht als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 zijn de regels van toepassing die zijn opgenomen in het hieraan gehechte Protocol 2. Artikel 10 De Raad van Ministers onderzoekt op verzoek van een betrokken Partij bij de overeenkomst de economische en sociale gevolgen van de toepassing van de vrijwaringsclasule. Artikel 11 Wanneer vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de belangen van de minstontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-staten. Artikel 12 De Partijen bij de overeenkomst informeren en raadplegen elkaar om ervoor te zorgen dat deze bijlage daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. Naast de gevallen waarvoor, bij de leden 2 tot en met 9, specifiek in overleg is voorzien, vindt overleg, op verzoek van de Gemeenschap of van de ACS-staten, met name ook plaats in de volgende gevallen: 1) wanneer de Partijen bij de overeenkomst voornemens zijn handelsmaatregelen te treffen die de belangen van een of meer partijen bij deze overeenkomst kunnen schaden, delen zij dit mede aan de Raad van Ministers. Op verzoek van de betrokken Partijen bij de overeenkomst vindt overleg plaats ten einde rekening te houden met de belangen van de verschillende partijen; 2) indien de ACS-staten, tijdens de geldigheidsduur van de bijlage, van oordeel zijn dat de in lid 1, onder 2 a), bedoelde landbouwproducten die niet onder een bijzondere regeling vallen, eveneens voor deze bijzondere regeling in aanmerking dienen te komen, kan in de Raad van Ministers overleg worden gepleegd; 3) wanneer een Partij bij de overeenkomst van oordeel is dat de bestaande voorschriften van een andere Partij bij de overeenkomst of de interpretatie, de toepassing of het beheer van die voorschriften een belemmeringen vormen voor het goederenverkeer; 4) wanneer de Gemeenschap vrijwaringsmaatregelen neemt op grond van artikel 8 van deze bijlage, kan op verzoek van de betrokken Partijen bij de overeenkomst in de Raad van Ministers overleg over deze maatregelen worden gepleegd, met name om erop toe te zien dat aan de voorwaarden van lid 8, onder 3, is voldaan. Dit overleg moet binnen drie maanden zijn beëindigd. HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE VERBINTENISSEN INZAKE SUIKER, RUND- EN KALFSVLEES Artikel 13 1. Overeenkomstig artikel 25 van de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé en Protocol 3 bij die overeenkomst, heeft de Gemeenschap zich er voor onbepaalde tijd toe verbonden, onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, bepaalde hoeveelheden rietsuiker, ruw of wit, van oorsprong uit de ACS-staten die rietsuiker produceren en exporteren en die zich ertoe verbonden hebben deze hoeveelheden aan de Gemeenschap te leveren, tegen gegarandeerde prijzen aan te kopen en in te voeren. 2. De voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van bovengenoemd artikel 25 zijn in het in lid 1 genoemde Protocol 3 opgenomen. De tekst van het Protocol is als Protocol 3 bij deze bijlage gevoegd. 3. Artikel 8 van deze bijlage is in het kader van genoemd Protocol niet van toepassing. 4. Voor de toepassing van artikel 8 van genoemd Protocol kunnen de instellingen die op grond van deze overeenkomst zijn opgericht tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst worden gebruikt. 5. Artikel 8, lid 2, van genoemd Protocol is van toepassing indien de werking van deze overeenkomst wordt opgeschort. 6. De verklaringen in de bijlagen XIII, XXI en XXII van de Slotakte bij de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé worden opnieuw bevestigd en de daarin vervatte bepalingen blijven van toepassing. Deze verklaringen zijn als dusdanig aan Protocol 3 gehecht. 7. Dit artikel en Protocol 3 zijn niet van toepassing op de betrekkingen tussen de ACS-staten en de Franse overzeese departementen. Artikel 14 De bijzondere verbintenis inzake rund- en kalfsvlees, als in het hieraan gehechte Protocol 4 omschreven, is van toepassing. HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN Artikel 15 De aan deze bijlage gehechte Protocollen maken deel uit van deze bijlage. PROTOCOL 1 Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking INHOUDSOPGAVE >RUIMTE VOOR DE TABEL> TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder: a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen; b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt; c) "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt; d) "goederen": zowel materialen als producten; e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO); f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd; g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken gebied is betaald; h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is; i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van de in de Gemeenschap, de ACS-staten of de landen en gebieden overzee (LGO's) ingevoerde materialen uit derde landen; j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd; k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post; l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur; m) "gebieden": ook de territoriale wateren. TITEL II OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake de samenwerking op het gebied van de handel van bijlage V worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de ACS-staten: a) geheel en al in de ACS-staten verkregen producten in de zin van artikel 3 van dit Protocol; b) in de ACS-staten verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de ACS-staten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit Protocol. 2. Voor de toepassing van lid 1 worden de gebieden van de ACS-staten als één gebied beschouwd. Product van oorsprong die gemaakt zijn van materialen die geheel en al zijn verkregen in twee of meer ACS-staten of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong te zijn uit de ACS-staat waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, mits deze be- of verwerking ingrijpender was dan de in artikel 5 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen. Artikel 3 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al verkregen in de ACS-staten, de Gemeenschap of de in bijlage III genoemde landen en gebieden, hierna "de LGO's" genoemd, worden beschouwd: a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten; b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk; c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren; d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren; e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij; f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren uit de zee gewonnen producten; g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd; h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt; i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen; j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond; k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd. 2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen: a) die in een lidstaat van de Gemeenschap, een ACS-staat of een LGO zijn ingeschreven of geregistreerd; b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap, van een ACS-staat of van een LGO voeren; c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst, of van een LGO, of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten of een LGO heeft en waarvan de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raad onderdanen zijn van staten die partij zijn bij de overeenkomst, of van een LGO, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan staten die partij zijn bij de overeenkomst of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten of van een LGO; d) waarvan de bemanning, kapitein en officieren inbegrepen, voor ten minste 50 % bestaat uit onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst of van een LGO. 3. Onverminderd lid 2 erkent de Gemeenschap, op verzoek van een ACS-staat, op de volgende voorwaarden dat door die ACS-staat gehuurde of geleasde vaartuigen als "zijn vaartuigen" worden beschouwd waarmee in de exclusieve economische zone visserijactiviteiten worden beoefend: - de ACS-staat heeft de Gemeenschap aangeboden over een visserijovereenkomst te onderhandelen en de Gemeenschap heeft dit aanbod niet aanvaard; - ten minste 50 % van de bemanning, kapitein en officieren inbegrepen, bestaan uit onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst of van een LGO; - het huur- of leasecontract is door het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking aanvaard als een geschikte wijze om het vermogen van de betrokken ACS-staat te ontwikkelen om voor eigen rekening te vissen, met name indien de betrokken ACS-staat op grond van dit contract gedurende een beduidende periode verantwoordelijk is voor het nautische en commerciële beheer van het te zijner beschikking geplaatste vaartuig. Artikel 4 Toereikende bewerking of verwerking 1. Voor de toepassing van dit Protocol worden niet geheel en al verkregen producten geacht in de ACS-staten, de Gemeenschap of de LGO's een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, wanneer aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. Deze voorwaarden geven voor alle onder de Overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Hieruit volgt dat wanneer een product de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt. 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt: a) wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 15 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product; b) wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 5. Artikel 5 Ontoereikende bewerking of verwerking 1. Onverminderd lid 2, worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan: a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen); b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden; c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli; ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak; d) het aanbrengen van merken, etiketten en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen; e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als producten van oorsprong uit een ACS-staat, de Gemeenschap of de LGO's te worden beschouwd; f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product; g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen; h) het slachten van dieren. 2. Alle be- en verwerkingen die een product in hetzij de ACS-staten, de Gemeenschap of LGO's heeft ondergaan worden tezamen genomen om te bepalen of deze ontoereikend zijn in de zin van lid 1. Artikel 6 Cumulatie van de oorsprong Cumulatie met de LGO's en de Gemeenschap 1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap of de LGO's worden beschouwd van oorsprong te zijn uit de ACS-staten indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5 genoemde be- of verwerkingen. 2. Be- en verwerkingen die in de Gemeenschap of de LGO's zijn verricht worden geacht in de ACS-staten te zijn verricht wanneer de materialen in de ACS-staten een verdere be- of verwerking ondergaan. Cumulatie met Zuid-Afrika 3. Onder voorbehoud van de leden 4, 5, 6, 7 en 8 worden materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika als van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer zij zijn opgenomen in een aldaar verkregen product. Zij behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan. 4. Producten die op grond van lid 3 de oorsprong hebben verkregen worden uitsluitend als producten van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika. Indien dit niet het geval is, worden de betrokken producten als producten van oorsprong uit Zuid-Afrika beschouwd. Bij het bepalen van de oorsprong wordt geen rekening gehouden met materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika die in de ACS-staten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan. 5. De in lid 3 bedoelde cumulatie kan eerst na drie jaar worden toegepast voor de in bijlage XI genoemde producten en eerst na zes jaar voor de in bijlage XII genoemde producten vanaf de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika. De in lid 3 bedoelde cumulatie is niet van toepassing op de in bijlage XIII bedoelde producten. 6. Onverminderd lid 5 kan de in lid 3 bedoelde cumulatie op verzoek van de ACS-staten worden toegepast voor de in de bijlagen XI en XII genoemde producten. Het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs neemt hierover, op verzoek van ACS-staten, per product een besluit, op grond van een door het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking overeenkomstig artikel 37 opgesteld verslag. Bij het onderzoek van de verzoeken wordt rekening gehouden met het risico van een ontwijking van de handelsbepalingen van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika. 7. De in lid 3 bedoelde cumulatie is uitsluitend van toepassing op de in bijlage XIV genoemde producten wanneer de rechten op deze producten in het kader van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika zijn afgeschaft. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend op welke datum aan de voorwaarden van dit lid is voldaan. 8. De in lid 3 bedoelde cumulatie kan uitsluitend worden toegepast wanneer de gebruikte Zuid-Afrikaanse materialen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit Protocol de oorsprong hebben verkregen. De ACS-staten verstrekken de Gemeenschap de gegevens over de overeenkomsten en de desbetreffende oorsprongsregels die met Zuid-Afrika zijn gesloten. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend op welke datum de ACS-staten aan de verplichtingen van dit lid hebben voldaan. 9. Onverminderd de leden 5, 6 en 7 worden be- en verwerkingen in Zuid-Afrika beschouwd in een andere lidstaat van de Zuid-Afrikaanse Douane-unie te zijn verricht wanneer de materialen in die andere lidstaat van de Zuid-Afrikaanse Douane-unie een verdere be- of verwerking hebben ondergaan. 10. Onverminderd de leden 5, 6 en 7 worden be- en verwerkingen in Zuid-Afrika, op verzoek van de ACS-staten, beschouwd in de ACS-staten te zijn verricht, wanneer de materialen in een ACS-staat een verdere be- of verwerking hebben ondergaan in het kader van een overeenkomst ter bevordering van de regionale economische integratie. Tenzij een van de partijen vraagt dat de kwestie voor een besluit aan de ACS-EG-Raad van Ministers wordt voorgelegd, neemt het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking, overeenkomstig artikel 37, besluiten over verzoeken van de ACS-staten. Cumulatie met naburige ontwikkelingslanden 11. Op verzoek van de ACS-staten worden materialen van oorsprong uit een naburig ontwikkelingsland dat geen ACS-staat is, maar tot een samenhangend geografisch gebied behoort, als materialen van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Deze materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits: - de be- of verwerking in de ACS-staat ingrijpender is dan de in artikel 5 vermelde be- en verwerkingen. Producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld moeten echter in de ACS-staat ten minste een be- of verwerking hebben ondergaan waardoor het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld dan de post waaronder de materialen zijn ingedeeld die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt en die van oorsprong zijn uit het ontwikkelingsland dat geen ACS-staat is. Voor de in bijlage XI bij dit Protocol opgesomde producten zijn uitsluitend de in kolom 3 vermelde be- en verwerkingen van toepassing, ongeacht het feit of het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld; - de ACS-staten, de Gemeenschap en de andere betrokken landen een overeenkomst hebben gesloten die in adequate administratieve procedures voorziet, om de correcte toepassing van dit lid zeker te stellen. Dit lid is niet van toepassing op tonijnproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 3 of 16 van het geharmoniseerd systeem, rijstproducten van de GS-code 1006 en de textielproducten die in bijlage X bij dit Protocol zijn opgesomd. Dit Protocol is van toepassing om te bepalen of producten van oorsprong zijn uit een ontwikkelingsland dat geen ACS-staat is. Tenzij een van de partijen vraagt dat de kwestie voor een besluit aan de ACS-EG-Raad van Ministers wordt voorgelegd, neemt het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking, overeenkomstig artikel 37, besluiten over verzoeken van de ACS-staten. Artikel 7 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het product dat bij het vaststellen van de indeling in de nomenclatuur volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat: - wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, volgens het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt; - wanneer een zending uit een aantal eendere producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen. 2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. Artikel 8 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie. Artikel 9 Stellen of assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt. Artikel 10 Neutrale elementen Om de oorsprong van een product te bepalen behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van de bij de vervaardiging van dat product gebruikte a) energie en brandstof, b) fabrieksuitrusting, c) machines en werktuigen, en d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen. TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de ACS-staten zijn voldaan, behoudens het bepaalde in artikel 6. 2. Indien uit de ACS-staten, de Gemeenschap of de LGO's naar een ander land uitgevoerde producten van oorsprong terugkeren, worden zij geacht, behoudens het bepaalde in artikel 6, geen product van oorsprong meer te zijn, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat: a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en b) dat deze goederen, in de periode dat zij in dat andere land waren of waren uitgevoerd, geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren. Artikel 12 Rechtstreeks vervoer 1. De preferentiële regeling waarin de bepalingen inzake handelssamenwerking van bijlage V voorzien is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen en die rechtstreeks, zonder enig ander gebied binnen te komen, tussen het grondgebied van de ACS-staten, de Gemeenschap, de LGO's of Zuid-Afrika, bij toepassing van artikel 6, zijn vervoerd. Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren. Het is evenwel toegestaan producten van oorsprong per pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van een ACS-staat, de Gemeenschap of een LGO te vervoeren. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer: a) hetzij, een enkel vervoerdocument ter dekking van het vervoer vanuit het land van uitvoer door het land van doorvoer; b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin: i) de producten nauwkeurig zijn omschreven, ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen; en iii) wordt verklaard op welke voorwaarden de producten in het land van doorvoer verbleven; c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. Artikel 13 Tentoonstellingen 1. Op producten van oorsprong die vanuit een ACS-staat naar een tentoonstelling in een ander dan de in artikel 6 bedoelde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Gemeenschap zijn verkocht, zijn de bepalingen van bijlage V bij invoer in de Gemeenschap van toepassing voorzover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat: a) een exporteur deze producten vanuit een ACS-staat naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld; b) die exporteur de producten aan een persoon in de Gemeenschap heeft verkocht of op andere wijze afgestaan; c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond. 2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel IV afgegeven of opgesteld en op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden opgevraagd ten aanzien van de voorwaarden waarop de producten werden tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV BEWIJS VAN DE OORSPRONG Artikel 14 Algemene eisen 1. Producten van oorsprong uit de ACS-staten komen bij invoer in de Gemeenschap voor de voordelen van bijlage V in aanmerking op vertoon van: a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IV is opgenomen; of, b) in de in artikel 19, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage V bij dit Protocol is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna "factuurverklaring" genoemd). 2. In afwijking van lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 25 bedoelde gevallen voor de voordelen van bijlage V in aanmerking zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. Artikel 15 Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage IV opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig de bepalingen van dit Protocol ingevuld. Indien zij met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, moet, op verzoek van de douaneautoriteiten van de ACS-staat van uitvoer waar dit certificaat is afgegeven, steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de ACS-staat van uitvoer indien de betrokken goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de ACS-staten of uit een van de andere in artikel 6 bedoelde landen en aan de andere voorwaarden van dit Protocol wordt voldaan. 5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producten van oorsprong zijn en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd. Artikel 16 Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In afwijking van artikel 15, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of indien b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Bij toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de reden van zijn aanvraag. 3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de in de aanvraag van de exporteur voorkomende gegevens overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 4. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht: "NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFØLGENDE", "ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI", "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND". 5. De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. Artikel 17 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht: "DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "KAKSOISKAPPALE". 3. De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum. Artikel 18 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in een ACS-staat of in de Gemeenschap onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats binnen de ACS-staten of de Gemeenschap. Dit certificaat of deze certificaten word(t)(en) afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de producten. Artikel 19 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. De in artikel 14, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door: a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 20, of door b) een willekeurige exporteur voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan EUR 6000 bedraagt. 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de betrokken producten als van oorsprong in de ACS-staten of in een van de andere in artikel 6 bedoelde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen. 3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage V bij dit Protocol is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden. 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 20 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden. Artikel 20 Toegelaten exporteur 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de bepalingen inzake handelssamenwerking van bijlage V van toepassing zijn, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die deze vergunning aanvraagt moet naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden in verband met de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen aan het verlenen van de status van toegelaten exporteur de door hen nodig geachte voorwaarden verbinden. 3. De douaneautoriteiten kunnen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld. 4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur. 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt. Artikel 21 Geldigheid van het bewijs van oorsprong 1. Een bewijs van de oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van de oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden. 3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van de oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. Artikel 22 Doorvoerprocedure Wanneer de goederen een andere ACS-staat of een andere LGO dan het land van oorsprong binnenkomen, gaat een nieuwe geldigheidsduur van vier maanden in op de datum waarop de douaneautoriteiten van het land van doorvoer in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1: - het woord "transit", - de naam van het land van doorvoer, - het officiële stempel, waarvan een voorbeeld overeenkomstig artikel 31 aan de Commissie is toegezonden, - de datum van deze verklaringen, hebben aangebracht. Artikel 23 Overlegging van het bewijs van oorsprong Bewijzen van de oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van de oorsprong wordt vertaald. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van bijlage V voldoen. Artikel 24 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending. Artikel 25 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong 1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voorzover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen. 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 euro voor kleine zendingen of 1200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. Artikel 26 Inlichtingen ten behoeve van de cumulatie 1. Wanneer artikel 2, lid 2, of artikel 6, lid 1, wordt toegepast, wordt het bewijs dat de materialen uit andere ACS-staten, de Gemeenschap of de LGO's van oorsprong zijn in de zin van dit Protocol geleverd door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of door een leveranciersverklaring, waarvan het model in bijlage VI A bij dit Protocol is opgenomen, afgegeven door de exporteur in de staat of het LGO waaruit de goederen afkomstig zijn. 2. Wanneer artikel 2, lid 2, artikel 6, lid 2, en artikel 6, lid 9, worden toegepast, wordt het bewijs van de be- of verwerking in de andere ACS-staten, de Gemeenschap, de LGO's of Zuid-Afrika geleverd door de leveranciersverklaring, waarvan het model in bijlage VI B bij dit Protocol is opgenomen, afgegeven door de exporteur in de staat of het LGO waaruit de materialen afkomstig zijn. 3. Voor elke zending materialen moet de leverancier een afzonderlijke leveranciersverklaring opstellen, hetzij op de handelsfactuur betreffende deze zending of op een bijlage bij deze factuur, hetzij op een pakbon of op een ander handelsdocument inzake deze zending waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren. 4. De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld. 5. De leveranciersverklaring wordt van een handtekening voorzien. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring per computer worden opgemaakt, behoeft de leveranciersverklaring niet van een handtekening te worden voorzien indien de douaneautoriteiten in het land of gebied waar de leveranciersverklaring wordt opgesteld weten wie de verantwoordelijke is binnen de onderneming van de leverancier. Deze douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen. 6. De leveranciersverklaring wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in de ACS-staat van uitvoer waarbij het verzoek om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is ingediend. 7. Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen die vóór de inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig artikelen 23 van Protocol 1 bij de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst zijn afgegeven, blijven geldig. Artikel 27 Bewijsstukken De in artikel 15, lid 3, en artikel 19, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit een ACS-staat of uit een van de andere in artikel 6 bedoelde landen en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn: a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen; b) in een ACS-staat of in een van de andere in artikel 6 bedoelde landen afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt; c) in een ACS-staat, in de Gemeenschap of in een LGO afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van de materialen in de ACS-staten, in de Gemeenschap of in de LGO's blijkt; d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit Protocol in een ACS-staat of in een van de andere in artikel 6 bedoelde landen zijn afgegeven of opgesteld. Artikel 28 Bewaring van het bewijs van de oorsprong en de bewijsstukken 1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 15, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar. 2. De exporteur die een factuurverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 19, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar. 3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven bewaren het in artikel 15, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar. Artikel 29 Verschillen en vormfouten 1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens op het bewijs van de oorsprong en de gegevens op de documenten die, met het oog op het vervullen van de formaliteiten bij invoer, bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van de oorsprong hierdoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van de oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens. Artikel 30 In euro uitgedrukte bedragen 1. De in een bepaalde nationale valuta van een lidstaat te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die nationale valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober 1999. 