EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000L0004

Richtlijn 2000/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen)

OJ L 87, 8.4.2000, p. 22–31 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 025 P. 106 - 115
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 028 P. 253 - 262
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 028 P. 253 - 262
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 011 P. 50 - 59

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/2014; stilzwijgende opheffing door 32009R0661

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2000/4/oj

32000L0004

Richtlijn 2000/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen)

Publicatieblad Nr. L 087 van 08/04/2000 blz. 0022 - 0031


Richtlijn 2000/4/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 28 februari 2000

tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het is raadzaam in Richtlijn 74/60/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen)(4), voorschriften voor elektrisch bediende ruiten op te nemen om het gevaar weg te nemen dat zich bij het sluiten daarvan voor kinderen kan voordoen; soortgelijke voorschriften moeten ook gelden voor elektrisch bediend dakpaneelsystemen en scheidingssystemen; daartoe moeten de titel en het toepassingsgebied van Richtlijn 74/60/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(2) Richtlijn 74/60/EEG vormt een van de bijzondere richtlijnen van de EG-typegoedkeuringsprocedure, welke is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(5); derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende voertuigen en systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden van voertuigen op Richtlijn 74/60/EEG van toepassing.

(3) Met name artikel 32, lid 4, en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG schrijven voor dat aan iedere bijzondere richtlijn een inlichtingenformulier met de relevante punten van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG en een op bijlage VI van Richtlijn 70/156/EEG gebaseerd typegoedkeuringsformulier worden toegevoegd, met het oog op de computerisering van de typegoedkeuring.

(4) Het is van belang dat voertuigen van andere categorieën dan M1 - in het bijzonder die van de categorieën M2 en N1 - zo spoedig mogelijk het door Richtlijn 74/60/EEG voorgeschreven veiligheidsniveau kunnen bieden aan bestuurders en passagiers, met name kinderen; daartoe moet het mogelijk worden gemaakt de werkingssfeer van Richtlijn 74/60/EEG uit te breiden tot die voertuigen, zulks volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.

(5) De wijzigingen van Richtlijn 74/60/EEG hebben uitsluitend betrekking op administratieve bepalingen en op elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen; het is derhalve niet nodig om bestaande, krachtens Richtlijn 74/60/EEG verleende goedkeuringen in te trekken, noch om de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen te verhinderen van nieuwe voertuigen die niet zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen en die onder dergelijke goedkeuringen vallen.

(6) Overeenkomstig het in de derde alinea van artikel 5 van het Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaan de in deze richtlijn vervatte maatregelen niet verder dan nodig is om de doeleinden van het Verdrag, namelijk communautaire typegoedkeuring van voertuigen, te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 74/60/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. de titel wordt vervangen door:

"Richtlijn 74/60/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen";

2. de artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door:

"Artikel 1

Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan, elk voertuig als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 2

De lidstaten mogen de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de binneninrichting van een voertuig, indien deze aan de in de bijlagen vastgestelde voorschriften voldoet.

Artikel 3

De lidstaten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van een voertuig niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de binneninrichting van een voertuig, indien deze aan de in de bijlagen vastgestelde voorschriften voldoet.";

3. de artikelen 4 en 5 worden geschrapt;

4. de bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 8 april 2001 mogen de lidstaten, om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen,

- noch voor een type voertuig de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring weigeren,

- noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van voertuigen verbieden,

indien de voertuigen voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG.

2. Met ingang van 8 april 2002 mogen de lidstaten, om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen, voor een nieuw type voertuig niet langer de EG-typegoedkeuring verlenen, indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG is voldaan.

3. Met ingang van 8 april 2003:

- beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn;

- mogen de lidstaten de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen weigeren van nieuwe voertuigen die niet vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming, tenzij beroep wordt gedaan op artikel 8, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG,

om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen, indien de voertuigen zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen en niet is voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG.

4. Deze richtlijn maakt de vroeger krachtens Richtlijn 74/60/EEG verleende goedkeuringen van voertuigtypen die niet zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen, niet ongedaan en vormt geen beletsel voor de uitbreiding van dergelijke goedkeuringen overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn krachtens welke zij oorspronkelijk zijn verleend.

Artikel 3

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 8 april 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de voornaamste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebieden vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

J. Pina Moura

(1) PB C 149 van 15.5.1998, blz. 10.

