EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011XG0429(01)
Council conclusions inviting the introduction of the European Case Law Identifier (ECLI) and a minimum set of uniform metadata for case law
Raadsconclusies waarin de invoering wordt aanbevolen van een Europese identificatiecode voor jurisprudentie (ECLI), en van een minimumaantal uniforme metagegevens betreffende jurisprudentie
Raadsconclusies waarin de invoering wordt aanbevolen van een Europese identificatiecode voor jurisprudentie (ECLI), en van een minimumaantal uniforme metagegevens betreffende jurisprudentie
PB C 127 van 29.4.2011, p. 1–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
29.4.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 127/1 |
Raadsconclusies waarin de invoering wordt aanbevolen van een Europese identificatiecode voor jurisprudentie (ECLI), en van een minimumaantal uniforme metagegevens betreffende jurisprudentie
2011/C 127/01
I. INLEIDING
1. |
Artikel 67 bis, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. |
2. |
In het meerjarenactieplan 2009-2013 voor de Europese e-justitie, dat de Raad van de Europese Unie heeft aangenomen, worden het belang van toegang tot de nationale jurisprudentie, alsook de noodzaak van standaardisatie en een decentrale technische architectuur benadrukt (1). |
3. |
Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat (2) benadrukt dat de nationale jurisprudentie over de grenzen heen toegankelijk moet worden, zodat de nationale rechter zijn taak in de Europese rechtsorde kan vervullen. |
II. VASTSTELLING VAN DE BEHOEFTEN
4. |
In een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waar plaats is ingeruimd voor justitiële samenwerking, moeten de actoren niet alleen het Europese recht kennen, maar vooral ook elkanders rechtsorde. |
5. |
Het Europese e-justitieportaal moet zorgen voor de beoogde verspreiding van informatie over de rechtsorde van de Unie en van de lidstaten, en een nuttig instrument voor de burger, de beroepspraktijk en de nationale autoriteiten worden. |
6. |
Kennis omtrent het materiële Unierecht en de toepassing ervan is niet alleen uit uniale rechtsbronnen verkrijgbaar, maar moet ook uit de jurisprudentie van de nationale rechtbanken worden gehaald, dat wil zeggen zowel verzoeken om een prejudiciële beslissing als de prejudiciële beslissingen zelf, en beslissingen waarbij het Unierecht rechtstreeks wordt toegepast. |
7. |
Met financiële steun of rechtstreeks door toedoen van de Europese Unie zijn de afgelopen jaren met het oog hierop initiatieven ondernomen, bijvoorbeeld de metazoekmachine van het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie (3), de databanken Dec.Nat en Jurifast van de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (4), de databank JURE (Jurisdiction Recognition Enforcement) van de Europese Commissie (5), EUR-Lex, en de jurisprudentiële databank van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (6). |
8. |
Uit het gebruik van en de medewerking aan deze initiatieven is duidelijk gebleken dat er behoefte is aan zulke databanken; de ervaring heeft echter ook uitgewezen dat ze vaak zeer complex en niet gebruiksvriendelijk zijn opgezet. |
9. |
Een taakgroep van de Groep e-justitie heeft in een studie (7) laten zien dat deze problemen niet alleen verband houden met meertaligheid, maar allereerst met het gebrek aan uniforme identificatiecodes voor jurisprudentie. Nationaal bestaan er diverse, justitiële of commerciële identificatiesystemen. Databanken die ontworpen zijn om de jurisprudentie van meerdere lidstaten te bevragen — de bovengenoemde zijn hiervan maar enkele voorbeelden — ontwikkelen soms hun eigen identificatiesysteem, en maken soms opnieuw gebruik van een of meer nationale nummeringsystemen. Het doorzoeken en aanhalen van jurisprudentie in grensoverschrijdend verband is dus een uiterst moeilijke aangelegenheid: de identificatiecodes van het ene systeem zijn niet altijd compatibel met de andere systemen. |
10. |