2. De in euro uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde in de nationale valuta van sommige lidstaten van de EG kunnen zo nodig door de Gemeenschap worden herzien en worden door de Gemeenschap, uiterlijk een maand voordat de herziening van kracht wordt, aan het Comité Douanesamenwerking medegedeeld. De Gemeenschap draagt er bij deze herziening zorg voor dat de te gebruiken bedragen in nationale valuta's niet worden verminderd en onderzoekt tevens of het wenselijk is de gevolgen van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen. 3. Wanneer de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lidstaat van de EG, aanvaardt het land van invoer het bedrag dat door de betrokken lidstaat is medegedeeld. TITEL V REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING Artikel 31 Wederzijdse bijstand 1. De ACS-staten doen de Commissie de afdrukken toekomen van de door hen gebruikte stempels alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen worden met het oog op de toepassing van de preferentiële regeling aanvaard vanaf de ontvangst van deze informatie door de Commissie. De Commissie geeft deze informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten door. 2. Ten behoeve van de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap, de ACS-staten en de LGO's elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten, de factuurverklaringen of de leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens. De geraadpleegde autoriteiten verstrekken de relevante gegevens over de voorwaarden waarop het product is vervaardigd, met name over de voorwaarden waarop de oorsprongsregels in de verschillende betrokken ACS-staten, lidstaten of LGO's in acht zijn genomen. Artikel 32 Controle van de bewijzen van de oorsprong 1. De bewijzen van de oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol. 2. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om een controle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van de oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Zij kunnen in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de betrokken producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen. 5. De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd worden zo spoedig mogelijk van de resultaten van de controle in kennis gesteld. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de ACS-staten of uit een van de andere in artikel 6 bedoelde landen kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na de datum van het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferenties niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. 7. Indien de resultaten van de controle of andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat de bepalingen van dit Protocol worden geschonden, stelt de ACS-staat op eigen initiatief of op verzoek van de Gemeenschap met de nodige spoed een onderzoek in of laat hij een onderzoek instellen om eventuele schendingen vast te stellen en te voorkomen. De betrokken ACS-staat kan de Commissie verzoeken aan dit onderzoek deel te nemen. Artikel 33 Controle van de leveranciersverklaring 1. De leveranciersverklaring kan door middel van steekproeven worden gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van de staat van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens over de oorsprong van de betrokken materialen. 2. De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad volgens het model in bijlage VII bij dit Protocol. De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen ook de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring werd opgesteld. Een kopie van het inlichtingenblad wordt ten minste drie jaar bewaard door het kantoor dat het heeft afgegeven. 3. De verzoekende douaneautoriteiten worden zo spoedig mogelijk van de resultaten van de controle in kennis gesteld. Uit het antwoord moet duidelijk blijken of de verklaring betreffende de status van de materialen juist is. 4. Met het oog op een eventuele controle bewaren de leveranciers een kopie van het document dat de verklaring bevat alsmede elk document waaruit de werkelijke status van de goederen blijkt gedurende ten minste twee jaar. 5. De douaneautoriteiten van de staat waar de leveranciersverklaring is opgesteld, kunnen elk bewijs verlangen en alle controles uitvoeren die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te verifiëren. 6. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat is afgegeven of opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, wordt geacht ongeldig te zijn. Artikel 34 Regeling van geschillen Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 32 en 33 bedoelde controles die de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die de controle moesten uitvoeren niet onderling kunnen regelen, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden voorgelegd aan het bij artikel 37 bedoelde Comité Douanesamenwerking. In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van dat land. Artikel 35 Sancties Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen. Artikel 36 Vrije zones 1. De ACS-staten nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een oorsprongsbewijs of een leveranciersverklaring worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong onder dekking van een oorsprongsbewijs in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit Protocol. Artikel 37 Comité voor douanesamenwerking 1. Er wordt een Comité voor douanesamenwerking ingesteld, hierna het "Comité" genoemd, dat ermee belast is de administratieve samenwerking met het oog op de juiste en uniforme toepassing van dit Protocol te waarborgen en elke andere opdracht op douanegebied die het kan worden toevertrouwd, uit te voeren. 2. Het Comité onderzoekt op gezette tijden welke de gevolgen zijn van de toepassing van de oorsprongsregels voor de ACS-staten, in het bijzonder voor de minst ontwikkelde ACS-staten, en doet de Raad van Ministers aanbevelingen voor passende maatregelen toekomen. 3. Het Comité neemt overeenkomstig artikel 6 besluiten over cumulatie. 4. Het Comité neemt overeenkomstig artikel 38 besluiten in verband met afwijkingen van dit Protocol. 5. Het Comité komt op gezette tijden bijeen, met name ter voorbereiding van de besluiten die krachtens artikel 40 door de Raad van Ministers worden genomen. 6. Het Comité is samengesteld uit deskundigen van de lidstaten en ambtenaren van de Commissie onder wier bevoegdheid douaneaangelegenheden vallen, enerzijds, en uit deskundigen die de ACS-staten vertegenwoordigen en ambtenaren van regionale groeperingen van de ACS-staten die verantwoordelijk zijn voor douaneaangelegenheden, anderzijds. Het Comité kan zo nodig een beroep doen op deskundigen. Artikel 38 Afwijkingen 1. Wanneer zulks op grond van de ontwikkeling van bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd is, kan het Comité toestaan dat van dit Protocol wordt afgeweken. De betrokken ACS-staat of ACS-staten stellen, voordat of wanneer de ACS-staten de kwestie aan het Comité voorleggen, de Gemeenschap in kennis van zijn (hun) verzoek om een afwijking en vermelden de redenen van het verzoek overeenkomstig lid 2. De Gemeenschap willigt alle verzoeken van ACS-staten in die overeenkomstig dit artikel gerechtvaardigd zijn, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie van de Gemeenschap. 2. Om het Comité in staat te stellen de verzoeken om afwijking te kunnen beoordelen, verstrekt de aanvragende ACS-staat, met behulp van het formulier waarvan het model in bijlage VIII is opgenomen, ter staving van zijn verzoek zo volledig mogelijke gegevens die met name op de volgende punten betrekking hebben: - omschrijving van het eindproduct, - aard en hoeveelheid van de materialen van oorsprong uit derde landen, - aard en hoeveelheid van de materialen van oorsprong uit de ACS-staten, de Gemeenschap of de LGO of die aldaar een be- of verwerking hebben ondergaan, - fabricageprocédés, - toegevoegde waarde, - aantal werknemers van het betrokken bedrijf, - verwachte omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap, - andere mogelijke bronnen waaruit grondstoffen betrokken kunnen worden, - verantwoording van de duur van de gevraagde afwijking, rekening houdend met de andere bronnen waaruit de materialen eventueel betrokken kunnen worden, - andere opmerkingen. Hetzelfde geldt voor eventuele verlengingen. Het formulier kan door het Comité worden gewijzigd. 3. Bij het onderzoek van de aanvragen wordt in het bijzonder rekening gehouden met: a) het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van de betrokken ACS-staat of ACS-staten; b) de gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels de mogelijkheden van een bestaande industrie in een ACS-staat om haar uitvoer naar de Gemeenschap voort te zetten duidelijk zou verminderen, met name indien dit tot stopzetting van haar activiteiten zou leiden; c) bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat belangrijke investeringen in een industrie door de toepassing van de oorsprongsregels ontmoedigd worden en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat er op den duur toe leidt dat deze regels kunnen worden nageleefd. 4. In alle gevallen dient te worden onderzocht of de regels inzake de cumulatie van de oorsprong geen oplossing bieden voor het probleem. 5. Wanneer het verzoek om een afwijking een minstontwikkelde of insulaire ACS-staat betreft, wordt het in een geest van welwillendheid onderzocht, waarbij met name rekening wordt gehouden met: a) de economische en sociale weerslag van het te nemen besluit op de werkgelegenheid; b) de periode gedurende welke de afwijking moet worden toegepast, bij de vaststelling waarvan de bijzondere situatie van de betrokken ACS-staat en de moeilijkheden waarmede hij te kampen heeft, in aanmerking worden genomen. 6. Elk verzoek wordt afzonderlijk onderzocht, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om de oorsprong te verlenen aan producten waarin materialen zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit naburige ontwikkelingslanden, minstontwikkelde landen of ontwikkelingslanden waarmee een of meer ACS-staten bijzondere banden hebben, mits met deze landen een bevredigende administratieve samenwerking tot stand kan worden gebracht. 7. Onverminderd de leden 1 tot en met 6 wordt de afwijking toegestaan wanneer de waarde die is toegevoegd aan de niet van oorsprong zijnde producten die in de betrokken ACS-staat of de ACS-staten zijn bewerkt of verwerkt, ten minste 45 % van de waarde van het eindproduct bedraagt, mits door deze afwijking geen ernstige schade kan ontstaan voor een economische sector van de Gemeenschap of van een of meer lidstaten. 8. Onverminderd de leden 1 tot en met 7 worden afwijkingen voor tonijnconserven slechts toegestaan binnen een contingent van 8000 ton per jaar en voor tonijnzijden ("loins") binnen een contingent van 2000 ton per jaar. De verzoeken om afwijkingen worden door de ACS-staten, met inachtneming van bovengenoemd contingenten, ingediend bij het Comité, dat deze afwijkingen automatisch verleent en deze door middel van een besluit in werking doet treden. 9. Het Comité draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 75 werkdagen na ontvangst van het verzoek door de EEG-co-voorzitter van het Comité, een besluit wordt genomen. Indien de Gemeenschap de ACS-staten binnen deze termijn niet van zijn standpunt inzake het verzoek in kennis stelt, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. Indien het Comité geen besluit neemt, wordt het Comité van Ambassadeurs verzocht in de maand volgende op die waarin de kwestie hem werd voorgelegd, een uitspraak te doen. 10. a) De afwijkingen gelden voor een door het Comité vast te stellen periode die in het algemeen vijf jaar bedraagt. b) Het besluit tot afwijking kan voorzien in verlengingen zonder dat het Comité hiervoor een nieuw besluit behoeft te nemen, op voorwaarde dat door de betrokken ACS-staat of ACS-staten drie maanden vóór het einde van iedere periode wordt aangetoond dat nog niet kan worden voldaan aan de bepalingen van dit Protocol waarop de afwijking betrekking heeft. Indien tegen de verlenging bezwaar wordt gemaakt, wordt dit door het Comité ten spoedigste onderzocht en besluit het of de afwijking kan worden verlengd. Het Comité volgt hierbij de in lid 9 omschreven procedure. Alle dienstige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich onderbrekingen in de toepassing van de afwijking voordoen. c) Tijdens de onder a) en b) genoemde periodes kan het Comité de voorwaarden voor toepassing van de afwijking opnieuw onderzoeken indien blijkt dat zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan in de essentiële feiten die aanleiding hebben gegeven tot het goedkeuren van de afwijking. Naar aanleiding van dit onderzoek kan het Comité zijn besluit wijzigen wat het toepassingsgebied van de afwijking of een andere vroeger vastgestelde voorwaarde betreft. TITEL VI CEUTA EN MELILLA Artikel 39 Bijzondere voorwaarden 1. De in dit Protocol gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. Onder "producten van oorsprong uit de Gemeenschap" worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan. 2. Dit Protocol is van overeenkomstige toepassing om vast te stellen of producten die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, beschouwd kunnen worden van oorsprong te zijn uit de ACS-staten. 3. Wanneer geheel en al in Ceuta, Melilla, de LGO's of de Gemeenschap verkregen producten in de ACS-staten een be- of verwerking ondergaan, worden zij beschouwd geheel en al in de ACS-staten te zijn verkregen. 4. Be- en verwerkingen in Ceuta en Melilla, de LGO's of de Gemeenschap worden geacht in de ACS-staten te zijn verricht wanneer de materialen in de ACS-staten een verdere be- of verwerking ondergaan. 5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de in artikel 5 genoemde ontoereikende be- en verwerkingen niet als een be- of verwerking beschouwd. 6. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd. TITEL VII SLOTBEPALINGEN Artikel 40 Herziening van de oorsprongsregels Overeenkomstig artikel 7 van bijlage V worden de toepassing en de economische consequenties van dit Protocol jaarlijks of telkens wanneer de ACS-staten of de Gemeenschap daartoe een verzoek indienen, door de Raad van Ministers aan een onderzoek onderworpen met het doel daarin de noodzakelijk geachte wijzigingen of aanpassingen aan te brengen. De Raad van Ministers houdt onder meer rekening met de mogelijke gevolgen van de technologische ontwikkelingen voor de regels van oorsprong. De genomen besluiten worden zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd. Artikel 41 Bijlagen De bijlagen bij dit Protocol maken deel uit van dit Protocol. Artikel 42 Tenuitvoerlegging De Gemeenschap en de ACS-staten nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol. Bijlage I bij Protocol 1 AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II Aantekening 1 In deze lijst zijn de voorwaarden omschreven waarop producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 4 van het Protocol. Aantekening 2 1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor ieder product dat in de kolommen 1 en 2 is omschreven, wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. 2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld. 3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder streepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is. 4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast. Aantekening 3 1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is Artikel 4 van het Protocol van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in de ACS-staten. Bijvoorbeeld: Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224. Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap van niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal in een later productiestadium mag evenwel niet worden gebruikt. 3. Onverminderd Aantekening 3.2 geldt dat wanneer volgens de regel "materialen van een willekeurige post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voor zover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post ..." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2. 4. Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt. Bijvoorbeeld: Volgens de regel voor weefsels van de GS-posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat zowel natuurlijke vezels als chemicaliën moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.3 met betrekking tot textielproducten). Bijvoorbeeld: De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen uiteraard wel worden gebruikt. Deze regel geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium. Bijvoorbeeld: Indien voor een kledingstuk van ex Hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, uitsluitend het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. 6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden. Aantekening 4 1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en ander plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 3. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. 4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507. Aantekening 5 1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging van dit product zijn gebruikt en die, tezamen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 2. De in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd. Basistextielmaterialen zijn: - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardehaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - filamenten die elektriciteit geleiden, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl, - synthetische stapelvezels van polyimide, - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfon, - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride, - andere synthetische stapelvezels, - kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht, - andere producten van post 5605. Bijvoorbeeld: Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen. Bijvoorbeeld: Een weefsel van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel. Bijvoorbeeld: Getuft textielweefsel van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn. Bijvoorbeeld: Indien het betrokken getufte textielweefsel is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende soorten basistextielmateriaal en is het getufte textielweefsel bijgevolg een gemengd product. 3. In het geval van weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %. 4. In het geval van weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen ten hoogste 30 %. Aantekening 6 1. Indien een in de lijst genoemd textielproduct van een voetnoot is voorzien dat naar deze aantekening verwijst, dan mogen bij de vervaardiging van dat textielproduct textielfournituren worden gebruikt die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, voor zover het gewicht ervan niet meer bedraagt dan 10 % van het totale gewicht van alle in het product opgenomen textielmaterialen. Textielfournituren zijn ingedeeld onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63. Voeringen en tussenvoeringen worden niet als fournituren beschouwd. 2. Fournituren en toebehoren die niet van textiel zijn en andere gebruikte materialen die textiel bevatten behoeven niet aan de voorwaarden in kolom 3 te voldoen, zelfs al is Aantekening 3.5 daarop niet van toepassing. 3. Overeenkomstig Aantekening 3.5 mogen niet van oorsprong zijnde fournituren en toebehoren of andere producten die geen textiel bevatten vrij worden gebruikt wanneer zij niet uit de in kolom 3 genoemde materialen kunnen worden vervaardigd. - Bijvoorbeeld(1), wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een bloes, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet van textielmaterialen kunnen worden gemaakt. 4. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van fournituren en toebehoren rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de in het product verwerkte materialen die niet van oorsprong zijn. Aantekening 7 1. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan: a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(2), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren. 2. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan: a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(3), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren, j) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T), k) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren, l) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt, m) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, n) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading. 3. In de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen. (1) Dit voorbeeld wordt slechts bij wijze van uitleg gegeven. Het is juridisch niet bindend. (2) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. (3) Dit voorbeeld wordt slecht bij wijze van uitleg gegeven. Het is juridisch niet bindend. Bijlage II bij protocol 1 LIJST VAN OORSPRONGVERLENENDE BE- OF VERWERKINGEN Het is mogelijk dat niet alle in de lijst genoemde producten onder de Overeenkomst vallen. De lijst dient tezamen met de andere delen van de Overeenkomst te worden gelezen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> Bijlage III bij Protocol 1 LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE In dit Protocol wordt onder "landen en gebieden overzee" de hieronder genoemde landen en gebieden verstaan die zijn vermeld in het Vierde Deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap: (Onverminderd het statuut van deze landen en gebieden of de ontwikkeling van dat statuut) 1. Land dat speciale banden heeft met het Koninkrijk Denemarken: - Groenland. 2. Overzeese gebieden van de Franse Republiek: - Nieuw Caledonië, - Frans Polynesië, - de Franse Zuidelijke en Zuidpool-gebieden, - de eilanden Wallis en Futuna. 3. Territoriale gemeenschappen van de Franse Republiek: - Mayotte, - Saint Pierre en Miquelon. 4. Overzeese landen die onder het Koninkrijk Nederland vallen: - Aruba, - Nederlandse Antillen: - Bonaire, - Curaçao, - Saba, - Sint Eustatius, - Sint Maarten. 5. Britse overzeese landen en gebieden: - Anguilla, - Caymaneilanden, - Falklandeilanden, - South Georgia en de Zuidelijke Sandwich-eilanden, - Montserrat, - Pitcairn, - Saint Helena, Ascension en Tristan da Cunha - Brits Antarctica, - Brits gebied in de Indische Oceaan, - de Turks-en Caicoseilanden, - Britse Maagdeneilanden. Bijlage IV bij Protocol 1 FORMULIER VOOR HET CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER 1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden gesteld op het formulier waarvan het model in deze bijlage is opgenomen. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld. De certificaten worden in een van deze talen opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de staat van uitvoer. Indien zij met de hand worden opgesteld, dient dit met inkt en in blokletters te geschieden. 2. De afmetingen van het certificaat zijn 210 x 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 60 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 3. De staten van uitvoer kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of deze door erkende drukkerijen te laten drukken. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. De certificaten worden van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien. >PIC FILE= "L_2000317NL.018901.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.019001.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.019101.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.019201.EPS"> Bijlage V bij Protocol 1 >PIC FILE= "L_2000317NL.019302.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.019401.EPS"> Bijlage VI A bij Protocol 1 >PIC FILE= "L_2000317NL.019502.EPS"> Bijlage VI B bij Protocol 1 >PIC FILE= "L_2000317NL.019602.EPS"> Bijlage VII bij Protocol 1 INLICHTINGENBLAD 1. Er moet gebruik worden gemaakt van de formulieren "inlichtingenblad" waarvan het model in deze bijlage is opgenomen. Deze formulieren worden gedrukt in een of meer van de officiële talen waarin de overeenkomst is opgesteld en in overeenstemming met het nationale recht van de staat van uitvoer. De inlichtingenbladen worden in een van deze talen ingevuld; worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. Zij moeten van een al dan niet gedrukt volgnummer zijn voorzien. 2. Het formaat van het inlichtingenblad is 210 x 297mm, waarbij in de lengte een afwijking van 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit en houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 25 g/m2. 3. De nationale administraties kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of ze door erkende drukkers te laten drukken. In het laatste geval wordt op ieder formulier naar deze vergunning verwezen. De formulieren zijn voorzien van naam en adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. >PIC FILE= "L_2000317NL.019901.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.020001.EPS"> Bijlage VIII bij Protocol 1 >PIC FILE= "L_2000317NL.020102.EPS"> >PIC FILE= "L_2000317NL.020201.EPS"> Bijlage IX bij Protocol 1 BE- OF VERWERKING VAN TEXTIELMATERIALEN VAN OORSPRONG UIT DE IN ARTIKEL 6, LID 11, VAN DIT PROTOCOL BEDOELDE ONTWIKKELINGSLANDEN WAARDOOR HET VERKREGEN PRODUCT VAN OORSPRONG IS UIT EEN ACS-LAND Onder afdeling XI ingedeelde textielstoffen en textielwaren >RUIMTE VOOR DE TABEL> Opmerkingen betreffende de eindbewerkingen - Bijzondere gevallen Bij bepaalde productieprocédés kunnen de eindbewerkingen van een dusdanige betekenis zijn, met name in het geval van een combinatie van eindbewerkingen, dat ze niet meer als een simpele eindbewerking kunnen worden beschouwd. In dergelijke gevallen wordt confectie die deze bewerkingen nog niet heeft ondergaan niet als volledig beschouwd. Bijlage X bij Protocol 1 TEXTIELPRODUCTEN WAAROP DE CUMULATIEPROCEDURE MET DE IN ARTIKEL 6, LID 11, BEDOELDE ONTWIKKELINGSLANDEN NIET VAN TOEPASSING IS >RUIMTE VOOR DE TABEL> Bijlage XI bij Protocol 1 PRODUCTEN WAAROP DE IN ARTIKEL 6, LID 3, BEDOELDE CUMULATIE MET ZUID-AFRIKA WORDT TOEGEPAST DRIE JAAR NA DE VOORLOPIGE TOEPASSING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HANDEL, ONTWIKKELING EN SAMENWERKING TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA Industrieproducten GN-code 96 Zout (tafelzout en gedenatureerd zout daaronder begrepen) 2501 00 51 2501 00 91 2501 00 99 Alkali- en aardalkalimetalen; zeldzame aardmetalen 2805 11 00 2805 19 00 2805 21 00 2805 22 00 2805 30 10 2805 30 90 2805 40 10 Ammoniak, watervrij of in waterige oplossing (ammonia) 2814 10 00 2814 20 00 Natriumhydroxide (bijtende soda) 2815 11 00 2815 12 00 Zinkoxide; zinkperoxide 2817 00 00 Kunstmatig korund 2818 10 00 2818 20 00 2818 30 00 Chroomoxiden en chroomhydroxiden 2819 10 00 2819 90 00 Mangaanoxiden 2820 10 00 2820 90 00 Titaanoxiden 2823 00 00 Hydrazine en hydroxylamine 2825 80 00 Chloriden, chlorideoxiden en chloridehydroxiden 2827 10 00 Sulfiden; polysulfiden 2830 10 00 Fosfinaten (hypofosfieten), fosfonaten 2835 10 00 2835 22 00 2835 23 00 2835 24 00 2835 25 10 2835 25 90 2835 26 10 2835 26 90 2835 29 10 2835 29 90 2835 31 00 2835 39 10 2835 39 30 2835 39 70 Carbonaten; peroxocarbonaten (percarbonaten) 2836 20 00 2836 40 00 2836 60 00 Zouten van oxometaalzuren of van peroxometaalzuren 2841 61 00 Radioactieve chemische elementen 2844 30 11 2844 30 19 2844 30 51 Andere isotopen dan die bedoeld bij post 2844 2845 10 00 2845 90 10 Carbiden, al dan niet chemisch welbepaald 2849 20 00 2849 90 30 Hydriden, nitriden, aziden, siliciden en boriden 2850 00 70 Cyclische koolwaterstoffen 2902 50 00 Halogeenderivaten van koolwaterstoffen 2903 11 00 2903 12 00 2903 13 00 2903 14 00 2903 15 00 2903 16 00 2903 19 10 2903 19 90 2903 21 00 2903 23 00 2903 29 00 2903 30 10 2903 30 31 2903 30 33 2903 30 38 2903 30 90 2903 41 00 2903 42 00 2903 43 00 2903 44 10 2903 44 90 2903 45 10 2903 45 15 2903 45 20 2903 45 25 2903 45 30 2903 45 35 2903 45 40 2903 45 45 2903 45 50 2903 45 55 2903 45 90 2903 46 10 2903 46 20 2903 46 90 2903 47 00 2903 49 10 2903 49 20 2903 49 90 2903 51 90 2903 59 10 2903 59 30 2903 59 90 2903 61 00 2903 62 00 2903 69 10 2903 69 90 Acyclische alcoholen alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan 2905 11 00 2905 12 00 2905 13 00 2905 14 10 2905 14 90 2905 15 00 2905 16 10 2905 16 90 2905 17 00 2905 19 10 2905 19 90 2905 22 10 2905 22 90 2905 29 10 2905 29 90 2905 31 00 2905 32 00 2905 39 10 2905 39 90 2905 41 00 2905 42 00 2905 49 10 2905 49 51 2905 49 59 2905 49 90 2905 50 10 2905 50 30 2905 50 99 Fenolen; fenolalcoholen 2907 11 00 2907 15 00 2907 22 10 Ethers, etheralcoholen, etherfenolen 2909 11 00 2909 19 00 2909 20 00 2909 30 31 2909 30 39 2909 30 90 2909 41 00 2909 42 00 2909 43 00 2909 44 00 2909 49 10 2909 49 90 2909 50 10 2909 50 90 2909 60 00 Epoxiden, epoxyalcoholen, epoxyfenolen en epoxyethers 2910 20 00 Aldehyden, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen 2912 41 00 2912 60 00 Ketonen en chinonen, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen 2914 11 00 2914 21 00 Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren 2915 11 00 2915 12 00 2915 13 00 2915 21 00 2915 22 00 2915 23 00 2915 24 00 2915 29 00 2915 31 00 2915 32 00 2915 33 00 2915 34 00 2915 35 00 2915 39 10 2915 39 30 2915 39 50 2915 39 90 2915 40 00 2915 50 00 2915 60 10 2915 60 90 2915 70 15 2915 70 20 2915 70 25 2915 70 30 2915 70 80 2915 90 10 2915 90 20 2915 90 80 Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren 2916 12 10 2916 12 20 2916 12 90 2916 14 10 2916 14 90 Meerwaardige carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden 2917 11 00 2917 14 00 2917 35 00 2917 36 00 2917 37 00 Carbonzuren met andere zuurstofhoudende groepen 2918 14 00 2918 15 00 2918 22 00 2918 90 00 Aminoverbindingen 2921 11 10 2921 11 90 2921 12 00 2921 19 10 2921 19 30 2921 19 90 2921 21 00 2921 22 00 2921 29 00 2921 30 10 2921 30 90 2921 41 00 2921 42 10 2921 42 90 2921 43 10 2921 43 90 2921 44 00 2921 45 00 2921 49 10 2921 49 90 2921 51 10 2921 51 90 2921 59 00 Aminoverbindingen met zuurstofhoudende groepen 2922 11 00 2922 12 00 2922 13 00 2922 19 00 2922 21 00 2922 22 00 2922 29 00 2922 30 00 2922 42 10 2922 43 00 2922 49 80 2922 50 00 Amidoverbindingen van carbonzuren 2924 21 10 2924 21 90 2924 29 30 Nitrillen 2926 10 00 2926 90 90 Organische zwavelverbindingen 2930 20 00 2930 90 12 2930 90 14 2930 90 16 Andere organische verbindingen van niet-metalen of van metalen 2931 00 40 Heterocyclische verbindingen met één of meer zuurstofatomen 2932 12 00 2932 13 00 2932 21 00 Heterocyclische verbindingen met één of meer stikstofatomen 2933 61 00 Sulfonamiden 2935 00 00 Minerale of chemische stikstofhoudende meststoffen 3102 10 10 3102 10 90 3102 21 00 3102 29 00 3102 30 10 3102 30 90 3102 40 10 3102 40 90 3102 50 90 3102 60 00 3102 70 90 3102 80 00 3102 90 00 Minerale of chemische fosfaathoudende meststoffen 3103 10 10 3103 10 90 Minerale of chemische meststoffen 3105 10 00 3105 20 10 3105 20 90 3105 30 10 3105 30 90 3105 40 10 3105 40 90 3105 51 00 3105 59 00 3105 60 10 3105 60 90 3105 90 91 3105 90 99 Looiextracten van plantaardige oorsprong 3201 20 00 3201 90 20 Andere kleur- en verfstoffen 3206 11 00 3206 19 00 3206 20 00 3206 30 00 3206 41 00 3206 42 00 3206 43 00 3206 49 90 3206 50 00 Actieve kool; geactiveerde natuurlijke minerale producten 