(2) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 56.

(3) Advies van het Europees Parlement van 9 februari 1999 (PB C 150 van 28.5.1999, blz. 26), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 oktober 1999 (PB C 346 van 2.12.1999, blz. 17), en besluit van het Europees Parlement van 3 februari 2000.

(4) PB L 38 van 11.2.1974, blz. 2. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 78/632/EEG van de Commissie (PB L 206 van 29.7.1978, blz. 26).

(5) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25).

BIJLAGE

WIJZIGINGEN IN DE BIJLAGEN BIJ RICHTLIJN 74/60/EEG

1. De volgende lijst van bijlagen wordt tussen de artikelen en bijlage I ingevoegd:

"LIJST VAN BIJLAGEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

2. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) Voetnoot 1 vervalt.

b) De titel wordt vervangen door:

"TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES, AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE, SPECIFICATIES, VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE, WIJZIGING VAN HET TYPE EN VAN DE GOEDKEURING EN OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE".

c) Punt 1 wordt vervangen door:

"1. TOEPASSINGSGEBIED

Deze richtlijn is van toepassing op voertuigen van categorie M1 zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, van Richtlijn 70/156/EEG.".

d) De punten 2.1 en 2.2 worden vervangen door:

"2.1. 'binneninrichting':

2.1.1. de delen van het interieur met uitzondering van de achteruitkijkspiegels;

2.1.2. de plaats van de bedieningsorganen;

2.1.3. het dak of het rol- of schuifdak;

2.1.4. de rugleuning en de achterzijde van de zitplaatsen;

2.1.5. elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en scheidingssystemen.

2.2. 'voertuigtype', wat de binneninrichting van de passagiersruimte betreft, motorvoertuigen die onderling geen essentiële verschillen vertonen met name met betrekking tot:".

e) De volgende punten worden ingevoegd:

"2.2.3. het dak of het rol- of schuifdak,

2.2.4. de rugleuning en de achterzijde van de zitplaatsen,

2.2.5. elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en scheidingssystemen.".

f) De volgende punten worden ingevoegd:

"2.10. 'elektrisch bediende ruiten', ruiten die worden gesloten met behulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen,

2.11. 'elektrisch bediende dakpanelen', beweegbare panelen in het dak van het voertuig die met behulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen worden gesloten met een glijdende of kantelende beweging, met uitzondering van cabrioletsystemen,

2.12. 'elektrisch bediende scheidingssystemen', systemen die het interieur van een personenauto in ten minste twee delen verdelen en die worden gesloten met gebruikmaking van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen,

2.13. 'opening', de maximale vrije ruimte tussen de bovenrand of de voorrand, afhankelijk van de sluitrichting, van een elektrisch bediende ruit of scheiding of dakpaneel en het constructiedeel van het voertuig dat de grens van de ruit, de scheiding of het dakpaneel vormt, gezien vanuit het interieur van het voertuig of bij een scheidingssysteem vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte.

Voor het meten van een opening wordt een cilindrische proefstaaf (zonder kracht uit te oefenen) door die opening normaal loodrecht op de ruit, het dakpaneel of de scheiding geplaatst, zoals afgebeeld in figuur 1, vanuit het interieur van het voertuig of, indien van toepassing, vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte.".

g) De punten 3 tot en met 3.3 worden vervangen door:

"3. AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE

3.1. De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een voertuigtype met betrekking tot de binneninrichting wordt door de fabrikant ingediend.

3.2. In aanhangsel I wordt een model van het inlichtingenformulier gegeven.

3.3. De met de typegoedkeuringsproeven belaste technische dienst wordt het volgende ter beschikking gesteld:".

h) De volgende punten worden ingevoegd:

"5.5.2. Elektrisch bediende dakpaneelsystemen

5.5.2.1. Bovendien moeten elektrisch bediende dakpaneelsystemen en de bedieningsorganen daarvan aan de voorschriften van punt 5.8 voldoen.".

i) De punten 5.8 en 5.8.1 worden respectievelijk de punten 5.9 en 5.9.1.

j) De volgende punten worden ingevoegd:

"5.8. Elektrisch bediende ruiten, dakpaneelsystemen en scheidingssystemen

5.8.1. De onderstaande voorschriften zijn van toepassing op elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen en hebben tot doel de mogelijkheid dat een ongewilde of onjuiste werking daarvan letsel veroorzaakt, tot een minimum te beperken.