Uit de genoemde studie blijkt dat vergelijkbare problemen zich voordoen met betrekking tot de metagegevens die voor de beschrijving van jurisprudentie worden gebruikt. Dat alle nationale en Europese databanken verschillende benamings- en ontwerpregels voor metagegevens hanteren, ondermijnt de mogelijkheden van de rechters, de beroepspraktijk en de burger om jurisprudentie over de grenzen heen op een effectieve en gebruiksvriendelijke manier te doorzoeken. |
III. AANDUIDEN VAN OPLOSSINGEN
11. |
Volgens het evenredigheidsbeginsel, het in het Europese actieplan e-justitie onderschreven decentralisatiebeginsel, en de beginselen van het Europees interoperabiliteitskader, kan er geen sprake zijn van een centrale Europese databank met nationale jurisprudentie. Bovendien brengt elk deelgebied van het recht specifieke gebruiksbehoeften met zich mee, die aparte publieke dan wel commerciële databanken met eigen functies vereisen. |
12. |
Om de Europese jurisprudentiële databanken verder te kunnen ontwikkelen en de beroepspraktijk en de burger bij het gebruik ervan te kunnen helpen, wordt een gemeenschappelijk systeem op het gebied van jurisprudentiële identificatie, aanhaling en metagegevens als onontbeerlijk beschouwd. Een dergelijke gemeenschappelijke standaard zou in overeenstemming zijn met de hierboven vermelde beginselen. |
13. |
Voor de identificatie van rechterlijke beslissingen moet een standaardcode worden gebruikt die door zowel de mens als de computer kan worden herkend, gelezen en begrepen, en compatibel is met de technologische standaards. Tegelijk zouden de nationale dossieridentificatiesystemen parallel aan deze Europese standaard moeten kunnen functioneren, maar ook zou een Europese standaard desgewenst als enige nationale standaard moeten kunnen werken. |
14. |
Omdat er niet alleen binnen, maar ook tussen de lidstaten verschillen zijn in rechterlijke organisatie en in de door de rechtbanken gebruikte IT-toepassingen, moet het mogelijk zijn per rechtbank een identificatie- en metagegevenssysteem te implementeren. |
15. |
Conform het evenredigheids- en het decentralisatiebeginsel moet over de deelname van de rechtbanken aan dit jurisprudentiële identificatiesysteem op het nationale niveau worden beslist. |
16. |
Omdat het met het oog op de toepassing en het gebruik van een jurisprudentieel identificatie- en metagegevenssysteem van het hoogste belang is dat het systeem door de rechtbanken en de regeringen van de lidstaten wordt aanvaard, is over deze aanbeveling overleg gepleegd met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie, de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, het Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak, het LEX-initiatief, de workshop CEN/Metalex SEMIC.EU, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Publicatiebureau van de Europese Unie. |
17. |
Het identificatie- en metagegevenssysteem moet bekend worden gemaakt bij de bevolking en in de beroepspraktijk. Wil jurisprudentie die wordt aangeleverd met een identificatiecode en met metagegevens, zoals in de bijlage beschreven, voorts gemakkelijker op te zoeken zijn, dan moet zij — aan de hand van een identificatiecode en een minimumaantal metagegevens — opvraagbaar zijn via een gemeenschappelijke interface. De architectuur van deze gemeenschappelijke zoekinterface moet decentraal zijn, en ingebed in het Europese e-justitieportaal. Een gemeenschappelijke zoekinterface maakt een identificatie- en metagegevenssysteem weliswaar bruikbaarder, maar mag geen voorwaarde worden voor de invoering van het systeem op nationaal niveau. |
18. |
De gemeenschappelijke zoekinterface moet niet alleen een verbinding met publieke websites tot stand kunnen brengen, maar ook met andere websites die jurisprudentie, bijvoorbeeld in beknopte vorm of in vertaling, verspreiden. |
IV. CONCLUSIES
19. |
De lidstaten wordt verzocht uit eigen beweging op nationaal niveau de European Case Law Identifier („de ECLI”) en een minimumaantal uniforme jurisprudentiële metagegevens in te voeren. |
20. |
Voor de lidstaten die daartoe besluiten, gelden de volgende aanbevelingen:
|
(1) PB C 75 van 31.3.2009, blz. 1.
(2) 2007/2027(INI).
(3) http://www.network-presidents.eu/
(4) http://www.juradmin.eu/
(5) http://ec.europa.eu/civiljustice/jure/search_en.cfm
(6) http://infoportal.fra.europa.eu/
(7) 12907/1/09.