3802 10 00 3802 90 00 Insectendodende middelen, rattenbestrijdingsmiddelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen 3808 10 20 3808 10 30 3808 30 11 3808 30 13 3808 30 15 3808 30 17 3808 30 21 3808 30 23 3808 30 27 3808 30 30 3808 30 90 Bereide rubbervulkanisatieversnellers; weekmakers van gemengde samenstelling 3812 30 20 Organische oplosmiddelen en verdunners 3814 00 90 Alkylbenzenen en alkylnaftalenen, van gemengde samenstelling 3817 10 10 3817 10 50 3817 10 80 3817 20 00 Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen 3824 90 90 Polymeren van ethyleen, in primaire vormen 3901 10 10 3901 10 90 3901 20 00 3901 30 00 3901 90 00 Polymeren van propyleen of van andere olefinen 3902 10 00 3902 20 00 3902 30 00 3902 90 00 Polymeren van styreen, in primaire vormen 3903 11 00 3903 19 00 3903 20 00 3903 30 00 3903 90 00 Polymeren van vinylchloride 3904 10 00 3904 21 00 3904 22 00 3904 30 00 3904 40 00 3904 50 00 3904 61 90 3904 69 00 3904 90 00 Polymeren van vinylacetaat 3905 12 00 Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen 3907 20 19 3907 20 90 3907 60 90 3907 91 10 3907 91 90 3907 99 10 3907 99 90 Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen 3920 10 22 3920 10 28 3920 10 40 3920 10 80 3920 20 21 3920 20 29 3920 20 71 3920 20 79 3920 20 90 3920 30 00 3920 41 11 3920 41 19 3920 41 91 3920 41 99 3920 42 11 3920 42 19 3920 42 91 3920 42 99 3920 51 00 3920 59 00 3920 61 00 3920 62 10 3920 62 90 3920 63 00 3920 69 00 3920 71 11 3920 71 19 3920 71 90 3920 72 00 3920 73 10 3920 73 50 3920 73 90 3920 79 00 3920 91 00 3920 92 00 3920 93 00 3920 94 00 3920 99 11 3920 99 19 3920 99 50 3920 99 90 Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen 3921 90 19 Artikelen voor vervoer of voor verpakking 3923 21 00 Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber 4012 10 30 4012 10 50 4012 10 80 4012 20 90 4012 90 10 4012 90 90 Binnenbanden van rubber 4013 10 10 4013 10 90 4013 20 00 4013 90 10 4013 90 90 Leder en voorgelooide onthaarde huiden en vellen van runderen of van paarden 4104 10 91 4104 10 95 4104 10 99 4104 21 00 4104 22 90 4104 29 00 4104 31 11 4104 31 19 4104 31 30 4104 31 90 4104 39 10 4104 39 90 Schapenleder, alsmede voorgelooide onthaarde huiden en vellen, van schapen 4105 20 00 Leder en voorgelooide onthaarde huiden en vellen, van andere dieren 4107 10 10 4107 29 10 4107 90 10 4107 90 90 Zeemleder, gecombineerd gelooid zeemleder daaronder begrepen 4108 00 10 4108 00 90 Lakleder, gelamineerd lakleder daaronder begrepen 4109 00 00 Kunstleder op basis van leder of van ledervezels 4111 00 00 Kleding en kledingtoebehoren, van leder of van kunstleder 4203 10 00 4203 21 00 4203 29 10 4203 29 91 4203 29 99 4203 30 00 4203 40 00 Spaanplaat en dergelijke plaat van hout 4410 11 00 4410 19 10 4410 19 30 4410 19 50 4410 19 90 4410 90 00 Vezelplaat van houtvezels of van andere houtachtige vezels 4411 11 00 4411 19 00 4411 21 00 4411 29 00 4411 31 00 4411 39 00 4411 91 00 4411 99 00 Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout 4412 13 11 4412 13 19 4412 13 90 4412 14 00 4412 19 00 4412 22 10 4412 22 91 4412 22 99 4412 23 00 4412 29 20 4412 29 80 4412 92 10 4412 92 91 4412 92 99 4412 93 00 4412 99 20 4412 99 80 Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken 4418 10 10 4418 10 50 4418 10 90 4418 20 10 4418 20 50 4418 20 80 4418 30 10 4418 90 10 Inlegwerk van hout; koffertjes, kistjes en etuis 4420 90 11 4420 90 19 Werken van natuurkurk 4503 10 10 4503 10 90 4503 90 00 Vlechten en dergelijke artikelen van vlechtstoffen 4601 99 10 Mandenmakerswerk 4602 90 10 Registers, comptabiliteitsboeken, zakboekjes, orderboekjes 4820 10 30 Prentenalbums, prentenboeken, tekenboeken en kleurboeken, voor kinderen 4903 00 00 Gedrukte cartografische werken van alle soorten 4905 10 00 Decalcomanieën van alle soorten 4908 10 00 4908 90 00 Prentbriefkaarten en andere gedrukte briefkaarten; gedrukte kaarten 4909 00 10 4909 00 90 Kalenders van alle soorten, gedrukt, kalenderblokken daaronder begrepen 4910 00 00 Ander drukwerk, prenten, gravures en foto's daaronder begrepen 4911 10 10 4911 10 90 4911 91 80 4911 99 00 Garens van zijde (andere dan de garens van afval van zijde) 5004 00 10 5004 00 90 Garens van afval van zijde, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein 5005 00 10 5005 00 90 Garens van zijde of van afval van zijde, opgemaakt voor de verkoop in het klein 5006 00 10 5006 00 90 Weefsels van zijde of van afval van zijde 5007 10 00 5007 20 11 5007 20 19 5007 20 21 5007 20 31 5007 20 39 5007 20 41 5007 20 51 5007 20 59 5007 20 61 5007 20 69 5007 20 71 5007 90 10 5007 90 30 5007 90 50 5007 90 90 Kaardgaren van wol, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein 5106 10 10 5106 10 90 5106 20 11 5106 20 19 5106 20 91 5106 20 99 Kamgaren van wol, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein 5107 10 10 5107 10 90 5107 20 10 5107 20 30 5107 20 51 5107 20 59 5107 20 91 5107 20 99 Garens van fijn haar, gekaard of gekamd, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein 5108 10 10 5108 10 90 5108 20 10 5108 20 90 Garens van wol of van fijn haar, opgemaakt voor de verkoop in het klein 5109 10 10 5109 10 90 5109 90 10 5109 90 90 Garens van grof haar of van paardenhaar (crin) 5110 00 00 Weefsels van gekaarde wol of van gekaard fijn haar 5111 11 11 5111 11 19 5111 11 91 5111 11 99 5111 19 11 5111 19 19 5111 19 31 5111 19 39 5111 19 91 5111 19 99 5111 20 00 5111 30 10 5111 30 30 5111 30 90 5111 90 10 5111 90 91 5111 90 93 5111 90 99 Weefsels van gekamde wol of van gekamd fijn haar 5112 11 10 5112 11 90 5112 19 11 5112 19 19 5112 19 91 5112 19 99 5112 20 00 5112 30 10 5112 30 30 5112 30 90 5112 90 10 5112 90 91 5112 90 93 5112 90 99 Weefsels van grof haar of van paardenhaar (crin) 5113 00 00 Naaigarens van katoen, ook indien opgemaakt voor de verkoop in het klein 5204 11 00 5204 19 00 5204 20 00 Garens van katoen (andere dan naaigarens) 5205 11 00 5205 12 00 5205 13 00 5205 14 00 5205 15 10 5205 15 90 5205 21 00 5205 22 00 5205 23 00 5205 24 00 5205 26 00 5205 27 00 5205 28 00 5205 31 00 5205 32 00 5205 33 00 5205 34 00 5205 35 10 5205 35 90 5205 41 00 5205 42 00 5205 43 00 5205 44 00 5205 46 00 5205 47 00 5205 48 00 Garens van katoen (andere dan naaigarens) 5206 11 00 5206 12 00 5206 13 00 5206 14 00 5206 15 10 5206 15 90 5206 21 00 5206 22 00 5206 23 00 5206 24 00 5206 25 10 5206 25 90 5206 31 00 5206 32 00 5206 33 00 5206 34 00 5206 35 10 5206 35 90 5206 41 00 5206 42 00 5206 43 00 5206 44 00 5206 45 10 5206 45 90 Garens van katoen (andere dan naaigarens), opgemaakt voor de verkoop in het klein 5207 10 00 5207 90 00 Garens van vlas 5306 10 11 5306 10 19 5306 10 31 5306 10 39 5306 10 50 5306 10 90 5306 20 11 5306 20 19 5306 20 90 Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergarens 5308 20 10 5308 20 90 5308 30 00 5308 90 11 5308 90 13 5308 90 19 5308 90 90 Weefsels van vlas 5309 11 11 5309 11 19 5309 11 90 5309 19 10 5309 19 90 5309 21 10 5309 21 90 5309 29 10 5309 29 90 Weefsels van jute of van andere bastvezels 5310 10 10 5310 10 90 5310 90 00 Weefsels van andere plantaardige textielvezels 5311 00 10 5311 00 90 Naaigarens van synthetische of van kunstmatige filamenten 5401 10 11 5401 10 19 5401 10 90 5401 20 10 5401 20 90 Synthetische filamentgarens (andere dan naaigarens) 5402 10 10 5402 10 90 5402 20 00 5402 31 10 5402 31 30 5402 31 90 5402 32 00 5402 33 10 5402 33 90 5402 39 10 5402 39 90 5402 41 10 5402 41 30 5402 41 90 5402 42 00 5402 43 10 5402 43 90 5402 49 10 5402 49 91 5402 49 99 5402 51 10 5402 51 30 5402 51 90 5402 52 10 5402 52 90 5402 59 10 5402 59 90 5402 61 10 5402 61 30 5402 61 90 5402 62 10 5402 62 90 5402 69 10 5402 69 90 Kunstmatige filamentgarens (andere dan naaigarens) 5403 10 00 5403 20 10 5403 20 90 5403 31 00 5403 32 00 5403 33 10 5403 33 90 5403 39 00 5403 41 00 5403 42 00 5403 49 00 Synthetische monofilamenten van 67 decitex of meer 5404 10 10 5404 10 90 5404 90 11 5404 90 19 5404 90 90 Kunstmatige monofilamenten van 67 decitex of meer 5405 00 00 Synthetische of kunstmatige filamentgarens (andere dan naaigarens) 5406 10 00 5406 20 00 Weefsels van synthetische filamentgarens 5407 10 00 5407 20 11 5407 20 19 5407 20 90 5407 30 00 5407 41 00 5407 42 00 5407 43 00 5407 44 00 5407 51 00 5407 52 00 5407 53 00 5407 54 00 5407 61 10 5407 61 30 5407 61 50 5407 61 90 5407 69 10 5407 69 90 5407 71 00 5407 72 00 5407 73 00 5407 74 00 5407 81 00 5407 82 00 5407 83 00 5407 84 00 5407 91 00 5407 92 00 5407 93 00 5407 94 00 Weefsels van kunstmatige filamentgarens 5408 10 00 5408 21 00 5408 22 10 5408 22 90 5408 23 10 5408 23 90 5408 24 00 5408 31 00 5408 32 00 5408 33 00 5408 34 00 Kabel van synthetische filamenten 5501 10 00 5501 20 00 5501 30 00 5501 90 00 Kabel van kunstmatige filamenten 5502 00 10 5502 00 90 Synthetische stapelvezels, niet gekaard, niet gekamd, noch op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen 5503 10 11 5503 10 19 5503 10 90 5503 20 00 5503 30 00 5503 40 00 5503 90 10 5503 90 90 Kunstmatige stapelvezels, niet gekaard, niet gekamd, noch op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen 5504 10 00 5504 90 00 Afval van synthetische of van kunstmatige vezels (kammeling, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) 5505 10 10 5505 10 30 5505 10 50 5505 10 70 5505 10 90 5505 20 00 Synthetische stapelvezels, gekaard, gekamd of op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen 5506 10 00 5506 20 00 5506 30 00 5506 90 10 5506 90 91 5506 90 99 Kunstmatige stapelvezels, gekaard, gekamd of op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen 5507 00 00 Naaigarens van synthetische of van kunstmatige stapelvezels 5508 10 11 5508 10 19 5508 10 90 5508 20 10 5508 20 90 Garens van synthetische stapelvezels (andere dan naaigarens) 5509 11 00 5509 12 00 5509 21 10 5509 21 90 5509 22 10 5509 22 90 5509 31 10 5509 31 90 5509 32 10 5509 32 90 5509 41 10 5509 41 90 5509 42 10 5509 42 90 5509 51 00 5509 52 10 5509 52 90 5509 53 00 5509 59 00 5509 61 10 5509 61 90 5509 62 00 5509 69 00 5509 91 10 5509 91 90 5509 92 00 5509 99 00 Garens van kunstmatige stapelvezels (andere dan naaigarens) 5510 11 00 5510 12 00 5510 20 00 5510 30 00 5510 90 00 Garens van synthetische of van kunstmatige stapelvezels (andere dan naaigarens) 5511 10 00 5511 20 00 5511 30 00 Watten van textielstof en artikelen daarvan 5601 10 10 5601 10 90 5601 21 10 5601 21 90 5601 22 10 5601 22 91 5601 22 99 5601 29 00 5601 30 00 Vilt, ook indien geïmpregneerd 5602 10 11 5602 10 19 5602 10 31 5602 10 35 5602 10 39 5602 10 90 5602 21 00 5602 29 10 5602 29 90 5602 90 00 Gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd 5603 11 10 5603 11 90 5603 12 10 5603 12 90 5603 13 10 5603 13 90 5603 14 10 5603 14 90 5603 91 10 5603 91 90 5603 92 10 5603 92 90 5603 93 10 5603 93 90 5603 94 10 5603 94 90 Draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel 5604 10 00 5604 20 00 5604 90 00 Metaalgarens, ook indien omwoeld 5605 00 00 Omwoeld garen, alsmede strippen 5606 00 10 5606 00 91 5606 00 99 Artikelen van garen, van strippen 5609 00 00 Tapijten 5701 10 10 5701 10 91 5701 10 93 5701 10 99 5701 90 10 5701 90 90 Fluweel, pluche en chenilleweefsel 5801 10 00 5801 21 00 5801 22 00 5801 23 00 5801 24 00 5801 25 00 5801 26 00 5801 31 00 5801 32 00 5801 33 00 5801 34 00 5801 35 00 5801 36 00 5801 90 10 5801 90 90 Lussenweefsel (bad- of frotteerstof) 5802 11 00 5802 19 00 5802 20 00 5802 30 00 Weefsel met gaasbinding, ander dan lint 5803 10 00 5803 90 10 5803 90 30 5803 90 50 5803 90 90 Tule, bobinettule en filetweefsel 5804 10 11 5804 10 19 5804 10 90 5804 21 10 5804 21 90 5804 29 10 5804 29 90 5804 30 00 Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins) 5805 00 00 Lint 5806 10 00 5806 20 00 5806 31 10 5806 31 90 5806 32 10 5806 32 90 5806 39 00 5806 40 00 Etiketten, insignes en dergelijke artikelen van textiel 5807 10 10 5807 10 90 5807 90 10 5807 90 90 Vlechten aan het stuk; passementwerk 5808 10 00 5808 90 00 Weefsels van metaaldraad en weefsels van metaalgarens 5809 00 00 Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven 5810 10 10 5810 10 90 5810 91 10 5810 91 90 5810 92 10 5810 92 90 5810 99 10 5810 99 90 Gematelasseerde textielproducten aan het stuk 5811 00 00 Weefsels bedekt met lijm 5901 10 00 5901 90 00 Bandenkoordweefsel ("tyre cord fabric" ) van garens met een hoge sterktegraad van nylon 5902 10 10 5902 10 90 5902 20 10 5902 20 90 5902 90 10 5902 90 90 Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt 5903 10 10 5903 10 90 5903 20 10 5903 20 90 5903 90 10 5903 90 91 5903 90 99 Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden 5904 10 00 5904 91 10 5904 91 90 5904 92 00 Wandbekleding van textielstof 5905 00 10 5905 00 31 5905 00 39 5905 00 50 5905 00 70 5905 00 90 Gegummeerde weefsels 5906 10 10 5906 10 90 5906 91 00 5906 99 10 5906 99 90 Weefsels, anderszins geïmpregneerd, bekleed of bedekt 5907 00 10 5907 00 90 Kousen, pitten en wieken, voor lampen, voor komforen, voor aanstekers, voor kaarsen en dergelijke 5908 00 00 Brandslangen en dergelijke slangen, van textielstoffen 5909 00 10 5909 00 90 Drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden 5910 00 00 Producten en artikelen van textiel, voor technisch gebruik 5911 10 00 5911 20 00 5911 31 11 5911 31 19 5911 31 90 5911 32 10 5911 32 90 5911 40 00 5911 90 10 5911 90 90 Poolbrei- en poolhaakwerk (hoogpolige stoffen en lussenstof daaronder begrepen) 6001 10 00 6001 21 00 6001 22 00 6001 29 10 6001 29 90 6001 91 10 6001 91 30 6001 91 50 6001 91 90 6001 92 10 6001 92 30 6001 92 50 6001 92 90 6001 99 10 6001 99 90 Overjassen, jekkers, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor heren of voor jongens 6101 10 10 6101 10 90 6101 20 10 6101 20 90 6101 30 10 6101 30 90 6101 90 10 6101 90 90 Mantels, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor dames of voor meisjes 6102 10 10 6102 10 90 6102 20 10 6102 20 90 6102 30 10 6102 30 90 6102 90 10 6102 90 90 Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, voor heren of voor jongens 6103 41 10 6103 41 90 6103 42 10 6103 42 90 6103 43 10 6103 43 90 6103 49 10 6103 49 91 6103 49 99 Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, voor dames of voor meisjes 6104 51 00 6104 52 00 6104 53 00 6104 59 00 6104 61 10 6104 61 90 6104 62 10 6104 62 90 6104 63 10 6104 63 90 6104 69 10 6104 69 91 6104 69 99 Slips, onderbroeken, nachthemden, pyjama's, voor heren of voor jongens 6107 11 00 6107 12 00 6107 19 00 6107 21 00 6107 22 00 6107 29 00 6107 91 10 6107 91 90 6107 92 00 6107 99 00 Onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, voor dames of voor meisjes 6108 11 10 6108 11 90 6108 19 10 6108 19 90 6108 21 00 6108 22 00 6108 29 00 6108 31 10 6108 31 90 6108 32 11 6108 32 19 6108 32 90 6108 39 00 6108 91 10 6108 91 90 6108 92 00 6108 99 10 6108 99 90 T-shirts, borstrokken en onderhemden, van brei- of haakwerk 6109 10 00 6109 90 10 6109 90 30 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken, van brei- of haakwerk 6112 11 00 6112 12 00 6112 19 00 6112 20 00 6112 31 10 6112 31 90 6112 39 10 6112 39 90 6112 41 10 6112 41 90 6112 49 10 6112 49 90 Kleding vervaardigd van brei- of haakwerk 6113 00 10 6113 00 90 Andere kleding van brei- of haakwerk 6114 10 00 6114 20 00 6114 30 00 6114 90 00 Kousenbroeken, kousen, kniekousen, sokken en dergelijke artikelen 6115 11 00 6115 12 00 6115 19 10 6115 19 90 6115 20 11 6115 20 19 6115 20 90 6115 91 00 6115 92 00 6115 93 10 6115 93 30 6115 93 91 6115 93 99 6115 99 00 Handschoenen en wanten van brei- of haakwerk 6116 10 20 6116 10 80 6116 91 00 6116 92 00 6116 93 00 6116 99 00 Ander geconfectioneerd kledingtoebehoren van brei- of haakwerk 6117 10 00 6117 20 00 6117 80 10 6117 80 90 6117 90 00 Overjassen, jekkers, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor heren of voor jongens 6201 11 00 6201 12 10 6201 12 90 6201 13 10 6201 13 90 6201 19 00 6201 91 00 6201 92 00 6201 93 00 6201 99 00 Mantels, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor dames of voor meisjes 6202 11 00 6202 12 10 6202 12 90 6202 13 10 6202 13 90 6202 19 00 6202 91 00 6202 92 00 6202 93 00 6202 99 00 Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, voor heren of voor jongens 6203 41 10 6203 41 30 6203 41 90 6203 42 11 6203 42 31 6203 42 33 6203 42 35 6203 42 51 6203 42 59 6203 42 90 6203 43 11 6203 43 19 6203 43 31 6203 43 39 6203 43 90 6203 49 11 6203 49 19 6203 49 31 6203 49 39 6203 49 50 6203 49 90 Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, voor dames of voor meisjes 6204 51 00 6204 52 00 6204 53 00 6204 59 10 6204 59 90 6204 61 10 6204 61 80 6204 61 90 6204 62 11 6204 62 31 6204 62 33 6204 62 39 6204 62 51 6204 62 59 6204 62 90 6204 63 11 6204 63 18 6204 63 31 6204 63 39 6204 63 90 6204 69 11 6204 69 18 6204 69 31 6204 69 39 6204 69 50 6204 69 90 Overhemden voor heren of voor jongens 6205 10 00 6205 20 00 6205 30 00 6205 90 10 6205 90 90 Onderhemden, slips, onderbroeken, voor heren of voor jongens 6207 11 00 6207 19 00 6207 21 00 6207 22 00 6207 29 00 6207 91 10 6207 91 90 6207 92 00 6207 99 00 Onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips, voor dames of voor meisjes 6208 11 00 6208 19 10 6208 19 90 6208 21 00 6208 22 00 6208 29 00 6208 91 11 6208 91 19 6208 91 90 6208 92 10 6208 92 90 6208 99 00 Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, bretels, jarretelles 6212 10 00 6212 20 00 6212 30 00 6212 90 00 Zakdoeken 6213 10 00 6213 20 00 6213 90 00 Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers 6214 10 00 6214 20 00 6214 30 00 6214 40 00 6214 90 10 6214 90 90 Dassen, strikjes en sjaaldassen 6215 10 00 6215 20 00 6215 90 00 Handschoenen en wanten 6216 00 00 Ander geconfectioneerd kledingtoebehoren 6217 10 00 6217 90 00 Dekens 6301 10 00 6301 20 10 6301 20 91 6301 20 99 6301 30 10 6301 30 90 6301 40 10 6301 40 90 6301 90 10 6301 90 90 Zakken 6305 10 10 6305 10 90 6305 20 00 6305 32 11 6305 32 81 6305 32 89 6305 32 90 6305 33 10 6305 33 91 6305 33 99 6305 39 00 6305 90 00 Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen 6306 11 00 6306 12 00 6306 19 00 6306 21 00 6306 22 00 6306 29 00 6306 31 00 6306 39 00 6306 41 00 6306 49 00 6306 91 00 6306 99 00 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen 6307 10 10 6307 10 30 6307 10 90 6307 20 00 6307 90 10 6307 90 91 6307 90 99 Stellen of assortimenten, bestaande uit weefsel en garen 6308 00 00 Oude kleren en dergelijke 6309 00 00 Waterdicht schoeisel met buitenzool en bovendeel van rubber 6401 10 10 6401 10 90 6401 91 10 6401 91 90 6401 92 10 6401 92 90 6401 99 10 6401 99 90 Ander schoeisel met buitenzool en bovendeel van rubber 6402 12 10 6402 12 90 6402 19 00 6402 20 00 6402 30 00 6402 91 00 6402 99 10 6402 99 31 6402 99 39 6402 99 50 6402 99 91 6402 99 93 6402 99 96 6402 99 98 Schoeisel met buitenzool van rubber, van kunststof, van leder of van kunstleder en met bovendeel van leder 6403 12 00 6403 19 00 6403 20 00 6403 30 00 6403 40 00 6403 51 11 6403 51 15 6403 51 19 6403 51 91 6403 51 95 6403 51 99 6403 59 11 6403 59 31 6403 59 35 6403 59 39 6403 59 50 6403 59 91 6403 59 95 6403 59 99 6403 91 11 6403 91 13 6403 91 16 6403 91 18 6403 91 91 6403 91 93 6403 91 96 6403 91 98 6403 99 11 6403 99 31 6403 99 33 6403 99 36 6403 99 38 6403 99 50 6403 99 91 6403 99 93 6403 99 96 6403 99 98 Schoeisel, met buitenzool van rubber, van kunststof, van leder of van kunstleder en met bovendeel van textiel 6404 11 00 6404 19 10 6404 19 90 6404 20 10 6404 20 90 Ander schoeisel 6405 10 10 6405 10 90 6405 20 10 6405 20 91 6405 20 99 6405 90 10 6405 90 90 Delen van schoeisel (daaronder begrepen bovendelen) 6406 10 11 6406 10 19 6406 10 90 6406 20 10 6406 20 90 6406 91 00 6406 99 10 6406 99 30 6406 99 50 6406 99 60 6406 99 80 Plavuizen, vloer- en wandtegels, verglaasd noch geglazuurd, van keramische stoffen 6907 10 00 6907 90 10 6907 90 91 6907 90 93 6907 90 99 Plavuizen, vloer- en wandtegels, verglaasd of geglazuurd 6908 10 10 6908 10 90 6908 90 11 6908 90 21 6908 90 29 6908 90 31 6908 90 51 6908 90 91 6908 90 93 6908 90 99 Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen 6911 10 00 6911 90 00 Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van keramische stoffen 6912 00 10 6912 00 30 6912 00 50 6912 00 90 Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen, van keramische stoffen 6913 10 00 6913 90 10 6913 90 91 6913 90 93 6913 90 99 Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik 7013 10 00 7013 21 11 7013 21 19 7013 21 91 7013 21 99 7013 29 10 7013 29 51 7013 29 59 7013 29 91 7013 29 99 7013 31 10 7013 31 90 7013 32 00 7013 39 10 7013 39 91 7013 39 99 7013 91 10 7013 91 90 7013 99 10 7013 99 90 Glasvezels (glaswol daaronder begrepen) 7019 11 00 7019 12 00 7019 19 10 7019 19 90 7019 31 00 7019 32 00 7019 39 10 7019 39 90 7019 40 00 7019 51 10 7019 51 90 7019 52 00 7019 59 10 7019 59 90 7019 90 10 7019 90 30 7019 90 91 7019 90 99 Andere werken van edele metalen 7115 90 10 7115 90 90 Ferrolegeringen 7202 50 00 7202 70 00 7202 91 00 7202 92 00 7202 99 30 7202 99 80 Staven en profielen, van koper 7407 10 00 7407 21 10 7407 21 90 7407 22 10 7407 22 90 7407 29 00 Draad van koper 7408 11 00 7408 19 10 7408 19 90 7408 21 00 7408 22 00 7408 29 00 Platen, bladen en strippen, van koper 7409 11 00 7409 19 00 7409 21 00 7409 29 00 7409 31 00 7409 39 00 7409 40 10 7409 40 90 7409 90 10 7409 90 90 Bladkoper (ook indien bedrukt of op een drager) 7410 11 00 7410 12 00 7410 21 00 7410 22 00 Buizen en pijpen, van koper 7411 10 11 7411 10 19 7411 10 90 7411 21 10 7411 21 90 7411 22 00 7411 29 10 7411 29 90 Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen 7412 10 00 7412 20 00 Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van koper 7413 00 91 7413 00 99 Metaaldoek (eindeloos metaaldoek daaronder begrepen), metaalgaas en traliewerk, van koperdraad 7414 20 00 7414 90 00 Draadnagels, spijkers, punaises, aangepunte krammen en dergelijke artikelen, van koper 7415 10 00 7415 21 00 7415 29 00 7415 31 00 7415 32 00 7415 39 00 Veren van koper 7416 00 00 Komforen en andere huishoudelijke verwarmingstoestellen 7417 00 00 Keukengerei, toiletartikelen, huishoudelijke en sanitaire artikelen 7418 11 00 7418 19 00 7418 20 00 Andere werken van koper 7419 10 00 7419 91 00 7419 99 00 Staven en profielen, van aluminium 7604 10 10 7604 10 90 7604 21 00 7604 29 10 7604 29 90 Draad van aluminium 7605 11 00 7605 19 00 7605 21 00 7605 29 00 Platen, bladen en strippen, van aluminium 7606 11 10 7606 11 91 7606 11 93 7606 11 99 7606 12 10 7606 12 50 7606 12 91 7606 12 93 7606 12 99 7606 91 00 7606 92 00 Bladaluminium 7607 11 10 7607 11 90 7607 19 10 7607 19 91 7607 19 99 7607 20 10 7607 20 91 7607 20 99 Buizen en pijpen, van aluminium 7608 10 90 7608 20 30 7608 20 91 7608 20 99 Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van aluminium 7609 00 00 Constructiewerken van aluminium 7610 10 00 7610 90 10 7610 90 90 Reservoirs, voeders, kuipen, van aluminium 7611 00 00 Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken, van aluminium 7612 10 00 7612 90 10 7612 90 20 7612 90 91 7612 90 98 Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of voor vloeibaar gemaakt gas, van aluminium 7613 00 00 Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium 7614 10 00 7614 90 00 Keukengerei, toiletartikelen, huishoudelijke en sanitaire artikelen, van aluminium 7615 11 00 7615 19 10 7615 19 90 7615 20 00 Andere werken van aluminium 7616 10 00 7616 91 00 7616 99 10 7616 99 90 Ruw lood 7801 10 00 7801 91 00 7801 99 91 7801 99 99 Wolfraam en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8101 10 00 8101 91 10 Molybdeen en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8102 10 00 8102 91 10 8102 93 00 Magnesium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8104 11 00 8104 19 00 Cadmium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8107 10 10 Titaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8108 10 10 8108 10 90 8108 90 30 8108 90 50 8108 90 70 8108 90 90 Zirkonium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8109 10 10 8109 90 00 Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8110 00 11 8110 00 19 Beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium 8112 20 31 8112 30 20 8112 30 90 8112 91 10 8112 91 31 8112 99 30 Cermets en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen 8113 00 20 8113 00 40 Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren 8401 10 00 8401 20 00 8401 30 00 8401 40 10 8401 40 90 Waterturbines, waterraderen (waterwielen) en regulators daarvoor 8410 11 00 8410 12 00 8410 13 00 8410 90 10 8410 90 90 Turbinestraalmotoren; schroefturbines en andere gasturbines 8411 11 90 8411 12 90 8411 21 90 8411 22 90 8411 81 90 8411 82 91 8411 82 93 8411 82 99 8411 91 90 8411 99 90 Luchtpompen, vacuümpompen, compressoren voor lucht of voor andere gassen 8414 10 30 8414 10 50 8414 10 90 8414 20 91 8414 20 99 8414 30 30 8414 30 91 8414 30 99 8414 40 10 8414 40 90 8414 51 90 8414 59 30 8414 59 50 8414 59 90 8414 60 00 8414 80 21 8414 80 29 8414 80 31 8414 80 39 8414 80 41 8414 80 49 8414 80 60 8414 80 71 8414 80 79 8414 80 90 8414 90 90 Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting 8427 10 10 8427 10 90 8427 20 11 8427 20 19 8427 20 90 8427 90 00 Naaimachines, andere dan de naaimachines voor het boekbindersbedrijf 8452 10 11 8452 10 19 8452 10 90 8452 21 00 8452 29 00 8452 30 10 8452 30 90 8452 40 00 8452 90 00 Elektromechanische toestellen voor huishoudelijk gebruik 8509 10 10 8509 10 90 8509 20 00 8509 30 00 8509 40 00 8509 80 00 8509 90 10 8509 90 90 Elektrische geisers en andere elektrische heetwatertoestellen 8516 29 91 8516 31 10 8516 31 90 8516 40 10 8516 40 90 8516 50 00 8516 60 70 8516 71 00 8516 72 00 8516 79 80 Platenspelers, elektrogrammofoons, cassettespelers 8519 10 00 8519 21 00 8519 29 00 8519 31 00 8519 39 00 8519 40 00 8519 93 31 8519 93 39 8519 93 81 8519 93 89 8519 99 12 8519 99 18 8519 99 90 Toestellen voor het opnemen van geluid op magneetbanden en andere toestellen voor het opnemen van geluid 8520 10 00 8520 32 19 8520 32 50 8520 32 91 8520 32 99 8520 33 19 8520 33 90 8520 39 10 8520 39 90 8520 90 90 Video-opname- en videoweergaveapparaten 8521 10 30 8521 10 80 8521 90 00 Delen en toebehoren voor de toestellen en apparaten bedoeld bij de posten 8419 tot en met 8421 8522 10 00 8522 90 30 8522 90 91 8522 90 98 Dragers, geprepareerd voor het opnemen van geluid 8523 30 00 Grammofoonplaten, banden en andere dragers waarop is opgenomen 8524 10 00 8524 32 00 8524 39 00 8524 51 00 8524 52 00 8524 53 00 8524 60 00 8524 99 00 Ontvangtoestellen voor radiotelefonie 8527 12 10 8527 12 90 8527 13 10 8527 13 91 8527 13 99 8527 21 20 8527 21 52 8527 21 59 8527 21 70 8527 21 92 8527 21 98 8527 29 00 8527 31 11 8527 31 19 8527 31 91 8527 31 93 8527 31 98 8527 32 90 8527 39 10 8527 39 91 8527 39 99 8527 90 91 8527 90 99 Ontvangtoestellen voor televisie 8528 12 14 8528 12 16 8528 12 18 8528 12 22 8528 12 28 8528 12 52 8528 12 54 8528 12 56 8528 12 58 8528 12 62 8528 12 66 8528 12 72 8528 12 76 8528 12 81 8528 12 89 8528 12 91 8528 12 98 8528 13 00 8528 21 14 8528 21 16 8528 21 18 8528 21 90 8528 22 00 8528 30 10 8528 30 90 Delen bestemd voor de toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528 8529 10 20 8529 10 31 8529 10 39 8529 10 40 8529 10 50 8529 10 70 8529 10 90 8529 90 51 8529 90 59 8529 90 70 8529 90 81 8529 90 89 Elektrische toestellen voor hoorbare of voor zichtbare signalen 8531 10 20 8531 10 30 8531 10 80 8531 80 90 8531 90 90 Elektronenbuizen met verhitte kathode, met koude kathode of met fotokathode 8540 11 11 8540 11 13 8540 11 15 8540 11 19 8540 11 91 8540 11 99 8540 12 00 8540 20 10 8540 20 30 8540 20 90 8540 40 00 8540 50 00 8540 60 00 8540 71 00 8540 72 00 8540 79 00 8540 81 00 8540 89 11 8540 89 19 8540 89 90 8540 91 00 8540 99 00 Elektronische geïntegreerde schakelingen en micro-assemblages 8542 14 25 Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) 8544 11 10 8544 11 90 8544 19 10 8544 19 90 8544 20 00 8544 30 90 8544 41 10 8544 41 90 8544 49 20 8544 49 80 8544 51 00 8544 59 10 8544 59 20 8544 59 80 8544 60 10 8544 60 90 8544 70 00 Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen 8702 10 91 8702 10 99 8702 90 31 8702 90 39 8702 90 90 Automobielen voor goederenvervoer 8704 10 11 8704 10 19 8704 10 90 8704 21 10 8704 21 91 8704 21 99 8704 22 10 8704 23 10 8704 31 10 8704 31 91 8704 31 99 8704 32 10 8704 90 00 Automobielen voor bijzondere doeleinden 8705 10 00 8705 20 00 8705 30 00 8705 40 00 8705 90 10 8705 90 30 8705 90 90 Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem 8709 11 10 8709 11 90 8709 19 10 8709 19 90 8709 90 10 8709 90 90 Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor 8711 10 00 8711 20 10 8711 20 91 8711 20 93 8711 20 98 8711 30 10 8711 30 90 8711 40 00 8711 50 00 8711 90 00 Rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen) 8712 00 10 8712 00 30 8712 00 80 Fotokopieerapparaten 9009 11 00 9009 12 00 9009 21 00 9009 22 10 9009 22 90 9009 30 00 9009 90 10 9009 90 90 Elementen met vloeibare kristallen 9013 10 00 9013 20 00 9013 80 11 9013 80 19 9013 80 30 9013 80 90 9013 90 10 9013 90 90 Polshorloges, zakhorloges en dergelijke horloges met kast van edel metaal 9101 11 00 9101 12 00 9101 19 00 9101 21 00 9101 29 00 9101 91 00 9101 99 00 Andere polshorloges, zakhorloges en dergelijke horloges 9102 11 00 9102 12 00 9102 19 00 9102 21 00 9102 29 00 9102 91 00 9102 99 00 Wekkers en klokjes, met horloge-uurwerk 9103 10 00 9103 90 00 Andere wekkers, pendules, klokken en dergelijke 9105 11 00 9105 19 00 9105 21 00 9105 29 00 9105 91 00 9105 99 10 9105 99 90 Piano's, ook indien mechanisch; klavecimbels 9201 10 10 9201 10 90 9201 20 00 9201 90 00 Revolvers en pistolen 9302 00 10 9302 00 90 Andere vuurwapens en dergelijke toestellen 9303 10 00 9303 20 30 9303 20 80 9303 30 00 9303 90 00 Andere wapens (bij voorbeeld geweren, karabijnen en pistolen, werkend met veer, perslucht of gas) 9304 00 00 Delen en toebehoren van de artikelen bedoeld bij de posten 9301 tot en met 9304 9305 10 00 9305 21 00 9305 29 10 9305 29 30 9305 29 80 9305 90 90 Bommen, granaten, torpedo's, mijnen, raketten 9306 10 00 9306 21 00 9306 29 40 9306 29 70 9306 30 10 9306 30 91 9306 30 93 9306 30 98 9306 90 90 Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402) 9401 20 00 9401 90 10 9401 90 30 9401 90 80 Andere meubelen en delen daarvan 9403 40 10 9403 40 90 9403 90 10 9403 90 30 9403 90 90 Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke 9404 10 00 9404 21 10 9404 21 90 9404 29 10 9404 29 90 9404 30 10 9404 30 90 9404 90 10 9404 90 90 Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) 9405 10 21 9405 10 29 9405 10 30 9405 10 50 9405 10 91 9405 10 99 9405 20 11 9405 20 19 9405 20 30 9405 20 50 9405 20 91 9405 20 99 9405 30 00 9405 40 10 9405 40 31 9405 40 35 9405 40 39 9405 40 91 9405 40 95 9405 40 99 9405 50 00 9405 60 91 9405 60 99 9405 91 11 9405 91 19 9405 91 90 9405 92 90 9405 99 90 Geprefabriceerde bouwwerken 9406 00 10 9406 00 31 9406 00 39 9406 00 90 Ander speelgoed; modellen op schaal 9503 10 10 9503 10 90 9503 20 10 9503 20 90 9503 30 10 9503 30 30 9503 30 90 9503 41 00 9503 49 10 9503 49 30 9503 49 90 9503 50 00 9503 60 10 9503 60 90 9503 70 00 9503 80 10 9503 80 90 9503 90 10 9503 90 32 9503 90 34 9503 90 35 9503 90 37 9503 90 51 9503 90 55 9503 90 99 Bezems en borstels 9603 10 00 9603 21 00 9603 29 10 9603 29 30 9603 29 90 9603 30 10 9603 30 90 9603 40 10 9603 40 90 9603 50 00 9603 90 10 9603 90 91 9603 90 99 Landbouwproducten GN-code 96 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels 0101 19 90 0101 20 90 Andere levende dieren 0106 00 20 Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten 0206 30 21 0206 41 91 0206 80 91 0206 90 91 Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee 0207 13 91 0207 14 91 0207 26 91 0207 27 91 0207 35 91 0207 36 89 Ander vlees en eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld 0208 10 11 0208 10 19 0208 90 10 0208 90 50 0208 90 60 0208 90 80 Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 0210 90 10 0210 90 60 0210 90 79 0210 90 80 Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt 0407 00 90 Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen 0410 00 00 Bollen, knollen en wortelstokken 0601 20 30 0601 20 90 Andere levende planten (wortels daaronder begrepen), stekken en enten 0602 20 90 0602 30 00 0602 40 10 0602 40 90 0602 90 10 0602 90 30 0602 90 41 0602 90 45 0602 90 49 0602 90 51 0602 90 59 0602 90 70 0602 90 91 0602 90 99 Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten 0604 91 21 0604 91 29 0604 91 49 0604 99 90 Aardappelen, vers of gekoeld 0701 90 59 0701 90 90 Uien, sjalotten, knoflook, prei 0703 20 00 Andere groenten, vers of gekoeld 0709 10 40 0709 51 30 0709 52 00 0709 60 99 0709 90 31 0709 90 71 0709 90 73 Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0710 80 59 Groenten, voorlopig verduurzaamd 0711 90 10 Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm 0712 90 05 Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal 0802 12 90 Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans 0804 10 00 Citrusvruchten, vers of gedroogd 0805 40 95 Druiven, vers of gedroogd 0806 20 91 0806 20 92 0806 20 98 Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen) 0809 40 1012) 0809 40 90 Ander fruit, vers 0810 40 50 Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0811 20 19 0811 20 51 0811 20 90 0811 90 31 0811 90 50 0811 90 85 Vruchten, voorlopig verduurzaamd 0812 90 40 Vruchten, gedroogd 0813 10 00 0813 30 00 0813 40 30 0813 40 95 Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand 0901 12 00 0901 21 00 0901 22 00 0901 90 90 Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen 0907 00 00 Gember, saffraan, kurkuma, tijm, laurierbladeren 0910 40 13 0910 40 19 0910 40 90 0910 91 90 0910 99 99 Zaaigoed, sporen daaronder begrepen 1209 11 00 1209 19 00 Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet 1212 92 00 Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) en vet van gevogelte 1501 00 90 Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie 1503 00 90 Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd 1508 10 90 1508 90 90 Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd 1511 90 11 1511 90 19 1511 90 99 Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie 1513 11 91 1513 11 99 1513 19 11 1513 19 19 1513 19 91 1513 19 99 1513 21 30 1513 21 90 1513 29 11 1513 29 19 1513 29 50 1513 29 91 1513 29 99 Andere plantaardige vetten en vette oliën 1515 19 90 1515 21 90 1515 29 90 1515 50 19 1515 50 99 1515 90 29 1515 90 39 1515 90 51 1515 90 59 1515 90 91 1515 90 99 Dierlijke en plantaardige vetten en oliën 1516 10 10 1516 10 90 1516 20 91 1516 20 96 1516 20 98 Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie 1517 10 90 1517 90 91 1517 90 99 Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën 1518 00 10 1518 00 91 1518 00 99 Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen 1601 00 10 Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren 1603 00 10 Melasse 1703 10 00 1703 90 00 Cacaopasta, ook indien ontvet 1803 10 00 1803 20 00 Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie 1804 00 00 Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen 1805 00 00 Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen 2001 90 60 2001 90 70 2001 90 75 2001 90 85 2001 90 91 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2004 90 30 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2005 70 10 2005 70 90 2005 90 10 2005 90 30 2005 90 50 2005 90 60 2005 90 70 2005 90 75 2005 90 80 Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen 2006 00 91 Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 11 10 2008 11 92 2008 11 96 2008 19 11 2008 19 13 2008 19 51 2008 19 93 2008 30 71 2008 91 00 2008 92 12 2008 92 14 2008 92 32 2008 92 34 2008 92 36 2008 92 38 2008 99 11 2008 99 19 2008 99 38 2008 99 40 2008 99 47 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 80 36 2009 80 38 2009 80 88 2009 80 89 2009 80 95 2009 80 96 Gist, ook indien inactief 2102 30 00 Sausen en preparaten voor sausen 2103 10 00 2103 30 90 2103 90 90 Preparaten voor soep of voor bouillon 2104 10 10 2104 10 90 2104 20 00 Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen 2106 90 92 Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen 2202 10 00 2202 90 10 Andere gegiste dranken (bij voorbeeld appelwijn) 2206 00 31 2206 00 39 2206 00 51 2206 00 59 2206 00 81 2206 00 89 Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol 2208 50 11 2208 50 19 2208 50 91 2208 50 99 2208 60 11 2208 60 91 2208 60 99 2208 70 10 2208 70 90 2208 90 11 2208 90 19 2208 90 57 2208 90 69 2208 90 74 2208 90 78 Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren 2309 10 90 2309 90 91 2309 90 93 2309 90 98 Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak 2401 10 30 2401 10 50 2401 10 70 2401 10 80 2401 10 90 2401 20 30 2401 20 49 2401 20 50 2401 20 80 2401 20 90 2401 30 00 Sigaren, cigarillo's en sigaretten 2402 10 00 2402 20 10 2402 20 90 2402 90 00 Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid 2403 10 10 2403 10 90 2403 91 00 2403 99 10 2403 99 90 Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne 3501 10 90 3501 90 10 3501 90 90 Albuminen 3502 90 70 Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils 3823 12 00 3823 70 00 Bijlage XII bij Protocol 1 PRODUCTEN WAAROP DE IN ARTIKEL 6, LID 3, BEDOELDE CUMULATIE MET ZUID-AFRIKA VAN TOEPASSING WORDT ZES JAAR NA DE VOORLOPIGE TOEPASSING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HANDEL, ONTWIKKELING EN SAMENWERKING TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA Industrieproducten (1) GN-code 96 Weefsels van katoen, bevattende 85 of meer gewichtspercenten katoen 5208 11 10 5208 11 90 5208 12 11 5208 12 13 5208 12 15 5208 12 19 5208 12 91 5208 12 93 5208 12 95 5208 12 99 5208 13 00 5208 19 00 5208 21 10 5208 21 90 5208 22 11 5208 22 13 5208 22 15 5208 22 19 5208 22 91 5208 22 93 5208 22 95 5208 22 99 5208 23 00 5208 29 00 5208 31 00 5208 32 11 5208 32 13 5208 32 15 5208 32 19 5208 32 91 5208 32 93 5208 32 95 5208 32 99 5208 33 00 5208 39 00 5208 41 00 5208 42 00 5208 43 00 5208 49 00 5208 51 00 5208 52 10 5208 52 90 5208 53 00 5208 59 00 Weefsels van katoen, bevattende 85 of meer gewichtspercenten katoen 5209 11 00 5209 12 00 5209 19 00 5209 21 00 5209 22 00 5209 29 00 5209 31 00 5209 32 00 5209 39 00 5209 41 00 5209 42 00 5209 43 00 5209 49 10 5209 49 90 5209 51 00 5209 52 00 5209 59 00 Weefsels van katoen, bevattende minder dan 85 gewichtspercenten katoen 5210 11 10 5210 11 90 5210 12 00 5210 19 00 5210 21 10 5210 21 90 5210 22 00 5210 29 00 5210 31 10 5210 31 90 5210 32 00 5210 39 00 5210 41 00 5210 42 00 5210 49 00 5210 51 00 5210 52 00 5210 59 00 Weefsels van katoen, bevattende minder dan 85 gewichtspercenten katoen 5211 11 00 5211 12 00 5211 19 00 5211 21 00 5211 22 00 5211 29 00 5211 31 00 5211 32 00 5211 39 00 5211 41 00 5211 42 00 5211 43 00 5211 49 10 5211 49 90 5211 51 00 5211 52 00 5211 59 00 Andere weefsels van katoen 5212 11 10 5212 11 90 5212 12 10 5212 12 90 5212 13 10 5212 13 90 5212 14 10 5212 14 90 5212 15 10 5212 15 90 5212 21 10 5212 21 90 5212 22 10 5212 22 90 5212 23 10 5212 23 90 5212 24 10 5212 24 90 5212 25 10 5212 25 90 Weefsels, bevattende 85 of meer gewichtspercenten synthetische stapelvezels 5512 11 00 5512 19 10 5512 19 90 5512 21 00 5512 29 10 5512 29 90 5512 91 00 5512 99 10 5512 99 90 Weefsels van synthetische stapelvezels, bevattende minder dan 85 gewichtspercenten van deze vezels 5513 11 10 5513 11 30 5513 11 90 5513 12 00 5513 13 00 5513 19 00 5513 21 10 5513 21 30 5513 21 90 5513 22 00 5513 23 00 5513 29 00 5513 31 00 5513 32 00 5513 33 00 5513 39 00 5513 41 00 5513 42 00 5513 43 00 5513 49 00 Weefsels van synthetische stapelvezels, bevattende minder dan 85 gewichtspercenten van deze vezels 5514 11 00 5514 12 00 5514 13 00 5514 19 00 5514 21 00 5514 22 00 5514 23 00 5514 29 00 5514 31 00 5514 32 00 5514 33 00 5514 39 00 5514 41 00 5514 42 00 5514 43 00 5514 49 00 Andere weefsels van synthetische stapelvezels 5515 11 10 5515 11 30 5515 11 90 5515 12 10 5515 12 30 5515 12 90 5515 13 11 5515 13 19 5515 13 91 5515 13 99 5515 19 10 5515 19 30 5515 19 90 5515 21 10 5515 21 30 5515 21 90 5515 22 11 5515 22 19 5515 22 91 5515 22 99 5515 29 10 5515 29 30 5515 29 90 5515 91 10 5515 91 30 5515 91 90 5515 92 11 5515 92 19 5515 92 91 5515 92 99 5515 99 10 5515 99 30 5515 99 90 Weefsels van kunstmatige stapelvezels 5516 11 00 5516 12 00 5516 13 00 5516 14 00 5516 21 00 5516 22 00 5516 23 10 5516 23 90 5516 24 00 5516 31 00 5516 32 00 5516 33 00 5516 34 00 5516 41 00 5516 42 00 5516 43 00 5516 44 00 5516 91 00 5516 92 00 5516 93 00 5516 94 00 Bindgaren, touw en kabel 5607 10 00 5607 21 00 5607 29 10 5607 29 90 5607 30 00 5607 41 00 5607 49 11 5607 49 19 5607 49 90 5607 50 11 5607 50 19 5607 50 30 5607 50 90 5607 90 00 Geknoopte netten van bindgaren, touw of kabel 5608 11 11 5608 11 19 5608 11 91 5608 11 99 5608 19 11 5608 19 19 5608 19 31 5608 19 39 5608 19 91 5608 19 99 5608 90 00 Tapijten, geweven, niet getuft of gevlokt 5702 10 00 5702 20 00 5702 31 10 5702 31 30 5702 31 90 5702 32 10 5702 32 90 5702 39 10 5702 39 90 5702 41 10 5702 41 90 5702 42 10 5702 42 90 5702 49 10 5702 49 90 5702 51 00 5702 52 00 5702 59 00 5702 91 00 5702 92 00 5702 99 00 Tapijten, getuft 5703 10 10 5703 10 90 5703 20 11 5703 20 19 5703 20 91 5703 20 99 5703 30 11 5703 30 19 5703 30 51 5703 30 59 5703 30 91 5703 30 99 5703 90 10 5703 90 90 Tapijten, niet getuft of gevlokt 5704 10 00 5704 90 00 Andere tapijten 5705 00 10 5705 00 31 5705 00 39 5705 00 90 Ander brei- en haakwerk aan het stuk 6002 10 10 6002 10 90 6002 20 10 6002 20 31 6002 20 39 6002 20 50 6002 20 70 6002 20 90 6002 30 10 6002 30 90 6002 41 00 6002 42 10 6002 42 30 6002 42 50 6002 42 90 6002 43 11 6002 43 19 6002 43 31 6002 43 33 6002 43 35 6002 43 39 6002 43 50 6002 43 91 6002 43 93 6002 43 95 6002 43 99 6002 49 00 6002 91 00 6002 92 10 6002 92 30 6002 92 50 6002 92 90 6002 93 10 6002 93 31 6002 93 33 6002 93 35 6002 93 39 6002 93 91 6002 93 99 6002 99 00 Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, voor heren of voor jongens 6103 11 00 6103 12 00 6103 19 00 6103 21 00 6103 22 00 6103 23 00 6103 29 00 6103 31 00 6103 32 00 6103 33 00 6103 39 00 Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, voor dames of voor meisjes 6104 11 00 6104 12 00 6104 13 00 6104 19 00 6104 21 00 6104 22 00 6104 23 00 6104 29 00 6104 31 00 6104 32 00 6104 33 00 6104 39 00 6104 41 00 6104 42 00 6104 43 00 6104 44 00 6104 49 00 Overhemden van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens 6105 10 00 6105 20 10 6105 20 90 6105 90 10 6105 90 90 Blouses en hemdblouses, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes 6106 10 00 6106 20 00 6106 90 10 6106 90 30 6106 90 50 6106 90 90 T-shirts, borstrokken en onderhemden, van brei- of haakwerk 6109 90 90 Truien, jumpers, pullovers, slipovers, vesten en dergelijke 6110 10 10 6110 10 31 6110 10 35 6110 10 38 6110 10 91 6110 10 95 6110 10 98 6110 20 10 6110 20 91 6110 20 99 6110 30 10 6110 30 91 6110 30 99 6110 90 10 6110 90 90 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, van brei- of haakwerk 6111 10 10 6111 10 90 6111 20 10 6111 20 90 6111 30 10 6111 30 90 6111 90 00 Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, voor heren of voor jongens 6203 11 00 6203 12 00 6203 19 10 6203 19 30 6203 19 90 6203 21 00 6203 22 10 6203 22 80 6203 23 10 6203 23 80 6203 29 11 6203 29 18 6203 29 90 6203 31 00 6203 32 10 6203 32 90 6203 33 10 6203 33 90 6203 39 11 6203 39 19 6203 39 90 Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, voor dames of voor meisjes 6204 11 00 6204 12 00 6204 13 00 6204 19 10 6204 19 90 6204 21 00 6204 22 10 6204 22 80 6204 23 10 6204 23 80 6204 29 11 6204 29 18 6204 29 90 6204 31 00 6204 32 10 6204 32 90 6204 33 10 6204 33 90 6204 39 11 6204 39 19 6204 39 90 6204 41 00 6204 42 00 6204 43 00 6204 44 00 6204 49 10 6204 49 90 Blouses en hemdblouses, voor dames of voor meisjes 6206 10 00 6206 20 00 6206 30 00 6206 40 00 6206 90 10 6206 90 90 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's 6209 10 00 6209 20 00 6209 30 00 6209 90 00 Kleding vervaardigd van de producten bedoeld bij post 5602, 5603, 5903, 5906 of 5907 6210 10 10 6210 10 91 6210 10 99 6210 20 00 6210 30 00 6210 40 00 6210 50 00 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding 6211 11 00 6211 12 00 6211 20 00 6211 31 00 6211 32 10 6211 32 31 6211 32 41 6211 32 42 6211 32 90 6211 33 10 6211 33 31 6211 33 41 6211 33 42 6211 33 90 6211 39 00 6211 41 00 6211 42 10 6211 42 31 6211 42 41 6211 42 42 6211 42 90 6211 43 10 6211 43 31 6211 43 41 6211 43 42 6211 43 90 6211 49 00 Tafel-, bedden- en huishoudlinnen 6302 10 10 6302 10 90 6302 21 00 6302 22 10 6302 22 90 6302 29 10 6302 29 90 6302 31 10 6302 31 90 6302 32 10 6302 32 90 6302 39 10 6302 39 30 6302 39 90 6302 40 00 6302 51 10 6302 51 90 6302 52 00 6302 53 10 6302 53 90 6302 59 00 6302 60 00 6302 91 10 6302 91 90 6302 92 00 6302 93 10 6302 93 90 6302 99 00 Vitrages, gordijnen en rolgordijnen 6303 11 00 6303 12 00 6303 19 00 6303 91 00 6303 92 10 6303 92 90 6303 99 10 6303 99 90 Andere artikelen voor stoffering 6304 11 00 6304 19 10 6304 19 30 6304 19 90 6304 91 00 6304 92 00 6304 93 00 6304 99 00 Industrieproducten (2) GN-code 96 Waterstof, edelgassen en andere niet-metalen 2804 69 00 Edele metalen in colloïdale toestand; anorganische of organische verbindingen van edele metalen 2843 10 90 2843 30 00 2843 90 90 Aminoverbindingen met zuurstofhoudende groepen 2922 41 00 Gietijzer en spiegelijzer, in gietelingen, in blokken of in andere primaire vormen 7201 10 11 7201 10 19 7201 10 30 7201 20 00 7201 50 90 Ferrolegeringen 7202 11 20 7202 11 80 7202 19 00 7202 21 10 7202 21 90 7202 29 00 7202 30 00 7202 41 10 7202 41 91 7202 41 99 7202 49 10 7202 49 50 7202 49 90 Ferroproducten verkregen door het rechtstreeks reduceren van ijzererts 7203 90 00 Resten en afval, van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot) 7204 50 90 IJzer en niet-gelegeerd staal, in ingots of in andere primaire vormen 7206 10 00 7206 90 00 Halffabrikaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7207 11 11 7207 11 14 7207 11 16 7207 12 10 7207 19 11 7207 19 14 7207 19 16 7207 19 31 7207 20 11 7207 20 15 7207 20 17 7207 20 32 7207 20 51 7207 20 55 7207 20 57 7207 20 71 Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7208 10 00 7208 25 00 7208 26 00 7208 27 00 7208 36 00 7208 37 10 7208 37 90 7208 38 10 7208 38 90 7208 39 10 7208 39 90 7208 40 10 7208 40 90 7208 51 10 7208 51 30 7208 51 50 7208 51 91 7208 51 99 7208 52 10 7208 52 91 7208 52 99 7208 53 10 7208 53 90 7208 54 10 7208 54 90 7208 90 10 Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7209 15 00 7209 16 10 7209 16 90 7209 17 10 7209 17 90 7209 18 10 7209 18 91 7209 18 99 7209 25 00 7209 26 10 7209 26 90 7209 27 10 7209 27 90 7209 28 10 7209 28 90 7209 90 10 Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7210 11 10 7210 12 11 7210 12 19 7210 20 10 7210 30 10 7210 41 10 7210 49 10 7210 50 10 7210 61 10 7210 69 10 7210 70 31 7210 70 39 7210 90 31 7210 90 33 7210 90 38 Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7211 13 00 7211 14 10 7211 14 90 7211 19 20 7211 19 90 7211 23 10 7211 23 51 7211 29 20 7211 90 11 Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7212 10 10 7212 10 91 7212 20 11 7212 30 11 7212 40 10 7212 40 91 7212 50 31 7212 50 51 7212 60 11 7212 60 91 Walsdraad van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7213 10 00 7213 20 00 7213 91 10 7213 91 20 7213 91 41 7213 91 49 7213 91 70 7213 91 90 7213 99 10 7213 99 90 Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7214 20 00 7214 30 00 7214 91 10 7214 91 90 7214 99 10 7214 99 31 7214 99 39 7214 99 50 7214 99 61 7214 99 69 7214 99 80 7214 99 90 Andere staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7215 90 10 Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal 7216 10 00 7216 21 00 7216 22 00 7216 31 11 7216 31 19 7216 31 91 7216 31 99 7216 32 11 7216 32 19 7216 32 91 7216 32 99 7216 33 10 7216 33 90 7216 40 10 7216 40 90 7216 50 10 7216 50 91 7216 50 99 7216 99 10 Roestvrij staal in ingots of in andere primaire vormen 7218 10 00 7218 91 11 7218 91 19 7218 99 11 7218 99 20 Gewalste platte producten van roestvrij staal 7219 11 00 7219 12 10 7219 12 90 7219 13 10 7219 13 90 7219 14 10 7219 14 90 7219 21 10 7219 21 90 7219 22 10 7219 22 90 7219 23 00 7219 24 00 7219 31 00 7219 32 10 7219 32 90 7219 33 10 7219 33 90 7219 34 10 7219 34 90 7219 35 10 7219 35 90 7219 90 10 Gewalste platte producten van roestvrij staal 7220 11 00 7220 12 00 7220 20 10 7220 90 11 7220 90 31 Walsdraad van roestvrij staal 7221 00 10 7221 00 90 Staven en profielen van roestvrij staal 7222 11 11 7222 11 19 7222 11 21 7222 11 29 7222 11 91 7222 11 99 7222 19 10 7222 19 90 7222 30 10 7222 40 10 7222 40 30 Ander gelegeerd staal in ingots of in andere primaire vormen 7224 10 00 7224 90 01 7224 90 05 7224 90 08 7224 90 15 7224 90 31 7224 90 39 Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal 7225 11 00 7225 19 10 7225 19 90 7225 20 20 7225 30 00 7225 40 20 7225 40 50 7225 40 80 7225 50 00 7225 91 10 7225 92 10 7225 99 10 Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal 7226 11 10 7226 19 10 7226 19 30 7226 20 20 7226 91 10 7226 91 90 7226 92 10 7226 93 20 7226 94 20 7226 99 20 Walsdraad van ander gelegeerd staal 7227 10 00 7227 20 00 7227 90 10 7227 90 50 7227 90 95 Staven en profielen van ander gelegeerd staal 7228 10 10 7228 10 30 7228 20 11 7228 20 19 7228 20 30 7228 30 20 7228 30 41 7228 30 49 7228 30 61 7228 30 69 7228 30 70 7228 30 89 7228 60 10 7228 70 10 7228 70 31 7228 80 10 7228 80 90 Damwandprofielen van ijzer of van staal 7301 10 00 Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal 7302 10 31 7302 10 39 7302 10 90 7302 20 00 7302 40 10 7302 90 10 Buizen, pijpen en holle profielen, van gietijzer 7303 00 10 7303 00 90 Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bij voorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen) 7307 11 10 7307 11 90 7307 19 10 7307 19 90 7307 21 00 7307 22 10 7307 22 90 7307 23 10 7307 23 90 7307 29 10 7307 29 30 7307 29 90 7307 91 00 7307 92 10 7307 92 90 7307 93 11 7307 93 19 7307 93 91 7307 93 99 7307 99 10 7307 99 30 7307 99 90 Reservoirs, voeders, kuipen en dergelijke bergingsmiddelen 7309 00 10 7309 00 30 7309 00 51 7309 00 59 7309 00 90 Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen 7310 10 00 7310 21 10 7310 21 91 7310 21 99 7310 29 10 7310 29 90 Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas 7311 00 10 7311 00 91 7311 00 99 Kabels, strengen, lengen en dergelijke artikelen, van ijzer of van staal 7312 10 30 7312 10 51 7312 10 59 7312 10 71 7312 10 75 7312 10 79 7312 10 82 7312 10 84 7312 10 86 7312 10 88 7312 10 99 7312 90 90 Prikkeldraad en dergelijk afrasteringsmateriaal 7313 00 00 Kettingen en delen daarvan, van gietijzer, van ijzer of van staal 7315 11 10 7315 11 90 7315 12 00 7315 19 00 7315 20 00 7315 81 00 7315 82 10 7315 82 90 7315 89 00 7315 90 00 Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken 7318 11 00 7318 12 10 7318 12 90 7318 13 00 7318 14 10 7318 14 91 7318 14 99 7318 15 10 7318 15 20 7318 15 30 7318 15 41 7318 15 49 7318 15 51 7318 15 59 7318 15 61 7318 15 69 7318 15 70 7318 15 81 7318 15 89 7318 15 90 7318 16 10 7318 16 30 7318 16 50 7318 16 91 7318 16 99 7318 19 00 7318 21 00 7318 22 00 7318 23 00 7318 24 00 7318 29 00 Naainaalden, breipennen, rijgnaalden, haakpennen 7319 10 00 7319 20 00 7319 30 00 7319 90 00 Veren en veerbladen, van ijzer of van staal 7320 10 11 7320 10 19 7320 10 90 7320 20 20 7320 20 81 7320 20 85 7320 20 89 7320 90 10 7320 90 30 7320 90 90 Kachels, kookketels met vuurhaard, keukenfornuizen 7321 11 10 7321 11 90 7321 12 00 7321 13 00 7321 81 10 7321 81 90 7321 82 10 7321 82 90 7321 83 00 7321 90 00 Radiatoren voor centrale verwarming 7322 11 00 7322 19 00 7322 90 90 Keukengerei en huishoudelijke artikelen 7323 10 00 7323 91 00 7323 92 00 7323 93 10 7323 93 90 7323 94 10 7323 94 90 7323 99 10 7323 99 91 7323 99 99 Toiletartikelen en sanitaire artikelen, alsmede delen daarvan, van ijzer of van staal 7324 10 90 7324 21 00 7324 29 00 7324 90 90 Andere gegoten werken van ijzer of van staal 7325 10 20 7325 10 50 7325 10 91 7325 10 99 7325 91 00 7325 99 10 7325 99 91 7325 99 99 Andere werken van ijzer of van staal 7326 11 00 7326 19 10 7326 19 90 7326 20 30 7326 20 50 7326 20 90 7326 90 10 7326 90 30 7326 90 40 7326 90 50 7326 90 60 7326 90 70 7326 90 80 7326 90 91 7326 90 93 7326 90 95 7326 90 97 Ruw zink 7901 11 00 7901 12 10 7901 12 30 7901 12 90 7901 20 00 Zinkstof; poeder en schilfers, van zink 7903 10 00 7903 90 00 Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen 8702 10 11 8702 10 19 8702 90 11 8702 90 19 Automobielen voor goederenvervoer 8704 21 31 8704 21 39 8704 22 91 8704 22 99 8704 23 91 8704 23 99 8704 31 31 8704 31 39 8704 32 91 8704 32 99 Bijlage XIII bij Protocol 1 PRODUCTEN WAAROP ARTIKEL 6, LID 3, NIET VAN TOEPASSING IS Industrieproducten (1) GN-code 96 Automobielen en andere motorvoertuigen 8703 10 10 8703 10 90 8703 21 10 8703 21 90 8703 22 11 8703 22 19 8703 22 90 8703 23 11 8703 23 19 8703 23 90 8703 24 10 8703 24 90 8703 31 10 8703 31 90 8703 32 11 8703 32 19 8703 32 90 8703 33 11 8703 33 19 8703 33 90 8703 90 10 8703 90 90 Chassis met motor 8706 00 11 8706 00 19 8706 00 91 8706 00 99 Carrosserieën voor motorvoertuigen 8707 10 10 8707 10 90 8707 90 10 8707 90 90 Delen en toebehoren van motorvoertuigen 8708 10 10 8708 10 90 8708 21 10 8708 21 90 8708 29 10 8708 29 90 8708 31 10 8708 31 91 8708 31 99 8708 39 10 8708 39 90 8708 40 10 8708 40 90 8708 50 10 8708 50 90 8708 60 10 8708 60 91 8708 60 99 8708 70 10 8708 70 50 8708 70 91 8708 70 99 8708 80 10 8708 80 90 8708 91 10 8708 91 90 8708 92 10 8708 92 90 8708 93 10 8708 93 90 8708 94 10 8708 94 90 8708 99 10 8708 99 30 8708 99 50 8708 99 92 8708 99 98 Industrieproducten (2) GN-code 96 Ruw aluminium 7601 10 00 7601 20 10 7601 20 91 7601 20 99 Poeders en schilfers, van aluminium 7603 10 00 7603 20 00 Landbouwproducten (1) GN-code 96 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels 0101 20 10 Melk en room, niet ingedikt 0401 10 10 0401 10 90 0401 20 11 0401 20 19 0401 20 91 0401 20 99 0401 30 11 0401 30 19 0401 30 31 0401 30 39 0401 30 91 0401 30 99 Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir 0403 10 11 0403 10 13 0403 10 19 0403 10 31 0403 10 33 0403 10 39 Aardappelen, vers of gekoeld 0701 90 51 Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld 0708 10 20 0708 10 95 Andere groenten, vers of gekoeld 0709 51 90 0709 60 10 Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0710 80 95 Groenten, voorlopig verduurzaamd 0711 10 00 0711 30 00 0711 90 60 0711 90 70 Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans 0804 20 90 0804 30 00 0804 40 20 0804 40 90 0804 40 95 Druiven, rozijnen en krenten 0806 10 29 (3) (12) 0806 20 11 0806 20 12 0806 20 18 Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's 0807 11 00 0807 19 00 Abrikozen, kerzen, perziken (nectarines daaronder begrepen) 0809 30 11 (5) (12) 0809 30 51 (6) (12) Ander fruit, vers 0810 90 40 0810 90 85 Vruchten, voorlopig verduurzaamd 0812 10 00 0812 20 00 0812 90 50 0812 90 60 0812 90 70 0812 90 95 Vruchten, gedroogd 0813 40 10 0813 50 15 0813 50 19 0813 50 39 0813 50 91 0813 50 99 Peper van het geslacht "Piper" ; gedroogd, fijngemaakt of gemalen 0904 20 10 Soja-olie en fracties daarvan 1507 10 10 1507 10 90 1507 90 10 1507 90 90 Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie 1512 11 10 1512 11 91 1512 11 99 1512 19 10 1512 19 91 1512 19 99 1512 21 10 1512 21 90 1512 29 10 1512 29 90 Raapzaad-, koolzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan 1514 10 10 1514 10 90 1514 90 10 1514 90 90 Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 19 59 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 20 99 2009 40 99 2009 80 99 Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak 2401 10 10 2401 10 20 2401 10 41 2401 10 49 2401 10 60 2401 20 10 2401 20 20 2401 20 41 2401 20 60 2401 20 70 Landbouwproducten (2) GN-code 96 Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen 0603 10 55 0603 10 61 0603 10 69 (11) Uien, sjalotten, knoflook, prei 0703 10 11 0703 10 19 0703 10 90 0703 90 00 Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool 0704 10 05 0704 10 10 0704 10 80 0704 20 00 0704 90 10 0704 90 90 Sla (Lactuca sativa), andijvie 0705 11 05 0705 11 10 0705 11 80 0705 19 00 0705 21 00 0705 29 00 Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij 0706 10 00 0706 90 05 0706 90 11 0706 90 17 0706 90 30 0706 90 90 Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld 0708 10 90 0708 20 20 0708 20 90 0708 20 95 0708 90 00 Andere groenten, vers of gekoeld 0709 10 30 (12) 0709 30 00 0709 40 00 0709 51 10 0709 51 50 0709 70 00 0709 90 10 0709 90 20 0709 90 40 0709 90 50 0709 90 90 Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0710 10 00 0710 21 00 0710 22 00 0710 29 00 0710 30 00 0710 80 10 0710 80 51 0710 80 61 0710 80 69 0710 80 70 0710 80 80 0710 80 85 0710 90 00 Groenten, voorlopig verduurzaamd 0711 20 10 0711 40 00 0711 90 40 0711 90 90 Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden 0712 20 00 0712 30 00 0712 90 30 0712 90 50 0712 90 90 Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen 0714 90 11 0714 90 19 Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal 0802 11 90 0802 21 00 0802 22 00 0802 40 00 Bananen, "plantains" daaronder begrepen, vers of gedroogd 0803 00 11 0803 00 90 Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans 0804 20 10 Citrusvruchten, vers of gedroogd 0805 20 21 (1) (12) 0805 20 23 (1) (12) 0805 20 25 (1) (12) 0805 20 27 (1) (12) 0805 20 29 (1) (12) 0805 30 90 0805 90 00 Druiven, rozijnen en krenten 0806 10 95 0806 10 97 Appelen, peren en kweeperen, vers 0808 10 10 (12) 0808 20 10 (12) 0808 20 90 Abrikozen, kerzen, perziken (nectarines daaronder begrepen) 0809 10 10 (12) 0809 10 50 (12) 0809 20 19 (12) 0809 20 29 (12) 0809 30 11 (7) (12) 0809 30 19 (12) 0809 30 51 (8) (12) 0809 30 59 (12) 0809 40 40 (12) Ander fruit, vers 0810 10 05 0810 20 90 0810 30 10 0810 30 30 0810 30 90 0810 40 90 0810 50 00 Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0811 20 11 0811 20 31 0811 20 39 0811 20 59 0811 90 11 0811 90 19 0811 90 39 0811 90 75 0811 90 80 0811 90 95 Vruchten, voorlopig verduurzaamd 0812 90 10 0812 90 20 Vruchten, gedroogd 0813 20 00 Tarwe en mengkoren 1001 90 10 Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen 1008 10 00 1008 20 00 1008 90 90 Meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen 1105 10 00 1105 20 00 Meel, gries en poeder, van gedroogde zaden van peulgroenten 1106 10 00 1106 30 10 1106 30 90 Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan 1504 30 11 Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed 1602 20 11 1602 20 19 1602 31 11 1602 31 19 1602 31 30 1602 31 90 1602 32 19 1602 32 30 1602 32 90 1602 39 29 1602 39 40 1602 39 80 1602 41 90 1602 42 90 1602 90 31 1602 90 72 1602 90 76 Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen 2001 10 00 2001 20 00 2001 90 50 2001 90 65 2001 90 96 Paddestoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2003 10 20 2003 10 30 2003 10 80 2003 20 00 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2004 10 10 2004 10 99 2004 90 50 2004 90 91 2004 90 98 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2005 10 00 2005 20 20 2005 20 80 2005 40 00 2005 51 00 2005 59 00 Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen 2006 00 31 2006 00 35 2006 00 38 2006 00 99 Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta 2007 10 91 2007 99 93 Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 11 94 2008 11 98 2008 19 19 2008 19 95 2008 19 99 2008 20 51 2008 20 59 2008 20 71 2008 20 79 2008 20 91 2008 20 99 2008 30 11 2008 30 39 2008 30 51 2008 30 59 2008 40 11 2008 40 21 2008 40 29 2008 40 39 2008 60 11 2008 60 31 2008 60 39 2008 60 59 2008 60 69 2008 60 79 2008 60 99 2008 70 11 2008 70 31 2008 70 39 2008 70 59 2008 80 11 2008 80 31 2008 80 39 2008 80 50 2008 80 70 2008 80 91 2008 80 99 2008 99 23 2008 99 25 2008 99 26 2008 99 28 2008 99 36 2008 99 45 2008 99 46 2008 99 49 2008 99 53 2008 99 55 2008 99 61 2008 99 62 2008 99 68 2008 99 72 2008 99 74 2008 99 79 2008 99 99 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 11 19 2009 11 91 2009 19 19 2009 19 91 2009 19 99 2009 20 19 2009 20 91 2009 30 19 2009 30 31 2009 30 39 2009 30 51 2009 30 55 2009 30 91 2009 30 95 2009 30 99 2009 40 19 2009 40 91 2009 80 19 2009 80 50 2009 80 61 2009 80 63 2009 80 73 2009 80 79 2009 80 83 2009 80 84 2009 80 86 2009 80 97 2009 90 19 2009 90 29 2009 90 39 2009 90 41 2009 90 51 2009 90 59 2009 90 73 2009 90 79 2009 90 92 2009 90 94 2009 90 95 2009 90 96 2009 90 97 2009 90 98 Andere gegiste dranken (bij voorbeeld appelwijn) 2206 00 10 Wijnmoer; ruwe wijnsteen 2307 00 19 Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval 2308 90 19 Landbouwproducten (3) GN-code 96 Levende varkens 0103 91 10 0103 92 