5.8.2. Normale bedrijfsvoorschriften

Met uitzondering van het bepaalde in punt 5.8.3 mogen elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen alleen onder een of meer van de volgende voorwaarden worden gesloten:

5.8.2.1. Wanneer de contactsleutel zich in ongeacht welke stand in het contactslot bevindt;

5.8.2.2. door middel van spierkracht zonder hulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen;

5.8.2.3. bij continue activering door een vergrendelsysteem aan de buitenzijde van het voertuig;

5.8.2.4. in de tijd tussen het ogenblik dat het contact van 'aan' naar 'uit' is geschakeld en/of de sleutel is verwijderd en het ogenblik dat geen van beide voordeuren voldoende is geopend om de inzittenden te laten uitstappen;

5.8.2.5. wanneer de sluitbeweging van een elektrisch bediende ruit, dakpaneel of scheiding begint bij een opening van niet meer dan 4 mm;

5.8.2.6. wanneer de elektrisch bediende ruit van een voertuigdeur zonder raamwerk aan de bovenzijde automatisch sluit telkens als deze deur wordt gesloten. In dit geval mag de maximale opening, zoals gedefinieerd in punt 2.13, voor het sluiten van de ruit niet meer dan 12 mm bedragen.

5.8.2.7. Het op afstand sluiten door middel van continue activering van een afstandsbedieningsinrichting is toegestaan, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

5.8.2.7.1. met de afstandsbedieningsinrichting mag het niet mogelijk zijn een elektrisch bediende ruit/dakpaneel/scheiding te sluiten op een afstand van meer dan 11 m van het voertuig;

5.8.2.7.2. met de afstandsbedieningsinrichting mag het niet mogelijk zijn een elektrisch bediende ruit/dakpaneel/scheiding te sluiten:

- indien de bedieningsinrichting en het voertuig door een ondoorzichtig oppervlak worden gescheiden

en

- indien de afstand tussen de afstandsbedieningsinrichting en het voertuig meer dan 6 meter bedraagt.

5.8.2.8. Het sluiten met één druk op de knop is uitsluitend voor de elektrisch bediende ruit van de bestuurdersdeur en het dakpaneel toegestaan en alleen zolang de contactsleutel zich in de stand bevindt waarbij de motor kan draaien.

5.8.3. Voorschriften inzake automatische omkering

5.8.3.1. Geen van de voorschriften van punt 5.8.2 is van toepassing indien een elektrisch bediende ruit/dakpaneelsysteem/scheidingssysteem is voorzien van een automatisch omkeermechanisme.

5.8.3.1.1. Dit mechanisme moet een ruit/dakpaneel/scheiding omkeren voordat een klemkracht van meer dan 100 N wordt uitgeoefend binnen een opening van 200 mm tot 4 mm boven de bovenrand van een elektrisch bediende ruit/scheiding of voor de voorrand van een schuifdak en aan de achterrand van een kantelend dakpaneel.

5.8.3.1.2. Na een automatische omkering moet de ruit of het dakpaneel of de scheiding in een van de volgende standen worden geopend:

5.8.3.1.2.1. een stand die het mogelijk maakt een halfstijve cilindrische staaf met een diameter van 200 mm door de opening te plaatsen op het(de)zelfde contactpunt(en) dat (die) in punt 5.8.3.1.1 is (zijn) gebruikt om het omkeergedrag te bepalen;

5.8.3.1.2.2. een stand die overeenkomt met de oorspronkelijke stand voordat het sluiten begon;

5.8.3.1.2.3. een stand die ten minste 50 mm meer open is dan de stand op het ogenblik dat het omkeren begon;

5.8.3.1.2.4. bij een kantelende beweging van een dakpaneel, de maximale hoekopening.

5.8.3.1.3. Voor de controle van elekrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen met een omkeermechanisme wordt een meetinstrument/proefstaaf vanuit het interieur van het voertuig of, bij een scheidingssysteem, vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte zodanig door de opening geplaatst dat het cilindrische oppervlak van de staaf in aanraking komt met een willekeurig constructiedeel van het voertuig dat de grens vormt van de ruit/dakopening/scheiding. De krachtafbuigingsverhouding van het meetinstrument mag niet meer dan 10 N/mm bedragen. De plaats van de proefstaven (normaal loodrecht op de ruit/het dakpaneel/de scheiding) is afgebeeld in aanhangsel 3, figuur 1.