(8) IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
BIJLAGE
1. De opmaak van de European Case Law Identifier
1. |
De European Case Law Identifier (ECLI) bestaat uit vijf onderdelen, in de onderstaande volgorde:
|
2. |
Alle onderdelen worden gescheiden door een dubbelepunt („:”). |
3. |
Een ECLI bevat geen spatiëring of leestekens, binnen noch tussen de samenstellende delen, behoudens het bepaalde in punt 1 e) en punt 2). |
4. |
De letters in alle onderdelen zijn uitsluitend Latijnse alfanumerieke tekens. |
5. |
De letters in de punten 1 a), 1 b), 1 c) en 1 e) beschreven onderdelen zijn kapitalen; met dien verstande dat het hoofdlettergebruik niet tot een verschil in betekenis mag leiden. |
6. |
Ter wille van de bruikbaarheid en de begrijpelijkheid mogen aan het ECLI geen onderdelen worden toegevoegd. |
7. |
De namespace van het ECLI moet worden geregistreerd op https://e-justice.europa.eu/ecli |
2. Metagegevens
1. |
Ter wille van de begrijpelijkheid en het gemak bij het opzoeken, moeten in elk document dat een rechterlijke beslissing bevat de hieronder bedoelde metagegevens zijn vermeld. Deze metagegevens moeten zijn beschreven volgens de normen die zijn bepaald in het Dublin Core Metadata Initiative (het DCMI), en zoals hieronder in deze paragraaf is bepaald. |
2. |
Elk document dat een instantie van een rechterlijke beslissing is en dat met de in § 5 beschreven interface moet kunnen worden doorzocht, moet de volgende metagegevens bevatten:
|
3. |
Elk document dat een instantie van een beslissing is kan tevens de volgende metagegevens bevatten:
|
4. |
Alle in deze paragraaf bedoelde metagegevens zonder vaste opmaak of die niet op een schema zijn gebaseerd, zijn taalgevoelig. |
3. Nationale toepassing
3.1. De nationale ECLI-coördinator
1. |
Elke lidstaat die gebruik maakt van de ECLI moet bij de uitvoerende of rechterlijke macht een nationale ECLI-coördinator aanwijzen. Een land kan slechts één ECLI-coördinator hebben. |
2. |
De nationale ECLI-coördinator:
|
3. |
De wijze waarop het rangtelwoord is samengesteld moet door de nationale ECLI-coördinator worden bekendgemaakt op de in § 4 beschreven ECLI-website. De bestaande nationale identificatiesystemen voor jurisprudentie moeten zoveel mogelijk in het ECLI worden opgenomen. Wel moet worden voldaan aan de in § 1 vervatte opmaakregels. |
3.2. Toepassing
1. |
De toepassing van het ECLI in de lidstaten is een nationale aangelegenheid, ook indien Europese financiële steun wordt verleend. |
2. |
Binnen een gegeven land kunnen hoven en rechtbanken op verschillende tijdstippen toetreden tot het ECLI-systeem. |
3. |
Om gemakkelijker te kunnen verwijzen moet de ECLI ook worden gebruikt in materiële versies van de beslissing. |
4. |
De ECLI moet worden gebruikt voor alle beslissingen, niet slechts voor die welke op justitiële websites worden gepubliceerd. |
5. |
Historische beslissingen kunnen een ECLI krijgen. |
6. |
Toewijzing van de ECLI wordt op nationaal niveau geregeld door een aparte dienst, overeenkomstig de richtsnoeren van het Europees interoperabiliteitskader. |
4. De ECLI-website
1. |
Er wordt een ECLI-website gemaakt die behoort tot het Europees e-justitieportaal. |
2. |
De website:
|
5. De ECLI-zoekinterface
1. |
Er moet een gemeenschappelijke interface komen om nationale jurisprudentie te kunnen doorzoeken met de ECLI en (sommige van) de in § 2 omschreven metagegevens. De invoering van de ECLI en de gemeenschappelijke metagegevens staat los van de beschikbaarheid van de zoekinterface. |
2. |
Volgens het Europese actieplan e-justitie moet de interface een decentraal karakter hebben: er wordt geen databank op Europees niveau aangelegd; alleen wordt de mogelijkheid geboden onderling gekoppelde nationale databanken of websites te doorzoeken. |
3. |
De Europese Commissie is belast met het technisch functioneren van de zoekinterface. |
4. |
Eindgebruikers moeten via de ECLI-website toegang hebben tot de ECLI-zoekinterface, maar deze hoeft geen integraal onderdeel te zijn van de website. |
5. |
De Europese Commissie moet een duidelijk beschreven interface voor webtoepassingen ter beschikking stellen, die aan de zoekinterface wordt gekoppeld. Voorts moet zij ervoor zorgen dat de nationale coördinatoren over een mechanisme beschikken om hun lijst van hoven en rechtbanken te actualiseren, en informatie over de opmaak van het rangtelwoordsysteem te publiceren. |
6. |
De Commissie behoudt zich het recht voor om in geval van misbruik of oneigenlijk gebruik een organisatie de toegang tot de zoekinterface te ontzeggen. |
7. |
Op https://e-justice.europa.eu/ecli/ moet een coördinaten-transformator staan, waardoor via de zoekinterface zichtbaar wordt welke gegevens beschikbaar zijn over een ECLI die achter het adres wordt ingetikt. |
6. De ECLI binnen de EU
1. |
De ECLI-coördinator voor de EU is het Hof van Justitie. |
2. |
Waar van toepassing moet in de bijlage „land” of „lidstaat” worden gelezen als „EU”. |
(1) http://publications.europa.eu/code/en/en-370100.htm