11 0103 92 19 Levende schapen en geiten 0104 10 30 0104 10 80 0104 20 90 Levend pluimvee 0105 11 11 0105 11 19 0105 11 91 0105 11 99 0105 12 00 0105 19 20 0105 19 90 0105 92 00 0105 93 00 0105 99 10 0105 99 20 0105 99 30 0105 99 50 Varkensvlees, vers, gekoeld of bevroren 0203 11 10 0203 12 11 0203 12 19 0203 19 11 0203 19 13 0203 19 15 0203 19 55 0203 19 59 0203 21 10 0203 22 11 0203 22 19 0203 29 11 0203 29 13 0203 29 15 0203 29 55 0203 29 59 Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren 0204 10 00 0204 21 00 0204 22 10 0204 22 30 0204 22 50 0204 22 90 0204 23 00 0204 30 00 0204 41 00 0204 42 10 0204 42 30 0204 42 50 0204 42 90 0204 43 10 0204 43 90 0204 50 11 0204 50 13 0204 50 15 0204 50 19 0204 50 31 0204 50 39 0204 50 51 0204 50 53 0204 50 55 0204 50 59 0204 50 71 0204 50 79 Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee 0207 11 10 0207 11 30 0207 11 90 0207 12 10 0207 12 90 0207 13 10 0207 13 20 0207 13 30 0207 13 40 0207 13 50 0207 13 60 0207 13 70 0207 13 99 0207 14 10 0207 14 20 0207 14 30 0207 14 40 0207 14 50 0207 14 60 0207 14 70 0207 14 99 0207 24 10 0207 24 90 0207 25 10 0207 25 90 0207 26 10 0207 26 20 0207 26 30 0207 26 40 0207 26 50 0207 26 60 0207 26 70 0207 26 80 0207 26 99 0207 27 10 0207 27 20 0207 27 30 0207 27 40 0207 27 50 0207 27 60 0207 27 70 0207 27 80 0207 27 99 0207 32 11 0207 32 15 0207 32 19 0207 32 51 0207 32 59 0207 32 90 0207 33 11 0207 33 19 0207 33 51 0207 33 59 0207 33 90 0207 35 11 0207 35 15 0207 35 21 0207 35 23 0207 35 25 0207 35 31 0207 35 41 0207 35 51 0207 35 53 0207 35 61 0207 35 63 0207 35 71 0207 35 79 0207 35 99 0207 36 11 0207 36 15 0207 36 21 0207 36 23 0207 36 25 0207 36 31 0207 36 41 0207 36 51 0207 36 53 0207 36 61 0207 36 63 0207 36 71 0207 36 79 0207 36 90 Spek (ander dan doorregen spek), alsmede varkensvet en vet van gevogelte 0209 00 11 0209 00 19 0209 00 30 0209 00 90 Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld 0210 11 11 0210 11 19 0210 11 31 0210 11 39 0210 11 90 0210 12 11 0210 12 19 0210 12 90 0210 19 10 0210 19 20 0210 19 30 0210 19 40 0210 19 51 0210 19 59 0210 19 60 0210 19 70 0210 19 81 0210 19 89 0210 19 90 0210 90 11 0210 90 19 0210 90 21 0210 90 29 0210 90 31 0210 90 39 Melk en room, ingedikt 0402 91 11 0402 91 19 0402 91 31 0402 91 39 0402 91 51 0402 91 59 0402 91 91 0402 91 99 0402 99 11 0402 99 19 0402 99 31 0402 99 39 0402 99 91 0402 99 99 Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir 0403 90 51 0403 90 53 0403 90 59 0403 90 61 0403 90 63 0403 90 69 Wei, ook indien ingedikt 0404 10 48 0404 10 52 0404 10 54 0404 10 56 0404 10 58 0404 10 62 0404 10 72 0404 10 74 0404 10 76 0404 10 78 0404 10 82 0404 10 84 Kaas en wrongel 0406 10 20 (11) 0406 10 80 (11) 0406 20 90 (11) 0406 30 10 (11) 0406 30 31 (11) 0406 30 39 (11) 0406 30 90 (11) 0406 40 90 (11) 0406 90 01 (11) 0406 90 21 (11) 0406 90 50 (11) 0406 90 69 (11) 0406 90 78 (11) 0406 90 86 (11) 0406 90 87 (11) 0406 90 88 (11) 0406 90 93 (11) 0406 90 99 (11) Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt 0407 00 11 0407 00 19 0407 00 30 Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers 0408 11 80 0408 19 81 0408 19 89 0408 91 80 0408 99 80 Natuurhonig 0409 00 00 Tomaten, vers of gekoeld 0702 00 15 (12) 0702 00 20 (12) 0702 00 25 (12) 0702 00 30 (12) 0702 00 35 (12) 0702 00 40 (12) 0702 00 45 (12) 0702 00 50 (12) Komkommers en augurken, vers of gekoeld 0707 00 10 (12) 0707 00 15 (12) 0707 00 20 (12) 0707 00 25 (12) 0707 00 30 (12) 0707 00 35 (12) 0707 00 40 (12) 0707 00 90 Andere groente, vers of gekoeld 0709 10 10 (12) 0709 10 20 (12) 0709 20 00 0709 90 39 0709 90 75 (12) 0709 90 77 (12) 0709 90 79 (12) Groenten, voorlopig verduurzaamd 0711 20 90 Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden 0712 90 19 Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen 0714 10 10 0714 10 91 0714 10 99 0714 20 90 Citrusvruchten, vers of gedroogd 0805 10 37 (2) (12) 0805 10 38 (2) (12) 0805 10 39 (2) (12) 0805 10 42 (2) (12) 0805 10 46 (2) (12) 0805 10 82 0805 10 84 0805 10 86 0805 20 11 (12) 0805 20 13 (12) 0805 20 15 (12) 0805 20 17 (12) 0805 20 19 (12) 0805 20 21 (10) (12) 0805 20 23 (10) (12) 0805 20 25 (10) (12) 0805 20 27 (10) (12) 0805 20 29 (10) (12) 0805 20 31 (12) 0805 20 33 (12) 0805 20 35 (12) 0805 20 37 (12) 0805 20 39 (12) Druiven, rozijnen, krenten 0806 10 21 (12) 0806 10 29 (4) (12) 0806 10 30 (12) 0806 10 50 (12) 0806 10 61 (12) 0806 10 69 (12) 0806 10 93 Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen) 0809 10 20 (12) 0809 10 30 (12) 0809 10 40 (12) 0809 20 11 (12) 0809 20 21 (12) 0809 20 31 (12) 0809 20 39 (12) 0809 20 41 (12) 0809 20 49 (12) 0809 20 51 (12) 0809 20 59 (12) 0809 20 61 (12) 0809 20 69 (12) 0809 20 71 (12) 0809 20 79 (12) 0809 30 21 (12) 0809 30 29 (12) 0809 30 31 (12) 0809 30 39 (12) 0809 30 41 (12) 0809 30 49 (12) 0809 40 20 (12) 0809 40 30 (12) Ander fruit, vers 0810 10 10 0810 10 80 0810 20 10 Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0811 10 11 0811 10 19 Tarwe en mengkoren 1001 10 00 1001 90 91 1001 90 99 Rogge 1002 00 00 Gerst 1003 00 10 1003 00 90 Haver 1004 00 00 Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen 1008 90 10 Meel van tarwe of van mengkoren 1101 00 11 1101 00 15 1101 00 90 Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren 1102 10 00 1102 90 10 1102 90 30 1102 90 90 Gries, griesmeel en pellets van granen 1103 11 10 1103 11 90 1103 12 00 1103 19 10 1103 19 30 1103 19 90 1103 21 00 1103 29 10 1103 29 20 1103 29 30 1103 29 90 Op andere wijze bewerkte granen 1104 11 10 1104 11 90 1104 12 10 1104 12 90 1104 19 10 1104 19 30 1104 19 99 1104 21 10 1104 21 30 1104 21 50 1104 21 90 1104 21 99 1104 22 20 1104 22 30 1104 22 50 1104 22 90 1104 22 92 1104 22 99 1104 29 11 1104 29 15 1104 29 19 1104 29 31 1104 29 35 1104 29 39 1104 29 51 1104 29 55 1104 29 59 1104 29 81 1104 29 85 1104 29 89 1104 30 10 Meel, gries en poeder, van gedroogde zaden van peulgroenten 1106 20 10 1106 20 90 Mout, ook indien gebrand 1107 10 11 1107 10 19 1107 10 91 1107 10 99 1107 20 00 Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten 1212 91 20 1212 91 80 Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) en vet van gevogelte 1501 00 19 Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd 1509 10 10 1509 10 90 1509 90 00 Andere olie en fracties daarvan 1510 00 10 1510 00 90 Degras 1522 00 31 1522 00 39 Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed 1601 00 91 1601 00 99 Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed 1602 10 00 1602 20 90 1602 32 11 1602 39 21 1602 41 10 1602 42 10 1602 49 11 1602 49 13 1602 49 15 1602 49 19 1602 49 30 1602 49 50 1602 49 90 1602 50 31 1602 50 39 1602 50 80 1602 90 10 1602 90 41 1602 90 51 1602 90 69 1602 90 74 1602 90 78 1602 90 98 Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen 1702 11 00 1702 19 00 Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld 1902 20 30 Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta 2007 10 99 2007 91 90 2007 99 91 2007 99 98 Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2008 20 11 2008 20 31 2008 30 19 2008 30 31 2008 30 79 2008 30 91 2008 30 99 2008 40 19 2008 40 31 2008 50 11 2008 50 19 2008 50 31 2008 50 39 2008 50 51 2008 50 59 2008 60 19 2008 60 51 2008 60 61 2008 60 71 2008 60 91 2008 70 19 2008 70 51 2008 80 19 2008 92 16 2008 92 18 2008 99 21 2008 99 32 2008 99 33 2008 99 34 2008 99 37 2008 99 43 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 11 11 2009 19 11 2009 20 11 2009 30 11 2009 30 59 2009 40 11 2009 50 10 2009 50 90 2009 80 11 2009 80 32 2009 80 33 2009 80 35 2009 90 11 2009 90 21 2009 90 31 Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen 2106 90 51 Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen 2204 10 19 (11) 2204 10 99 (11) 2204 21 10 2204 21 81 2204 21 82 2204 21 98 2204 21 99 2204 29 10 2204 29 58 2204 29 75 2204 29 98 2204 29 99 2204 30 10 2204 30 92 (12) 2204 30 94 (12) 2204 30 96 (12) 2204 30 98 (12) Ethylalcohol, niet gedenatureerd 2208 20 40 Zemelen, slijpsel en andere resten 2302 30 10 2302 30 90 2302 40 10 2302 40 90 Perskoeken en andere vaste afvallen 2306 90 19 Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren 2309 10 13 2309 10 15 2309 10 19 2309 10 33 2309 10 39 2309 10 51 2309 10 53 2309 10 59 2309 10 70 2309 90 33 2309 90 35 2309 90 39 2309 90 43 2309 90 49 2309 90 51 2309 90 53 2309 90 59 2309 90 70 Albuminen 3502 11 90 3502 19 90 3502 20 91 3502 20 99 Landbouwproducten (4) GN-code 96 Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir 0403 10 51 0403 10 53 0403 10 59 0403 10 91 0403 10 93 0403 10 99 0403 90 71 0403 90 73 0403 90 79 0403 90 91 0403 90 93 0403 90 99 Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen 0405 20 10 0405 20 30 Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen 1302 20 10 1302 20 90 Margarine 1517 10 10 1517 90 10 Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen 1702 50 00 1702 90 10 Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) 1704 10 11 1704 10 19 1704 10 91 1704 10 99 1704 90 10 1704 90 30 1704 90 51 1704 90 55 1704 90 61 1704 90 65 1704 90 71 1704 90 75 1704 90 81 1704 90 99 Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten 1806 10 15 1806 10 20 1806 10 30 1806 10 90 1806 20 10 1806 20 30 1806 20 50 1806 20 70 1806 20 80 1806 20 95 1806 31 00 1806 32 10 1806 32 90 1806 90 11 1806 90 19 1806 90 31 1806 90 39 1806 90 50 1806 90 60 1806 90 70 1806 90 90 Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie 1901 10 00 1901 20 00 1901 90 11 1901 90 19 1901 90 99 Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld 1902 11 00 1902 19 10 1902 19 90 1902 20 91 1902 20 99 1902 30 10 1902 30 90 1902 40 10 1902 40 90 Tapioca en soortgelijke producten 1903 00 00 Graanpreparaten 1904 10 10 1904 10 30 1904 10 90 1904 20 10 1904 20 91 1904 20 95 1904 20 99 1904 90 10 1904 90 90 Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren 1905 10 00 1905 20 10 1905 20 30 1905 20 90 1905 30 11 1905 30 19 1905 30 30 1905 30 51 1905 30 59 1905 30 91 1905 30 99 1905 40 10 1905 40 90 1905 90 10 1905 90 20 1905 90 30 1905 90 40 1905 90 45 1905 90 55 1905 90 60 1905 90 90 Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen 2001 90 40 Andere groenten 2004 10 91 Andere groenten 2005 20 10 Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 99 85 2008 99 91 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 80 69 Extracten, essences en concentraten, van koffie 2101 11 11 2101 11 19 2101 12 92 2101 12 98 2101 20 98 2101 30 11 2101 30 19 2101 30 91 2101 30 99 Gist, ook indien inactief 2102 10 10 2102 10 31 2102 10 39 2102 10 90 2102 20 11 Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen 2103 20 00 Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend 2105 00 10 2105 00 91 2105 00 99 Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen 2106 10 20 2106 10 80 2106 90 10 2106 90 20 2106 90 98 Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen 2202 90 91 2202 90 95 2202 90 99 Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur 2209 00 11 2209 00 19 2209 00 91 2209 00 99 Acyclische alcoholen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan 2905 43 00 2905 44 11 2905 44 19 2905 44 91 2905 44 99 2905 45 00 Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) 3302 10 10 3302 10 21 3302 10 29 Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces 3809 10 10 3809 10 30 3809 10 50 3809 10 90 Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen 3824 60 11 3824 60 19 3824 60 91 3824 60 99 Landbouwproducten (5) GN-code 96 Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen 0603 10 15 (11) 0603 10 29 (11) 0603 10 51 (11) 0603 10 65 (11) 0603 90 00 (11) Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0811 10 90 (11) Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 40 51 (11) 2008 40 59 (11) 2008 40 71 (11) 2008 40 79 (11) 2008 40 91 (11) 2008 40 99 (11) 2008 50 61 (11) 2008 50 69 (11) 2008 50 71 (11) 2008 50 79 (11) 2008 50 92 (11) 2008 50 94 (11) 2008 50 99 (11) 2008 70 61 (11) 2008 70 69 (11) 2008 70 71 (11) 2008 70 79 (11) 2008 70 92 (11) 2008 70 94 (11) 2008 70 99 (11) 2008 92 59 (11) 2008 92 72 (11) 2008 92 74 (11) 2008 92 78 (11) 2008 92 98 (11) Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 11 99 (11) 2009 40 30 (11) 2009 70 11 (11) 2009 70 19 (11) 2009 70 30 (11) 2009 70 91 (11) 2009 70 93 (11) 2009 70 99 (11) Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen 2204 21 79 (11) 2204 21 80 (11) 2204 21 83 (11) 2204 21 84 (11) Landbouwproducten (6) GN-code 96 Levende runderen 0102 90 05 0102 90 21 0102 90 29 0102 90 41 0102 90 49 0102 90 51 0102 90 59 0102 90 61 0102 90 69 0102 90 71 0102 90 79 Vlees van runderen, vers of gekoeld 0201 10 00 0201 20 20 0201 20 30 0201 20 50 0201 20 90 0201 30 00 Vlees van runderen, bevroren 0202 10 00 0202 20 10 0202 20 30 0202 20 50 0202 20 90 0202 30 10 0202 30 50 0202 30 90 Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten 0206 10 95 0206 29 91 0206 29 99 Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld 0210 20 10 0210 20 90 0210 90 41 0210 90 49 0210 90 90 Melk en room, ingedikt 0402 10 11 0402 10 19 0402 10 91 0402 10 99 0402 21 11 0402 21 17 0402 21 19 0402 21 91 0402 21 99 0402 29 11 0402 29 15 0402 29 19 0402 29 91 0402 29 99 Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir 0403 90 11 0403 90 13 0403 90 19 0403 90 31 0403 90 33 0403 90 39 Wei, ook indien ingedikt 0404 10 02 0404 10 04 0404 10 06 0404 10 12 0404 10 14 0404 10 16 0404 10 26 0404 10 28 0404 10 32 0404 10 34 0404 10 36 0404 10 38 0404 90 21 0404 90 23 0404 90 29 0404 90 81 0404 90 83 0404 90 89 Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen 0405 10 11 0405 10 19 0405 10 30 0405 10 50 0405 10 90 0405 20 90 0405 90 10 0405 90 90 Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen 0603 10 11 0603 10 13 0603 10 21 0603 10 25 0603 10 53 Andere groenten, vers of gekoeld 0709 90 60 Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt 0710 40 00 Groenten, voorlopig verduurzaamd 0711 90 30 Bananen, "plantains" daaronder begrepen, vers of gedroogd 0803 00 19 Citrusvruchten, vers of gedroogd 0805 10 01 (12) 0805 10 05 (12) 0805 10 09 (12) 0805 10 11 (12) 0805 10 15 (2) 0805 10 19 (2) 0805 10 21 (2) 0805 10 25 (12) 0805 10 29 (12) 0805 10 31 (12) 0805 10 33 (12) 0805 10 35 (12) 0805 10 37 (9) (12) 0805 10 38 (9) (12) 0805 10 39 (9) (12) 0805 10 42 (9) (12) 0805 10 44 (12) 0805 10 46 (9) (12) 0805 10 51 (2) 0805 10 55 (2) 0805 10 59 (2) 0805 10 61 (2) 0805 10 65 (2) 0805 10 69 (2) 0805 30 20 (2) 0805 30 30 (2) 0805 30 40 (2) Druiven, rozijnen, krenten 0806 10 40 (12) Appelen, peren, kweeperen, vers 0808 10 51 (12) 0808 10 53 (12) 0808 10 59 (12) 0808 10 61 (12) 0808 10 63 (12) 0808 10 69 (12) 0808 10 71 (12) 0808 10 73 (12) 0808 10 79 (12) 0808 10 92 (12) 0808 10 94 (12) 0808 10 98 (12) 0808 20 31 (12) 0808 20 37 (12) 0808 20 41 (12) 0808 20 47 (12) 0808 20 51 (12) 0808 20 57 (12) 0808 20 67 (12) Maïs 1005 10 90 1005 90 00 Rijst 1006 10 10 1006 10 21 1006 10 23 1006 10 25 1006 10 27 1006 10 92 1006 10 94 1006 10 96 1006 10 98 1006 20 11 1006 20 13 1006 20 15 1006 20 17 1006 20 92 1006 20 94 1006 20 96 1006 20 98 1006 30 21 1006 30 23 1006 30 25 1006 30 27 1006 30 42 1006 30 44 1006 30 46 1006 30 48 1006 30 61 1006 30 63 1006 30 65 1006 30 67 1006 30 92 1006 30 94 1006 30 96 1006 30 98 1006 40 00 Graansorgho 1007 00 10 1007 00 90 Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren 1102 20 10 1102 20 90 1102 30 00 Gries, griesmeel en pellets van granen 1103 13 10 1103 13 90 1103 14 00 1103 29 40 1103 29 50 Op andere wijze bewerkte granen 1104 19 50 1104 19 91 1104 23 10 1104 23 30 1104 23 90 1104 23 99 1104 30 90 Zetmeel en inuline 1108 11 00 1108 12 00 1108 13 00 1108 14 00 1108 19 10 1108 19 90 1108 20 00 Tarwegluten, ook indien gedroogd 1109 00 00 Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed 1602 50 10 1602 90 61 Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose 1701 11 10 1701 11 90 1701 12 10 1701 12 90 1701 91 00 1701 99 10 1701 99 90 Andere suiker, chemisch zuivere lactose 1702 20 10 1702 20 90 1702 30 10 1702 30 51 1702 30 59 1702 30 91 1702 30 99 1702 40 10 1702 40 90 1702 60 10 1702 60 90 1702 90 30 1702 90 50 1702 90 60 1702 90 71 1702 90 75 1702 90 79 1702 90 80 1702 90 99 Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen 2001 90 30 Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2002 10 10 2002 10 90 2002 90 11 2002 90 19 2002 90 31 2002 90 39 2002 90 91 2002 90 99 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2004 90 10 Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd 2005 60 00 2005 80 00 Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta 2007 10 10 2007 91 10 2007 91 30 2007 99 10 2007 99 20 2007 99 31 2007 99 33 2007 99 35 2007 99 39 2007 99 51 2007 99 55 2007 99 58 Vruchten en andere eetbare plantendelen 2008 30 55 2008 30 75 2008 92 51 2008 92 76 2008 92 92 2008 92 93 2008 92 94 2008 92 96 2008 92 97 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) 2009 40 93 2009 60 11 (12) 2009 60 19 (12) 2009 60 51 (12) 2009 60 59 (12) 2009 60 71 (12) 2009 60 79 (12) 2009 60 90 (12) 2009 80 71 2009 90 49 2009 90 71 Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen 2106 90 30 2106 90 55 2106 90 59 Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen 2204 21 94 2204 29 62 2204 29 64 2204 29 65 2204 29 83 2204 29 84 2204 29 94 Vermout en andere wijn van verse druiven 2205 10 10 2205 10 90 2205 90 10 2205 90 90 Ethylalcohol, niet gedenatureerd 2207 10 00 2207 20 00 Ethylalcohol, niet gedenatureerd 2208 40 10 2208 40 90 2208 90 91 2208 90 99 Zemelen, slijpsel en andere resten 2302 10 10 2302 10 90 2302 20 10 2302 20 90 Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen 2303 10 11 Dextrine en ander gewijzigd zetmeel 3505 10 10 3505 10 90 3505 20 10 3505 20 30 3505 20 50 3505 20 90 Landbouwproducten (7) GN-code 96 Kaas en wrongel 0406 20 10 0406 40 10 0406 40 50 0406 90 02 0406 90 03 0406 90 04 0406 90 05 0406 90 06 0406 90 07 0406 90 08 0406 90 09 0406 90 12 0406 90 14 0406 90 16 0406 90 18 0406 90 19 0406 90 23 0406 90 25 0406 90 27 0406 90 29 0406 90 31 0406 90 33 0406 90 35 0406 90 37 0406 90 39 0406 90 61 0406 90 63 0406 90 73 0406 90 75 0406 90 76 0406 90 79 0406 90 81 0406 90 82 0406 90 84 0406 90 85 Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen 2204 10 11 2204 10 91 2204 21 11 2204 21 12 2204 21 13 2204 21 17 2204 21 18 2204 21 19 2204 21 22 2204 21 24 2204 21 26 2204 21 27 2204 21 28 2204 21 32 2204 21 34 2204 21 36 2204 21 37 2204 21 38 2204 21 42 2204 21 43 2204 21 44 2204 21 46 2204 21 47 2204 21 48 2204 21 62 2204 21 66 2204 21 67 2204 21 68 2204 21 69 2204 21 71 2204 21 74 2204 21 76 2204 21 77 2204 21 78 2204 21 87 2204 21 88 2204 21 89 2204 21 91 2204 21 92 2204 21 93 2204 21 95 2204 21 96 2204 21 97 2204 29 12 2204 29 13 2204 29 17 2204 29 18 2204 29 42 2204 29 43 2204 29 44 2204 29 46 2204 29 47 2204 29 48 2204 29 71 2204 29 72 2204 29 81 2204 29 82 2204 29 87 2204 29 88 2204 29 89 2204 29 91 2204 29 92 2204 29 93 2204 29 95 2204 29 96 2204 29 97 Ethylalcohol, niet gedenatureerd 2208 20 12 2208 20 14 2208 20 26 2208 20 27 2208 20 62 2208 20 64 2208 20 86 2208 20 87 2208 30 11 2208 30 19 2208 30 32 2208 30 38 2208 30 52 2208 30 58 2208 30 72 2208 30 78 2208 90 41 2208 90 45 2208 90 52 Voetnoten GN-code 96 (1) (16/5-15/9) (2) (1/6-15/10) (3) (1/1-31/5) met uitsluiting van de soort "Emperor" (4) de soort "Emperor" of (1/6-31/12) (5) (1/1-31/3) (6) (1/10-31/12) (7) (1/4-31/12) (8) (1/1-30/9) (9) (16/10-31/5) (10) (16/9-15/5) (11) Op grond van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika wordt elk jaar de jaarlijkse groeifactor op de basishoeveelheden toegepast. (12) Op grond van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika is het volledige specifieke recht verschuldigd indien de invoerprijs niet wordt bereikt. Bijlage XIV bij Protocol 1 VISSERIJPRODUCTEN WAAROP ARTIKEL 6, LID 3, TIJDELIJK NIET VAN TOEPASSING IS Visproducten (1) GN-code 96 Levende vis 0301 10 90 0301 92 00 0301 99 11 Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets 0302 12 00 0302 31 10 0302 32 10 0302 33 10 0302 39 11 0302 39 19 0302 66 00 0302 69 21 Vis, bevroren, andere dan visfilets 0303 10 00 0303 22 00 0303 41 11 0303 41 13 0303 41 19 0303 42 12 0303 42 18 0303 42 32 0303 42 38 0303 42 52 0303 42 58 0303 43 11 0303 43 13 0303 43 19 0303 49 21 0303 49 23 0303 49 29 0303 49 41 0303 49 43 0303 49 49 0303 76 00 0303 79 21 0303 79 23 0303 79 29 Visfilets en ander visvlees 0304 10 13 0304 20 13 Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld 1902 20 10 Visproducten (2) GN-code 96 Levende vis 0301 91 10 0301 93 00 0301 99 19 Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets 0302 11 10 0302 19 00 0302 21 10 0302 21 30 0302 22 00 0302 62 00 0302 63 00 0302 65 20 0302 65 50 0302 65 90 0302 69 11 0302 69 19 0302 69 31 0302 69 33 0302 69 41 0302 69 45 0302 69 51 0302 69 85 0302 69 86 0302 69 92 0302 69 99 0302 70 00 Vis, bevroren, andere dan visfilets 0303 21 10 0303 29 00 0303 31 10 0303 31 30 0303 33 00 0303 39 10 0303 72 00 0303 73 00 0303 75 20 0303 75 50 0303 75 90 0303 79 11 0303 79 19 0303 79 35 0303 79 37 0303 79 45 0303 79 51 0303 79 60 0303 79 62 0303 79 83 0303 79 85 0303 79 87 0303 79 92 0303 79 93 0303 79 94 0303 79 96 0303 80 00 Visfilets en ander visvlees 0304 10 19 0304 10 91 0304 20 19 0304 20 21 0304 20 29 0304 20 31 0304 20 33 0304 20 35 0304 20 37 0304 20 41 0304 20 43 0304 20 61 0304 20 69 0304 20 71 0304 20 73 0304 20 87 0304 20 91 0304 90 10 0304 90 31 0304 90 39 0304 90 41 0304 90 45 0304 90 57 0304 90 59 0304 90 97 Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis 0305 42 00 0305 59 50 0305 59 70 0305 63 00 0305 69 30 0305 69 50 0305 69 90 Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers 0306 11 10 0306 11 90 0306 12 10 0306 12 90 0306 13 10 0306 13 90 0306 14 10 0306 14 30 0306 14 90 0306 19 10 0306 19 90 0306 21 00 0306 22 10 0306 22 91 0306 22 99 0306 23 10 0306 23 90 0306 24 10 0306 24 30 0306 24 90 0306 29 10 0306 29 90 Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers 0307 10 90 0307 21 00 0307 29 10 0307 29 90 0307 31 10 0307 31 90 0307 39 10 0307 39 90 0307 41 10 0307 41 91 0307 41 99 0307 49 01 0307 49 11 0307 49 18 0307 49 31 0307 49 33 0307 49 35 0307 49 38 0307 49 51 0307 49 59 0307 49 71 0307 49 91 0307 49 99 0307 51 00 0307 59 10 0307 59 90 0307 91 00 0307 99 11 0307 99 13 0307 99 15 0307 99 18 0307 99 90 Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten 1604 11 00 1604 13 90 1604 15 11 1604 15 19 1604 15 90 1604 19 10 1604 19 50 1604 19 91 1604 19 92 1604 19 93 1604 19 94 1604 19 95 1604 19 98 1604 20 05 1604 20 10 1604 20 30 1604 30 10 1604 30 90 Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren 1605 10 00 1605 20 10 1605 20 91 1605 20 99 1605 30 00 1605 40 00 1605 90 11 1605 90 19 1605 90 30 1605 90 90 Visproducten (3) CN code 96 Levende vis 0301 91 90 Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets 0302 11 90 Vis, bevroren, andere dan visfilets 0303 21 90 Visfilets en ander visvlees 0304 10 11 0304 20 11 0304 20 57 0304 20 59 0304 90 47 0304 90 49 Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten 1604 13 11 Visproducten (4) GN-code 96 Levende vis 0301 99 90 Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets 0302 21 90 0302 23 00 0302 29 10 0302 29 90 0302 31 90 0302 32 90 0302 33 90 0302 39 91 0302 39 99 0302 40 05 0302 40 98 0302 50 10 0302 50 90 0302 61 10 0302 61 30 0302 61 90 0302 61 98 0302 64 05 0302 64 98 0302 69 25 0302 69 35 0302 69 55 0302 69 61 0302 69 75 0302 69 87 0302 69 91 0302 69 93 0302 69 94 0302 69 95 Vis, bevroren, andere dan visfilets 0303 31 90 0303 32 00 0303 39 20 0303 39 30 0303 39 80 0303 41 90 0303 42 90 0303 43 90 0303 49 90 0303 50 05 0303 50 98 0303 60 11 0303 60 19 0303 60 90 0303 71 10 0303 71 30 0303 71 90 0303 71 98 0303 74 10 0303 74 20 0303 74 90 0303 77 00 0303 79 31 0303 79 41 0303 79 55 0303 79 65 0303 79 71 0303 79 75 0303 79 91 0303 79 95 Visfilets en ander visvlees 0304 10 31 0304 10 33 0304 10 35 0304 10 38 0304 10 94 0304 10 96 0304 10 98 0304 20 45 0304 20 51 0304 20 53 0304 20 75 0304 20 79 0304 20 81 0304 20 85 0304 20 96 0304 90 05 0304 90 20 0304 90 27 0304 90 35 0304 90 38 0304 90 51 0304 90 55 0304 90 61 0304 90 65 Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis 0305 10 00 0305 20 00 0305 30 11 0305 30 19 0305 30 30 0305 30 50 0305 30 90 0305 41 00 0305 49 10 0305 49 20 0305 49 30 0305 49 45 0305 49 50 0305 49 80 0305 51 10 0305 51 90 0305 59 11 0305 59 19 0305 59 30 0305 59 60 0305 59 90 0305 61 00 0305 62 00 0305 69 10 0305 69 20 Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers 0306 13 30 0306 19 30 0306 23 31 0306 23 39 0306 29 30 Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten 1604 12 10 1604 12 91 1604 12 99 1604 14 12 1604 14 14 1604 14 16 1604 14 18 1604 14 90 1604 19 31 1604 19 39 1604 20 70 Visproducten (5) GN-code 96 Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets 0302 69 65 0302 69 81 Vis, bevroren, andere dan visfilets 0303 78 10 0303 78 90 0303 79 81 Visfilets en ander visvlees 0304 20 83 Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten 1604 13 19 1604 16 00 1604 20 40 1604 20 50 1604 20 90 Bijlage XV bij Protocol 1 GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE CUMULATIE De partijen stemmen ermee in dat de volgende definities gelden voor de toepassing van artikel 6, lid 11, van Protocol 1: ontwikkelingsland: een land dat als zodanig voorkomt in de lijst van het Comité Ontwikkelingshulp van de OESO, behalve landen met een hoog inkomen en landen met een BNP dat in 1992 meer dan 100 miljard dollar bedroeg tegen lopende prijzen; >RUIMTE VOOR DE TABEL> PROTOCOL 2 betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 9 1. De partijen bij de Overeenkomst zijn overeengekomen alles in het werk te stellen om te voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van de in artikel 8 bedoelde vrijwaringsmaatregelen. 2. Beide partijen worden geleid door de overtuiging dat de toepassing van artikel 9, leden 4 en 5, hen in staat zal stellen om eventuele problemen in een vroeg stadium te onderkennen en om, rekening houdend met alle ter zake dienende gegevens, zoveel mogelijk te voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van maatregelen die de Gemeenschap haars ondanks zou moeten treffen ten aanzien van haar preferentiële handelspartners. 3. Beide partijen erkennen dat een systeem van voorafgaande informatie als bedoeld in artikel 9, lid 4, moet worden toegepast om te voorkomen dat onverwacht vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen ten aanzien van gevoelige producten. Dit systeem houdt in dat voortdurend handelsinformatie wordt uitgewisseld en dat geregeld overleg wordt gepleegd. Op deze wijze kunnen beide partijen de ontwikkelingen in gevoelige sectoren op de voet volgen en eventuele problemen onderkennen. 4. In verband hiermee zijn de volgende twee regelingen ingesteld: a) Statistisch toezicht Onverminderd de interne regelingen die de Gemeenschap voor het toezicht op de invoer kan toepassen, voorziet artikel 9, lid 4, in een statistisch toezicht op de invoer in de Gemeenschap van bepaalde goederen uit de ACS-Staten ten einde het onderzoek naar marktverstorende factoren te vergemakkelijken. Dit toezicht, dat uitsluitend een betere uitwisseling van informatie tussen de partijen beoogt, geldt slechts voor producten die de Gemeenschap, wat haar betreft, als gevoelig beschouwt. Dit toezicht wordt in onderlinge overeenstemming toegepast aan de hand van door de Gemeenschap te verstrekken gegevens en met behulp van statistisch materiaal dat de ACS-Staten de Commissie op haar verzoek zullen doen toekomen. Voor een goede werking van dit toezicht moeten de betrokken ACS-Staten de Commissie, zo mogelijk maandelijks, de statistieken doen toekomen van hun uitvoer naar de Gemeenschap en naar elk van de lidstaten van de Gemeenschap van producten die de Gemeenschap als gevoelig beschouwt. b) Geregeld overleg Met behulp van bovengenoemd statistisch toezicht kunnen beide partijen de ontwikkelingen in het handelsverkeer die problemen kunnen opleveren, beter volgen. Op grond van de aldus verkregen informatie kunnen de Gemeenschap en de ACS-Staten overeenkomstig artikel 9, lid 5, op gezette tijden overleg plegen om erop toe te zien dat de doelstellingen van dit artikel worden gerealiseerd. Dit overleg heeft plaats op verzoek van een der partijen. 5. Als de voorwaarden voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen volgens artikel 8 zijn vervuld, moet de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 9, lid 1, inzake het overleg voorafgaand aan de eventuele toepassing van vrijwaringsmaatregelen, onmiddellijk met de betrokken ACS-Staten in overleg treden en hun alle daartoe nodige informatie verstrekken, met name gegevens aan de hand waarvan kan worden beoordeeld in hoeverre de binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten door de invoer van een bepaald product uit een of meer ACS-Staten ernstige schade lijden of dreigen te lijden, in hoeverre een economische sector van de Gemeenschap door de invoer van een bepaald product uit een of meer ACS-Staten ernstig is verstoord of dreigt te worden verstoord en in hoeverre moeilijkheden zijn ontstaan of dreigen te ontstaan waardoor de economische situatie van een regio van de Gemeenschap ernstig achteruit kan gaan. 6. Indien ondertussen geen andere regelingen met de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten zijn getroffen, kunnen de bevoegde instanties van de Gemeenschap, na het verstrijken van de voor dit overleg gestelde termijn van 21 dagen, de maatregelen nemen die voor de tenuitvoerlegging van artikel 8 noodzakelijk zijn. De ACS-Staten worden onmiddellijk in kennis gesteld van deze maatregelen, die terstond van toepassing zijn. 7. De toepassing van deze procedure doet niet af aan de maatregelen die volgens artikel 9, lid 3, op grond van bijzondere factoren kunnen worden genomen. In dat geval worden alle dienstige gegevens onmiddellijk aan de ACS-Staten meegedeeld. 8. In elk geval zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de belangen van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-Staten. PROTOCOL 3 houdende de tekst van protocol 3 betreffende ACS-suiker bij de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé met de hierop betrekking hebben verklaringen die aan die Overeenkomst zijn gehecht PROTOCOL 3 betreffende ACS-suiker Artikel 1 1. De Gemeenschap verbindt zich er voor een onbepaalde periode toe, tegen gegarandeerde prijzen bepaalde hoeveelheden ruwe of witte rietsuiker van oorsprong uit de ACS-Staten, tot levering waarvan deze Staten zich verbinden, te kopen en in te voeren. 