EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0041
Case C-41/15: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 8 November 2016 (request for a preliminary ruling from the High Court — Ireland) — Gerard Dowling and Others v Minister for Finance (Regulation (EU) No 407/2010 — European Financial Stabilisation Mechanism — Implementing Decision 2011/77/EU — European Union financial assistance to Ireland — Recapitalisation of national banks — Company law — Second Directive 77/91/EEC — Articles 8, 25 and 29 — Recapitalisation of a bank by means of judicial direction order — Increase in share capital without general meeting decision and without the shares issued being offered on a pre-emptive basis to existing shareholders — Issue of new shares at a price lower than their nominal value)
Zaak C-41/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court — Ierland) — Gerard Dowling e.a./Minister for Finance [Verordening (EU) nr. 407/2010 — Europees financieel stabilisatiemechanisme — Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU — Financiële bijstand van de Europese Unie aan Ierland — Herkapitalisatie van de nationale banken — Vennootschapsrecht — Tweede richtlijn (77/91/EG) — Artikelen 8, 25 en 29 — Herkapitalisatie van een bank bij wege van rechterlijk bevel — Verhoging van het maatschappelijk kapitaal zonder dat de algemene vergadering hierover een beslissing heeft genomen en zonder dat de uitgegeven aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders zijn aangeboden — Uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan hun nominale waarde]
Zaak C-41/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court — Ierland) — Gerard Dowling e.a./Minister for Finance [Verordening (EU) nr. 407/2010 — Europees financieel stabilisatiemechanisme — Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU — Financiële bijstand van de Europese Unie aan Ierland — Herkapitalisatie van de nationale banken — Vennootschapsrecht — Tweede richtlijn (77/91/EG) — Artikelen 8, 25 en 29 — Herkapitalisatie van een bank bij wege van rechterlijk bevel — Verhoging van het maatschappelijk kapitaal zonder dat de algemene vergadering hierover een beslissing heeft genomen en zonder dat de uitgegeven aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders zijn aangeboden — Uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan hun nominale waarde]
OJ C 6, 9.1.2017, p. 10–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.1.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 6/10 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court — Ierland) — Gerard Dowling e.a./Minister for Finance
(Zaak C-41/15) (1)
([Verordening (EU) nr. 407/2010 - Europees financieel stabilisatiemechanisme - Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU - Financiële bijstand van de Europese Unie aan Ierland - Herkapitalisatie van de nationale banken - Vennootschapsrecht - Tweede richtlijn (77/91/EG) - Artikelen 8, 25 en 29 - Herkapitalisatie van een bank bij wege van rechterlijk bevel - Verhoging van het maatschappelijk kapitaal zonder dat de algemene vergadering hierover een beslissing heeft genomen en zonder dat de uitgegeven aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders zijn aangeboden - Uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan hun nominale waarde])
(2017/C 006/11)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
High Court (Ierland)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Gerard Dowling, Padraig McManus, Piotr Skoczylas en Scotchstone Capital Fund Limited
Verwerende partij: Minister for Finance
in tegenwoordigheid van: Permanent TSB Group Holdings plc, voorheen Irish Life and Permanent Group Holdings plc, en Permanent TSB plc, voorheen Irish Life and Permanent plc
Dictum
Artikel 8, lid 1, en de artikelen 25 en 29 van de Tweede richtlijn (77/91/EEG) van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel [54, tweede alinea, VWEU], om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een maatregel — zoals het in het hoofdgeding aan de orde zijnde rechterlijke bevel — die wordt genomen in een situatie waarin de financiële stabiliteit van de Unie wordt bedreigd door een ernstige verstoring van de economie en het financieel stelsel van een lidstaat en die tot gevolg heeft dat het kapitaal van een naamloze vennootschap zonder goedkeuring van de algemene vergadering van die vennootschap wordt verhoogd door de uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan hun nominale waarde en zonder dat aan de bestaande aandeelhouders een voorkeurrecht wordt verleend.