5.8.4. Plaats en bediening van de schakelaars

5.8.4.1. Schakelaars van elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingen moeten zodanig worden aangebracht of bediend dat het risico van onopzettelijke sluiting tot een minimum wordt beperkt. De schakelaars moeten voor het sluiten continu worden bediend, behalve in het geval van de punten 5.8.2.6, 5.8.2.8 of 5.8.3.

5.8.4.2. Alle schakelaars voor achterste ruiten, dakpanelen en scheidingen die bestemd zijn om door inzittenden in het achterste gedeelte van het voertuig te worden gebruikt, moeten kunnen worden uitgeschakeld door middel van een door de bestuurder gecontroleerde schakelaar die zich voor een verticaal dwarsvlak door de punten R van de voorste zitplaatsen bevindt. Een door de bestuurder gecontroleerde schakelaar is niet vereist indien achterste ruiten, dakpanelen of scheidingen van een automatisch omkeermechanisme zijn voorzien. Is een door de bestuurder gecontroleerde schakelaar wel aanwezig, dan mag daarmee het omkeermechanisme niet buiten werking kunnen worden gesteld.

De door de bestuurder gecontroleerde schakelaar moet zodanig worden geplaatst dat het risico van onopzettelijke bediening tot een minimum wordt beperkt. De schakelaar moet worden aangeduid met het in aanhangsel 4 vermelde symbool.

5.8.5. Beveiligingsvoorzieningen

Alle beveiligingsvoorzieningen die worden gebruikt om schade aan de krachtbron te voorkomen bij overbelasting of blokkering, moeten automatisch kunnen worden teruggesteld terwijl de schakelaar waarmee een ruit/dakpaneel/scheiding wordt bediend, is geactiveerd.

5.8.6. Gebruiksaanwijzing

5.8.6.1. De handleiding door de bestuurder van het voertuig moet duidelijke aanwijzingen met betrekking tot elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingen bevatten, waaronder met name:

5.8.6.1.1. een uiteenzetting van de mogelijke gevolgen van een bekneld raken;

5.8.6.1.2. het gebruik van de door de bestuurder gecontroleerde schakelaar;

5.8.6.1.3. een 'WAARSCHUWING' die wijst op de gevaren, met name voor kinderen, bij onjuist gebruik/activering van elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen. Deze informatie moet wijzen op de verantwoordelijkheden van de bestuurder en aanwijzingen bevatten voor andere inzittenden alsook de aanbeveling het voertuig alleen te verlaten indien de sleutel uit het contactslot is verwijderd;

5.8.6.1.4. een 'WAARSCHUWING' die erop wijst dat bijzonder voorzichtig moet worden omgegaan met afstandsbedieningssystemen (zie punt 5.8.2.7), bijvoorbeeld dat deze alleen mogen worden gebruikt wanneer het voertuig duidelijk zichtbaar is, om er zeker van te zijn dat niemand bekneld kan raken door elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingssystemen.".

k) De punten 6 tot en met 8 worden vervangen door:

"6. VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE

6.1. Indien aan de desbetreffende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

6.2. In aanhangsel 2 wordt een model van het EG-typegoedkeuringsformulier gegeven.

6.3. Aan elk goedgekeurd type voertuig wordt overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG een goedkeuringsnummer toegekend. Een lidstaat kent een nummer slechts toe aan één type voertuig.

7. WIJZIGING VAN HET TYPE EN VAN DE GOEDKEURING

7.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

8. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

8.1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG worden maatregelen genomen om de overeenstemming van de productie te waarborgen.".

l) De volgende aanhangsels worden ingevoegd:

"Aanhangsel 1

>PIC FILE= "L_2000087NL.002802.EPS">

Aanhangsel 2

>PIC FILE= "L_2000087NL.002902.EPS">

Aanhangsel 3

>PIC FILE= "L_2000087NL.003002.EPS">

Aanhangsel 4

>PIC FILE= "L_2000087NL.003102.EPS">"

Top