2. De vrijwaringsclausule in artikel 10 van de Overeenkomst is hierop niet van toepassing. Het Protocol wordt uitgevoerd in het kader van het beheer van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker, dat echter geen afbreuk mag doen aan de in lid 1 bedoelde verbintenis van de Gemeenschap. Artikel 2 1. Onverminderd artikel 7 mogen binnen vijf jaar na de datum waarop de Overeenkomst in werking treedt geen wijzigingen op dit Protocol in werking treden. Daarna treden de eventueel in onderling overleg vastgestelde wijzigingen op een overeen te komen tijdstip in werking. 2. De wijze van toepassing van de in artikel 1 bedoelde garantie wordt vóór het einde van het zevende toepassingsjaar opnieuw bezien. Artikel 3 1. >RUIMTE VOOR DE TABEL> 2. Behoudens artikel 7 kunnen deze hoeveelheden niet worden verminderd zonder de toestemming van elk van de betrokken Staten. 3. >RUIMTE VOOR DE TABEL> Artikel 4 1. De suikerexporterende ACS-Staten verbinden zich ertoe in elke twaalfmaandelijkse periode van 1 juli tot en met 30 juni, hierna "leveringsperiode" genoemd, de in artikel 3, lid 1, genoemde hoeveelheden te leveren, behoudens aanpassingen ten gevolge van de toepassing van artikel 7. Een soortgelijke verbintenis geldt eveneens voor de in artikel 3, lid 3, genoemde hoeveelheden voor de periode tot en met 30 juni 1975, die eveneens als een leveringsperiode zal worden beschouwd. 2. De hoeveelheden die van de haven van verscheping of, voor zover het niet aan zee grenzende Staten betreft, over de grens onderweg zijn, moeten worden gerekend tot de in artikel 3, lid 3, genoemde hoeveelheden die in de periode tot en met 30 juni 1975 moeten worden geleverd. 3. Voor levering van ACS-rietsuiker in de periode tot en met 3 juni 1975 gelden de gegarandeerde prijzen voor de leveringsperiode die op 1 juli 1975 begint. Voor latere leveringsperiodes kunnen dezelfde regelingen worden getroffen. Artikel 5 1. De witte of ruwe rietsuiker wordt op de markt van de Gemeenschap in de handel gebracht tegen vrij tussen kopers en verkopers bedongen prijzen. 2. De Gemeenschap komt niet tussenbeide indien een Lid-Staat toestaat dat de binnen zijn grenzen toegepaste verkoopprijzen boven de drempelprijs van de Gemeenschap stijgen. 3. De Gemeenschap verbindt zich ertoe hoeveelheden witte of ruwe suiker die niet in de Gemeenschap kunnen worden afgezet tegen een prijs die gelijk is aan of hoger dan de gegarandeerde prijs, tot bepaalde overeengekomen hoeveelheden te kopen tegen de gegarandeerde prijs. 4. De gegarandeerde prijs, die wordt uitgedrukt in rekeneenheden, wordt vastgesteld voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit, cif Europese havens van de Gemeenschap. Deze prijs wordt jaarlijks door onderhandelingen vastgesteld binnen de in de Gemeenschap geldende prijsschaal, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante economische factoren. Deze prijs wordt uiterlijk vastgesteld op 1 mei, onmiddellijk voorafgaande aan de leveringsperiode waarvoor hij zal gelden. Artikel 6 Aankoop tegen de in artikel 5, lid 3, bedoelde gegarandeerde prijs geschiedt via de interventiebureaus of via andere door de Gemeenschap aangewezen gemachtigden. Artikel 7 1. Indien een suikerexporterende ACS-Staat gedurende een leveringsperiode wegens overmacht niet de gehele voor dat land overeengekomen hoeveelheid levert, staat de Commissie, indien de betrokken Staat daarom verzoekt, de nodige verlenging van de leveringsperiode toe. 2. Indien een suikerexporterende ACS-Staat de Commissie in de loop van een leveringsperiode meedeelt dat hij niet in staat zal zijn de gehele voor dat land overeengekomen hoeveelheid te leveren en dat hij geen verlenging van de leveringsperiode, als bedoeld in lid 1, wenst, zal het tekort door de Commissie opnieuw worden toegewezen voor levering in de betrokken leveringsperiode. De Commissie gaat hiertoe over na overleg met de betrokken Staten. 3. Indien een suikerexporterende ACS-Staat gedurende een leveringsperiode om andere redenen dan overmacht niet de gehele voor dat land overeengekomen hoeveelheid suiker levert, zal deze hoeveelheid voor alle volgende leveringsperioden met de niet geleverde hoeveelheid worden verminderd. 4. De Commissie kan bepalen dat voor de latere leveringsperiodes de niet geleverde hoeveelheid opnieuw wordt verdeeld over de andere in artikel 3 genoemde Staten. De Commissie gaat hiertoe over in overleg met de betrokken Staten. Artikel 8 1. Op verzoek van een of meer Staten die suiker leveren in het kader van dit Protocol, of van de Gemeenschap, wordt in een door de partijen bij de Overeenkomst vast te stellen institutioneel kader overleg gepleegd over alle maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol. Hiertoe kan gedurende de periode van toepassing van de Overeenkomst binnen de hierbij opgerichte instellingen overleg plaatsvinden. 2. Ingeval de Overeenkomst buiten werking treedt, stellen de in lid 1 bedoelde suikerleverende Staten en de Gemeenschap institutionele bepalingen vast om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit Protocol verder worden toegepast. 3. De in dit Protocol voorgeschreven periodieke bestuderingen vinden plaats binnen het overeengekomen institutionele kader. Artikel 9 Bijzondere suikersoorten die van oudsher aan Lid-Staten worden geleverd door bepaalde suikerexporterende ACS-Staten worden meegerekend voor en op dezelfde wijze behandeld als de in artikel 3 genoemde hoeveelheden. Artikel 10 De bepalingen van dit Protocol blijven van kracht na de in artikel 91 van de Overeenkomst vermelde datum. Na die datum kan de Gemeenschap ten aanzien van elke ACS-Staat en kan elke ACS-Staat ten aanzien van de Gemeenschap het Protocol opzeggen, met inachtneming van een opzeggingstermijn van twee jaar. Bijlage bij Protocol 3 VERKLARINGEN BETREFFENDE PROTOCOL 3 1. Gemeenschappelijke verklaring betreffende mogelijke verzoeken om toetreding tot Protocol nr. 3 Elk verzoek van een ACS-Staat die partij is bij de Overeenkomst, maar in Protocol nr. 3 niet uitdrukkelijk is vermeld, en die aan de bepalingen van dat Protocol wil deelnemen, wordt onderzocht(1). 2. Verklaring van de Gemeenschap betreffende suiker van oorsprong uit Belize, St. Kitts en Nevis-Anguilla en Suriname a) De Gemeenschap gaat de verplichting aan de nodige maatregelen te treffen om voor de onderstaande hoeveelheden ruwe of witte rietsuiker, van oorsprong uit de volgende landen, dezelfde behandeling te garanderen als is bepaald in Protocol nr. 3: >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) Voor de periode tot en met 30 juni 1975 gelden echter de volgende hoeveelheden: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 10 van Protocol nr. 3 De Gemeenschap verklaart dat artikel 10 van Protocol nr. 3, dat voorziet in de mogelijkheid om dat Protocol op te zeggen overeenkomstig de voorwaarden van dat artikel, rechtszekerheid ten doel heeft en voor de Gemeenschap geen wijziging of beperking vormt van de in artikel 1 van dat Protocol vermelde beginselen(2). (1) Bijlage XIII bij de Slotakte van de ACS-EEG-Overeenkomst. (2) Bijlage XXII bij de Slotakte van de ACS-EEG-Overeenkomst. Bijlage bij Protocol 3 BRIEFWISSELING TUSSEN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK EN DE GEMEENSCHAP BETREFFENDE HET ACS-SUIKERPROTOCOL Brief nr. 1 van de Regering van de Dominicaanse Republiek Mijnheer de Voorzitter, Hierbij bevestig ik dat de Dominicaanse Republiek noch nu, noch later wenst toe te treden tot het Protocol inzake ACS-suiker bij de ACS-EEG-Overeenkomst. De Dominicaanse Republiek verbindt er zich derhalve toe, niet om toetreding tot dit Protocol te vragen. Zij zendt een brief met dezelfde inhoud aan de groep van ACS-Staten. Ik moge u verzoeken mij de ontvangst van deze brief te bevestigen. Gelieve, Mijnheer de Voorzitter, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden. Brief nr. 2 van de Voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen Excellentie, Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die als volgt luidt: "Hierbij bevestig ik dat de Dominicaanse Republiek noch nu, noch later wenst toe te treden tot het Protocol inzake ACS-suiker van de ACS-EEG-Overeenkomst. De Dominicaanse Republiek verbindt er zich derhalve toe, niet om toetreding tot dit Protocol te vragen. Zij zendt een brief met dezelfde inhoud aan de groep van ACS-Staten." De Gemeenschap bevestigt haar akkoord met de inhoud van deze brief. Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden. Bijlage bij Protocol 3 OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en Barbados, Belize, de Volksrepubliek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Democratische Republiek Madagascar, de Republiek Malawi, Mauritius, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zimbabwe en Saint Kitts en Nevis over de toetreding van laatstgenoemd land tot Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst. Brief nr. 1 Brussel, Mevrouw, Mijnheer, De vertegenwoordigers van de ACS-staten, genoemd in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, en van de Commissie, namens de Europese Economische Gemeenschap, zijn het volgende overeengekomen: - Saint Kitts en Nevis wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met een overeengekomen hoeveelheid van 14800 ton met ingang van de dag waarop het toetreedt tot de tweede ACS-EEG-Overeenkomst. Tot die datum blijven de bepalingen van Bijlage IV bij Besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap van toepassing. Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen. Hoogachtend, Voor de Raad van de Europese Gemeenschappen Brief nr. 2 Mevrouw, Mijnheer, Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt: "De vertegenwoordigers van de ACS-staten, genoemd in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, en van de Commissie, namens de Europese Economische Gemeenschap, zijn het volgende overeengekomen: - Saint Kitts en Nevis wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met een overeengekomen hoeveelheid van 14800 ton met ingang van de dag waarop het toetreedt tot de tweede ACS-EEG-Overeenkomst. Tot die datum blijven de bepalingen van Bijlage IV bij Besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 inzake de asssociatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap van toepassing. Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen." Ik heb de eer te bevestigen dat de regeringen van de in Uw brief genoemde ACS-staten met de inhoud van deze brief instemmen. Hoogachtend, Voor de regeringen Bijlage bij Protocol 3 OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en Barbados, de Volksrepubliek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Democratische Republiek Madagascar, de Republiek Malawi, Mauritius, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda en de Republiek Zimbabwe over de toetreding van laatstgenoemd land tot Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst. Brief nr. 1 Mevrouw, Mijnheer, De vertegenwoordigers van de ACS-staten genoemd in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, van de Republiek Zimbabwe en van de Commissie, namens de Europese Economische Gemeenschap, zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Zimbabwe wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met een overeengekomen hoeveelheid van 25000 ton met ingang van 1 juli 1982 en voor de periode tot en met 30 juni 1982 met een overeengekomen hoeveelheid van 6000 ton. Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen. Hoogachtend, Namens de Raad van de Europese Gemeenschappen Brief nr. 2 Mevrouw, Mijnheer, Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt: "De vertegenwoordigers van de ACS-staten, genoemd in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, van de Republiek Zimbabwe en van de Commissie, namens de Europese Economische Gemeenschap, zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Zimbabwe wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met een overeengekomen hoeveelheid van 25000 ton met ingang van 1 juli 1982 en voor de periode tot en met 30 juni 1982 met een overeengekomen hoeveelheid van 6000 ton. Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regering van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen." Ik heb de eer te bevestigen dat de regeringen van de in deze brief genoemde ACS-staten met het voorgaande instemmen. Hoogachtend, Voor de regeringen Bijlage bij Protocol 3 OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en Barbados, Belize, de Volksrepubliek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Democratische Republiek Madagascar, de Republiek Malawi, Mauritius, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zimbabwe en de Republiek Ivoorkust over de toetreding van laatstgenoemd land tot Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst. Brief nr. 1 Mevrouw, Mijnheer, De groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Zuidzee, vermeld in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, de Republiek Ivoorkust en de Europese Economische Gemeenschap zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Ivoorkust wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met ingang van 1 juli 1983 met een onmiddellijke overeengekomen hoeveelheid van 2000 ton (witsuikerwaarde). Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen. Hoogachtend, Namens de Raad van de Europese Gemeenschappen Brief nr. 2 Mevrouw, Mijnheer, Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt: "De groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Zuidzee, vermeld in Protocol 7 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de tweede ACS-EEG-Overeenkomst, de Republiek Ivoorkust en de Europese Economische Gemeenschap zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Ivoorkust wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met ingang van 1 juli 1983 met een onmiddellijke overeengekomen hoeveelheid van 2000 ton (witsuikerwaarde). Ik moge U verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen." Ik heb de eer te bevestigen dat de regeringen van de in Uw brief genoemde ACS-staten met de inhoud van deze brief instemmen. Hoogachtend, Voor de regeringen Bijlage bij Protocol 3 OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagascar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Suriname, Saint Kitts en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de toetreding van de Republiek Zambia tot Protocol 8 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de vierde ACS-EEG-Overeenkomst. Brief nr. 1 Brussel, ... Mevrouw, Mijnheer, De staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Zuidzee, genoemd in Protocol 8 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de vierde ACS-EEG-Overeenkomst, de Republiek Zambia en de Europese Gemeenschap zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Zambia wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met ingang van 1 januari 1995 met een overeengekomen hoeveelheid van 0 ton. Ik moge U verzoeken de ontvangst van deze brief te bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen. Hoogachtend, Namens de Raad van de Europese Unie Brief nr. 2 Brussel, ... Mevrouw, Mijnheer, Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt: "De staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Zuidzee, genoemd in Protocol 8 betreffende ACS-suiker, gehecht aan de vierde ACS-EEG-Overeenkomst, de Republiek Zambia en de Europese Gemeenschap zijn het volgende overeengekomen: De Republiek Zambia wordt hierbij opgenomen in artikel 3, lid 1, van voornoemd protocol met ingang van 1 januari 1995 met een overeengekomen hoeveelheid van 0 ton. Ik moge U verzoeken de ontvangst van deze brief te bevestigen en te willen bevestigen dat deze brief en Uw antwoord een overeenkomst tussen de regeringen van voornoemde ACS-staten en de Gemeenschap vormen." Ik heb de eer te bevestigen dat de regeringen van de in Uw brief genoemde ACS-staten met de inhoud van deze brief instemmen. Hoogachtend, Voor de regeringen van de in Protocol nr. 8 genoemde ACS-staten en de Republiek Zambia PROTOCOL 4 betreffende rund- en kalfsvlees De Gemeenschap en de ACS-Staten komen de volgende bijzondere maatregelen overeen om de traditionele rund- en kalfsvleesexporterende ACS-Staten in staat te stellen hun positie op de markt van de Gemeenschap te behouden en hun producenten aldus een bepaald inkomensniveau te garanderen. Artikel 1 Binnen de in artikel 2 vastgestelde grenzen worden de douanerechten, andere dan de ad-valoremrechten, op rund- en kalfsvlees van oorsprong uit de ACS-Staten met 92 % verlaagd. Artikel 2 >RUIMTE VOOR DE TABEL> Artikel 3 Mocht er een teruggang van deze uitvoer ten gevolge van rampen zoals droogte, wervelstormen of veeziekten verwacht of geconstateerd worden, dan is de Gemeenschap bereid passende maatregelen te overwegen zodat de om deze redenen in een bepaald jaar niet geëxporteerde hoeveelheden in het volgende jaar kunnen worden geleverd. Artikel 4 Indien een van de in artikel 2 genoemde ACS-Staten in een bepaald jaar niet in staat is de totale toegestane hoeveelheid te leveren en niet in aanmerking wenst te komen voor de in artikel 3 bedoelde maatregelen, kan de Commissie het ontbrekende quantum over de andere betrokken ACS-Staten verdelen. In dat geval stellen de betrokken ACS-Staten de Commissie, uiterlijk op 1 september van het betrokken jaar, de ACS-Staat of ACS-Staten voor die een extra hoeveelheid kunnen leveren, terwijl zij ook vermelden welke ACS-Staat niet in staat is het totale hem toegewezen quantum te leveren, met dien verstande dat deze nieuwe tijdelijke toewijzing de aanvankelijke hoeveelheden niet mag wijzigen. De Commissie ziet erop toe dat uiterlijk op 15 november een besluit zal zijn genomen. Artikel 5 De uitvoering van dit Protocol geschiedt in het kader van het beheer van de gemeenschappelijke marktordening in de sector rund- en kalfsvlees, hetgeen echter geen invloed mag hebben op de verbintenissen van de Gemeenschap uit hoofde van dit Protocol. Artikel 6 Bij toepassing van de in artikel 8, lid 1, van de bijlage betreffende de handelsregeling die tijdens de voorbereidingsperiode van toepassing is opgenomen vrijwaringsclausule op de sector rund- en kalfsvlees, neemt de Gemeenschap de nodige maatregelen om de uitvoer van de ACS-Staten naar de Gemeenschap te handhaven op een niveau dat verenigbaar is met de verbintenissen uit hoofde van dit Protocol. PROTOCOL 5 Het Tweede Bananenprotocol Artikel 1 De ACS en de EU erkennen het zeer grote economische belang dat de bananenleveranciers in de ACS-Staten hebben bij de uitvoer van hun product naar de EU-markt. De EU stemt ermee in te onderzoeken welke maatregelen zo nodig genomen moeten worden om ervoor te zorgen dat deze leveranciers hun bananen kunnen blijven uitvoeren en op de markt van de Gemeenschap kunnen blijven afzetten. Artikel 2 Elke betrokken ACS-Staat en de Gemeenschap zullen onderling overleg plegen om na te gaan welke maatregelen moeten worden genomen om de voorwaarden voor de productie en de afzet van bananen te verbeteren. Dit doel zal worden nagestreefd met alle middelen waarin de Overeenkomst voorziet uit hoofde van de financiële, technische, industriële en regionale samenwerking en samenwerking op het gebied van de landbouw. Deze maatregelen zullen zodanig zijn dat de ACS-Staten, en met name Somalië, hun concurrentievermogen kunnen verbeteren, gelet op de situatie van ieder van die staten. Er zullen maatregelen worden genomen voor alle stadia tussen productie en verbruik en met name de volgende: - verbetering van de productievoorwaarden en de kwaliteit door acties op het gebied van onderzoek, oogst, verpakking, laden en lossen; - vervoer en opslag; - marketing en handelsbevordering. Artikel 3 Om deze doeleinden te bereiken komen beide partijen overeen overleg te plegen in een permanente gemengde groep, bijgestaan door een groep deskundigen, die tot taak heeft de specifieke problemen die onder hun aandacht worden gebracht doorlopend te bestuderen. Artikel 4 Indien de bananenproducerende ACS-Staten besluiten een gemeenschappelijke organisatie op te richten om deze doelstellingen na te streven, zal de Gemeenschap deze organisatie steunen en de verzoeken in overweging nemen die eventueel tot haar worden gericht ter ondersteuning van de werkzaamheden van die organisatie die passen in het kader van de regionale programma's uit hoofde van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. BIJLAGE VI LIJSTEN VAN DE MINST ONTWIKKELDE, DE NIET AAN ZEE GRENZENDE EN DE INSULAIRE ACS-STATEN Volgende lijsten bevatten de namen van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-Staten. MINST ONTWIKKELDE ACS-STATEN Artikel 1 In het kader van deze Overeenkomst worden als minst ontwikkelde ACS-Staten beschouwd: Angola Benin Burkina Faso Burundi Kaapverdië Centraal-Afrikaanse Republiek Tsjaad Comoren Democratische Republiek Congo Djibouti Ethiopië Eritrea Gambia Guinee Guinee-Bissau Equatoriaal-Guinea Haïti Kiribati Lesotho Liberia Malawi Mali Mauritanië Madagaskar Mozambique Niger Rwanda Samoa São Tomé en Príncipe Sierra Leone Salomonseilanden Somalië Sudan Tanzania Tuvalu Togo Uganda Vanuatu Zambia NIET AAN ZEE GRENZENDE ACS-STATEN Artikel 2 Er zijn specifieke bepalingen en maatregelen vastgesteld om de niet aan zee grenzende ACS-Staten te steunen in hun streven de geografische moeilijkheden en belemmeringen die hun ontwikkeling in de weg staan, te overwinnen zodat zij hun ontwikkelingstempo kunnen versnellen. Artikel 3 De niet aan zee grenzende ACS-staten zijn: Botswana Burkina Faso Burundi Centraal-Afrikaanse Republiek Tsjaad Ethiopië Lesotho Malawi Mali Niger Rwanda Swaziland Uganda Zambia Zimbabwe INSULAIRE ACS-STATEN Artikel 4 Er zijn specifieke bepalingen en maatregelen vastgesteld om de insulaire ACS-Staten te steunen in hun streven de natuurlijke en geografische moeilijkheden en andere belemmeringen die hun ontwikkeling in de weg staan, te overwinnen zodat zij hun ontwikkelingstempo kunnen versnellen. Artikel 5 De insulaire ACS-Staten zijn: Antigua en Barbuda Bahama's Barbados Kaapverdië Comoren Dominica Dominicaanse Republiek Fiji Grenada Haïti Jamaica Kiribati Madagaskar Mauritius Papoea-Nieuw-Guinea Saint Kitts en Nevis Saint Lucia Saint Vincent en de Grenadines Samoa Sao Tomé en Principe Seychellen Salomonseilanden Tonga Trinidad en Tobago Tuvalu Vanuatu PROTOCOLLEN PROTOCOL 1 betreffende de huishoudelijke uitgaven van de gezamenlijke instellingen 1. De Lid-Staten en de Gemeenschap enerzijds en de ACS-Staten anderzijds nemen de uitgaven voor hun rekening die voortvloeien uit hun deelneming aan de zittingen van de Raad van Ministers en de vergaderingen van de organen die daarvan afhankelijk zijn, zowel wat de personeelsuitgaven, de reis- en verblijfkosten als de frankerings- en telecommunicatiekosten betreft. De uitgaven voor tolkendiensten bij vergaderingen, alsmede voor de vertaling en vermenigvuldiging van de documenten, en de uitgaven in verband met de praktische organisatie van de vergaderingen (vergaderruimten, benodigdheden, bodes, enz.) van de gezamenlijke instellingen waarin deze Overeenkomst voorziet, worden door de Gemeenschap of door een van de ACS-Staten gedragen, naargelang de vergadering op het grondgebied van een lidstaat of op het grondgebied van een ACS-Staat plaatsvindt. 2. De overeenkomstig artikel 98 van de Overeenkomst aangewezen scheidsrechters hebben recht op vergoeding van hun reis- en verblijfkosten. Deze laatste worden vastgesteld door de Raad van Ministers. De reis- en verblijfkosten van de scheidsrechters worden voor de helft door de Gemeenschap en voor de helft door de ACS-Staten gedragen. De uitgaven voor de door de scheidsrechters opgerichte griffie, voor de instructie van geschillen en voor de materiële organisatie van de zittingen (vergaderruimten, personeel, tolkendiensten, enz.) worden door de Gemeenschap gedragen. De uitgaven voor buitengewone instructiemaatregelen worden met de overige uitgaven vereffend en worden door de partijen voorgeschoten op de in een beschikking van de scheidsrechters bepaalde wijze. 3. De ACS-Staten stellen een door hun Algemeen Secretariaat te beheren Fonds in waaruit wordt bijgedragen aan de financiering van de door de ACS-deelnemers op de bijeenkomsten van de Paritaire Parlementaire Vergadering en de Raad van Ministers gedane uitgaven. De ACS-Staten leveren een bijdrage aan dit Fonds. Ten einde het actief deelnemen van alle ACS-Staten aan de binnen de ACS-EU-instellingen gevoerde dialoog aan te moedigen, levert de Gemeenschap aan dit Fonds een bijdrage overeenkomstig het bepaalde in het Financieel Protocol (EUR 4 miljoen in overeenstemming met het eerste financieel protocol). De voor het Fonds in aanmerking komende uitgaven beantwoorden aan de in punt 1 omschreven evenals aan de volgende voorwaarden: - Zij moeten zijn gedaan door parlementsleden of, bij hun afwezigheid, door andere overeenkomstige ACS-vertegenwoordigers die buiten het land dat zij vertegenwoordigen moeten reizen ten einde deel te nemen aan zittingen van de Paritaire Parlementaire Vergadering, vergaderingen van werkgroepen of missies in opdracht van deze instanties, of als gevolg van de deelname van bedoelde vertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de civiele samenleving evenals economische en sociale actoren van de ACS-Staten aan in het kader van artikel 15 en 17 van de Overeenkomst gehouden overlegvergaderingen. - De besluiten inzake aard, organisatie, periodiciteit en plaats van vergaderingen, missies en werkgroepactiviteiten moeten zijn genomen in overeenstemming met de voorschriften en procedures van de Raad van Ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering. 4. De overlegvergaderingen en vergaderingen van economische en sociale actoren van de ACS-Staten en de EU worden georganiseerd door het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie. Met betrekking tot deze vergaderingen wordt de bijdrage van de Gemeenschap voor het dekken van de deelnemingskosten van de economische en sociale actoren van de ACS-Staten rechtstreeks aan het Economisch en Sociaal Comité betaald. Het ACS-Secretariaat, de Raad van Ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering kunnen, in overeenstemming met de Commissie, de organisatie van overlegbijeenkomsten met de civiele samenleving van de ACS-Staten delegeren aan door de partijen goedgekeurde representatieve organisaties. PROTOCOL 2 betreffende de voorrechten en immuniteiten DE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST, VERLANGENDE de goede werking van de Overeenkomst alsmede de voorbereiding van de daarmee samenhangende werkzaamheden en de uitvoering van de ter toepassing daarvan getroffen maatregelen te bevorderen door het sluiten van een Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, OVERWEGENDE dat derhalve de voorrechten en immuniteiten waarop de deelnemers aan werkzaamheden betreffende de toepassing van de Overeenkomst aanspraak kunnen maken, alsmede de regeling voor de officiële mededelingen in verband met deze werkzaamheden dienen te worden bepaald, zulks onverminderd het op 8 april 1965 te Brussel ondertekende Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen; OVERWEGENDE voorts dat er een regeling inzake de eigendommen, fondsen en bezittingen van de Raad van ACS-Ministers en inzake het personeel daarvan dient te worden vastgesteld; OVERWEGENDE dat bij de Overeenkomst van Georgetown van 6 juni 1975 de groep van ACS-Staten is opgericht en een Raad van ACS-Ministers en een Comité van Ambassadeurs zijn ingesteld; dat het secretariaat van de organen van de groep van ACS-Staten wordt waargenomen door het secretariaat van de ACS-Staten, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen die aan de Overeenkomst zijn gehecht: HOOFDSTUK 1 PERSONEN DIE DEELNEMEN AAN DE WERKZAAMHEDEN MET BETREKKING TOT DE OVEREENKOMST Artikel 1 De vertegenwoordigers van de Regeringen van de lidstaten en van de ACS-Staten en de vertegenwoordigers van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen alsmede hun adviseurs en deskundigen en de personeelsleden van het secretariaat van de ACS-Staten die op het grondgebied van de lidstaten of van de ACS-Staten deelnemen hetzij aan de werkzaamheden van de instellingen van de Overeenkomst of van de coördinatieorganen, hetzij aan werkzaamheden met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst, genieten aldaar gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar of van de plaats van hun missie de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten. De vorige alinea is eveneens van toepassing op de leden van de Paritaire Vergadering van de Overeenkomst, op de scheidsrechters die krachtens deze Overeenkomst kunnen worden aangewezen, op de leden van de eventueel op te richten raadgevende instanties van de economische en sociale groeperingen, op de ambtenaren en andere personeelsleden daarvan, op de leden van de organen van de Europese Investeringsbank en het personeel daarvan, alsmede op het personeel van het Centrum voor industriële ontwikkeling en het Centrum voor ontwikkeling van de landbouw. HOOFDSTUK 2 EIGENDOMMEN, FONDSEN EN BEZITTINGEN VAN DE RAAD VAN ACS-MINISTERS Artikel 2 De door de Raad van ACS-Ministers voor officiële doeleinden gebruikte gebouwen en lokalen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. Tenzij zulks noodzakelijk is voor onderzoek in verband met ongevallen veroorzaakt door een motorvoertuig dat aan deze Raad toebehoort of voor zijn rekening aan het verkeer deelneemt, en behoudens in geval van door een dergelijk motorvoertuig veroorzaakte overtredingen van de verkeerswetgeving of ongevallen, kunnen de eigendommen en bezittingen van de Raad van ACS-Ministers zonder toestemming van de bij de Overeenkomst ingestelde Raad van Ministers niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard. Artikel 3 Het archief van de Raad van ACS-Ministers is onschendbaar. Artikel 4 De Raad van ACS-Ministers, zijn bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen. Wanneer de Raad van ACS-Ministers belangrijke aankopen doet van onroerende of roerende goederen welke strikt noodzakelijk zijn voor zijn officiële taakuitoefening, waarbij indirecte belastingen of belastingen op de verkoop in de prijs zijn begrepen, zal het gastland, telkens wanneer dit mogelijk is, passende maatregelen treffen tot kwijtschelding of teruggave van deze belastingen. Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen, rechten en retributies welke vergoedingen voor verrichte diensten vormen. Artikel 5 De Raad van ACS-Ministers is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en in- en uitvoerbeperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor zijn officiële gebruik; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land waar zij zijn ingevoerd, niet worden verkocht of anderszins onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de Regering van dat land zijn goedgekeurd. HOOFDSTUK 3 OFFICIELE MEDEDELINGEN Artikel 6 Voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten genieten de Europese Gemeenschap, de gezamenlijke instellingen van de Overeenkomst en de coördinatieorganen op het grondgebied van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst, dezelfde behandeling als de internationale organisaties. De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de Europese Gemeenschap, van de gezamenlijke instellingen van de Overeenkomst en van de coördinatieorganen mogen niet aan censuur worden onderworpen. HOOFDSTUK 4 PERSONEEL VAN HET SECRETARIAAT VAN DE ACS-STATEN Artikel 7 1. In de Staat waar de Raad van ACS-Ministers is gevestigd, genieten de secretaris of secretarissen, de adjunct-secretaris of adjunct-secretarissen alsmede de andere door de ACS-Staten aan te wijzen permanente hooggeplaatste personeelsleden van de Raad van ACS-Ministers, onder verantwoordelijkheid van de fungerend voorzitter van het Comité van Ambassadeurs, de voordelen die worden toegekend aan de leden van het diplomatieke personeel van de diplomatieke missies. Hun echtgenoten en minderjarige kinderen met wie zij in gezinsverband leven, genieten onder dezelfde voorwaarden de voordelen die aan de echtgenoten en minderjarige kinderen van diplomatiek personeel worden toegekend. 2. De niet in lid 1 genoemde statutaire ACS-personeelsleden worden door het gastland vrijgesteld van elke belasting op de salarissen, emolumenten en vergoedingen die hun door de ACS-Staten worden uitbetaald en dit vanaf de dag waarop deze inkomsten aan een belasting ten bate van de ACS-Staten worden onderworpen. Deze bepaling is niet van toepassing op de door het ACS-secretariaat aan zijn gewezen personeelsleden of hun rechtverkrijgenden uitbetaalde pensioenen en renten, noch op de aan zijn plaatselijke functionarissen uitgekeerde salarissen, emolumenten en vergoedingen. Artikel 8 De Staat waar de Raad van ACS-Ministers is gevestigd, verleent aan de andere dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde permanente personeelsleden van het secretariaat van de ACS-Staten slechts vrijstelling van rechtsvervolging voor daden die zij in hun officiële hoedanigheid en binnen de grenzen van hun ambtsbevoegdheden stellen. Deze vrijstelling geldt evenwel niet in geval van verkeersovertredingen door een permanent personeelslid van het secretariaat van de ACS-Staten of van schade veroorzaakt door een hem toebehorend of door hem bestuurd motorvoertuig. Artikel 9 Naam, hoedanigheid en adres van de fungerend voorzitter van het Comité van Ambassadeurs, van de secretaris of secretarissen, de adjunct-secretaris of adjunct-secretarissen van de Raad van ACS-Ministers alsmede van de permanente personeelsleden van het secretariaat van de ACS-Staten worden op gezette tijden door de Voorzitter van de Raad van ACS-Ministers aan de Regering van de Staat waar deze Raad is gevestigd, medegedeeld. HOOFDSTUK 5 DEELEGATIES VAN DE COMMISSIE Artikel 10 1. Het hoofd van de delegatie van de Commissie en het gemandateerde personeel van de delegatie, met uitzondering van het plaatselijk aangeworven personeel, zijn vrijgesteld van elke belastingheffing in de ACS-Staat waar zij zijn gevestigd. 2. De in lid 1 bedoelde personeelsleden komen eveneens in aanmerking voor het bepaalde in artikel 31, lid 2, onder g), en in bijlage IV, hoofdstuk 4. HOOFDSTUK 6 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 11 De in dit Protocol bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de begunstigden uitsluitend in het belang van hun officiële ambt verleend. De in dit Protocol bedoelde instellingen en organen moeten van de immuniteit afzien in alle gevallen waarin opheffing van de immuniteit naar hun mening niet strijdig is met hun belangen. Artikel 12 Artikel 98 van de Overeenkomst is van toepassing op de geschillen betreffende dit Protocol. De Raad van ACS-Ministers en de Europese Investeringsbank kunnen tijdens een arbitrageprocedure partij zijn in een zaak. PROTOCOL 3 betreffende Zuid-Afrika Artikel 1 Gekwalificeerde status 1. Zuid-Afrika neemt aan deze Overeenkomst deel onder de in dit protocol omschreven voorwaarden. 2. De bepalingen van de te Pretoria op 11 oktober 1999 ondertekende bilaterale overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en Zuid-Afrika, hierna de "TDCA" (Trade and Development Co-operation Agreement between the European Community, its Member States and South Africa) genoemd, prevaleren boven de bepalingen van deze Overeenkomst. Artikel 2 Algemene bepalingen, politieke dialoog en gezamenlijke instellingen 1. De algemene en institutionele bepalingen evenals de slotbepalingen van deze Overeenkomst zijn op Zuid-Afrika van toepassing zijn. 2. Zuid-Afrika wordt volledig betrokken bij de algemene politieke dialoog en in de werking van de in het kader van deze Overeenkomst opgezette gezamenlijke instellingen en organen. Zuid-Afrika neemt evenwel niet deel aan het besluitvormingsproces ten aanzien van besluiten die moeten worden genomen met betrekking tot bepalingen welke op grond van dit protocol niet op Zuid-Afrika van toepassing zijn. Artikel 3 Samenwerkingsstrategieën De bepalingen inzake samenwerkingsstategieën van deze Overeenkomst zijn van toepassing op de samenwerking tussen de EG en Zuid-Afrika. Artikel 4 Financiële middelen 1. De bepalingen van deze Overeenkomst betreffende de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering zijn niet van toepassing op Zuid-Afrika. 2. In afwijking van dit beginsel heeft Zuid-Afrika evenwel het recht aan de ACS-EG-samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering deel te nemen op de gebieden vermeld in artikel 8, met dien verstande dat de deelname van Zuid-Afrika volledig wordt gefinancierd uit de middelen waarin wordt voorzien onder Titel VII van de TDCA. Voor zover TDCA-middelen worden aangewend voor het deelnemen aan maatregelen in het kader van de ACS-EG-samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering heeft Zuid-Afrika het recht volwaardig deel te nemen aan de besluitvormingsprocedures betreffende de tenuitvoerlegging van bedoelde steunmaatregelen. 3. Zuid-Afrikaanse natuurlijke personen en rechtspersonen komen in aanmerking voor het toegewezen krijgen van contracten welke worden gefinancierd uit de middelen waarin deze Overeenkomst voorziet. Met betrekking daartoe worden aan Zuid-Afrikaanse natuurlijke personen en rechtspersonen echter niet dezelfde preferenties verleend als aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de ACS-Staten. Artikel 5 Commerciële samenwerking 1. De bepalingen van deze Overeenkomst betreffende economische en commerciële samenwerking zijn niet van toepassing op Zuid-Afrika. 2. Zuid-Afrika wordt niettemin als waarnemer betrokken bij de dialoog tussen de overeenkomstsluitende partijen zoals bedoeld in artikelen 34 tot en met 40 van deze Overeenkomst. Artikel 6 Toepasselijkheid van protocollen en verklaringen De aan deze overeenkomst gehechte protocollen en verklaringen betreffende niet op Zuid-Afrika toepasselijke gedeelten van de Overeenkomst, zijn niet op Zuid-Afrika van toepassing. Alle andere verklaringen en protocollen zijn op Zuid-Afrika van toepassing. Artikel 7 Herzieningsclausule Dit protocol kan bij besluit van de Raad van Ministers worden herzien. Artikel 8 Toepasselijkheid Onverminderd het bepaalde in voorgaande artikelen worden in volgende tabel de op Zuid-Afrika toepasselijke en niet toepasselijke artikelen van de Overeenkomst en haar bijlagen aangegeven. >RUIMTE VOOR DE TABEL> SLOTAKTE De gevolmachtigden van: Zijne Majesteit de Koning der Belgen, Hare Majesteit de Koningin van Denemarken, De President van de Bondsrepubliek Duitsland, De President van de Helleense Republiek, Zijne Majesteit de Koning van Spanje, De President van de Franse Republiek, De President van Ierland, De President van de Italiaanse Republiek, Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg, Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, De Federale President van de Republiek Oostenrijk, De President van de Portugese Republiek, De President van de Republiek Finland, Zijne Majesteit de Koning van Zweden, Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal en bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna "de Gemeenschap" genoemd, wier staten hierna "de lidstaten" worden genoemd, en van de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en de gevolmachtigden van: De President van de Republiek Angola, Hare Majesteit de Koningin van Antigua en Barbuda, Het Staatshoofd van het Gemenebest van de Bahama's, Het Staatshoofd van Barbados, Hare Majesteit de Koningin van Belize, De President van de Republiek Benin, De President van de Republiek Botswana, De President van Burkina Faso, De President van de Republiek Boeroendi, De President van de Republiek Kameroen, De President van de Republiek Kaapverdië, De President van de Centraal-Afrikaanse Republiek, De President van de Republiek Tsjaad, De President van de Islamitische Bondsrepubliek der Comoren, De President van de Democratische Republiek Congo, De President van de Republiek Congo, De Regering van de Cookeilanden, De President van de Republiek Ivoorkust, De President van de Republiek Djibouti, De Regering van het Gemenebest Dominica, De President van de Dominicaanse Republiek, De President van de Staat Eritrea, De President van de Republiek Equatoriaal-Guinee, De President van de Democratische Federale Republiek Ethiopië, De President van de Soevereine Democratische Republiek Fiji, De President van de Republiek Gabon, Het Staatshoofd van de Republiek Gambia, De President van de Republiek Ghana, Hare Majesteit de Koningin van Grenada, De President van de Republiek Guinee, De President van de Republiek Guinee-Bissau, De President van de Republiek Guyana, De President van de Republiek Haïti, Het Staatshoofd van Jamaica, De President van de Republiek Kenia, De President van de Republiek Kiribati, Zijne Majesteit de Koning van het Koninkrijk Lesotho, De President van de Republiek Liberia, De President van de Republiek Madagaskar, De President van de Republiek Malawi, De President van de Republiek Mali, De Regering van de Republiek der Marshalleilanden, De President van de Islamitische Republiek Mauritanië, De President van de Republiek Mauritius, De Regering van de Federale Staten van Micronesië, De President van de Republiek Mozambique, De President van de Republiek Namibië, De Regering van de Republiek Nauru, De President van de Republiek Niger, Het Hoofd van de Federale Republiek Nigeria, De Regering van Niue, De Regering van de Republiek Palau, Hare Majesteit de Koningin van de Onafhankelijke Staat Papoea-Nieuw-Guinea, De President van de Republiek Rwanda, Hare Majesteit de Koningin van Saint Kitts en Nevis, Hare Majesteit de Koningin van Saint Lucia, Hare Majesteit de Koningin van Saint Vincent en de Grenadines, Het Staatshoofd van de Onafhankelijke Staat Samoa, De President van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe, De President van de Republiek Senegal, De President van de Republiek der Seychellen, De President van de Republiek Sierra Leone, Hare Majesteit de Koningin van de Salomonseilanden, De President van de Democratische Republiek Somalië, De President van de Republiek Zuid-Afrika, De President van de Republiek Soedan, De President van de Republiek Suriname, Zijne Majesteit de Koning van het Koninkrijk Swaziland, De President van de Verenigde Republiek Tanzania, De President van de Republiek Togo, Zijne Majesteit Koning Taufa'ahau Tupou IV van Tonga, De President van de Republiek Trinidad en Tobago, Hare Majesteit de Koningin van Tuvalu, De President van de Republiek Oeganda, De Regering van de Republiek Vanuatu, De Regering van de Republiek Zambia, De President van de Republiek Zimbabwe, wier staten hierna "de ACS-staten" worden genoemd, anderzijds, op ... van het jaar tweeduizend voor de ondertekening van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst te ... bijeengekomen, hebben de volgende teksten goedgekeurd: >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> Hecho en Cotonú, el veintitrés de junio del año dos mil./Udfærdiget i Cotonou den treogtyvende juni to tusind./Geschehen zu Cotonou am dreiundzwanzigsten Juni zweitausend./Έγινε στην Κοτονού, στις είκοσι τρεις Ιουνίου δύο χιλιάδες./Done at Cotonou on the twenty-third day of June in the year two thousand./Fait à Cotonou, le vingt-trois juin deux mille./Fatto a Cotonou, addì ventitré giugno duemila./Gedaan te Cotonou, de drieëntwintigste juni tweeduizend./Feito em Cotonu, em vinte e três de Junho de dois mil./Tehty Cotonoussa kahdentenakymmenentenäkolmantena päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhatta./Som skedde i Cotonou den tjugotredje juni tjugohundra. Pour Sa Majesté le Roi des Belges Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen Für Seine Majestät den König der Belgier Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale. Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt. For Hendes Majestæt Danmarks Dronning Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland Για τον Πρόεδρο της Ελληνικής Δημοκρατίας Por Su Majestad el Rey de España Pour le Président de la République française Thar ceann Uachtarán na hÉireann For the President of Ireland Per il Presidente della Repubblica italiana Pour Son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden Für den Bundespräsidenten der Republik Österreich Pelo Presidente da República Portuguesa Suomen Tasavallan Presidentin puolesta För Republiken Finlands President På svenska regeringens vägnar For Her Majesty the Queen of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland Por la Comunidad Europea For Det Europæiske Fællesskab Für die Europäische Gemeinschaft Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα For the European Community Pour la Communauté européenne Per la Comunità europea Voor de Europese Gemeenschap Pela Comunidade Europeia Euroopan yhteisön puolesta På Europeiska gemenskapens vägnar Pour le Président de la République d'Angola For Her Majesty the Queen of Antigua and Barbuda For the Head of State of the Commonwealth of the Bahamas For the Head of State of Barbados For the Government of Belize Pour le Président de la République du Bénin For the President of the Republic of Botswana Pour le Président du Burkina Faso Pour le Président de la République du Burundi Pour le Président de la République du Cameroun Pour le Président de la République du Cap-Vert Pour le Président de la République Centrafricaine Pour le Président de la République Fédérale Islamique des Comores Pour le Président de la République démocratique du Congo Pour le Président de la République du Congo For the Government of the Cook Islands Pour le Président de la République de Côte d'Ivoire Pour le Président de la République de Djibouti For the Government of the Commonwealth of Dominica For the President of the Dominican Republic For the President of the State of Eritrea For the President of the Federal Republic of Ethiopia For the President of the Sovereign Democratic Republic of Fiji Pour le Président de la République gabonaise For the President and Head of State of the Republic of The Gambia For the President of the Republic of Ghana For Her Majesty the Queen of Grenada Pour le Président de la République de Guinée Pour le Président de la République de Guinée-Bissau Pour le Président de la République de Guinée équatoriale For the President of the Republic of Guyana Pour le Président de la République d'Haïti For the Head of State of Jamaica For the President of the Republic of Kenya For the President of the Republic of Kiribati For His Majesty the King of the Kingdom of Lesotho For the President of the Republic of Liberia Pour le Président de la République de Madagascar For the President of the Republic of Malawi Pour le Président de la République du Mali For the Government of the Republic of the Marshall Islands Pour le Président de la République Islamique de Mauritanie For the President of the Republic of Mauritius For the Government of the Federated States of Micronesia Pour le Président de la République du Mozambique For the President of the Republic of Namibia For the Government of the Republic of Nauru Pour le Président de la République du Niger For the President of the Federal Republic of Nigeria For the Government of Niue For the Government of the Republic of Palau For Her Majesty the Queen of the Independent State of Papua New Guinea Pour le Président de la République Rwandaise For Her Majesty the Queen of Saint Kitts and Nevis For Her Majesty the Queen of Saint Lucia For Her Majesty the Queen of Saint Vincent and the Grenadines For the Head of State of the Independent State of Samoa Pour le Président de la République démocratique de São Tomé et Príncipe Pour le Président de la République du Sénégal Pour le Président de la République des Seychelles For the President of the Republic of Sierra Leone For Her Majesty the Queen of the Solomon Islands For the President of the Republic of South Africa For the President of the Republic of the Sudan For the President of the Republic of Suriname For His Majesty the King of the Kingdom of Swaziland For the President of the United Republic of Tanzania Pour le Président de la République du Tchad Pour le Président de la République togolaise For His Majesty King Taufa'ahau Tupou IV of Tonga For the President of the Republic of Trinidad and Tobago For Her Majesty the Queen of Tuvalu For the President of the Republic of Uganda For the Government of the Republic of Vanuatu For the President of the Republic of Zambia For the Government of the Republic of Zimbabwe VERKLARING I Gemeenschappelijke Verklaring over de actoren van het partnerschap (Artikel 6) De partijen zijn het erover eens dat de omschrijving van de "civiele samenleving" (maatschappelijk middenveld) aanzienlijk kan verschillen al naar gelang de sociaal-economische en culturele omstandigheden van elk ACS-land. Zij gaan er evenwel van uit dat onder meer de volgende organisaties onder deze omschrijving kunnen vallen: organisaties en instanties voor de mensenrechten, organisaties van niet-deskundigen, vrouwenorganisaties, jeugdverenigingen, organisaties voor kinderbescherming, milieugroeperingen, boerenbonden, consumentenverenigingen, religieuze organisaties, structuren ter bevordering van de ontwikkeling (NGO's, onderwijs- en onderzoekinstellingen), culturele verenigingen en de media. VERKLARING II Verklaring van de Commissie en de Raad van de Europese Unie over de clausule betreffende de terugkeer en terugname van illegale immigranten (Artikel 13, lid 5) Artikel 13, lid 5, doet geen afbreuk aan de interne scheiding van de machten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten wat de sluiting van terugname-overeenkomsten betreft. VERKLARING III Gemeenschappelijke Verklaring over deelneming aan de Gemengde Parlementaire Vergadering (Artikel 17, lid 1) De partijen bij de overeenkomst bevestigen de rol van de Gemengde Parlementaire Vergadering bij de bevordering en verdediging van democratische processen door middel van een dialoog tussen parlementsleden, en stemmen ermee in dat vertegenwoordigers die geen parlementsleden zijn, als in Artikel 17 bepaald, uitsluitend in buitengewone omstandigheden aan de vergadering mogen deelnemen. Een dergelijke deelname is uitsluitend toegestaan indien de Gemengde Parlementaire Vergadering voor elke sessie toestemming heeft verleend. VERKLARING IV Verklaring van de Gemeenschap over de financiering van het ACS-Secretariaat De Gemeenschap zal bijdragen aan de werkingskosten van het ACS-Secretariaat waartoe zij intra-ACS-samenwerkingsmiddelen zal aanwenden. VERKLARING V Verklaring van de Gemeenschap over de financiering van de gemeenschappelijke instellingen De Gemeenschap is zich ervan bewust dat de uitgaven voor tolken op vergaderingen en voor de vertaling van documenten voornamelijk uitgaven zijn voor haar eigen behoeften en is daarom bereid deze uitgaven op zich te nemen, zoals ook in het verleden is gebeurd, zowel voor vergaderingen van de instellingen van de Overeenkomst in een lidstaat als voor vergaderingen in een ACS-Staat. VERKLARING VI Verklaring van de Gemeenschap over het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten is vanuit het standpunt van het internationale recht een multilateraal besluit. Mochten echter in de gaststaat problemen rijzen betreffende de toepassing van dit Protocol, dan dienen deze door middel van een bilaterale overeenkomst met die staat te worden geregeld. De Gemeenschap heeft nota genomen van de verzoeken van de ACS-Staten om enkele bepalingen van Protocol 2 te wijzigen, met name wat de status betreft van het personeel van het ACS-Secretariaat, het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (CDE) en het Centrum voor de ontwikkeling van de landbouw (CTA). De Gemeenschap is bereid naar wederzijds aanvaardbare oplossingen te zoeken ten aanzien van de verzoeken van de ACS-Staten om bovenbedoeld afzonderlijk rechtsinstrument vast te stellen. In dit verband zal het gastland, zonder afbreuk te doen aan de voordelen waarvoor het ACS-Secretariaat, het CDE, het CTA en hun personeel momenteel in aanmerking komen: 1) begrip tonen voor de interpretatie van het begrip "hoger personeel", hetgeen betekent dat een interpretatie van dit begrip in onderling overleg zal worden vastgesteld; 2) de bevoegdheden erkennen die de Voorzitter van de Raad van ACS-Ministers aan de Voorzitter van het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs heeft gedelegeerd ter vereenvoudiging van de toepassing van Artikel 9 van het Protocol; 3) het personeel van het ACS-Secretariaat, het CDE en het CTA faciliteiten verlenen om hun eerste installatie in het gastland te vergemakkelijken; 4) op passende wijze belastinggerelateerde vraagstukken onderzoeken betreffende het ACS-Secretariaat, het CDE, het CTA en hun personeel. VERKLARING VII Verklaring van de lidstaten over het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten De lidstaten streven ernaar, in het kader van hun wetgeving, de bewegingen binnen hun gebied van de bij de Gemeenschap geaccrediteerde ACS-diplomaten, de leden van het in artikel 7 van Protocol 2 bedoelde ACS-Secretariaat en van het hogere ACS-personeel van het CDE en het CTA bij de uitoefening van hun officiële functies te vergemakkelijken. De namen en functies van de leden van het ACS-Secretariaat worden overeenkomstig artikel 9 van genoemd Protocol bekendgemaakt. VERKLARING VIII Gemeenschappelijke Verklaring over het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten Binnen het kader van hun wetgeving verlenen de ACS-Staten de delegaties van de Commissie voorrechten en immuniteiten die gelijk zijn aan die welke aan diplomatieke missies worden verleend, zodat deze delegaties de hen krachtens de Overeenkomst toegekende functies op correcte en doelmatige wijze kunnen vervullen. VERKLARING IX Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 49, lid 2, inzake handel en milieu Daar de partijen bij de overeenkomst zich ten zeerste bewust zijn van de bijzondere risico's die aan radioactief afval zijn verbonden, zullen zij zich onthouden van het storten van dergelijk afval op een wijze die inbreuk zou maken op de soevereiniteit van staten of de volksgezondheid in andere landen in gevaar zou brengen. Zij hechten het grootste belang aan de ontwikkeling van een internationale samenwerking om het milieu en de volksgezondheid tegen dergelijke risico's te beschermen. Zij bevestigen vastberaden te zijn een actieve rol te spelen bij de werkzaamheden van de IAEA om een internationaal erkende gedragscode tot stand te brengen. In Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap wordt onder "radioactief afval" materiaal verstaan dat radionucliden bevat of door radionucliden is gecontamineerd en dat niet voor verder gebruik is bestemd. De richtlijn is van toepassing op het vervoer van radioactief materiaal tussen de lidstaten en vanuit en naar de Gemeenschap wanneer het om hoeveelheden en concentraties gaat die de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 96/29/Euratom van 13 mei 1996 vermelde niveaus overschrijden. De vermelde niveaus zijn basisveiligheidsnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking in het algemeen en van personen die met bedoelde stoffen werken tegen de gevaren van ioniserende straling. Op het vervoer van radioactief afval is een systeem van voorafgaande vergunning van toepassing dat is omschreven in Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap. Volgens artikel 11, lid 1, onder b), van deze richtlijn geven de bevoegde autoriteiten van een lidstaat geen vergunning af voor het vervoer van radioactief afval naar een staat buiten de Gemeenschap die partij is bij de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst, waarbij echter rekening wordt gehouden met artikel 14. De Gemeenschap ziet erop toe dat artikel 11 van Richtlijn 92/3/Euratom in die zin zal worden herzien dat het betrekking heeft op alle partijen bij de huidige overeenkomst die geen lid van de Gemeenschap zijn. Tot dat ogenblik zal de Gemeenschap handelen alsof de overeenkomst reeds op die partijen van toepassing is. De partijen bij de Overeenkomst stellen alles in het werk om het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, alsmede de wijziging van 1995 op dit verdrag als vastgelegd in Besluit III/1, zo spoedig mogelijk te ondertekenen en te ratificeren. VERKLARING X Verklaring van de ACS-Staten over handel en milieu De ACS-Staten zijn ernstig bezorgd over milieuproblemen in het algemeen en het grensoverschrijdende verkeer van gevaarlijk, nuclair en andere radioactief afval in het bijzonder. Bij de interpretatie en toepassing van artikel 32, lid 1, onder d), van de Overeenkomst hebben de ACS-Staten verklaard vastbesloten te zijn zich te laten leiden door de beginselen en bepalingen van de Resolutie van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid inzake de Beheersing van het grensoverschrijdende verkeer en de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen in Afrika die in document AHG 182 (XXV) is opgenomen. VERKLARING XI Gemeenschappelijke Verklaring over het culturele erfgoed van de ACS-Staten 1. De partijen bij de overeenkomst geven uitdrukking aan hun gemeenschappelijke wil om het culturele erfgoed van elk ACS-land op internationaal, bilateraal en particulier niveau en in het kader van onderhavige overeenkomst te bewaren en te verrijken. 2. De partijen bij de overeenkomst erkennen dat geschiedkundigen en onderzoekers uit de ACS-Staten toegang moeten hebben tot archieven ter bevordering van de informatie-uitwisseling over het culturele erfgoed van de ACS-Staten. 3. Zij erkennen het nut van het verlenen van bijstand voor passende activiteiten, met name op het gebied van de opleiding, voor het behoud, de bescherming en het tentoonstellen van culturele eigendommen, monumenten en voorwerpen, met inbegrip van het uitvaardigen en toepassen van wetgeving terzake. 4. Zij onderstrepen het belang van gemeenschappelijke culturele activiteiten, de vergemakkelijking van de mobiliteit van ACS- en Europese kunstenaars, alsmede de uitwisseling van voorwerpen die symbolisch zijn voor hun cultuur en beschaving om zodoende meer begrip en solidariteit tussen de bevolkingsgroepen te verkrijgen. VERKLARING XII Verklaring van de ACS-Staten over de teruggave van cultuurgoederen De ACS-Staten dringen er bij de Gemeenschap en haar lidstaten op aan, daar deze het wettelijke recht van de ACS-Staten op culturele identiteit erkennen, stappen te ondernemen om uit de ACS-Staten weggenomen cultuurgoederen die zich nu in de lidstaten bevinden, terug te geven. VERKLARING XIII Gemeenschappelijke Verklaring over auteursrechten De partijen bij de overeenkomst erkennen dat de bevordering van de bescherming van auteursrechten deel uitmaakt van de culturele samenwerking die ten doel heeft alle vormen van menselijke expressie te bevorderen. Voorts is een dergelijke bescherming een eerste vereiste om productie-, verspreidings- en publicatieactiviteiten te ontwikkelen. Dienovereenkomstig zullen de beide partijen in het kader van de culturele samenwerking tussen de ACS-Staten en de EG de eerbiediging van de auteursrechten en naburige rechten trachten te bevorderen. In dit kader en overeenkomstig de in de overeenkomst neergelegde regels en procedures kan de Gemeenschap financiële en technische steun verlenen voor de verspreiding van informatie over auteursrechten, de opleiding van bedrijven op het gebied van de bescherming van die rechten en het opstellen van nationale wetgeving voor een betere bescherming van die rechten. VERKLARING XIV Gemeenschappelijke Verklaring over regionale samenwerking en de meest afgelegen regio's (Artikel 28) De verwijzing naar de meest afgelegen regio's hebben betrekking op de Spaanse autonome gemeenschap van de Canarische eilanden, de vier Franse overzeese departementen, namelijk Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion, en de Portugese autonome regio's van de Azoren en Madeira. VERKLARING XV Gemeenschappelijke Verklaring over toetreding Toetreding van een derde staat tot deze overeenkomst geschiedt overeenkomstig artikel 1 en de doelstellingen van artikel 2 die de ACP-Groep in de in november 1992 gewijzigde Overeenkomst van Georgetown heeft laten opnemen. VERKLARING XVI Gemeenschappelijke Verklaring over de toetreding van de in Deel Vier van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde landen en gebieden De Gemeenschap en de ACS-Staten zijn bereid de in Deel Vier van het Verdrag bedoelde landen en gebieden die onafhankelijk zijn geworden toe te staan tot deze overeenkomst toe te treden indien zij hun betrekkingen met de Gemeenschap in deze vorm wensen te handhaven. VERKLARING XVII Gemeenschappelijke Verklaring over Artikel 66 (schuldenverlichting) van de Overeenkomst De partijen zijn het eens over de volgende beginselen: a) op langere termijn zullen de partijen trachten het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast te verbeteren en zullen zij een verdieping, verbreding en versnelling van de schuldenverlichting voor de ACS-Staten nastreven; b) de partijen zullen tevens trachten steunmechanismen voor schuldenverlichting te mobiliseren en vast te stellen ten behoeve van ACS-Staten die nog niet voor het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast in aanmerking komen. VERKLARING XVIII Verklaring van de EU over het Financieel Protocol Binnen het totaalbedrag van EUR 13500 miljoen van het Negende EOF zal EUR 12500 miljoen onmiddellijk beschikbaar worden gesteld zodra het Financieel Protocol in werking treedt. De resterende EUR 1000 miljoen zal worden vrijgegeven op grond van de in punt 7 van het Financiële Protocol genoemde evaluatie van de resultaten die in 2004 zal worden uitgevoerd. Bij de beoordeling van de behoeften aan nieuwe middelen zal geheel en al rekening worden gehouden met deze evaluatie en de uiterste datum waarop betalingsverplichtingen uit het Negende EOF kunnen worden aangegaan. VERKLARING XIX Verklaring door de Raad en de Commissie over het Programmeringsproces De Gemeenschap en haar lidstaten verklaren nogmaals dat zij belang hechten aan de overeenkomst inzake een hervorming van het programmeringsproces voor de tenuitvoerlegging van bijstand uit het Negende EOF. De Gemeenschap en haar lidstaten zijn van oordeel dat een correct toegepast controlemechanisme het belangrijkste instrument is voor een geslaagde programmering. Door de controles waarover ten behoeve van de implementatie van EOF 9 overeenstemming is bereikt, is de continuïteit van het programmeringproces gewaarborgd, terwijl ook de landenondersteuningsstrategie aan de hand van deze controles regelmatig kan worden bijgesteld in overeenstemming met de behoeften en de prestaties van de betrokken ACS-Staat. Om de voordelen van de controles geheel te kunnen benutten en de doelmatigheid van het programmeringproces te waarborgen, verklaren de Gemeenschap en haar lidstaten nogmaals dat zij zich ertoe verbonden hebben zich aan de volgende beginselen te houden: De controles moeten zoveel mogelijk in de betrokken ACS-Staat worden uitgevoerd. Dit doet echter geen afbreuk aan het recht van de lidstaten of de diensten van de Commissie het programmeringproces te volgen of zich in dit proces te mengen indien zij dit dienstig achten. Er mag niet worden afgeweken van de termijnen die voor de voltooiing van de controles zijn vastgesteld. De controles zijn geen geïsoleerd evenement in het programmeringproces. De controles zijn als beheerinstrumenten te beschouwen die ook rekening houden met de resultaten van de regelmatige (maandelijkse) dialoog tussen de Nationale Ordonnateur en het Hoofd van de Delegatie van de Commissie. De controles mogen de administratieve werklast van een van de partijen niet zwaarder maken. De procedures en verslaggeving in verband met het programmeringproces moeten daarom op gedisciplineerde wijze verlopen. Te dien einde zal de rol van de lidstaten en van de Commissie in het besluitvormingsproces regelmatig aan een onderzoek worden onderworpen en zo nodig aangepast. VERKLARING XX Gemeenschappelijke Verklaring over de gevolgen van schommelingen in de exportopbrengsten voor kwetsbare kleine, insulaire en niet aan zee grenzende ACS-Staten De partijen hebben nota genomen van de bezorgdheid van de ACS-Staten dat het mechanisme voor aanvullende steun geen voldoende bescherming zal bieden tegen de gevolgen van schommelingen in de exportopbrengsten van kwetsbare kleine, insulaire en niet aan zee grenzende staten waarvan de exportopbrengsten sterk schommelen. De partijen komen overeen de wijze waarop dit mechanisme functioneert vanaf het tweede werkingsjaar op verzoek van een of meer ACS-Staten die problemen hebben ondervonden, op grond van een voorstel van de Commissie te onderzoeken om zo nodig een oplossing te vinden voor de nadelige gevolgen van de schommelingen. VERKLARING XXI Verklaring van de Gemeenschap over Bijlage IV, Artikel 3 De in Bijlage IV, artikel 3, bedoelde kennisgeving van het indicatieve bedrag is niet van toepassing op ACS-Staten waarmee de Gemeenschap haar samenwerking heeft geschorst. VERKLARING XXII Gemeenschappelijke verklaring over de in artikel 1, lid 2, onder a) van bijlage V bedoelde landbouwproducten De partijen bij de overeenkomst hebben er nota van genomen dat de Gemeenschap voornemens is de in de bijlage vermelde maatregelen te nemen en die op de datum van ondertekening van de overeenkomst worden vastgesteld ten einde de ACS-Staten de in artikel 1, lid 2, onder a) bedoelde preferentiële regeling voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten toe te kennen. Zij hebben nota genomen van de verklaring van de Gemeenschap dat deze alle nodige maatregelen zal nemen om te bewerkstelligen dat de overeenkomstige landbouwverordeningen op tijd worden vastgesteld en zo veel mogelijk tezelfdertijd in werking treden als de interimovereenkomsten die zullen worden ingevoerd na de ondertekening van de Overeenkomst die in de plaats treedt van de op 15 december 1989 te Lomé ondertekende Vierde ACS-EG-Overeenkomst. Preferentiële regeling voor landbouwproducten en voedingsmiddelen uit de ACS-Staten >RUIMTE VOOR DE TABEL> VERKLARING XXIII Gemeenschappelijke Verklaring over toegang tot de markt in het kader van het EG-ACS-Partnerschap De partijen aanvaarden het feit dat beide zijden verwachten deel te nemen aan de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van multilaterale en bilaterale overeenkomsten voor een verdergaande handelsliberalisering. De partijen nemen nota van de toezegging van de Gemeenschap de minstontwikkelde landen vanaf 2005 voor nagenoeg alle producten vrije toegang tot haar markt te verlenen. Tevens erkennen zij, wat de preferentiële toegang van de ACS-Staten tot de markt van de Gemeenschap betreft, dat een verdere liberalisering tot een verslechtering van de relatieve concurrentiepositie van de ACS-Staten zou kunnen leiden en dus ten koste van hun ontwikkeling zou kunnen gaan, terwijl de Gemeenschap deze toch tracht te steunen. De partijen komen derhalve overeen alle nodige maatregelen te onderzoeken om de concurrentiepositie van de ACS-Staten op de markt van de Gemeenschap in de voorbereidingsperiode te handhaven. Dit onderzoek kan onder meer betrekking hebben op tijdschema's, oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de toepassing van bijzondere maatregelen om aanbodproblemen in de ACS-Staten op te lossen. Doel van dit onderzoek is het de ACS-Staten mogelijk te maken te profiteren van hun bestaande en potentiële comparatieve voordeel op de EG-markt. Hun verplichtingen tot medewerking in het kader van de WTO in aanmerking genomen, komen de partijen overeen dat bij dit onderzoek ook rekening zal worden gehouden met een eventuele uitbreiding van de handelsvoordelen die lidstaten ontwikkelingslanden in het kader van de WTO kunnen aanbieden. Te dien einde dient het Gemengde Ministeriële Handelscomité aanbevelingen te doen op grond van een eerste onderzoek dat de Commissie en het ACS-Secretariaat zullen voorbereiden. De EG-Raad zal deze aanbevelingen op grond van een voorstel van de Commissie onderzoeken, waarbij hij ernaar zal streven de voordelen van de ACS-EG-handelsregeling te handhaven. De Raad van de Europese Unie van zijn kant wijst op zijn verplichting rekening te houden met de gevolgen van door de EG te sluiten overeenkomsten of door de EG te nemen maatregelen voor de handel tussen de ACS-Staten en de EG. Hij verzoekt de Commissie stelselmatig tot een evaluatie van deze gevolgen over te gaan. Bij het nemen van de maatregelen voor de voorbereidingsperiode zal rekening worden gehouden met het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Gemeenschap. Het Gemengde Ministeriële Handelscomité houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verklaring en zal de nodige verslagen uitbrengen bij de Raad van Ministers. VERKLARING XXIV Gemeenschappelijke verklaring over rijst 1. De partijen erkennen het belang van rijst voor de economische ontwikkeling van een aantal ACS-Staten in termen van werkgelegenheid, deviezen en sociale en politieke stabiliteit. 2. Zij erkennen voorts het belang van de markt van de Gemeenschap als afzetgebied voor rijst. De Gemeenschap wijst er nogmaals op dat zij het concurrentievermogen en de doelmatigheid van de rijstsector van de ACS-Staten zal helpen bevorderen teneinde een vitale en duurzame bedrijfstak in stand te houden, hetgeen bij zal dragen tot een soepele integratie van de ACS-Staten in de wereldeconomie. 3. De Gemeenschap is bereid voldoende middelen te verstrekken om in de voorbereidingsperiode, in overleg met de betrokken ACS-sector, een geïntegreerd sectorspecifiek programma te financieren ter ontwikkeling van de rijstexport van de ACS-Staten, welk programma met name maatregelen op de volgende gebieden zou kunnen inhouden: - verbetering van de productievoorwaarden en van de kwaliteit door middel van acties op het gebied van onderzoek, het oogsten en op- en overslag; - vervoer en opslag; - verbetering van het concurrentievermogen van bestaande rijstexporteurs; - hulp aan rijstproducenten in de ACS-Staten zodat deze kunnen voldoen aan de milieunormen, de normen op het gebied van afvalbeheer en de andere normen die op de internationale markten, waaronder die van de Gemeenschap, van toepassing zijn; - marketing en handelsbevordering; - programma's ter ontwikkeling van bijproducten met toegevoegde waarde. Dit pakket maatregelen zal in de rijstexporterende ACS-Staten op nationale basis worden gefinancierd in onderling overleg tussen tussen beide partijen en door middel van sectorspecifieke programma's die in overeenstemming zijn met de programmeringsvoorschriften en -methoden. Op korte termijn geschiedt financiering uit niet-toegewezen EOF-middelen na een besluit van de Raad van Ministers. 4. De partijen wijzen er nogmaals op dat zij nauw zullen samenwerken om te bewerkstelligen dat de ACS-Staten ten volle van de preferentiële regeling van de Gemeenschap voor ACS-rijst kunnen profiteren. Zij zijn het eens over het belang van een doelmatige en doorzichtige uitvoer van rijst van ACS-oorsprong naar de Gemeenschap. 5. De Gemeenschap zal de toestand van de rijstsector van de ACS-Staten na de inwerkingtreding van de overeenkomst onderzoeken in het licht van eventuele wijzigingen op de markt van de Gemeenschap voor rijst. Te dien einde komen de partijen overeen met de ACS-Staten en vertegenwoordigers van de betrokken sector een gemeenschappelijke werkgroep op te richten die eens per jaar bijeen zal komen. De Gemeenschap verplicht zich er voorts toe de ACS-Staten over bilaterale of multilaterale besluiten te raadplegen die gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van de ACS-rijst op de markt van de Gemeenschap. VERKLARING XXV Gemeenschappelijke Verklaring over rum De partijen erkennen het belang van de rumsector voor de economische en sociale ontwikkeling van verscheidene ACS-landen en regio's en het grote aandeel van deze sector in de werkgelegenheid, de exportopbrengsten en de overheidsinkomsten. Zij erkennen dat rum een verwerkt ACS-landbouwproduct met toegevoegde waarde is dat, na de nodige inspanningen, op wereldniveau kan concurreren. Zij erkennen daarom dat alle nodige maatregelen moeten worden genomen om een einde te maken aan het concurrentienadeel waaronder ACS-producenten momenteel te lijden hebben. Zij wijzen in dit verband naar de Verklaring van de Raad en de Commissie van 24 maart 1997 waarin deze toezeggen bij toekomstige onderhandelingen en regelingen over de rumsector ten volle rekening te houden met de gevolgen van de overeenkomst tussen de EG en de VS van dezelfde datum het recht op bepaalde alcoholhoudende dranken af te schaffen. Zij erkennen voorts de dringende behoefte van ACS-producenten minder afhankelijk te worden van de grondstoffenmarkt voor rum. De partijen komen daarom overeen dat de rumsector in de ACS-Staten snel ontwikkeld moet worden zodat rumexporteurs in die staten op de markt voor alcoholhoudende dranken van de Gemeenschap en op internationale markten kunnen concurreren. Te dien einde worden de volgende maatregelen genomen: 1) Rum, arak en tafia, ingedeeld onder GS-code 2208 40, van oorsprong uit de ACS-Staten, worden op grond van de huidige overeenkomst en de daarvoor in de plaats tredende overeenkomst vrij van rechten en zonder kwantitatieve beperkingen ingevoerd. 2) De Gemeenschap verbindt zich ertoe zorg te dragen voor een eerlijke concurrentie op haar markt en erop toe te zien dat ACS-rum niet wordt benadeeld of gediscrimineerd ten opzichte van rum uit andere derde landen. 3) De Gemeenschap zal bij het onderzoek van aanvragen om afwijkingen van het bepaalde in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 maart 1989 overleg plegen en rekening houden met de bijzondere belangen van de ACS-landen. 4) De Gemeenschap is bereid voldoende middelen te verschaffen om tijdens de voorbereidingsperiode, in overleg met de betrokken ACS-sector, een geïntegreerd sectorspecifiek programma te financieren voor de ontwikkeling van de uitvoer van rum uit de ACS-Staten, dat met name uit de volgende maatregelen kan bestaan: - verbetering van het concurrentievermogen van de reeds aanwezige rumexporteurs; - hulp bij het creëren van rummerken per ACS-regio of -land; - bijstand bij de opzet en uitvoering van marketingcampages; - bijstand aan rumproducenten in de ACS-Staten, zodat deze aan milieunormen en normen op het gebied van het afvalbeheer en andere internationale normen, waaronder die van de Gemeenschap, kunnen voldoen; - bijstand aan de rumsector zodat deze niet slechts rum in bulk produceert voor de grondstoffenmarkt, maar ook actief wordt op de markt voor duurdere rumproducten met merknaam. Dit pakket maatregelen zal op nationale en regionale basis worden gefinancierd, in overleg tussen beide partijen, door middel van sectorspecifieke programma's die in overeenstemming zijn met de programmeringsvoorschriften en -methoden. Op korte termijn geschiedt financiering uit niet-toegewezen EOF-middelen na een besluit van de Raad van Ministers. 5) De Gemeenschap verbindt zich ertoe de gevolgen te onderzoeken van de indexering van het in het Memorandum van Overeenstemming inzake rum opgenomen prijspunt, waarop rechten worden toegepast indien de rum niet uit een ACS-Staat komt. (Genoemd memorandum maakt deel uit van de overeenkomst inzake witte alcoholhoudende dranken van maart 1997.) Zij zal in dit verband zo nodig passende maatregelen nemen. 6) De Gemeenschap verbindt zich ertoe over bijzondere, uit deze verbintenissen voortvloeiende kwesties, overleg te plegen met de ACS in een Gemengde Werkgroep die regelmatig bijeen zal komen. De Gemeenschap verbindt zich er voorts toe de ACS-Staten te raadplegen over bilaterale of multilaterale besluiten, met inbegrip van besluiten over de vermindering van douanerechten en de uitbreiding van de Gemeenschap, die van invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie van ACS-rum in de Gemeenschap. VERKLARING XXVI Gemeenschappelijke Verklaring over rund- en kalfsvlees 1. De Gemeenschap verbindt zich ertoe ervoor te zorgen dat de ACS-Staten die begunstigde zijn van het Protocol inzake rund- en kalfsvlees, de voordelen van dit protocol geheel en al kunnen benutten. Te dien einde verbindt zij zich ertoe de bepalingen van dit protocol door de tijdige opstelling van passende regels en procedures ten uitvoer te leggen. 2. De Gemeenschap verbindt zich er voorts toe het protocol op zodanige wijze ten uitvoer te leggen dat de ACS-Staten hun rund- en kalfsvlees het gehele jaar door zonder onnodige beperkingen kunnen afzetten. Voorts zal de EG de exporteurs van rund- en kalfsvlees in de ACS-Staten bijstand verlenen bij het verbeteren van hun concurrentievermogen door, onder meer, oplossingen aan te bieden voor aanbodproblemen, zulks volgens de in de overeenkomst omschreven ontwikkelingsstrategieën en in het kader van de nationale en regionale indicatieve programma's. 3. De Gemeenschap zal de verzoeken van de minstontwikkelde ACS-Staten om hun rund- en kalfsvlees op preferentiële voorwaarden uit te voeren onderzoeken in het licht van de acties die zij voornemens is te ondernemen op grond van het Geïntegreerde Kader voor de Minstontwikkelde Landen van de WTO. VERKLARING XXVII Gemeenschappelijke Verklaring over de regelingen betreffende de toegang van de in artikel 1, lid 2, van Bijlage V genoemde producten uit de ACS-Staten tot de markten van de Franse overzeese departementen De partijen bij de overeenkomst bevestigen dat de bepalingen van Bijlage V van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de Franse overzeese departmenten en de ACS-Staten. De Gemeenschap heeft tijdens de looptijd van de overeenkomst het recht de regelingen betreffende de toegang van de in artikel 1, lid 2, van Bijlage V, genoemde producten tot de markten van de Franse overzeese departementen in het licht van de behoeften aan economische ontwikkeling van deze departementen te wijzigen. Bij het onderzoek naar de mogelijke uitoefening van dit recht zal de Gemeenschap rekening houden met de rechtstreekse handel tussen de ACS-Staten en de Franse overzeese departementen. De betrokken partijen passen hierbij de in artikel 12 van bijlage V omschreven informatie- en overlegprocedures toe. VERKLARING XXVIII Gemeenschappelijke Verklaring over samenwerking tussen de ACS-Staten en de naburige landen en gebieden overzee en Franse overzeese departementen De partijen bij de overeenkomst stimuleren een nauwere regionale samenwerking tussen ACS-Staten en naburige landen en gebieden overzee en Franse overzeese departementen in het Caribisch gebied, het gebied van de Stille Oceaan en de Indische Oceaan. De partijen bij de overeenkomst doen een beroep op betrokken partijen bij de overeenkomst elkaar te raadplegen over de te volgen procedures ter bevordering van deze samenwerking en in dit verband maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met hun beleid en hun bijzondere situatie in de regio waardoor initiatieven op economische gebied, waaronder de ontwikkeling van de handel, alsmede op sociaal en cultureel gebied, kunnen worden genomen. Handelsovereenkomsten waarbij Franse overzeese departementen zijn betrokken, kunnen voorzien in bijzondere maatregelen ten gunste van producten uit deze departementen. Kwesties met betrekking tot de samenwerking in deze verschillende gebieden worden onder de aandacht van de Raad van Ministers gebracht ten einde deze op de hoogte te houden van de gemaakte vorderingen. VERKLARING XXIX Gemeenschappelijke Verklaring over producten waarop het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing is De partijen bij de overeenkomst erkennen dat bijzondere regels en voorschriften, en met name vrijwaringsmaatregelen, gelden voor producten waarop het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing is. De bepalingen van de overeenkomst inzake de vrijwaringsclausule kunnen uitsluitend op deze producten worden toegepast voorzover zij verenigbaar zijn met de bijzondere aard van deze regels en voorschriften. VERKLARING XXX Verklaring van de ACS-Staten over Artikel 1 van Bijlage V Zich bewust van het onevenwicht en de discriminerende gevolgen van de behandeling van meestbegunstigde natie die op grond van artikel 1, lid 2, onder a), van Bijlage V in de Gemeenschap van toepassing is op producten uit de ACS-Staten, wijzen de ACS-Staten er nogmaals op dat zij dit artikel zo opvatten dat het daarin bedoelde overleg zal waarborgen dat de voornaamste exportproducten van de ACS-Staten voor een behandeling in aanmerking komen die ten minste zo gunstig is als de behandeling die de Gemeenschap aan landen toekent die als meest begunstigde derde landen worden behandeld. Voorts zal dergelijk overleg ook plaats vinden wanneer: a) een of meer ACS-Staten potentieel vertonen voor een of meer specifieke producten waarvoor preferentiële derde landen een gunstiger behandeling verkrijgen; b) een of meer ACS-Staten voornemens zijn een of meer specifieke producten naar de Gemeenschap uit te voeren waarvoor preferentiële derde landen een gunstiger behandeling verkrijgen. VERKLARING XXXI Verklaring van de Gemeenschap over Artikel 5, lid 2, onder a), van Bijlage V De Gemeenschap stemt in met de overname van de tekst van artikel 9, lid 2, onder a), van de tweede ACS-EEG-Overeenkomst in artikel 5, lid 2, onder a) van Bijlage V, en wijst op de interpretatie van die tekst, namelijk dat de ACS-Staten de Gemeenschap geen minder gunstige behandeling verlenen dan die welke zij op grond van handelsovereenkomsten aan ontwikkelde staten verlenen, wanneer deze staten de ACS-Staten niet meer preferenties verlenen dan die welke de Gemeenschap verleent. VERKLARING XXXII Gemeenschappelijke Verklaring over non-discriminatie De partijen komen overeen dat, in afwijking van de bijzondere bepalingen in Bijlage V bij deze Overeenkomst, de Gemeenschap niet tussen ACS-Staten zal discrimineren bij de toepassing van de handelsregeling waarin deze Bijlage voorziet, waarbij evenwel rekening zal worden gehouden met de bepalingen van deze overeenkomst en van bijzondere autonome initiatieven in multilateraal verband van de Gemeenschap zoals die ten gunste van de minstontwikkelde landen. VERKLARING XXXIII Verklaring van de Gemeenschap over artikel 8, lid 3, van Bijlage V Indien de Gemeenschap de in dit artikel bedoelde strikt noodzakelijke maatregelen neemt, zal zij trachten het geografische toepassingsgebied van de maatregelen of de categorie producten waarop die maatregelen betrekking hebben zo af te bakenen dat de uitvoer van de ACS-Staten hierdoor het minst wordt verstoord. VERKLARING XXXIV Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 12 van Bijlage V De partijen bij de overeenkomst komen overeen dat de volgende procedures in acht worden genomen bij het in Artikel 12 van Bijlage V bedoelde overleg: i) de twee partijen zorgen voor een tijdige verstrekking van alle nodige en ter zake dienende gegevens over de te behandelen kwestie(s), zodat de besprekingen in een vroeg stadium en uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek om overleg kunnen aanvangen; ii) de drie maanden durende overlegperiode vangt aan op de dag van ontvangst van deze gegevens. Binnen deze drie maanden wordt het technisch onderzoek van de gegevens binnen een maand, en het gezamenlijk overleg op het niveau van het Comité van Ambassadeurs binnen de volgende twee maanden voltooid; iii) indien geen voor beide partijen aanvaardbare conclusie wordt bereikt, wordt de kwestie aan de Raad van Ministers voorgelegd; iv) indien de Raad van Ministers geen voor beide partijen aanvaardbare oplossing kan vaststellen, besluit hij welke andere stappen ondernomen moeten worden om de verschillen te regelen die bij de besprekingen naar voren zijn gekomen. VERKLARING XXXV Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol 1 bij Bijlage V Indien de ACS-Staten een bijzondere tariefbehandeling toepassen op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met inbegrip van Ceuta en Melilla, is Protocol 1 van overeenkomstige toepassing. In alle andere gevallen waarin, bij invoer in de ACS-Staten, een bewijs van de oorsprong moet worden overgelegd, aanvaarden deze staten certificaten van oorsprong die overeenkomstig de desbetreffende internationale overeenkomsten zijn opgesteld. VERKLARING XXXVI Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol 1 bij Bijlage V 1. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, onder c), van het Protocol wordt het vervoerdocument dat in de eerste haven van lading voor verzending naar de Gemeenschap is afgegeven gelijkgesteld met het doorvoercognossement voor producten die gedekt zijn door certificaten inzake goederenverkeer die in niet aan zee grenzende ACS-Staten zijn afgegeven. 2. Voor producten die uit niet aan zee grenzende ACS-Staten zijn uitgevoerd en die elders zijn opgeslagen dan in de in Bijlage III bij het Protocol bedoelde landen en gebieden kunnen in de in artikel 16 bedoelde omstandigheden certificaten inzake goederenverkeer worden afgegeven. 3. Voor de toepassing van artikel 15, lid 4, van het Protocol zullen door een bevoegde instantie afgegeven en door de douaneautoriteiten geviseerde EUR.1-certificaten worden aanvaard. 4. Om de ACS-bedrijven te helpen bij het zoeken naar nieuwe leveringsbronnen waardoor zij zoveel mogelijk van de bepalingen van het Protocol inzake de cumulatie van de oorsprong kunnen profiteren, zullen stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (Centre for the Development of Enterprise of CDE) de ACS-bedrijven bijstand verleent bij het leggen van contacten met leveranciers in de ACS-Staten, de Gemeenschap en de landen en gebieden overzee en om de betrekkingen tussen de betrokken bedrijven op het gebied van de industriële samenwerking te bevorderen. VERKLARING XXXVII Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol 1 van Bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten De Gemeenschap erkent het recht van de aan zee grenzende ACS-Staten om in alle wateren die binnen hun rechtsgebied vallen de visstand te ontwikkelen en rationeel te exploiteren. De partijen bij de overeenkomst komen overeen dat de bestaande oorsprongsregels onderzocht moeten worden om vast te stellen welke wijzigingen in het licht van de eerste alinea eventueel moeten worden aangebracht. Zich van hun elkaars zorgen en belangen bewust komen de ACS-Staten en de Gemeenschap overeen het probleem van de toegang tot de markt van de Gemeenschap van visserijproducten gevangen in zones binnen de nationale jurisdictie van de ACS-Staten te blijven onderzoeken om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen. Na de inwerkingtreding van de overeenkomst zal dit onderzoek plaatsvinden binnen het Comité Douanesamenwerking dat zo nodig door deskundigen zal worden bijgestaan. De resultaten van dit onderzoek worden binnen het eerste jaar van toepassing van de overeenkomst aan het Comité van Ambassadeurs en uiterlijk in het tweede jaar aan de Raad van Ministers voorgelegd, zodat deze de resultaten kunnen bespreken om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen. Wat de verwerking van visserijproducten in de ACS-Staten betreft, verklaart de Gemeenschap dat zij bereid is verzoeken om voor verwerkte producten in deze productiesector van de oorsprongsregels te mogen afwijken met een open geest te onderzoeken gezien de verplichtingen tot aanvoer die in visserijovereenkomsten met derde landen zijn aangegaan. Bij het door de Gemeenschap in te stellen onderzoek zal met name rekening worden gehouden met het feit dat de betrokken derde landen de normale markt voor deze producten, na verwerking, dienen te verzorgen voorzover deze producten niet bestemd zijn voor nationaal of regionaal verbruik. VERKLARING XXXVIII Verklaring van de Gemeenschap over Protocol 1 van Bijlage V inzake de afbakening van de territoriale wateren De Gemeenschap wijst erop dat de territoriale wateren volgens erkende internationale rechtsbeginselen tot 12 zeemijl zijn beperkt en verklaart dat zij met deze afbakening rekening zal houden bij de toepassing van de bepalingen van het Protocol waarin naar dit begrip wordt verwezen. VERKLARING XXXIX Verklaring van de ACS-Staten over Protocol 1 bij Bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten De ACS-Staten wijzen nogmaals op het standpunt dat zij tijdens de onderhandelingen over de oorsprongsregels voor visserijproducten herhaaldelijk tot uiting hebben gebracht en blijven derhalve van oordeel dat, op grond van de uitoefening van hun soevereine rechten op de visbestanden in de wateren binnen hun nationale jurisdictie, met inbegrip van de exclusieve economische zone, zoals gedefinieerd in het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, alle vangsten in die wateren die ter verwerking in de havens van de ACS-Staten moeten worden aangevoerd als product van oorsprong dienen te worden beschouwd. VERKLARING XL Gemeenschappelijke Verklaring over de toepassing van de afwijkende waarderegel voor tonijn De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe passende bepalingen op te stellen om de afwijkende waarderegel voor tonijn in artikel 4, lid 2, van protocol 1 bij Bijlage V geheel van kracht te doen worden. Te dien einde zal de Gemeenschap, voor de ondertekening van deze overeenkomst, de voorwaarden voorleggen waarop de 15 % tonijn die niet van oorsprong is op grond van dat artikel kan worden gebruikt. De Gemeenschap zal voorstellen op welke wijze de berekeningswijze op het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt gebaseerd. Beide partijen komen overeen deze berekeningswijze, indien de daarmee nagestreefde flexibiliteit niet wordt bereikt, na een tweejarige toepassing te herzien. VERKLARING XLI Gemeenschappelijke Verklaring over Artikel 6, lid 11, van Protocol 1 bij Bijlage V De Gemeenschap stemt ermee in, in het licht van artikel 40 van Protocol 1, per geval, de met bewijsmateriaal gestelde aanvragen te onderzoeken die na de ondertekening van de overeenkomst worden ingediend betreffende textielproducten die van de cumulatie met naburige ontwikkelingslanden zijn uitgesloten (Artikel 6, lid 11, van Protocol 1). VERKLARING XLII Gemeenschappelijke Verklaring over de oorsprongsregels: cumulatie met Zuid-Afrika Het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking is bereid zo spoedig mogelijk aanvragen te onderzoeken voor de cumulatie van be- en verwerkingen op grond van artikel 6, lid 10, van Protocol 1 bij Bijlage V die afkomstig zijn van regionale instanties die een hoog niveau van regionale economische integratie vertegenwoordigen. VERKLARING XLIII Gemeenschappelijke Verklaring over bijlage 2 bij Protocol 1 bij Bijlage V Indien de toepassing van de regels van Bijlage II een nadelige invloed heeft op de uitvoer van de ACS-Staten zal de Gemeenschap zo nodig corrigerende maatregelen nemen om uiteindelijk weer tot de situatie te komen die voorheen bestond (Besluit 2/97 van de Raad van Ministers). De Gemeenschap heeft nota genomen van de verzoeken die de ACS-Staten in het kader van de onderhandelingen in verband met de oorsprongsregels hebben gedaan. De Gemeenschap stemt ermee in met bewijsmateriaal gestaafde verzoeken voor een verbetering van de in Bijlage II vervatte oorsprongsregels in het licht van artikel 40 van Protocol 1 per geval te onderzoeken.